Looien van huiden
voor het Rijk.
ACCUMULATOREN.
Fa. Gebr, Boeren. - s-Bosch.
Tweede Blad.
Starter— en Verlichtingsbatterijen
„Exide" Agentschap.
Numn» 43. Zaterdag 19 Mei '23.
Naar aanleiding van de bekende
vragen van het kamerlid den heer J.
van Rijzewijk aan den Minister van
Financiën, bevat de „Nederlandsche
Lederindustrie" van 8 Mei een hoofd
artikel. Waar wij ook naar aanleiding
daarvan een en ander zouden willen
zeggen, zijn wij zoo vrij het bewust
artikel ter betere orienteering onzer
lezers, hier eerst af te drukken:
Door het lid der Tweede Kamer,
den hr. Van Rijzewijk, zijn aan den
minister van Financiën de volgende
vragen gesteld
le. Kan de minister mededeelen
of onlangs een contract is afgesloten
betreffende het looien van huiden
tusschen of vanwege het rijk eener-
zijds en de firma Roes en Zn. te
Delft, anderzijds? i
2e. Is de minister bereid dat
contract te publiceeren, of, zoo neen,
ter visie te leggen voor de Kamer
leden
3e. Zijn meerdere Nederlandsche
looiers in de gelegenheid gesteld
geworden om kennis te nemen van
den wensch der regeering, om in
loon te laten looien en hun condities
op te geven Zoo ja, is het gesloten
contract voor het Rijk het voor-
deeligst
4. Is de bezuinigingsinspectie
over dit contract gehoord en, zoo
ja, heeft zij van haar overtuiging
doen blijken, dat het voor het Rijk
de voordeeligste gelegenheid biedt
om leder van inheemsch fabrikaat
aan te schaffen?
5e. Heeft de bezuinigingsinspec
tie zich bij haar taak door een on
partijdig persoon of lichaam laten
voorlichten
6e. Heeft de minister of zijn
gemachtigde, alvorens dit contract
af te sluiten, gebruik gemaakt van
den Rijksvoorlichtingsdienst ten
bate der lederindustrie te Waalwijk
Het was voor velen geen geheim
meer, dat er inderdaad een contract
tusschen de regeering eenerzijds en
de fa. Roes en Zn. te Delft ander
zijds is afgesloten voor het looien
van huiden ten dienste van het rijk,
dus van leger, vloot, gevangenissen,
enz.
En 't was ons ook bekend, dat
menigeen niet ingenomen was met
de tot standkoming van een dergelijk
contract, en wel hierom, wijl zij
hierin zagen een bevoorrechting van
één firma, een voorbijgaan van an
deren, die evengoed daarvoor in
aanmerking kwamen.
Nu zou men allereerst dienen te
weten, hoe dit contract tot stand ge
komen is; of van de regeering uit
het voorstel is gedaan aan de be
wuste firma, meenende hiermede
haar doel 't beste te kunnen berei
ken, in casu 't verkrijgen van een
alleszins soliede fabrikaat, dan wel
of de firma Roes heeft aangedrongen
om toch vooral van haar en van haar
alléén het rijks-leder te betrekken,
zoodoende er voor zorgend alle con
currentie uit te schakelen. Mocht
dit laatste 't geval zijn, dan zou men
kunnen spreken van een welgeslaag
de koopmansactie.
Volgens onze inlichtingen is de
tot-stand koming van het bewuste
contract echter eerder als volgt ge-
loopen. Door de regeering is ge
vraagd aan de betrokken flrma, of
zij (laatstgenoemde) bereid was in
loon te looien op bepaalde, door de
regeering genoemde voorwaarden.
De fa Roes heeft die voorwaarden
geaccepteerd. Dit was haar goed
recht, een ieder zou zulks gedaan
hebben bij een aannemelijk bod van
een kooperwe houden ons er
althans van overtuigd, dat andere
looiers ook zooveel koopmanschap
hadden bezeten.
Een andere quaestie is, of dit con
tract een bezuinigingsmaatregel mag
genoemd worden, of dit contract
een „voordeelige" wijze van zaken
doen kan heeten. Wij zouden dit niet
gaarne bevestigend willen beant
woorden.
Op de voordeeligste wijze ge
lijk de hr. van Rijzewijk vraagt
is het contract naar onze meening
niet afgesloten, maar wel dit wil
len we direct bijvoegen is de regee
ring verzekerd van een prima fabri
kaat, van een alleszins soliede looiïng
en behandeling Daar staat de Delft
sche irtna overal voor bekend.
Wat de vraagsteller bedoelt met
sub. 4, of het 't voordeeligste is
„om leder van inheemsch fabrikaat
aan te schaffen", is ons niet recht
duidelijk. De hr. v. Rijzewijk be
doelt toch niet, dat ook buitenlandsch
leder in aanmerking zou moeten
komen voor de levering aan het Rijk.
Zoo dit wel 't geval mocht zijn, dan
gaan we hiermede absoluut niet ac-
coord. De Ned looierij bevindt zich
werkelijk al meer dan genoeg in het
ongelukshoekje, zoodat voor rijks
leveringen stellig geen buitenlandsch
leder dient te worden aangeprezen.
Maar bovendien is het Nederland
sche fabrikaat niet minstens even
goed
Maar gezien de goede gezindheid,
die deze Tweede Kamer-afgevaardig
de de Ned looierij toedraagt, zooals
gebleken is bij de schoenenwetbe-
handeling, kunnen we ons niet voor
stellen, dat hij zoo iets zou wenschen
Waarschijnlijk is bedoeld vachege-
looid leer in tegenstelling met kuip-
gelooid leer. De hr. v. R had zich
echter beter moeten vergewissen van
deze twee begrippen.
Of en in hoeverre vachegelooid
leder even goed of beter is voor
militaire doeleinden, willen we hier
thans niet in den breede bespreken
Hoezeer ook de qualiteit van kuip-
gelooid leder te roemen valt, moge
het groote bezwaar hiervan niet
over 't hoofd gezien, namelijk de
quaestie van veel te langen looiduur,
die behalve op zich reeds een groot
nadeel vormt, vooral in geval van
snelle voorziening, ook door belang
rijk renteverlies vele inancieële offers
eischt en dus duurder uitkomt dan
de fabricage van 't vachegelooide
product Het is echter bekend dat
autoriteiten niet spoedig ontvankelijk
zijn voor nieuwe denkbeelden.
Het zal overigens ongetwijfeld
ieder betrokkene belang inboezemen
het antwoord te vernemen van den
minister van financiën op de vragen
van den hr. v. Rijzewijk ook of de
bezuinigings-inspectie gehoord is en
zich heeft laten voorlichten door een
onpartijdig persoon, alsook of advies
is ingewonnen bij den Rijksvoorlich
tingsdienst ten bate der lederindus
trie te Waalwijk.
Wellicht zal er dan gelegenheid
zijn om nog op deze aangelegenheid
terug te komen.
geschied is, de voordeeligste wijze van
aankoop van het benoodigde leder is.
In de Se vraag missen wij tot onzen
spijt tusschen „onpartijdig" en „per
soon" het woordje deskundig
Wat de 6e vraag betreft, behoeven
wij niet te zeggen, dat wij daarmede
geheel instemmen. Wij hebben tot onze
groote tevredenheid een Rijksschool
voor Leerlooiers en Schoenmakers m.
d.v. Rijksproefstation en Voorlichtings
dienst t.b. der Leder- en Schoenindus
trie in ons midden, die onder hare
ambtenaren vakmenschen heeft op ieder
i terrein in de schoen- en lederindustrie.
Wat ligt meer voor de hand dan dat
het Rijk de voorlichting van dit haar
instituut bij dergelijke, veelomvattende
transacties inroept?
Ten slotte nog dit:
In het stuk in „de Nederlandsche
Lederindustrie" wordl gezegd, dat het
leder bestemd zal zijn voor leger,
vloot, gevangenissen, enz.
Wij besluiten daaruit, dat bij het
sluiten van dat contract door of van
wege den Minister van Financiën, met
de desbetreffende Departementen wel
overleg gepleegd zal zijn en vertrouwen
daarom, dat het niet noodig zal zijn,
dat de vragensteller zich ook tot de
andere departementshoofden zal moeten
wenden.
Wij meenen, in afwachting van het
antwoord op de gestelde vragen, het
hierbij voorloopig te kunnen laten en
hopen dat het antwoord de groote
ongerustheid zal wegnemen, die hier
in breede kringen gewekt is. De Noord-
brabantsche ouderwetsche looierij
voelt zich bedreigd, zij wenscht geen
voorkeur, maar gelijke behandeling.
Speciale vakkundige Reparatie-Inrichting.
Laadstation. 22374
Eleetrlclteit.
Tegenover 't Station. Telef. No. 896.
Herdenking van het 100-|arig
bestaan van het Orgel in
de Hervormde Kerk te
Waalwijk.
19 Mei 1823-19 Mei 1923.
Bovenstaande beschouwing in ge
noemd vakblad geeft ons aanleiding
op deze zaak, waaromtrent wij reeds
tweemaal iets mededeelden, nogmaals
terug te komen.
Wij nemen dan aan, dat er een
contract gesloten is tusschen het Rijk
eenerzijds en de firma Roes te Delft
anderzijds en vragen ons allereerst af
„Wat behelst het en voor hoelang is
het gesloten?"
Hoe men in deze wisselende tijden
waar iedereen overtuigd is dat de grootst
mogelijke zuinigheid betracht moet
worden, er toe gekomen is een contract
te sluiten en dat misschien voorjaren
met een firma, die wel een goed pro
duct maakt, maar steeds duurder pro
duceerde dan de van oudsher bekende,
degelijke Brabantsche ouderwetsche
looiers, is ons een raadsel, temeer om
dat ons gebleken is bij onderzoek, dat
de Noordbrabantsche looiers #iiet in
de gelegenheid zijn gesteld, om te
concurreeren. Het mag bovendien als
bekend verondersteld worden, dat
meerdere van hen niet kunnen bestaan
als zij niet zeker zijn van leveranties,
hetzij direct, hetzij zijdelings aan het
Rijk en dat zij steeds tot volle tevre
denheid leder leverden, waarvan de
militaire schoenen gemaakt werden Ja,
nog sterker, de schoenfabrikanten, die
hier in Noordbrabant militaire schoenen
maken, verwerken vrijwel uitsluitend
leder uit deze provincie, omdat zooals
het „Dagblad van Noord-Brabant" in
zijn blad van 8 Mei terecht opmerkt,
in onze dorpen voordeeliger gelooid
kan worden, dan in de stad Delft.
Door de voordeelige aanbiedingen van
leder, in dezer povincie gelooid, waren
de Brabantsche schoenfabrikanten in
staat den militairen schoen te maken
aan een ongekend lagen prijs.
Wij nemen dan aan, dat het niet in
de bedoeling van dit contract zal kun
nen liggen, om in dezen voor het Rijk
zeer voordeeligen toestand, verandering
te brengen, daar de prijs van de mi
litaire schoenen op het oogenblik, (ons
werden prijzen van onder de f9 ge
noemd), toch waarlijk door de gezonde
concurrentie zoo laag is, dat hij niet
voor vermindering vatbaar genoemd
mag worden.
In bovenstaande beschouwing in
„de Nederlandsche Lederindustrie" van
8 Mei 1923 wordt dan ook van
deskundige zijde te verstaan ge
geven, dat een contract als het
onderhavige geen bezuinigingsmaatre
gel kan zijn. Wij zeggen: „Welnu, als
dit zoo is, waarom het dan afgesloten
ten nadeele van alle ouderwetsche
looiers op één na, die in deze slechte
tijden met de grootste moeite het hoofd
boven water kunnen houden, waarom
al deze nijvere werkers den strijd om
het bestaan nog verzwaard, terwijl zij
toch door hunne eenvoudige levens
wijze met een zeer geringe winst ge
noegen kunnen nemen. Wij zijn dan
ook zeer benieuwd wat het antwoord
zal zijn op de 3e vraag door den heer
van Rijzewijk gesteld.
Wat de 4e vraag betreft, waaraan
de deskundige in „de Nederlandsche
Lederindustrie" een extra beschouwing
vastknoopt, die is misschien voor twee
ërlei uitleg vatbaar, maar veilig kan
men aannemen, zooals de schrijver
ook doet, dat buitenlandsch fabrikaat
natuurlijk buitengesloten is en dat hier
dus bedoeld zal zijn of de bezuini
gingsinspectie heeft doen blijken, dat
het sluiten van dit contract, zooals het
Nu de Hervormde gemeente van
Waalwijk den 19 Mei dezes jaars het
100-jarig bestaan van haar kerkorgel
herdenkt, lijkt het mij niet ondienstig
iets naders dienaangaande en ook
omtrent de verschillende organisten,
die dat orgel en het vroegere in den
loop der eeuwen bediend hebben,
mede te deelen.
In het algemeen kan men zeggen,
dat het plaatsen van orgels in kerken
in sommige steden reeds vroegtijdig
geschieddemen denke aan het orgel
in de Martini kerk te Groningen en
aan dat in de Nieuwe kerk te Delft,
die beide reeds in de 15de eeuw be
stonden. Veel later geschiedde dat te
platten lande en pas in de 19de eeuw
begonnen de kerkorgels in kleinere
plaatsen meer algemeen in gebruik te
komen. Vooroordelen, kleingeestige
geloofsideeën en misschien te hooge
kosten hielden dat langen tijd tegen.
Waalwijk bezat reeds betrekkelijk
vroeg een kerkorgel. Of de Hervormde
gemeente aldaar reeds in 1648, het
jaar harer stichting, een orgel bezat,
is niet bekend de kerkelijke papieren
vermelden daaromtrent niets. Maar 37
jaren later, in 1685, kon de kerk aan
de Haven reeds op zulk een instrument
bogen. De oudst bekende organist van
Waalwijk was Jan Hermans, zoon van
den Waalwijkschen schoolmeester
Antonie Hermans (f 25 Sept. 1717)
en van diens vrouw Anna van Well
(f 8 Sept. 1726), die van 1685 tot
1734, dus bijna een halve eeuw, het
orgel gedurende de godsdienstoefenin
gen bespeelde, tot hij in 1734 over
leed. Zijn jaarlijksch tractement be
droeg in 1685 iets minder dan 100
gulden, maar werd in 1688 tot 100
gulden verhoogd. Dat blijkt uit twee
aanhalingen, geregistreerd in de ker-
keraadshandelingen van 31 December
1734, luidende aldus: a. „Wy predi-
„kant, oude en nieuwe kerkeraadsleden,
„nevens kerkmeesters hebben geordon-
„neert en goedgevonden het tractement
„van den organist Jan Hermans een
„wynig te verhoogen etc (1685); b.
„Wy predikant enz. hebben goedgevon
den het tractement van den organist
„Jan Hermans te verhoogen tot de
„zomme van hondert gulden (1688)"
Dien vroegen tijd in aanmerking geno
men, toen het geld nog betrekkelijk
schaarsch was, kan men niet anders
getuigen dan dat het nog zoo'n slecht
bezoldigd baantje niet was Het kerk
bestuur, dat zulk eene goede bezoldi
ging gaf, bestond uit de volgende
personen„Ds. Jacobus Dagevos"
predikant (1687—1732), „Dirck Mi-
chielsz van Nederveen" en „Lauiens de
Sylle," ouderlingen, „Dr. Jacobus de
Vries," oud ouderling, „Hendrik de
Bie" en „Pieter de Vries", diakenen,
„Pieter Schut" en „Johan van Hartigs-
velt", kerkmeesters
Toen /an Hermans den 7 October
1734 was overleden, rezen er, in ver
band met de benoeming van een nieu
wen organist, niet alleen moeilijkheden
in den boezem der Hervormde ge
meente zelve, maar ook met den Waal
wijkschen magistraat, die medezeggen
schap in die benoeming schijnt gepre
tendeerd te hebben. Den 10 October 1734
droeg de kerkeraad den kerkmeester
Mathijs van Suylekum op, om de
•fficieële papieren, waarop fan Her
mans in 1685 was benoemd, bij diens
weduwe ter inzage te gaan vragen.
Die werden hem den 12 October ge
geven, maar inplaats van ze aan den
kerkeraad te bezorgen, stond van Suy
lekum ze ik denk te goeder trouw - -
af aan den president-schepen Jan David
Werther, die ook diaken was, en die
ze overgaf aan Antonie Antonisz Her
mans, eveneens schepen en neef van
de weduwe jan Hermans. Zoo bleef
de kerkeraad verstoken van de noodige
papieren en kon met de aanstelling
van een organist niet doorgegaan wor
den. Den 16 December 1734 werd, op
aandrang van het kerkbestuur, een ge
combineerde vergadering van den ma
gistraat en den kerkeraad op het
raadhuis gehouden, die evenwel op
niets uitliep. Vier dagen later den 20
December, kwam de weduwe van Jan
Hermans onverwachts des morgens om
10 uren op bezoek bij den predikant
Ds. Cornelius van Royen (1733-1759),
en gaf dezen een „attestatie" over,
waarin ze verklaarde, dat ze de be
wuste papieren den löDecembertijdens
de vergadering op heLraadhuis had
verbrand.
Dit getreuzel en gekonkel moede,
besloten de kerkeraadsleden met
namen„Ds. Cornelius van Royen
predikant, „Jan van Eek" en „Antonie
de Sille", ouderlingen, „jan van der
End", oud-diaken, „Mathijs van Suy-
likum" en „Pieter de Gester", kerk
meesters in hunne vergadering van
den 31 December 1734, nadat zij eenige
organisten hadden gehoord, eene no
minatie van de volgende organisten op
te maken: „Dominicus van der Ham
men", „N. Bruëse", „Gerard Veltman"
en de weduwe „Jan Hermans", Daar
uit, werd met algemeene stemmen, tot
organist benoemd „Dominicus van der
Hammen", welke benoemingsacle aldus
„luidde: „Nademaal wy ondergeschre-
„ven predikant, ouderlingen en diaco-
„nen, zoo regerende als laatst afge
„ganen, mitsgaders regerende kerk-
„meesters van Waalwijk met eenparige
„stemmen der presente leden in onse
„kerkekamer tot organist dezer kerke
„verkoren hebben, gelijk wy als
„nog verkisen bij dezen Dominicus
„van der Hammen, op zodanigen
„tractement, als zijn voorzaad Jan
„Hermans bij de laatste resolutie van
„den jaare 1688 door de E: vergade
ring als boven is toegelegt, zijnde het
„gewoone en nu ordinaire tractement
„hondert guldensd»g alsoo dat
„zeventig guldens bij de kerkmeesters
„en dertig guldens bij de diacony dezer
„kerke betaald word. na gewoonte als
„van outs van drie tot drie maanden
„Zoo is 't dat wy ondergeschreven
„den verkoren Dominicus van der
„Hammen bij dezen daartoe aanstellen
„om dit gewoon tractement in corfor-
„mite, als boven vermeit is, temogen
„ontfangen. Actum Waalwijk den 31
„December 1734." (Volgen de hand-
teekeningen
De nieuwe organist mijn groot
vaders overgrootvader tegen wien de
weduwe Hermans met hare partij (o.a
Jan Volkers, schoolmeester) nog ge
ruimen tijd bleef wrokken was den
12 December 1694 te Tilburg geboren
uit het huwelijk van meester David van
der Hammen en Sara Buurmans. Nadat
Dominicus van der Hammen van 1724
tot 1726 „binnenvader" in het wees
huis te Steenbergen was geweest, waar
hij in eerste huwelijk was getrouwd
met Catharina Stieloffs, vestigde hij
zich op het einde van 1726 of bij het
begin van 1727 als „fijnschilder" voor
goed te Waalwijk en trouwde daar
tweede huwelijk met Helena
.neerenb. Wijl de toenmalige
„schoolmeester achter het raad
„huis Pieter Brueys, weigerde het orga-
„nistschap te aanvaarden, werd verder
„het volgende geaccordeerd Namelijk
„dat nu en in 't vervolg de aanstelling
„van een organist zal geschieden ten
„name van den Eerw. Heer predikant,
„ouderlingen^endiakenen, zoo regee-
„rende als laast afgaende, en voor het
„tegenwoordige door den Eerw Heer
„Samuel van Wesel, predikant, en den
„heer Frans Hogerwerff Buys, ouder-
„ling, als daar toe van den Eerw.
„Kerkenraad gecommitteert wezende,
„en dus wegens den kerkenraad ter
„eenre, en door de twee regeerende
„kerkmeesters Jacobus Broershart en
„Simon Fok, als gecommitteerdens van
„den magistraat, en dus ten name van
„den magistraat ter andere zydeEn
„dat die begevinge voor het tegen-
„woordige zal geschieden op den per-
„zoon van Christiaan Glaviman.
Den 29 Maart 1764 aanvaardde
Christiaan Glavimans zijn betrekking
als organist. Tijdens de vacature van
in
van der Ent. Gedurende bijna 30 jaren,
van 1734 tot 1763, heeft hij met veel
talent en bekwaamheid het organist
schap waargenomen, en het verblijdt
mij in niet geringe mate, dat een mij
ner voorouders in dien ouden tijd het
zijne er toe heeft bijgedragen, om met
zijn uitnemend orgelspel aan de lof
zangen der kerkelijke gemeente meer
bekoring te verleenen. Hij overleed den
30 Maart 1763, terwijl zijne weduwe
Helena van der Ent hem tot den 29
Juli 1785 overleefde, toen ook zij tot
hare vaderen vergaderd werd.
Na den dood van Dominicus van
der Hammen werd, om toekomstige ge
schillen te voorkomen, den 29 Juli
1763 tusschen den magistraat en den
kerkeraad zekere „conventie" getroffen,
op het volgende neerkomende: a.
„Wordt besloten bij het benoemen
„van een nieuwen organist, om het
„profijt der kerk te bevorderen, het
„organistschap met het schoolmeesters-
„ambt achter het raadhuis te combi-
1) Dit blijkt uit art. 5 van de kerkeraads-
handelingen van 6 Juni 1736, waarin o.m.
dit staat: „Dat daags daaraan, zijnde den
„1 Januari 1735, gepredikt wordende en door
„den nieuwen organist, die voorheen meer-
„malen zijn bekwaamhijd had laaten hooren,
„gespeelt wordende, hy Jan Volkers als
„voorzanger een vers met den orgel wel
„zong, maar vervolgens met hevighijd zijn
„hooft schuddende en telkens met veront-
„weerdinge na den orgel ziendeenz.
Maart 1763 tot Maart 1764, dus gedu
rende een goed jaar, nam Dr. Johan
Werther 14 Januari 1774) het or
ganistschap geheel gratis waar. Chris
tiaan Glavimans, gewoonlijk genoemd
„monsieur" Glavimans, wijl hij Fransche
schoolhouder was, gehuwd met Cor
nelia Ophorst, en vermoedelijk geboren
te Sprang of Vrijhoeven, was in 1761
met attestatie van Sprang naar Waal
wijk gekomen, vertrok 11 September
1767 naar Besoijen en vestigde zich
in 1776 als Fransche kostschoolhouder
te Oirschot. Hij was dus maar 3 of 4
jaren organist te Waalwijk en werd
als zoodanig opgevolgd door den
Waalwijkschen apotheker Laurens
Werther, die den 11 September 1767
benoemd werd op een tractement van
f60, te betalen voor de helft door de
kerk en voor de andere helft door de
diaconie. Toen Laurens Werther den
17 Maart 1781 was overleden, werd in
zijne plaats tot organist aangesteld Jan
David Werther, die in 1806 en misschien
nog eenige jaren daarna die betrekking
vervulde.
Intusschen was het kerkorgel, dat nu
reeds veel meer dan 100 jaren zijnen
dienst had gedaan, in het eerste kwar
taal der 19de eeuw allengskens meer
en meer in verval geraakthet begon
hard te verslijten, de „worm" was in
het hout gekomen en de klank was
valsch en slecht. Het eischte daarom
dringend een zorgvuldige „reparatie".
In onderscheidene vergaderingen van
het college van kerkvoogden en nota
belen de naam „kerkmeester" was
nu in de Hervormde kerk vervallen
werd in de jaren 1820 en 1821 over
dien onhoudbaren toestand ernstig
beraadslaagdde Bredasche orgelmaker
van Oeckelen, die pas een nieuw orgel
had afgeleverd in de kerk van 's Grave
moer, werd geraadpleegd, en deze
begrootte de meest noodige reparatie
kosten op 680 gulden. Toch werden
die herstellingen niet uitgevoerd en
dat moet worden toegeschreven aan
den invloed en ik moet in dit geval
zeggen aan den heilzamen invloed— van
Mr. Johan Petrus Scholten, die den
24 Augustus 1821 tot president-kerk
voogd was benoemd. Deze schijnt de
betrekkelijk hooge herstellingskosten
aan zulk een vervallen instrument als
weggegooid geld te hebben beschouwd
en gevoelde meer voor een geheel
nieuw orgel, waarvan de kosten op
1500 a 1600 gulden werden geraamd.
In 1785 geboren te Pico-Berbice
uit het huwelijk van Willem Scholten
en vrouwe Wilhelmina Pronck (f te W.
31 October 1821), en gehuwd met
Arnoldina Maria Frylinck. in 1776 te
Terheiden geboren uit het huwelijk van
Willem Folkert Frylinck en Anna Helena
Rietvelt, was Mr. Johan Petrus Scholten
in 1806 te Waalwijk komen wonen,
vertoefde tusschen 1809 en 1816 eeni-
gen tijd te Besoijen en Waspik, en
vestigde zich den 30 September 1816
voor goed te Waalwijk, waar hij tot
griffier bij het vredegerecht was be
noemd. Met leede oogen den slechten
toestand van het kerkorgel beschou
wende en zich vaak bedroevende over
den allerjammerlijksten klank, dien het
afgetakelde instrument voortbracht,
rijpte bij hem al meer en meer het
voornemen, daarin door zijne echt-
genoote aangemoedigd, om aan de
1) Vóór 1815 was Berbice eene Neder
landsche kolonie in Zuid-Amerika (Guyana).
Er waren een „district" Berbice, eene „rivier"
Berbice en eene „stad" Berbice Bij den
vrede van Parijs in 1815 werd die bezitting
I aan Engeland afgestaan. „Pico Berbice" zal
de tegenwoordige stad „Nieuw-Amsterdam"
geweest zijn, hoofdplaats van het district
I Berbice (Engelsch Guyana).