Looien van huiden voor het Rijk. ACCUMULATOREN. Fa. Gebr, Boeren. - s-Bosch. Tweede Blad. Starter— en Verlichtingsbatterijen „Exide" Agentschap. Numn» 43. Zaterdag 19 Mei '23. Naar aanleiding van de bekende vragen van het kamerlid den heer J. van Rijzewijk aan den Minister van Financiën, bevat de „Nederlandsche Lederindustrie" van 8 Mei een hoofd artikel. Waar wij ook naar aanleiding daarvan een en ander zouden willen zeggen, zijn wij zoo vrij het bewust artikel ter betere orienteering onzer lezers, hier eerst af te drukken: Door het lid der Tweede Kamer, den hr. Van Rijzewijk, zijn aan den minister van Financiën de volgende vragen gesteld le. Kan de minister mededeelen of onlangs een contract is afgesloten betreffende het looien van huiden tusschen of vanwege het rijk eener- zijds en de firma Roes en Zn. te Delft, anderzijds? i 2e. Is de minister bereid dat contract te publiceeren, of, zoo neen, ter visie te leggen voor de Kamer leden 3e. Zijn meerdere Nederlandsche looiers in de gelegenheid gesteld geworden om kennis te nemen van den wensch der regeering, om in loon te laten looien en hun condities op te geven Zoo ja, is het gesloten contract voor het Rijk het voor- deeligst 4. Is de bezuinigingsinspectie over dit contract gehoord en, zoo ja, heeft zij van haar overtuiging doen blijken, dat het voor het Rijk de voordeeligste gelegenheid biedt om leder van inheemsch fabrikaat aan te schaffen? 5e. Heeft de bezuinigingsinspec tie zich bij haar taak door een on partijdig persoon of lichaam laten voorlichten 6e. Heeft de minister of zijn gemachtigde, alvorens dit contract af te sluiten, gebruik gemaakt van den Rijksvoorlichtingsdienst ten bate der lederindustrie te Waalwijk Het was voor velen geen geheim meer, dat er inderdaad een contract tusschen de regeering eenerzijds en de fa. Roes en Zn. te Delft ander zijds is afgesloten voor het looien van huiden ten dienste van het rijk, dus van leger, vloot, gevangenissen, enz. En 't was ons ook bekend, dat menigeen niet ingenomen was met de tot standkoming van een dergelijk contract, en wel hierom, wijl zij hierin zagen een bevoorrechting van één firma, een voorbijgaan van an deren, die evengoed daarvoor in aanmerking kwamen. Nu zou men allereerst dienen te weten, hoe dit contract tot stand ge komen is; of van de regeering uit het voorstel is gedaan aan de be wuste firma, meenende hiermede haar doel 't beste te kunnen berei ken, in casu 't verkrijgen van een alleszins soliede fabrikaat, dan wel of de firma Roes heeft aangedrongen om toch vooral van haar en van haar alléén het rijks-leder te betrekken, zoodoende er voor zorgend alle con currentie uit te schakelen. Mocht dit laatste 't geval zijn, dan zou men kunnen spreken van een welgeslaag de koopmansactie. Volgens onze inlichtingen is de tot-stand koming van het bewuste contract echter eerder als volgt ge- loopen. Door de regeering is ge vraagd aan de betrokken flrma, of zij (laatstgenoemde) bereid was in loon te looien op bepaalde, door de regeering genoemde voorwaarden. De fa Roes heeft die voorwaarden geaccepteerd. Dit was haar goed recht, een ieder zou zulks gedaan hebben bij een aannemelijk bod van een kooperwe houden ons er althans van overtuigd, dat andere looiers ook zooveel koopmanschap hadden bezeten. Een andere quaestie is, of dit con tract een bezuinigingsmaatregel mag genoemd worden, of dit contract een „voordeelige" wijze van zaken doen kan heeten. Wij zouden dit niet gaarne bevestigend willen beant woorden. Op de voordeeligste wijze ge lijk de hr. van Rijzewijk vraagt is het contract naar onze meening niet afgesloten, maar wel dit wil len we direct bijvoegen is de regee ring verzekerd van een prima fabri kaat, van een alleszins soliede looiïng en behandeling Daar staat de Delft sche irtna overal voor bekend. Wat de vraagsteller bedoelt met sub. 4, of het 't voordeeligste is „om leder van inheemsch fabrikaat aan te schaffen", is ons niet recht duidelijk. De hr. v. Rijzewijk be doelt toch niet, dat ook buitenlandsch leder in aanmerking zou moeten komen voor de levering aan het Rijk. Zoo dit wel 't geval mocht zijn, dan gaan we hiermede absoluut niet ac- coord. De Ned looierij bevindt zich werkelijk al meer dan genoeg in het ongelukshoekje, zoodat voor rijks leveringen stellig geen buitenlandsch leder dient te worden aangeprezen. Maar bovendien is het Nederland sche fabrikaat niet minstens even goed Maar gezien de goede gezindheid, die deze Tweede Kamer-afgevaardig de de Ned looierij toedraagt, zooals gebleken is bij de schoenenwetbe- handeling, kunnen we ons niet voor stellen, dat hij zoo iets zou wenschen Waarschijnlijk is bedoeld vachege- looid leer in tegenstelling met kuip- gelooid leer. De hr. v. R had zich echter beter moeten vergewissen van deze twee begrippen. Of en in hoeverre vachegelooid leder even goed of beter is voor militaire doeleinden, willen we hier thans niet in den breede bespreken Hoezeer ook de qualiteit van kuip- gelooid leder te roemen valt, moge het groote bezwaar hiervan niet over 't hoofd gezien, namelijk de quaestie van veel te langen looiduur, die behalve op zich reeds een groot nadeel vormt, vooral in geval van snelle voorziening, ook door belang rijk renteverlies vele inancieële offers eischt en dus duurder uitkomt dan de fabricage van 't vachegelooide product Het is echter bekend dat autoriteiten niet spoedig ontvankelijk zijn voor nieuwe denkbeelden. Het zal overigens ongetwijfeld ieder betrokkene belang inboezemen het antwoord te vernemen van den minister van financiën op de vragen van den hr. v. Rijzewijk ook of de bezuinigings-inspectie gehoord is en zich heeft laten voorlichten door een onpartijdig persoon, alsook of advies is ingewonnen bij den Rijksvoorlich tingsdienst ten bate der lederindus trie te Waalwijk. Wellicht zal er dan gelegenheid zijn om nog op deze aangelegenheid terug te komen. geschied is, de voordeeligste wijze van aankoop van het benoodigde leder is. In de Se vraag missen wij tot onzen spijt tusschen „onpartijdig" en „per soon" het woordje deskundig Wat de 6e vraag betreft, behoeven wij niet te zeggen, dat wij daarmede geheel instemmen. Wij hebben tot onze groote tevredenheid een Rijksschool voor Leerlooiers en Schoenmakers m. d.v. Rijksproefstation en Voorlichtings dienst t.b. der Leder- en Schoenindus trie in ons midden, die onder hare ambtenaren vakmenschen heeft op ieder i terrein in de schoen- en lederindustrie. Wat ligt meer voor de hand dan dat het Rijk de voorlichting van dit haar instituut bij dergelijke, veelomvattende transacties inroept? Ten slotte nog dit: In het stuk in „de Nederlandsche Lederindustrie" wordl gezegd, dat het leder bestemd zal zijn voor leger, vloot, gevangenissen, enz. Wij besluiten daaruit, dat bij het sluiten van dat contract door of van wege den Minister van Financiën, met de desbetreffende Departementen wel overleg gepleegd zal zijn en vertrouwen daarom, dat het niet noodig zal zijn, dat de vragensteller zich ook tot de andere departementshoofden zal moeten wenden. Wij meenen, in afwachting van het antwoord op de gestelde vragen, het hierbij voorloopig te kunnen laten en hopen dat het antwoord de groote ongerustheid zal wegnemen, die hier in breede kringen gewekt is. De Noord- brabantsche ouderwetsche looierij voelt zich bedreigd, zij wenscht geen voorkeur, maar gelijke behandeling. Speciale vakkundige Reparatie-Inrichting. Laadstation. 22374 Eleetrlclteit. Tegenover 't Station. Telef. No. 896. Herdenking van het 100-|arig bestaan van het Orgel in de Hervormde Kerk te Waalwijk. 19 Mei 1823-19 Mei 1923. Bovenstaande beschouwing in ge noemd vakblad geeft ons aanleiding op deze zaak, waaromtrent wij reeds tweemaal iets mededeelden, nogmaals terug te komen. Wij nemen dan aan, dat er een contract gesloten is tusschen het Rijk eenerzijds en de firma Roes te Delft anderzijds en vragen ons allereerst af „Wat behelst het en voor hoelang is het gesloten?" Hoe men in deze wisselende tijden waar iedereen overtuigd is dat de grootst mogelijke zuinigheid betracht moet worden, er toe gekomen is een contract te sluiten en dat misschien voorjaren met een firma, die wel een goed pro duct maakt, maar steeds duurder pro duceerde dan de van oudsher bekende, degelijke Brabantsche ouderwetsche looiers, is ons een raadsel, temeer om dat ons gebleken is bij onderzoek, dat de Noordbrabantsche looiers #iiet in de gelegenheid zijn gesteld, om te concurreeren. Het mag bovendien als bekend verondersteld worden, dat meerdere van hen niet kunnen bestaan als zij niet zeker zijn van leveranties, hetzij direct, hetzij zijdelings aan het Rijk en dat zij steeds tot volle tevre denheid leder leverden, waarvan de militaire schoenen gemaakt werden Ja, nog sterker, de schoenfabrikanten, die hier in Noordbrabant militaire schoenen maken, verwerken vrijwel uitsluitend leder uit deze provincie, omdat zooals het „Dagblad van Noord-Brabant" in zijn blad van 8 Mei terecht opmerkt, in onze dorpen voordeeliger gelooid kan worden, dan in de stad Delft. Door de voordeelige aanbiedingen van leder, in dezer povincie gelooid, waren de Brabantsche schoenfabrikanten in staat den militairen schoen te maken aan een ongekend lagen prijs. Wij nemen dan aan, dat het niet in de bedoeling van dit contract zal kun nen liggen, om in dezen voor het Rijk zeer voordeeligen toestand, verandering te brengen, daar de prijs van de mi litaire schoenen op het oogenblik, (ons werden prijzen van onder de f9 ge noemd), toch waarlijk door de gezonde concurrentie zoo laag is, dat hij niet voor vermindering vatbaar genoemd mag worden. In bovenstaande beschouwing in „de Nederlandsche Lederindustrie" van 8 Mei 1923 wordt dan ook van deskundige zijde te verstaan ge geven, dat een contract als het onderhavige geen bezuinigingsmaatre gel kan zijn. Wij zeggen: „Welnu, als dit zoo is, waarom het dan afgesloten ten nadeele van alle ouderwetsche looiers op één na, die in deze slechte tijden met de grootste moeite het hoofd boven water kunnen houden, waarom al deze nijvere werkers den strijd om het bestaan nog verzwaard, terwijl zij toch door hunne eenvoudige levens wijze met een zeer geringe winst ge noegen kunnen nemen. Wij zijn dan ook zeer benieuwd wat het antwoord zal zijn op de 3e vraag door den heer van Rijzewijk gesteld. Wat de 4e vraag betreft, waaraan de deskundige in „de Nederlandsche Lederindustrie" een extra beschouwing vastknoopt, die is misschien voor twee ërlei uitleg vatbaar, maar veilig kan men aannemen, zooals de schrijver ook doet, dat buitenlandsch fabrikaat natuurlijk buitengesloten is en dat hier dus bedoeld zal zijn of de bezuini gingsinspectie heeft doen blijken, dat het sluiten van dit contract, zooals het Nu de Hervormde gemeente van Waalwijk den 19 Mei dezes jaars het 100-jarig bestaan van haar kerkorgel herdenkt, lijkt het mij niet ondienstig iets naders dienaangaande en ook omtrent de verschillende organisten, die dat orgel en het vroegere in den loop der eeuwen bediend hebben, mede te deelen. In het algemeen kan men zeggen, dat het plaatsen van orgels in kerken in sommige steden reeds vroegtijdig geschieddemen denke aan het orgel in de Martini kerk te Groningen en aan dat in de Nieuwe kerk te Delft, die beide reeds in de 15de eeuw be stonden. Veel later geschiedde dat te platten lande en pas in de 19de eeuw begonnen de kerkorgels in kleinere plaatsen meer algemeen in gebruik te komen. Vooroordelen, kleingeestige geloofsideeën en misschien te hooge kosten hielden dat langen tijd tegen. Waalwijk bezat reeds betrekkelijk vroeg een kerkorgel. Of de Hervormde gemeente aldaar reeds in 1648, het jaar harer stichting, een orgel bezat, is niet bekend de kerkelijke papieren vermelden daaromtrent niets. Maar 37 jaren later, in 1685, kon de kerk aan de Haven reeds op zulk een instrument bogen. De oudst bekende organist van Waalwijk was Jan Hermans, zoon van den Waalwijkschen schoolmeester Antonie Hermans (f 25 Sept. 1717) en van diens vrouw Anna van Well (f 8 Sept. 1726), die van 1685 tot 1734, dus bijna een halve eeuw, het orgel gedurende de godsdienstoefenin gen bespeelde, tot hij in 1734 over leed. Zijn jaarlijksch tractement be droeg in 1685 iets minder dan 100 gulden, maar werd in 1688 tot 100 gulden verhoogd. Dat blijkt uit twee aanhalingen, geregistreerd in de ker- keraadshandelingen van 31 December 1734, luidende aldus: a. „Wy predi- „kant, oude en nieuwe kerkeraadsleden, „nevens kerkmeesters hebben geordon- „neert en goedgevonden het tractement „van den organist Jan Hermans een „wynig te verhoogen etc (1685); b. „Wy predikant enz. hebben goedgevon den het tractement van den organist „Jan Hermans te verhoogen tot de „zomme van hondert gulden (1688)" Dien vroegen tijd in aanmerking geno men, toen het geld nog betrekkelijk schaarsch was, kan men niet anders getuigen dan dat het nog zoo'n slecht bezoldigd baantje niet was Het kerk bestuur, dat zulk eene goede bezoldi ging gaf, bestond uit de volgende personen„Ds. Jacobus Dagevos" predikant (1687—1732), „Dirck Mi- chielsz van Nederveen" en „Lauiens de Sylle," ouderlingen, „Dr. Jacobus de Vries," oud ouderling, „Hendrik de Bie" en „Pieter de Vries", diakenen, „Pieter Schut" en „Johan van Hartigs- velt", kerkmeesters Toen /an Hermans den 7 October 1734 was overleden, rezen er, in ver band met de benoeming van een nieu wen organist, niet alleen moeilijkheden in den boezem der Hervormde ge meente zelve, maar ook met den Waal wijkschen magistraat, die medezeggen schap in die benoeming schijnt gepre tendeerd te hebben. Den 10 October 1734 droeg de kerkeraad den kerkmeester Mathijs van Suylekum op, om de •fficieële papieren, waarop fan Her mans in 1685 was benoemd, bij diens weduwe ter inzage te gaan vragen. Die werden hem den 12 October ge geven, maar inplaats van ze aan den kerkeraad te bezorgen, stond van Suy lekum ze ik denk te goeder trouw - - af aan den president-schepen Jan David Werther, die ook diaken was, en die ze overgaf aan Antonie Antonisz Her mans, eveneens schepen en neef van de weduwe jan Hermans. Zoo bleef de kerkeraad verstoken van de noodige papieren en kon met de aanstelling van een organist niet doorgegaan wor den. Den 16 December 1734 werd, op aandrang van het kerkbestuur, een ge combineerde vergadering van den ma gistraat en den kerkeraad op het raadhuis gehouden, die evenwel op niets uitliep. Vier dagen later den 20 December, kwam de weduwe van Jan Hermans onverwachts des morgens om 10 uren op bezoek bij den predikant Ds. Cornelius van Royen (1733-1759), en gaf dezen een „attestatie" over, waarin ze verklaarde, dat ze de be wuste papieren den löDecembertijdens de vergadering op heLraadhuis had verbrand. Dit getreuzel en gekonkel moede, besloten de kerkeraadsleden met namen„Ds. Cornelius van Royen predikant, „Jan van Eek" en „Antonie de Sille", ouderlingen, „jan van der End", oud-diaken, „Mathijs van Suy- likum" en „Pieter de Gester", kerk meesters in hunne vergadering van den 31 December 1734, nadat zij eenige organisten hadden gehoord, eene no minatie van de volgende organisten op te maken: „Dominicus van der Ham men", „N. Bruëse", „Gerard Veltman" en de weduwe „Jan Hermans", Daar uit, werd met algemeene stemmen, tot organist benoemd „Dominicus van der Hammen", welke benoemingsacle aldus „luidde: „Nademaal wy ondergeschre- „ven predikant, ouderlingen en diaco- „nen, zoo regerende als laatst afge „ganen, mitsgaders regerende kerk- „meesters van Waalwijk met eenparige „stemmen der presente leden in onse „kerkekamer tot organist dezer kerke „verkoren hebben, gelijk wy als „nog verkisen bij dezen Dominicus „van der Hammen, op zodanigen „tractement, als zijn voorzaad Jan „Hermans bij de laatste resolutie van „den jaare 1688 door de E: vergade ring als boven is toegelegt, zijnde het „gewoone en nu ordinaire tractement „hondert guldensd»g alsoo dat „zeventig guldens bij de kerkmeesters „en dertig guldens bij de diacony dezer „kerke betaald word. na gewoonte als „van outs van drie tot drie maanden „Zoo is 't dat wy ondergeschreven „den verkoren Dominicus van der „Hammen bij dezen daartoe aanstellen „om dit gewoon tractement in corfor- „mite, als boven vermeit is, temogen „ontfangen. Actum Waalwijk den 31 „December 1734." (Volgen de hand- teekeningen De nieuwe organist mijn groot vaders overgrootvader tegen wien de weduwe Hermans met hare partij (o.a Jan Volkers, schoolmeester) nog ge ruimen tijd bleef wrokken was den 12 December 1694 te Tilburg geboren uit het huwelijk van meester David van der Hammen en Sara Buurmans. Nadat Dominicus van der Hammen van 1724 tot 1726 „binnenvader" in het wees huis te Steenbergen was geweest, waar hij in eerste huwelijk was getrouwd met Catharina Stieloffs, vestigde hij zich op het einde van 1726 of bij het begin van 1727 als „fijnschilder" voor goed te Waalwijk en trouwde daar tweede huwelijk met Helena .neerenb. Wijl de toenmalige „schoolmeester achter het raad „huis Pieter Brueys, weigerde het orga- „nistschap te aanvaarden, werd verder „het volgende geaccordeerd Namelijk „dat nu en in 't vervolg de aanstelling „van een organist zal geschieden ten „name van den Eerw. Heer predikant, „ouderlingen^endiakenen, zoo regee- „rende als laast afgaende, en voor het „tegenwoordige door den Eerw Heer „Samuel van Wesel, predikant, en den „heer Frans Hogerwerff Buys, ouder- „ling, als daar toe van den Eerw. „Kerkenraad gecommitteert wezende, „en dus wegens den kerkenraad ter „eenre, en door de twee regeerende „kerkmeesters Jacobus Broershart en „Simon Fok, als gecommitteerdens van „den magistraat, en dus ten name van „den magistraat ter andere zydeEn „dat die begevinge voor het tegen- „woordige zal geschieden op den per- „zoon van Christiaan Glaviman. Den 29 Maart 1764 aanvaardde Christiaan Glavimans zijn betrekking als organist. Tijdens de vacature van in van der Ent. Gedurende bijna 30 jaren, van 1734 tot 1763, heeft hij met veel talent en bekwaamheid het organist schap waargenomen, en het verblijdt mij in niet geringe mate, dat een mij ner voorouders in dien ouden tijd het zijne er toe heeft bijgedragen, om met zijn uitnemend orgelspel aan de lof zangen der kerkelijke gemeente meer bekoring te verleenen. Hij overleed den 30 Maart 1763, terwijl zijne weduwe Helena van der Ent hem tot den 29 Juli 1785 overleefde, toen ook zij tot hare vaderen vergaderd werd. Na den dood van Dominicus van der Hammen werd, om toekomstige ge schillen te voorkomen, den 29 Juli 1763 tusschen den magistraat en den kerkeraad zekere „conventie" getroffen, op het volgende neerkomende: a. „Wordt besloten bij het benoemen „van een nieuwen organist, om het „profijt der kerk te bevorderen, het „organistschap met het schoolmeesters- „ambt achter het raadhuis te combi- 1) Dit blijkt uit art. 5 van de kerkeraads- handelingen van 6 Juni 1736, waarin o.m. dit staat: „Dat daags daaraan, zijnde den „1 Januari 1735, gepredikt wordende en door „den nieuwen organist, die voorheen meer- „malen zijn bekwaamhijd had laaten hooren, „gespeelt wordende, hy Jan Volkers als „voorzanger een vers met den orgel wel „zong, maar vervolgens met hevighijd zijn „hooft schuddende en telkens met veront- „weerdinge na den orgel ziendeenz. Maart 1763 tot Maart 1764, dus gedu rende een goed jaar, nam Dr. Johan Werther 14 Januari 1774) het or ganistschap geheel gratis waar. Chris tiaan Glavimans, gewoonlijk genoemd „monsieur" Glavimans, wijl hij Fransche schoolhouder was, gehuwd met Cor nelia Ophorst, en vermoedelijk geboren te Sprang of Vrijhoeven, was in 1761 met attestatie van Sprang naar Waal wijk gekomen, vertrok 11 September 1767 naar Besoijen en vestigde zich in 1776 als Fransche kostschoolhouder te Oirschot. Hij was dus maar 3 of 4 jaren organist te Waalwijk en werd als zoodanig opgevolgd door den Waalwijkschen apotheker Laurens Werther, die den 11 September 1767 benoemd werd op een tractement van f60, te betalen voor de helft door de kerk en voor de andere helft door de diaconie. Toen Laurens Werther den 17 Maart 1781 was overleden, werd in zijne plaats tot organist aangesteld Jan David Werther, die in 1806 en misschien nog eenige jaren daarna die betrekking vervulde. Intusschen was het kerkorgel, dat nu reeds veel meer dan 100 jaren zijnen dienst had gedaan, in het eerste kwar taal der 19de eeuw allengskens meer en meer in verval geraakthet begon hard te verslijten, de „worm" was in het hout gekomen en de klank was valsch en slecht. Het eischte daarom dringend een zorgvuldige „reparatie". In onderscheidene vergaderingen van het college van kerkvoogden en nota belen de naam „kerkmeester" was nu in de Hervormde kerk vervallen werd in de jaren 1820 en 1821 over dien onhoudbaren toestand ernstig beraadslaagdde Bredasche orgelmaker van Oeckelen, die pas een nieuw orgel had afgeleverd in de kerk van 's Grave moer, werd geraadpleegd, en deze begrootte de meest noodige reparatie kosten op 680 gulden. Toch werden die herstellingen niet uitgevoerd en dat moet worden toegeschreven aan den invloed en ik moet in dit geval zeggen aan den heilzamen invloed— van Mr. Johan Petrus Scholten, die den 24 Augustus 1821 tot president-kerk voogd was benoemd. Deze schijnt de betrekkelijk hooge herstellingskosten aan zulk een vervallen instrument als weggegooid geld te hebben beschouwd en gevoelde meer voor een geheel nieuw orgel, waarvan de kosten op 1500 a 1600 gulden werden geraamd. In 1785 geboren te Pico-Berbice uit het huwelijk van Willem Scholten en vrouwe Wilhelmina Pronck (f te W. 31 October 1821), en gehuwd met Arnoldina Maria Frylinck. in 1776 te Terheiden geboren uit het huwelijk van Willem Folkert Frylinck en Anna Helena Rietvelt, was Mr. Johan Petrus Scholten in 1806 te Waalwijk komen wonen, vertoefde tusschen 1809 en 1816 eeni- gen tijd te Besoijen en Waspik, en vestigde zich den 30 September 1816 voor goed te Waalwijk, waar hij tot griffier bij het vredegerecht was be noemd. Met leede oogen den slechten toestand van het kerkorgel beschou wende en zich vaak bedroevende over den allerjammerlijksten klank, dien het afgetakelde instrument voortbracht, rijpte bij hem al meer en meer het voornemen, daarin door zijne echt- genoote aangemoedigd, om aan de 1) Vóór 1815 was Berbice eene Neder landsche kolonie in Zuid-Amerika (Guyana). Er waren een „district" Berbice, eene „rivier" Berbice en eene „stad" Berbice Bij den vrede van Parijs in 1815 werd die bezitting I aan Engeland afgestaan. „Pico Berbice" zal de tegenwoordige stad „Nieuw-Amsterdam" geweest zijn, hoofdplaats van het district I Berbice (Engelsch Guyana).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1923 | | pagina 5