Toegewijd aan Handel, industrie en Gemeentebelangen.
VEMEK SPEL
Gemeenteraad.
EERSTE BLAD.
FEUILLETON
JiOORD-BRABAND"
NUMMER 82.
WOENSDAQ 3 OCTOBER 1923.
«46e JAARGANG.
JJraaAT»;
WAALWIJKSOHB STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN.
«Telefoon N*. TU«fr.-AdresECHO.
2)it nummer bestaat uit Twee
Bladen
GEERTRUIDENBERG.
(Vervolg
Timmermans. Ik wil nog eens vragen
of het niet mogelijk is dat voortaan
de vergadering 's avonds wordt gehou
den. Nu er een nieuwe burgemeester
komt, kan daar wel eens over worden
gesproken. Vroeger werden de verga
deringen ook 's avonds gehouden doch
dat is om redenen die ik hier niet
nader zal aanhalen, veranderd. Voor
zakenmenschen is een uur in den mor
gen zeer lastig, vooral als men op
reis moet.
Voorzitter. Daar zal ik niet veel
meer aan kunnen doen. Dat moet ik aan
den nieuwen burgemeester overlaten.
Timmermans. Ik weet dat het recht
van oproeping enz. geheel aan den
burgemeester is, maar men zou nu
toch een besluit uit kunnen lokken.
Als bet uit den boezem van den raad
komt zal hij daar wel rekening mee
willen houden. Als dat gevoelen van
den raad eens werd overgebracht
Voorzitter. Uw gezegde wordt in de
notulen opgenomen en dan hoort de
nieuwe Voorzitter het vanzelf
De heer Smolders wijst er op dat
het bepalen van dag en uur geheel
aan den Voorzitter is. Hij gelooft echter
wel dat deze wel zoo welwillend zal
zijn om gevolg te geven aan het ver
langen van den heer Timmermans.
De heer Segeren heeft tegen het in
den avond vergaderen geen bezwaar,
maar zou het toch aan den Voorzitter
overlaten. Een dergelijke zaak zou hij
niet willen afdwingen.
Timmermans. Mijne bedoeling is
alleen het hem vriendelijk te verzoeken,
het in overweging te geven.
Voorzitter. Dat verandert de zaak.
Als het nu genotuleerd wordt, bereikt
hem het verzoek.
Tak. Ik zou ais het niet hard moet
niet zoo spoedig laat in den avond
gaan vergaderen. Dan zou ik liever
om een uur of vier beginnen, dat de
vergaderingen dan om een uur of zes
of zeven zijn afgeloopen.
Voorzitter. Men is hier altijd om 6
of 7 uur begonnen.
Jansen. Het moet de leden mogelijk
gemaakt worden dat ze hier kunnen
komen, daarom zou het m i. goed zijn
wanneer de vergaderingen een dag of
vijf van te voren worden bekend ge
maakt. In'andere gemeenten, althans,
ik ken er, wordt dat ook gedaan en
dan kan dat hier toch ook wel. Ik
meen dat het in het belang van de
goede zaak is vooral als men een
groote agenda krijgt af te werken, dan
heeft men nog al tijd noodig om hier
en daar zijn licht eens te gaan op
steken. Al is men lid van den raad,
daarom is men nog niet iemand die
alles weet, dan moet men over ver
schillende zaken bij deskundigen gaan
aankloppen en dat kost allemaal tijd
Voorzitter. Of 't altijd mogelijk is,
om zoo lang van tevoren de vergade
ring uit te schrijven weet ik niet. Wel
weet ik dat het dan nogal eens voor
zou, komen dat iets niet op de agenda
zal vermeld kunnen worden. Het is
ook wel eens voorgekomen dat als
zoolang van tevoren de convocatie
biljetten werden uitgereikt, men ver
geten was dat het vergadering zou zijn.
Enfin, de nieuwe raadsleden zullen
wel wat actiever zijn, dat mag ik wel
vertrouwen. Ik geloof niet dat er iets
tegen is dat de secretaris de convo
caties iets eerder uitgeeft.
De Secretaris merkt op dat hij niets
heeft uit te geven
De heer Timmermans kan zich heel
goed met het voorstel van den heer
Jansen vereenigen want als men agen
da's van 10 12 punten krijgt te ver
werken, heeft men wat tijd noodig
om zich in de verschillende zaken in
te werken, en moet men hier en daar
wel eens om inlichtingen.
Voorzitter. Elk lid van den raad
moet zijn eigen oordeel hebben en de
plaats waar hij zijn licht moet opsteken
is de secretarie. Men moet niet aan
Jan, Piet of Klaas gaan vragen wat ze
hier of daar van denken, dat is de
weg niet. Een lid van den raad moet
weten wat hij wil.
Timmermans. U moet niet doen
alsof dit in mijn zeggen ligt opgesloten.
Wij staan gelukkig daar boven. Ik
vraag nooit wat een ander er van zegt,
maar dat neemt niet weg dat men zich
wel eens van iets op de hoogte moet
stellen.
Jansen. Mijn bedoeling is ook niet
naar het gevoelen te vragen, maar
alleen om inlichtingen. Als men b v.
over het gemeentelijk electriciteitsbe-
drijf eens iets wil weten, dan moet
men zich toch tot Speetjens vervoegen,
want op_ de secretarie zal men vaak
over zaken dit bedrijf betreffend, het
antwoord schuldig moeten blijven.
Voorzitter. Als ik over dat bedrijf
inlichtingen moet «hebben, dan ga ik
naar de Kroon, den administrateur,
welke van de meeste zaken het best
op de hoogte zal zijn. Maar dat zijn
allemaal zaken wat de nieuwe raad
41)
Lu77rn)^WAAL\VU K.
DOOD. ERVARING STERK.
moet weten,
Timmermans U laat zich in open
bare vergadering wel een beetje on
voorzichtig uit, want wat u daar be
weert is absoluut de weg niet. Speet
jens is benoemd als technisch directeur
en dan moet men hem niet passeeren
en naar den administrateur gaan. Dat
zijn juist van die zaken die niet meer
mogen voorkomen. Men moet niet iets
aan den knecht vragen ais er de baas
is. Zooals u nu deed voorkomen is het
juist alsof er maar één man de kennis
heeft.
Voorzitter! Wat de finantieën betreft
moet men toch bij de Kroon zijn.
Jansen. Ik ben blij dat door den heer
Timmermans hierop is gewezen. Men
moet niet langer den knecht boven de
baas stellen.
De Voorzitter zegt toe het verzoek
te zullen overbrengen.
Jansen. Ik heb gehoord dat een tijd
geleden reeds een schrijven is inge
komen van de Schoolcommissie en nu
zijn er al twee vergaderingen gehouden
zonder dat daarvan iets is gezegd.
Voorzitter. Het doet me werkelijk
plezier dat U daarover spreekt, want
alhoewel het mijne bedoeling was
geweest daarvan iets te zeggen, is het
nog door mijn hoofd gegaan. Ik moet
U zeggen dat het mij ook wenschelijk
voorkomt dat het schoolgeld wordt
geregeld als door de Commissie wordt
voorgesteld. Het is m.i. een groot
gemeentebelang als er goed en goed
koop onderwijs is en in den laatsten tijd
is het hier juist duur geweest, duurder
dan ergens in de omgeving. Op de
secretarie is men nu bezig met het
uitrekenen welk verschil het zal uit
maken in de opbrengst
lansen. Alhoewel U, wanneer een
volgende vergadering wordt gehouden,
geen burgemeester meer is, hoop ik
toch dat het dan ter sprake zal worden
gebracht.
Voorzitter. Ik zal Uw verzoek zeker
overbrengen.
Segeren. Ik wensch nog even terug
te komen op die zaak die steeds in
geheime vergadering is besproken. Nu
deze kwestie de breede wereld is
ingegoöid, kan ik er hier gerust over
spreken. Ik wil hebben dat die zaak
betreffende de distributie nader zal
worden onderzocht.
Voorzitter. Daar kan ik weinig van
zeggen, want dat is zeer moeilijk.
Segeren. Dat is heelemaal niet
moeilijk. Dus dat zou maar moeten
blijven hangen en de burgers, enkele
burgers, er maar weer in de belasting
voor laten opdraaien, die menschen
moeten maar dokken, vooruit maar
jongens. Maar dat zal niet gaan, het
moet onderzocht worden hoe het nu
met die f2500 zit. Ik spreek tegen
niemand eenig wantrouwen uit. Dat
zou ik niet willen want het kan ook
op een abuis berusten. Maar het moet
onderzocht worden en ik zal daar op
bljjven aandringen, ook als de nieuwe
burgemeester er is.
Alles had veel eerder onder de oogen
moeten zijn gezien. Hoe dikwijls heb
ik niet aangedrongen om den persoon
in kwestie in de vergadering te laten
komen, maar neen, daar kon niet aan
worden voldaan. Waarom niet?
't Kan toch best een fout zijn. Hoe
wel het niet op den weg van den
nieuwen burgemeester ligt, zal ik er
toch op blijven doorhameren net zoo
lang tot alles onderzocht is.
Het gaat niet aan om zoo maar een
f2500 in het duistere te laten.
Jansen. Ik kan geheel accoord gaan
met de bedoeling van den heer Sege
ren, maar ik zou liever zien dat het
onderzoek wordt geleid door den
nieuwen burgemeester. De heer Scherp
is een man van 82 jaar en heeft z'n
best al lang genoeg voor de gemeente
gedaan.
De zaak moet tot in- het reinste
worden onderzocht. Het kan, zooals de
heer Segeren terecht opmerkt, een fout
zijn, 't kan ook een gevolg zijn van
laksheid of iets zwaarders en dat mag
niet op de schouders van de belasting
betalers worden gelegd.
Segeren. Ik ga zoo maar niet zitten
slapen, dat moet men niet denken.
Jansen. Ik heb al lang geleden ge
hoord dat er hier menschen zijn die
stroom voor lichtverbruik hebben, waar
i
De Echo van het Zuiden,
Waalwijfesclie en Lanptraaische Courant,
Dit blad
WOENSDAG EN ZATBBDAG.
Abonnementsprijs per 8 maandea 1.25.
Franco per post door het geheele rijk 1.40.
Brieven, Ingezonden stokken, .gelden «ms.,
franco te aenden san den Uitgever.
Prijs dar Advertenties
M cent per regel; minimum 1.50.
Reclames 40 cent per regel.
B| contract flink rabat.
AdvertentiSn moeten WoenBdag en Vrijdag
dea morgens om niter lijk 9 **r In ess teesit
sdja.
van „De Echo van het Zuiden".
Naar het Duitsch door H. Fr.
Harpe stond er op dat noch een detective
in den afin genomen werd, noch iets over
de zaak in de dagbladen kwam.
„Wij zullen juist handelen als de detec
tives", zeide de advocaat ;„en, als er eenig
kwaad spel gespeeld wordt zullen wij de bij
die schandelijkheden betrokken personen
niet tot voorzichtigheid aanzetten".
„Wien bedoelt gij daarmede", sprak Sir
Markham afkeurend.
„Wien hebt gij op het oog? Toch zeker
niet de schoone dame, welke de echtgenoote
was van onzen vriend sir Henry Rokeby
aan wie deze zooveel vertrouwen schonk,
dat hij haar tot eenige voogdes zijner doch
ter benoemde."
„En die de liefde en de edele eigenschap
pen van haar echtgenoot zoo op prijs wist
te stellen," antwoordde mr. Harpe droog
jes, „dat zij nauwelijks een jaar na zijnen
tragisclien dood de liefdesbetuigingen aan
nam van een Digby Borne, en vijftien maan
den na sir Henry's dood reeds de vrouw was
van dien Digby Borne.
Bah ik heb mij nooit door lady Rokeby
laten misleiden ook niet toen hij haar in
zijn huis bracht. Zij is een gevaarlijke, ge-
wetenlooze, wraakzuchtige vrouw, en het is
heel goed dat sir Henry stierf eer zij hem
het hart brak."
„Mr. Harpe gij zegt dat gij mrs. Borne
voor gewetenloos houdt," zeide lord Stone-
field. „Ik beschouw haar niet voor zoo
slecht, als gijmaar ik heb u en sir George
eene vraag te doen. Toen ik miss Rokeby
verzocht mijne vrouw te worden, zeide zij
mij dat het de laatste wensch haars vaders
geweest was, dat zij Ralph Borne zoude
huwen".
MAATSCHAPPIJ VAN VERZEKERING OP HET LEVER
„Onmogelijk," riepeu sir George en mr.
Harpe eenstemmig uit.
„Miss Rokeby toonde mij eenen brief,
welke sir Henry in den nacht voor zijnen
dood aan haar zou geschreven hebben,"
zeide lord Stonefield. „Ik heb dien brief
bij mij en een nauwkeurig onderzoek er van
brengt misschien licht in eene zaak, die mij
heel duister voorkomt. Ik zou wel haast
durven beweren dat de overleden baronet
dat stuk nooit geschreven heeft.
Als hij werkelijk valsch is, dan is het
zeer handig gedaan, want Nina is er geheel
door misleid."
Hij gaf den brief aan den rechtsgeleer
de, die hem overluid en met grooten na
druk voorlas.
„Nu, dien brief kan niemand geschreven
hebben dan sir Rokeby," zeide sir George,
toen mr. Harpe ophield met lezen„Dat is
onmiskenbaar zijne eigenaardige wijze van
uitdrukking, en 't zijn ook dezelfde teedere
benamingen, die hij haar steeds gegeven
heeft. Miss Rokeby heeft den brief voor
echt opgenomen en ik doe het ook."
„En gij, mylord?" vroeg mr. Harpe.
„Ik houd hem voor valsch," antwoordde
lord Stonefield, Ralph Borne heeft Nina be
kend dat hfl in 't geheel niet persoonlijk
met sir Henri bekend geweest was."
„Dat is zonderling," zeide sir George min
of meer verward.
Misschien was sir Henry niet heel wel
bij het hoofd toen hij den brief schreef. De
smart over zijn zoon en een duister voor
gevoel van zijn eigen dood hebben wellicht
zijn vermogen verduisterd. Raadselachtig is
de zaak in ieder geval, maar toch is 't mijn
stellige meening, dat sir Henry den brief
geschreven heeft."
„En wat denkt gij er van, Harpe? vroeg
lord Stonefield.
„Ik geloof eenvoudig dat het een valsch
stuk is" antwoordde de advocaat. „Ja nog
meer, ik weet het zeker. Sir Henry Rokeby
was een veel te teeder vader om te beproe-
van op zijne dochter, bij de keuze van een
echtgenoot, eenigen invloed, uit te oefenen.
De waarheid is dat Digby Borne is begon
nen tegen de Rokeby's te intrigeeren, en 't
■zou mij niet verwonderen, dat zijne intriges
reeds voor sir Henry's dood een aanvang
hadden genomen. Ik zie, dat gij ontroerd
zjjt, sir George; ik wil daarom mijne denk-
beelden voor mij houden, totdat ik kan be
wijzen dat zij juist zijn. Lord Stonefield,
wilt gij mij veroorloven dezen brief voor-
loopig te behouden om hem nauwkeurig te
kunnen onderzoeken?"
De jonge graaf stemde toe en Harpe stak
den brief bij zich.
„En wat zullen wü nu doen? vroeg sir
Geroge.
„Ik zal een uitstapje maken naar Yorks
hire om in Rokeby-House zelf inlichtingen
in te winnen," zeide Harpe. „Gij moet ech
ter liever hier blijven, sir Gèorge, om u niet
n'oodeloos te vermoeien."
„Maar ik ga met u mede, Harpe," zeide
de jonge graaf.
Sir George had hen gaarne vergezeld,
maar, daar hij overigens toch reeds sukke
lend was, verzocht men hem zich niet bo
venmate in te spannen.
Hij besloot dientengevolge in het hotel
den terugkeer zijner vrienden af te wachten,
en lord Stonefield en mr. Harpe vertrokken
nog denzelfden avond naar Yor^s^'re'
Zij kwamen op den juisten tijd op Rokeby-
House aan, een bekoorlijke, op een heuvel
gelegen villa, in Italiaanschen stijl opge
trokken.
Tot ver in den omtrek strekten zich vel
den, weiden en bosschen uit, die alle er toe
behoorden.
Lord Stonefield en mr. Harpe reden van
Ret station met een rijtuig er heen, stegen
aan de deur uit en trokken tamelijk hard aan
de bel.
Eene oude huishoudster, met een eerlijk
en goedig gezicht, opende na lang talmen de
deur en keek vreesachtig naar buiten.
„Goeden dag, juffrouw", zeide de advo
caat, beleefd den hoed afnemend.
„Wij zijn gekomen om miss Rokeby en
mrs. Borne te bezoeken."
„De dames zijn niet hier, mijnheer," ant
woordde de huishoudster.
„Niet hier?" riep Harpe uit. „Maar mrs.
Borne zeide ons toch, dat zij zich hier heen
begaf".
„Zij schreef mij ook het huis na haar
nieuw huwelijk in o'rde te brengen," ant
woordde de, huishoudster, „en dienstboden
te nemen, wat ik ook gedaan heb. Voor on
geveer 14 dagen kreeg ik een anderen brief,
waarin zij mij beval de dienstboden weder
te ontslaan en het huis te sluiten, daar zij
besloten was niet te komen; ik volbracht
natuurlijk dit bevel".
„Wilt gij zoo goed zijn ons dien brief te
toonen," vroeg de advocaat. „Wij zijn de
heerders van miss Rokeby's vermogen en 't.
is dringend noodig dat wij de jonge dame
zoo spoedig mogelijk zien. Wij meenden
haar hier te vindende brief brengt ons mo
gelijk op het spoor van haar verblijf. Deze
mijnheer is lord Stonefield, en ik ben mr.
Harpe de rechtsgeleerde raadsman der fa
milie Rokeby."
De huishoudster opende nu de deur ge
heel voor hen. Beide namen waren haar be
kend en zij begroette de heeren als perso
nen, die recht hebben op de gastvrijheid des
huizes.
„Kom binnen, heeren," zeide zij. „Ik zal
u den brief halen."
De bezoekers volgden haar in een kille
onbewoonde kamer en gingen zitten, terwijl
zij zich voortspoedde om den brief te halen.
„Ik was van meening dat de Borne's zich
hier heimelijk ophielden," zeide mr. Harpe
zachtmaar ik zie in dat zij niet hier zijn,
mylord. De huishoudster is te eerlijk, om
ons voor te liegen. Wij zullen elders moeten
zoeken en ik vrees dat wij op deze noode-
looze reis te veel tijd verspeeld hebben."
De huishoudster kwam terug met den
brief; lord Stonefield en mr. Harpe lazen
hem; hij bevatte niets meer dan hetgeen de
huisttioudster hun reeds mondeling mede
gedeeld had, en gaf hun niet de minste aan
wijzing voor verdere nasporingen.
Harpe zuchtte toen hij den brief aan de
huishoudster teruggaf.
„Wij danken u zeer, mejuffrouw," zeide
hij„en thans moeten wij onverwijld naar
Londen terug. Als gij eenig bericht van mr.
Borne krijgt verzoek ik u het mij te schrij
ven. „Ik geloof echter niet dat gij eerder
van hem zult hooren dan wij".
Daarop namen de heeren afscheid van
de huishoudster en namen den terugtocht
naar Londen aan.
„Ik geloof niet dat ons gezelschap in Lon
den is", zeide mr. Harpe, terwijl hij met
den graaf naar Londen spoorde. Wat zou
de Borne's beletten, naar het vasteland te
vluchten, als zij iets slechts voor hebben.
Onze eerste plicht is het aan de stations en
op de havenplaatsen inlichtingen in te win-
Zij kwamen des morgens te Londen en
gingen naar het hotel, waar zij in angstige
spanning door George Markham verwacht
werden.
Dezen dag besteedden de heeren met het
inwinnen van de nauwkeurigste inlichtin
gen op alle spoorwegstations en scheep
vaartkantoren.
Tegen den avond vernamen zij van een
opzichter, dat op den door Harpe opgegeven
tijd een gezelschap, uit twee dames en een
heer, naar Ostende was overgestoken.
„Den hemel zij dank, wij zijn op het
■spoor, fluisterde sir George. „Harpe en ik
zullen van avond nog naar Ostende vertrek
ken," zeide lord Stonefield steeds vol ijver
en ongeduld.
Harpe knoopte een gesprek aan met den
opzichter en zeide:
„Kunt gij ons den heer en de beide dames
soms beschrijven, vriend?"
„De heer was lang en blond, met een lan
gen bakkebaard," zeide de opzichter eenigs-,
zins aarzelend, „en was in het zwart ge
kleed."
„Deze beschrijving kan zeer goed op Dig
by Borne passen," zeide sir George.
„En de dames," vroeg mr. Harpe, „hoe
zagen die er uit?"
De eene, iets ouder dan de andere, was
donker bruin met zwarte oogen. De jongste
had lichter haar. Zij zeiden dat zij van Os
tende naar Brussel gingen, en ik geloof dat
de oudere dame en de heer pas getrouwd
waren ze deden zoo verliefd," zeide de
opziener.
„Wij zijn zonder twijfel op het rechte
spoorriep sir George heel verlicht.
Harpe stopte den opzichter voor zijne in
lichtingen een geldstuk in de hand en de
drie heeren haastten zich naar hun rijtuig
en reden naar hun hotel terug.
Gedurend, den irt bewaarde mr. Harpe
een diep stilzwijgen; maar toen zij in het
hotel waren aangekomen, zeide hij
„Wij zijn afgemat, lord Stonefield, en
hebben beiden rust noodig.
Ik stel voor van nacht hier te blijven en
eerst morgen vroeg af te reizen. Ik weet
hoe angstig en ongeduldig gij zijt, maar wij
mogen niet te veel van onze krachten ver
gen. Gij ziet er heel vermoeid uit."
(Wordt vervolgd)