DE
ECf
10 V!
IN H
IETZI
JIOEN
Gemengd Nieuws,
Tweede Blad
Numm. 103. Zaterdag 15 Dec. '23
Reehis tegen Links.
Rapport Commissie van Over
leg der gemeente Waalwi|k.
Vermenigvuldlgingscijfer H O
Wij lezen in „de Schoenindustrie"
Op 11 December heeft de lie Ka
mer de vierschaar gespannen om het
initiatiefwetje Fleskens te rechten.
En zij heeft goed gerecht
Met 45 tegen 33 stemmen, rechts
tegen links, heeft dat deel van de ver
tegenwoordiging van ons volk dat door
het volk rechtstreeks wordt gekozen,
alvast de schaal doen overslaan naar
den goeden kant.
Nu nog de Senaat
Naar wij mogen verwachten zal ook
in ons Hoogerhuis voor de verlenging
eene meerderheid zijn te vinden.
Maar reeds nu spreken wij een woord
van hartelijken dank tot den wakkeren
strijder voor de belangen van onze
industrie in het bijzonder een woord
van dank en van erkentelijkheid.
Hij, de heer Fleskens was het, die
reeds in 1922 een wetsontwerp in
diende tot bescherming der industrie
tegen de valuta concurrentie, omdat de
Regeering werkloos bleef.
Hij heeft door dat ontwerp toen
reeds den grooten stoot gegeven aan
de beweging die er op uitliep, dat
eindelijk de Regeering zelf met een
wetsvoorstel kwam.
Toen waren het de ophanden zijnde
verkiezingen, die deden talmen, nu is
het de ontslagname van het Kabinet,
die de Regeering zelf de handen in
den schoot doet rusten.
En iedermaal was het de heer Fles
kens. die op de bres ging staan en
het aandurfde tot daden van initiatief
over te gaan
Dat thans de 11e Kamer hem ter
zijde stond en door haar uitspraak
hem recht deed wedervaren moge voor
hem eene groote voldoening zijn, maar
ongetwijfeld zal het hem nog meer
genoegen doen, te weten, dat hij door
zijne daad een dienst heeft bewezen
van vitaal belang aan eene energieke
industrie met duizenden arbeiders, die
zonder de Schoenenwet ten doode was
opgeschreven maar die nu zich her
stellen kan om aan de nijvere bevol
king van geheel een streek weer nieuw
leven, straks bloei en welvaart te
brengen
De eminente wijze, waarop de heer
Fleskens zijn voorstel heeft weten te
verdedigen zal hem straks ook in de
le Kamer den palm der overwinning
bezorgen en dan kunnen onze fabrieken
rustig, ja rusteloos, voortgaan met ar
beiden om het herstel, waarmede wij
thans reeds op den goeden weg zijn,
tot volkomenheid te brengen.
Wij van onzen kant zullen alles in
het werk stellen om het vertrouwen, dat
door den voorsteller en ook door de
volksvertegenwoordiging in ons is ge
steld, niet te beschamen.
Wij zullen onze fabrieken vervol
maken, wij zullen ons fabrikaat meer
en meer verbeteren zoodat het èn in
kwaliteit èn in prijs kan wedijveren
met het beste, wat het buitenland kan
brengen opdat niemand maar dan ook
werkelijk niemand deze daad zal
kunnen schaden
En ook onze arbeiders zullen deelen
in onzen voorspoed van de toekomst.
Kunnen wij onze fabrieken laten
werken op volle kracht, dan kan er
met ernst naar worden gestreefd om
algemeen in te voeren eene rationeele
arbeidspraestatieregeling, die aan de
ijverigen de gelegenheid zal bieden om
ver uit te gaan boven het normale
loon, dat in onze collectieve contracten
is gewaarborgd.
In een woord, onze bedrijven, ge
dreven door den hartslag van den tijd,
zullen modelbedrijven worden, sieraden
der Nederlandsche industrie.
Dat is het beeld onzer toekomst,
geen fata morgana, dat ons toelacht
om straks te verdwijnen aan den ge
zichtseinder, maar werkelijkheid, grijp
bare werkelijkheid.
Een hoera, driewerf hoera voor den
man van 'de Schoenenwet, voor den
Staatsman A. N. Fleskens.
M, J. H. Denteneer.
Brabant maar
Wij lezen in het „Huisgezin".
Bij de behandeling van het initiatief
voorstel Fleskens tot. verlenging van het
Schoenenwetje in de Tweede Kamer maakte
de heer Van Gijn de opmerking, dat de
schoenindustrie in Brabant is gevestigd en
dat daarmede het wetsontwerp, als hebben
de een zuiver plaatselijk belang, was ver
oordeeld.
De heer Van Gijn was hier wat over
haastig.
Vooreerst is het niet geheel juist dat de
schoenindustrie alléén in Brabant wordt
aangetroffen.
Maar al ware dit zoo, dan was hier meer
dan een zuiver plaatselijk belang in het
spel.
Rn sedert wanneer Is het verboden, «treek-
of plaatselijke belangen te. bevorderen?
Indien tri ons land alle maatregelen moes
ten worden ongedaan gemaakt, door de
Rijksoverheid genomen ten behoeve van
plaatselijke of streekbelangen, dan «zou het
er in ons land gek uitzien.
Opmerkelijk mag het worden genoemd,
dat een liberaal afgevaardigde zicb ge
ringschattend uitlaat, nu met een wetsont
werp een belang is gemoeid, dat, naar hij
voorgeeft, alleen Brabant raakt.
Eigenlijk is dit niet opmerkelijk.
Het is altfld liberale traditie geweest,
handen en tonnen vol geld over te hebben
zoodra het belang van de groote steden, van
Holland in bet algemeen, dat vroeg.
Dan was het beste en het meeste nauwe
lijks genoeg.
Maar om Brabant, het oude Generaliteits
land, hebben de liberalen zich weinig bekom
merd.
En het is een nabloeier van de oude libe
rale opvatting, die den heer Van Gijn zich
tegen den steun aan de schoenindustrie, im
mers een Brabantsch belang, deed keeren.
Wat deert hem de werkloosheid en de
economische inzinking in dat land
Gelukkig heeft de meerderheid der Ka
mer van beter inzicht blijk gegeven, al mag
het vreemd worden geacht, dat de sociaal-
demoeraten eenparig de oogen sluiten voor
de beteekenis van een wetje, dat een deel
van ons industrie-leven opbeurt en aan
duizenden arbeiders een meer menschwaar-
dig besitaan verschaft dan door een werk-
loozen-uitkeering of een gift uit de armen
kas mogelijk is.
Een zuiver plaatselijk belang en dus ver
oordeeld.
Jawel, maar zegt het niets, dat de burge
meesters van allerlei plaatseu uit Noord-
Brabant, die van Asten, Veldhoven, Dongen
en andere, eenstemmig verklaren, dat de
werkloosheid sterk is afgenomen en bfl ver
lenging der wet geheel verdwijnen zal?
Is hiermee niet. meer dan een plaatselijk
belang gemoeid?
Is het geen zegen voor een groote streek,
en daarmee voor heel het land, dat weer
fabrieken en werkplaatsen zijn geopend en
weer geld wordt verdiend in plaats van ont
vangen
En al geldt het maar Brabant, ook Bra
bant is een deel van Nederland, en de wel
vaart of inzinking van die provincie heeft
haar terugslag op liet geheele land.
Naar aanleiding van de voorstellen der
Bezuinigingscommissie tot herziening der
salarissen, loonen en dienstvoorwaarden
van het personeel, in dienst dezer gemeente,
werden door de Commissie van Overleg
drie vergaderingen gehouden, waarin de
verschillende voorstellen werden besproken.
Deze bespreking leverde bet resultaat op
zooals hieronder ten aanzien van elk voor
stel is medegedeeld
Verlenging van den diensttijd voor het
administratief personeel.
Van de zijde der ambtenaren werd tegen
dit voorstel aangevoerd, dat door ben steeds
vrijwillig is overgewerkt, wanneer buiten
gewone drukte een langeren werktijd van
hen vorderde dan was voorgeschreven.
Sinds de vereeniging der gemeenten werd
door verschil lende ambtenaren bijna voort
durend overgewerkt en nooit werd hiervoor
eenige vergoeding gevraagd. Men zag daar
om niet in waarom een langeren werktijd
verplichtend moest worden gesteld. Veel
eer was men van oordeel dat bij eenige
soepelheid ten deze het eigen initiatief en
de verantwoordelijkheid voor de taak,
waarvoor de ambtenaar is gesteld, meer
wordt geprikkeld. Over het algemeen had
men geen bezwaar tegen een langeren werk
tijd, maar het zou worden gewaardeerd
wanneer aan het plichtsgevoel van de amb
tenaren zou worden overgelaten den ge
wonen werktijd te verlengen, wanneer dit
door de werkzaamheden werd gevorderd.
Men wees er op dat de lokalen, waarin
de secretarie is ondergebracht, zich niet
leenen voor een langen werktijd in de
zomermaanden. Deze lokalen zijn nl. zeer
laag en bovendien gelegen in de Zuidzijde
van het Gemeentehuis, waardoor de hitte in
de Zomermaanden bijna ondragelijk is.
Ook zag men een onbillijkheid in verlen
ging van den werktijd voor de ambtenaren
bij den technischen dienst der gemeente
bedrijven. Hoewel voor alle ambtenaren
thans een werktijd geldt van 414 uur per
week, Is voor de ambtenaren bij den tech
nischen dienst in werkelijkheid de dienst
tijd veel langer, omdat behalve in de ge
wone werkuren hunne aanwezigheid voor
verschillende bijkomstige werkzaamheden
wordt vereischt, b.v. bij 't wisselen en con
troleeren der ploegen en worden zij voor
ieder geval van huis geroepen, waardoor
de goede gang van zaken zou kunnen wor
den bedreigd. Wordt dus ook voor hen de
gewone diensttijd bepaald op 45 uren per
week. dan zouden zij, alles bijeen genomen,
een werktijd krijgen van ongeveer 60 uren
per week.
Door de afgevaardigden van den gemeen
teraad werd aangevoerd dat het noodig is
eene regeling te treffen, waardoor in de toe
komst met minder personeel zou kunnen
worden gewerkt. Zij meenden dat bet voor
stel geen moeilijkheden behoefde op te leve
ren daar het slechts eene regeling beoogde
voor de toekomst, omdat thans 't werk met
het talrijk personeel tengevolge van de
vereeniging der gemeenten toch wel klaar
komt.
De meerderheid der Commissie kon zich
vereenigen met een werktijd van 45 uren
per week in de wintermaanden en 41i uur
per week in de zomermaanden, in welken
tijd er doorgaans minder werk is dan in de
wintermaanden.
De minderheid der Commissie, vertegen
woordigd door de afgevaardigden van den
Gemeenteraad verklaarde zich voor het
voorstel der Bezuinigings-Commissie.
Invoering der 55 urige werkweek voor
de gemeente-werlMe&en.
Van de zijde der werklieden vreesde men,
dat van invoering der 55 urige werkweek
niet veel bezuiniging was te verwachten.
Het tegenwoordig aantal werklieden kan
n.l. moeilijk verminderd worden, omdat
men voldoend personeel moet hebben om bij
eene plotselinge drukte stagnatie te voor
komen. Verder wees men er op, dat de ar
beiders bij de bedrijven voor Gas, Eleetrici-
teit en Waterleiding, onder de bepalingen
der Arbeidswet vallen zoodat voor hen al
leen wordt toegestaan 55 uren per week te
werken, wanneer voor de uren boven de 48
bet gewone uurloon wordt uitbetaald. Zon
der meerdere kosten zou dus de 55 urige
werkweek alleen kuunen wordeu ingevoerd
voor de arbeiders bij den Reinigingsdienst,
waardoor een scheve verhouding zou ont
staan tusschen de arbeiders bij de verschil
lende takken van dienst.
Door de agenten van Politie wordt thans
reeds 9 uren per dag dienst gedaau en op
Zondagen zelfs 12 uren, waarbij nog komen
de buitengewone diensturen bij onderzoeken
of openbare feestelijkheden. Het is zelfs
voorgekomen dat door een agent in twee
dagen geen rust werd genoten.
De meerderheid der Commissie adviseerde
daarom den bestaanden toestand te hand
haven.
De minderheid der Commissie, vertegen^
woordigd door de afgevaardigden van den
Gemeenteraad handhaafde bet voorstel der
Bezuinigings-commissie.
Verlaging der salarissen, en loonen van
het gemeentepersoneel.
De groote meerderheid der Commissie was
van gevoelen, dat bet onbillijk is om, wan
neer er bezuinigd moet worden, deze bezui
niging alleen te laten drukken op een der
tigtal ambtenaren, waarvan straks nog eens
eene lioogere belastingbijdrage zal worden
gevorderd, wanneer de gevolgen der malaise
zich zullen doen gevoelen.
Men was van meeniug dat, wanneer bezui
niging noodig is, men dient te beginnen met
die uitgaven, waarvan de gansche gemeen
schap profiteert, zooda't alle ingezetenen de
gevolgen der bezuiniging dragen, b.v. door
afschaffing van den Reinigingsdienst, ver
mindering der Straatverlichting, het uitstel
len van diverse kostbare openbare werken.
De meerderheid der Commissie vroeg zich
echter af waarom zoo plotseling bezuiniging
noodig was. Nog slechts korten tijd geleden
deelde de Minister van Binnenlandsche
Zaken aan het Gemeentebestuur mede, dat
hij geen termen kon vinden aan de Gemeente
een Rijkssubsidie toe te kennen in de kos
ten der Steunverleening, omdat deze kosten
konden gevonden worden door eene geringe
verhooging der plaatselijke inkomstenbelas
ting welke belasting thans naar de mee
niug van den Minister „zeer zeker niet hoog
is te noemen". Hierbij komt nog, dat de
Gemeenterekening over het dienstjaar 1922
een voordeelig saldo oplevert van ruim
67.000.Deze omstandigheden geven nog
geen aanleiding tot ongerustheid omtrent den
finantieejeii toestand der gemeente.
Men kon te minder met het voorstel der
Bezuinigingscommissie medegaan, omdat de
salarissen in deze Gemeente nooit zijn geko
men op het peil, waarop zij hadden behoo-
ren te staan. Voor de Rijksambtenaren en
de Onderwijzers brachten de voorstellen der
indertijd ingestelde Staats-commissie Stork
eene belangrijke salarisverbetering, waar-
va fi zfl reeds geruimen tijd profiteeren. De
voorstellen der commissie Raaymakers,
welke daarop werd ingesteld tot herziening
der salarissen der Gemeente-ambtenaren
kwam juist in den tijd toen een algemeene
inzinking viel waar te nemen en werden
dan ook nimmer in behandeling genomen.
Volgens deze voorstellen zou b.v. het sa
laris van den Hoofd-ambtenaar ter Secre
tarie bedragen 3600.tot 4800.terwijl
dit thans is bepaald op 2500 tot 3000.
Waren de voorstellen der Commissie wet
geworden, zooals aanvankelijk de bedoeling
was, dan zou nu geen bezwaar worden ge
maakt tegen eene salarisvermindering ad
10 pCt. Bovendien is door de Ambtenaars-
vereeniging een lijst opgemaakt van de sa
larissen welke worden gegeven in andere
gemeenten, die in aard en zielental onge
veer met Waalwijk overeenkomen. Uit deze
lijst blijkt dat de salarissen in deze gemeen
te, op een enkele uitzondering na, belangrijk
lager zijn dan elders, hoewel in meerdere
gemeenten de belasting toch aanmerkelijk
hooger is.
De Bezuinigings-commissie beweert dat
de loonen der gemeentewerklieden niet meer
in overeenstemming zijn met die, welke in
de plaatselijke industrie gegeven worden.
Wanneer men echter de loonen der ge
meentewerklieden en van de arbeiders in
de schoen- en lederindustrie, die thans ver
diend worden in een 48 urige arbeidsweek,
gaat omrekenen voor een 55-urige arbeids
week ("waarbij er dan rekening mede is te
houden dat voor de arbeiders in de schoen
en lederindustrie ingevolge de voorwaarden
van den Minister van Arbeid het loon bij
een 55-urige werkweek 55/48 van het nor
male loon bedraagt, hetgeen voor de ge
meentewerklieden niet het geval is) dan
komt men tot de ontdekking dat de maxi-
mumloonen van een gemeente-werkman lé
en 2e klas slechts zeer weinig meer bedra
gen dan de minimum-loonen volgens 't col
lectief arbeidscontract voor een leerlooier le
en 2e klas, terwijl de loonen der schoen
makers toch alt§d nog hooger zijn dan die
van de leerlooiers.
Hieruit blijkt dus dat de loonen der ge
meente-werklieden, omgerekend in uurloon,
niet liooger zijn dan die, welke in de plaat
selijke industrie verdiend worden. Een ver
laging zou dus onbillijk zijn. En waar de
salarissen der ambtenaren op de loonen der
werklieden zijn gebaseerd was de meerder
heid van gevoelen dat ook deze gehandhaafd
moeten blijven. Gaat men de salarissen ver
lagen dan heeft men meer te Verwachten
dat de beste krachten zoo gauw mogelijk een
betere betrekking^ zullen zien te krijgen,
zooals in de oorlogsjaren het geval was,
toen in andere gemeente de vooruitzichten
veel gdnstlger waren dan in deze gemeente.
Ook de bewering dat de hooge loonen der
gemeentewerklieden op de industrie druk
ken houdt geen steek. De gemeente is ver
plicht een rechtvaardig loon uit te keeren.
Een maatstaf voor dat loon moet zijn, het
geen voor denzelfden arbeid wordt betaald
in de vrije maatschappij onder normale om
standigheden, doch niet mogen tot maatstaf
worden genomen de loonen, welke thans
tengevolge der malaise worden betaald. De
gemeente mag zich niet leenen om, door
mede te gaan met een geforceerde loonsver
laging, den levenstandaard te beïnvloeden.
De thans bestaande salarissen en loonen
dagteekenen eerst van '21, en werden eerst
toegekend nadat de loonen in de plaatse
lijke industrie reeds geruimen tijd waren
Verhoogd. Door een schoenmaker werden
toen weekloonen verdiend van 30.tot
ƒ,40.zelfs nog meer. In de bedrijven wer-
der enorme winsten gemaakt, terwijl de be
lastingen laag waren. En nu tengevolge
eener tijdelijke malaise de industrleloonen
verlaagd moesten worde!) en de bedrijven
(niet eens alle) eenlg verlies leden, nu zou
den direct de salarissen en loonen van het
gemeentepersoneel moeten verminderd wor
den, omdat misschien enkele jaren eens een
liooge belasting zon moeten worden opge
legd.
Het zijn ook niet de loonen van het ge
meentepersoneel die de belastingen in deze
gemeente opvoeren, maar de kosten van
wachtgeld- en steunregelingen, de overige
crisis uitgaven en de booge uitgaven die
door het Rijk aan de gemeenten worden op
gelegd b.v. voor onderwijs.
Ten slotte ontkende men de bevoegdheid
van den Raad om tot salarisverlaging over
te gaan. In art. 10 der wet op de samen
voeging der gemeente wordt aan de ambte
naren, die niet in dienst der nieuwe gemeen
te Waalwijk worden overgenomen, 10 jaren
lang een wachtgeld gegarandeerd tot het
bedrag der wedde of de som der wedden,
welke zij laatstelijk vóór 1 Januari 1922
genoten. Men was van meening dat het
nimmer de bedoeling van den wetgever kan
geweest zijn dat de ambtenaren, die wel in
dienst der nieuwe gemeente worden over
genomen, in ongunstiger positie zouden ver-
keeren dan die, welke niet opnieuw werden
aangesteld, zoodat dus bij wijze van spreken,
zfl die voor hun loon arbeid leveren, zou
den worden achtergesteld bij hen, die zon
der eene tegenpraestatie 10 jaren lang de
zelfde bezoldiging behouden.
Door de afgevaardigden van den Ge
meenteraad werd tegen bet voorgaande aan
gevoerd, dat door de verliezen in de laat
ste jaren tengevolge der malaise, liet belast
baar inkomen zoodanig is verminderd, dat,
om aan het benoodigde bedrag te komen de
belasting tot een ongekende hoogte zon
moeten worden opgevoerd. Om dit te voor
komen was het noodig dat op de uitgaven
der gemeente zooveel mogelijk werd bezui
nigd waardoor de belasting zou kunnen
worden verlaagd. Tot eene belangrijke be
zuiniging kon de Bezuinigings-commissie
niet komen zonder eene algemeene salaris-
en loonsverlaging. Men zag in deze verla
ging geene onbillijkheid omdat overal in de
industrieën de looiien worden verlaagd en
volgens de berichten de levensstandaard met
20 pCt. is gedaald. De voorgestelde loonen
garandeeren nog een behoorlijk bestaan en
ook met de verlaagde loonen was de positie
van het gemeentepersoneel nog belangrijk
gunstiger dan die van de arbeiders in de
schoen- en lederindustrie, dié thans tenge
volge der malaise nauwelijks voldoende ver
dienen voor het allernoodzakelijkste levens
onderhoud. Zij warpn van oordeel dat het
in deze abnormale tijden billijk was dat
iedereen een offer bracht om de gemeente
door de moeilijke tijden heen te helpen.
De meerderheid der Commissie verklaar
de zich tegen oen salaris- en loonsverlaging.
De minderheid der Commissie, vertegen
woordigd door de afgevaardigden van den
Gemeenteraad, handhaafde het voorstel der
Bezuinigingscommissie.
Afschaffing van vrije geneeskundige hulp
voor de gezinnen der Politieagenten.
Door de afgevaardigden van het Politie
personeel werd medegedeeld dat door den
gemeente-geneesheer gratis geneeskundige
hulp werd verleend aan de politieagenten
en hunne gezinnen.
Alleen de kosten der medicijnen, die al
tijd zeer gering zijn geweest, moeten door
de gemeente worden betaald.
In verband met de geringe kosten advi
seerde de Commissie tot handhaving van
den bestaanden toestand.
Voorstel tot wijziging van de kindertoeslag-
regeling.
Waar met de toeneming van het aantal
kinderen ook de kosten van het gezin ver
meerderen, en de totale uitgaven aan. kin
dertoeslag betrekkelijk gering zijn, verklaar
de de meerderheid der Commissie zich voor
handhaving van de bestaande regeling.
De minderheid der Commissie vertegen
woordigd door de afgevaardigden van den
Gemeenteraad, oordeelde het billijk dat ook
deze regeling 'in overeenstemming werd ge
bracht met die voor de arbeiders in de
schoen- en lederindustrie, en handhaafde
daarom het voorstel der Bezuinigings-com
missie.
Regeling der vacantiedagen.
Van de zijde der ambtenaren had men
verwacht dat de Bezuinigingscommissie
meer rekening zon hebben gehouden met 't
verschil tusschen intellectueelen en licha-
melijkeii arbeid, te meer nog nu door de
afschaffing van verschillende Heiligedagen
het aantal vrije dagen toch reeds zoo be
perkt is. De Rijksambtenaren hebben 12
dagen en het personeel der groote kanto
ren in deze gemeente 10 dagen vacantie.
Men. vond daarom zes vacantiedagen voor
liet administratief personeel te weinig.
De meerderheid der Commissie adviseer
de daarom het aantal vacantiedagen voor
deze groep op 10 te brengen.
De minderheid der Commissie vertegen
woordigd door de afgevaardigden van den
gemeenteraad, verklaarde zich voor het
voorstel der Bezuinigings-commissie.
Het indertijd door B. en W. aan den raad
gegeven prae-advies inzake het vermenig
vuldlgingscijfer voor den H. O. luidde als
hieronder is afgedrukt. Zooals men weet is
de behandeling hiervan uitgesteld tot na de
behandeling van het Bezuinigings-rapport.
De vaststelling zal dus plaats hebben in
de vergadering van morgen.
Met ons advies van 11 Dec. '22, toen wjj
liet voorstel deden ',t vermenigvuldigings-
eijfer voor de Gem. Inkomstenbel. 1922-'23
vast te -stellen op 3,2 voor een heffing van
184.000,wezen, wjj op de groote moei
lijkheid die jaarlijks de vaststelling van het
vermenigvuldlgingscijfer met zich brengt,
en vooral in dezen tijd van sterk wisselende
inkomsten.
De factor moet immers worden vastge
steld vóór de belastbare inkomens bekend
zijn, en hoe moeilijk het is in dezen tijd een
juiste schatting dier inkomens te maken,
behoeft niet nader te worden aangetoond.
Door de welwillendheid van de Rjjksbe-
lastingadministratie hebben wij kennis kun
nen nemen van de aangifte biljetten Rijks-
inkomstenbelasting 1923/1924. Zooals U
bekend is wordt voor deze belasting van
een zeer groot deel der belastingplichtigen
het inkomen geschat. Van deze schattingen
waren nog geen gegevens voorhanden. Hou
vast hebben wij dus alleen aan de aangifte
biljetten.
Het op deze biljetten aangegeven zuiver
inkomen bedraagt 1.862.572.
Voor 1922/1923 bedroeg het aantal ge
schatte aanslagen 1739 met een gemiddeld
zuiver inkomen van 1100.Het aantal
van deze aanslagen zal voor 1923/1924 wel
niet minder zijn dan het vorig jaar, wel
echter het bedrag van het inkomen. De aan-"
slag wordt geregeld naar bet inkomen ka
lenderjaar 1922.
Het zuiver inkomen der aangiftebiljetten
bedroeg voor 1922/1923 2.159.748,tegen
1.862.572.voor 1923/1924; een vermin
dering dus van ruim 8%. Op grond daar
van zijn wij geneigd aan te nemen, dat ook
de vermindering der schattingsaanslagen
minstens dat percentage zal beloopen.
Nemen we gemakshalve aan een vermin
dering van 10%, en een gemiddelde dus
van 1000.per aanslag, dan zal het to
taal zuiver inkomen der schattingsaansla
gen bedragen 1739 X 1000 is 1.739.000.
Het totaal zuiver inkomen zou dus kunnen
worden geschat op 1.862.572,plus
1.739.000.— is 3.601.572.—.
Konden wij nu voor alle aanslagen een
proefkohier opmaken, dan zou bet totaal
belastbaar inkomen en het totaal verhou
dingscijfer kunnen worden bepaald, en kon
met absolute zekerheid worden aangegeven
welk vermenigvuldlgingscijfer zou moeten
worden vastgesteld, om het op de begroo
ting 1923 uitgetrokken bedrag van 164.000
te bereiken. Waar echter alleen de cijfers
der aangiftebiljetten bekend zijn, is dit niet
goed mogelijk. Niettemin hebben wij deze
laatste cijfers op een proefkohier gebracht,
welke een totaal verhoudingscijfer opleve
ren van 19.621.60. Mocht nu worden aan
genomen dat de schattingsaanslagen met
een totaal zuiver inkomen van 1.739.000,
een ongeveer gelijk verhoudingscijfer zou
opleveren als die der aangiften, waarmede
het totaal zuiver inkomen slechts weinig
afwijkt, dan was de berekening van den
factor gemakkelijk. Door- het progressie
stelsel in onze verordening en den aftrek
voor levensonderhoud en voor kinderen, is
het belastbaar inkomen voor de lagere aan
slagen naar verhouding tot de hoogere aan
slagen ecliter beduidend minder. Het totaal-
verhoudingscijfer voor de schattingsaan
slagen kan dus niet ongeveer gelijk zijn aan
dat van de aangifteaanslagen.
Houdt men er nu rekening mede dat de
aanslagen van de aangifteposten belangrijk
boven de aangiftecijfers uitgaan (voor 1922-
1923 was aangegeven totaal 2.159.742,
terwijl werd aangeslagen naar een totaal
van 2.912.503.of 752.755.meer)
dan zou het naar onze overtuiging niet ge
waagd zijn aan te nemeu, dat het surplus,
dat te verwachten is op de aangifteposten,
zal dekken het tekort op de schattiugspos-
ten, wanneer we ook voor deze posten een
totaal verhoudingscijfer zonden ramen Van
19.621.60. Zoo bezien zou dus het totaal
verhoudingscijfer van alle aanslagen zijn
te ramen op rond 40.000.
Op de begrootiög 1923 is aan inkomsten
belasting uitgetrokken 164.000.Bij een
vermenigvuldlgingscijfer van 4, zon de op
brengst bedragen 160.000.De opbrengst
der forenseaanslagen is op 50Ö0.te
ramen (liet vorig jaar bedroegen die aan
slagen ruim 7000.Wij meenen dus
dat met een factor van 4 kan worden vol
staan, om een opbrengst te verkrijgen van
ongeveer 164.000.
Thans dient nog te worden nagegaan of
een heffing ten bedrage van 164.000.
voldoende is om het voor den dienst 1923
benoodigde bedrag te krijgen. De heffing
1922/1923 heeft opgebracht 154.386.06,
terwijl gerekend was op 184.000.—, een
tekort dus van plm. 30.000.—.
Op den dienst 1922 is verantwoord
122.664, zoodat voor den' dienst 1923 res
teert 31.722.06.
Van de heffing 1923/1924 komt 8/12 op
den dienst 1923 en 4/12 op den dienst 1924.
Van een heffing ad 164.000,komt dus
108.800 op 1923, makende met het restant
1922/1923 ad 31.722.06 een totaal van
ruim 140.500,zoodat voor 1923 23.500
te weinig wordt ontvangen.
De dienst 1923 komt als extra bate echter
nog ten goede ruim 9.000.wegens na
vordering voormalig Baardwijk en Besoyen,
terwijl nog andere vorderingen over vorige
dienstjaren, als o.a. achterstallige Hoofde
lijke Omslag te ?amen wel voldoende zul
len zijn om genoemd tekort aan te vullen.
Het wil ons dan, ook voorkomen dat, on
danks het te verwachten tekort een factor
van 4 toereikend zal zijn om de ontvangsten
met de uitgaven in evenwicht te houden.
Door de Bezuinigingscommissie is nog
den wensch te kennen gegeven, na te gaan
of van overschotten van vorige jaren bedra
gen zouden kunnen worden bestemd tot ver
laging van den belastingdruk.
Op de begrooting 1923 is voor extra-af
lossing van crisisschuld uit gewone midde
len aangewezen een bedrag van 18.500.—
terwijl uit de nitkeering O. W. belasting,
die voor extra-aflossing moét worden be
stemd, tot dat doel nog 28.716.beschik
baar is.
Wfl meénen te moeten ontraden van de
18.500,uit de gewone middelen nog een
gedeelte te bestemmen tot verlaging van den
belastingdruk. Men verlieze nietjiit het oog,
dat op de begrooting 1923, reeds is beschikt
over ruim 39.000 van het overschot 1922,
hetgeen in mindering is gekomen van de
heffing inkomstenbelasting 1923.
Wanneer de extra-aflossingen zooals die
op de ontwerp-begrooting 1923 zijn uitge
trokken, kunnen plaats vinden, dan zijn
einde dit jaar alle losbare crisis-uitgaven
afgelost, hetgeen den dienst 1924 ten goede
zal komen ten aanzien van rente en aflos
sing. De ontwerp-begrooting 1924, die
eerstdaags zal bereiken, kan met een min
dere opbrengst inkomstenbelasting sluitend
worden geipaakt, zoodat vermoedelijk voor
het volgend jaar de factor weer zal kunnen
worden verlaagd.
Noodlottig auto-ongeluk.
Over het auto-ongeluk te Tilburg waar
van we reeds melding maakten, meldt liet
Nieuwsblad van het Zuiden nog de volgende
bijzonderheden
Dinsdagmiddag omstreeks 6 uur heeft op
de Spoorlaan een noodlottig auto-ongeluk
plaats gehad. Een auto kwam in woeste
vaart de Spoorlaan afrijden van de rich
ting Heuvel. Bij de meelfabriek van de
Gebr. van Loon, stond 'n paard met wagen.
Een wielrijder, komende van de richting
van het station, reed, om langs den wagen
heen te komen, eenigszins op het midden
van de straat. Daar werd hij gegrepen door
de met een razende vaart .aansnorrende
auto, die hem een meter of tien terugdrong
en vervolgens tegen den grond smakte. Bij
do botsing geraakte een der lantaarns van
de auto onklaar. De chauffeur nam niet de