Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
De feedrüMlielt van
de P. N. L M.
Gemeenteraad.
EERSTE BLAD.
FEUILLETON
NUMMER 15
WOENSDAG 20 FEBRUARI W4
KTuwsatbi
WAALWIJKSCHE STOOMD3EÉUKKEBIJ ANTOON TIELEN.
ïelofeoa N®. 9S< 5Bétofr,-Ad*®BECHO.
ÜDit nummer bestaat uit ,wae
Bladen
i.
In het avondblad van de „De Maas
bode". d.d. 30 |anuari j.l oefent de
Vlaardingsche accountant Sparrius,
controleur van overheidsbedrijven in
verschillende Brabantsche gemeenten,
eene zakelijke, maar niettemin vlijm
scherpe critiek op de bedrijfspolitiek
van de P N E M.-directie
Deze critiek is ons welkom, wijl zij
zich geheel aansluit, bij datgene wat
dezerzijds reeds zoo herhaaldelijk is
betoogd, n 1. dat de P N E M. eene op
flnantieel ongezonden grondslag geves-
tigde onderneming is
En het lijkt ons goed, dat ook van
andere zijde dit feit wordt geconstateerd
om zoodoende van lieverlede er toe te
komen, dat in de kringen der provin
ciale autoriteiten en der bewindvoerders
de overtuiging worde ingeleid, dat het
een anderen weg op moet.
Waar nu, wellicht niet ieder die er
kennis van behoort te nemen, het be
toog van den accountant Sparrius
onder de oogen heeft gehad zij het
mij veroorloofd er hier het voornaamste
aan te ontleenen.
De heer Sparrius dan begint met
als een feit ie constateeren „dat de
finantieele positie van de P N E M niet
zoo gezond is als wij gaarne zouden
wenschen". En hij laat er onmiddelijk
op volgen dat mag worden gevorderd,
„dat de PNEM. nu ze eenmaal
i"s gesticht, zoodanig wordt geleid, dat
de belangen der (grootere) gemeenten
niet worden geschaad".
Op de „ongezonde finantieele positie*
wordt aanstonds teruggekomen De
andere bewering onderlijnen we even,
omdat zooals reeds meermalen in de
provinciale pers is aangetoond, de
belangen der gemeenten door fancy
prijzen inderdaad, ernstig worden ge
schaad." Men vergelijke even de P N.
EM. iarieven met die van deTilburg-
sche E C. 30 tot 200 pCt verschil
Dat de gezondheid van de P.N E M.
lijdt aan „waste of capital", juist wijl
het bedrijf is opgericht in tijden van
hoogconjunctuur, lijkt ons niet voor
betwisting vatbaar. We behoeven den
heer Sparrius in zijn nadere finantieel-
technische bewijsvoering niet te volgen
Alleen met hem constateeren, dat de
P.N.E.M een groot deel van haar ka
pitaal heeft uitgegeven in de jaren
1919 1923 een tijdperk dus. waarin
de beschikkingsmacht van het geld
uiterst gering was. Een factor, zeer
zeker, die de P N E.M. thans en voor
de toekomst in eene allerellendigste
positie brengt. Men stelle zich voor
inplaats van ruim 4 millioen voor op
richtingskosten noodig te hebben, heeft
dit bedrag reeds het meer dan zes
voudige bereikt, oftewel ongeveer 25
millioen 1
De oorzaken in den breede op te
sporen, behoeft niet. „Er is duur ge
bouwd, op kostbare wijze gtfinan
cieerd aldus de heer Sparrius, na
kennisneming van hel jaarverslag. En
hij concludeert:
Uit het voorafgaande volgt, dat de
P N E.M. met buitengewone hooge
kapitaalslasten te kampen heeft en deze
lasten zwlen te drukkender worden
naar de mate de beschikkingsmacht
van den gulden stijgt of hel algemeen
prijsniveau daalt, uan zullen de tarie
ven van de P N.E.M. niet mede kunnen
dalen in de gewenschte mate, omdat
hare kapitaalslasten niet in evenredig
tempo teruggaan
Het geneesmiddel
Uitschakeling van het kapitaal-verlies,
meei.t de heer Sparrius. Een paarde
middel weliswaar, maar dat met ijzeren
logica vastzit aan de tijden, waarin
het bedrijf is gesticht Men kan die
lasten toch waarlijk niet leggen op de
stroomverbruikers, die part noch deel
hebben aan dit kapitaal-verlies
Voor de Provincie beteekent dit
slechts een denkbeeldig verlies, wijl
de innerlijke bedrijfswaarde van de
PNEM. er door stijgt en de bedrijfs-
mogelijkheid grooter wordt.
Wij zeggen het den heer Sparrius
gaarne na
„Het gaat er niet alleen om, of de
P.N.E.M. de rente op hare aandeelen
kan verdienen en of-de verschillende
gemeenten nog batige overschotten
kunnen toucheeren uit hare stroom
bedrijven. Neen, van aanzienlijk grooter,
van provinciaal belang is het, of op
de gunstige ontwikkelingspunten van
de provincie de energie kan ontwikkeld
worden, welke de industrie behoort
tot bloei te brengen".
„De provincie, die deze mogelijkheid
heeft opengehouden toont haar belang
beter te begrijpen, dan zij die blijft
kwakkelen met hulpmiddeltjes, om een
kwaal te genezen, waarin een flinke
operatie alleen genezing kan brengen".
In een slot-artikei' gaan we op het
verdere scherpzinnig betoog van den
heer Sparrius nader in.
P.
16)
HAARSTEEG.
Openbare vergadering van den raad
dezer gemeente op Vrijdag 15 Febr
1924 des nam om 2 uur.
Voorzitter Edelachtbare heer van
Bokhoven
Aanwezig alle leden.
De notulen der vorige vergadering
worden na voorlezing overanderd goed
gekeurd en vastgesteld.
AAN DE ORDE:
1. Ingekomen stukken.
Naar aanleiding van de in de vorige
vergadering aangenomen motie van
afkeuring over het beleid van den
Voorzitter is van Ged. Staten een
schrijven ingekomen van den volgenden
inhoud
„De motie, waarbij uwe vergade-
ring hare afkeuring heeft uitgespro
ken over het beleid van haren voor
zitter, hebben wij ontvangen
Wij betreuren het, dat door de
aanneming dier motie eene verhou
ding ontstaan is, die noch in het
belang van den gemeenteraad, noch
in dat der gemeente, kan worden
geacht.
Volgens artikel 66 der Gemeente
wet heeft de burgemeester te zorgen
voor de handhaving der orde in uwe
vergadering.
't ls dus niet enkel zijn recht, maar
zelfs zijn plicht, in te grijpen, wan
neer de orde door de leden zelf
verstoord wordt.
Het gemeentebestuur bericht ons.
dat uwe vergadering van 29 Dec.
1923 (waarop de motie betrekking
heeft) een zeer rumoerig verloop
had en dat toen verschillende malen
ongepaste uitdrukkingen zijn gebruikt
door de leden.
In stede van het beleid des voor
zitters af te keuren, zou uwe ver
gadering o.i. beter doen. wanneer zij
haar eigen gedrag herzag.
Zij moge zich rekenschap er van
geven, dat een gemeenteraad, die
zelf gezag orde en tucht miskent,
een zeer slecht voorbeeld geeft aan
de bevolking der gemeente.
Indien de te behandelen zaken
worden besproken met ernst, waar
digheid en zelfbeheersching, zullen
zich geen conflicten tusschen voor
zitter en raad voordoen
Dobbelsteen, lk zou het maar voor
kennisgeving aannemen.
v. Hemert lk zou willen repliceeren.
Wij weten immers niet wat het ge
meentebestuur heeft ingebracht. Met
het gemeentebestuur wordt hier bedoeld
het college van Burg. en Weth. en die
zullen natuurlijk bij die motie van ons
een heele memorie hebben bijgedaan
naar Ged. Staten.
Voorzitter. Natuurlijk.
v. Hemert. Wij hebben toch ook het
recht om ons te verdedigen.
Dobbelsteen. Daarom zou ik graag
een afschrift willen hebben van de
toelichting van het gemeentebestuur,
zou ik die mogen ontvangen?
Voorzitter. Neen.
Dobbelsteen Dan mag ik er mis*
schien inzage van hebben
Voorzitter. Ook niet. Ik zou er maar
niet verder over praten, ge kunt het
er best mee doen met dezen brief van
Ged Staten.
Dobbelsteen. De kwestie is maar,
dat.....
De Voorzitter stoort zich verder niet
meer aan dit geval en doet mededee-
ling van een ingekomen schrijven van
den Bond van Gemeenten betreffende
de kwestie van het betalen door de
gemeente van de wiskundige reserve
voor den kantoorhouder. Reeds voor
dat genoemden bond een brief van
het gemeentebestuur ontving, had ze
reeds van deze kwestie kennis gekregen
en aanstonds deze zaak bij de regeering
aanhangig gemaakt. Zoo gauw iets
naders bekend is zal de Bond bericht
zenden, dusvoorloopigis het afwachten.
De Voorzitter acht het wel gepast
een woord van dank te brengen aan
den Bond van Gemeenten voor diens
buitengewonen ijveren medewerking.
De heer Dobbelsteen vraagt waarom
niet alle gemeenten gelijk behandeld
worden. In Nieuwkuijk heeft men het
zelfde geval als hier en naar hij ver
nomen heeft behoeft men het daar
niet te betalen.
De Voorzitter merkt hem op dat dit
wel het geval is. Toevallig heeft hij
van den Burgemeester zelf gehoord
dat hun verzocht is te betalen.
Verder zijn nog ingekomen goed
keuringen van Ged. Staten van de
plaatselijke inkomstenbelasting, van de
verordening op de electriciteit, van de
afschaffing van den cursus voor ver-
(Wordt vervolgd',
«7a JAARGANG.
Waalwijksclic en Langstraatscke Courant,
Dit rafMMJnt
VOINSDAS SN ÏATBBDAÖ.
Abonnementsprlj i per 8 maande* 1-29.
ï\sbco per post door bet geheel® rijk 1.40.
Brieve». Ingesondea «takken» gelde» «ma.,
tranen ts a«®4.»n ssji Uiteer»®.
jTrtJS Aait
S® e«at p*r re*el; minimum 1.50,
Reclame* 40 cent par regel.
BS «contract flink rabat
AdvertentlSii moeten Woensdag en Vrijde®
des mor*®»® en aiSerUjk u»x in ma kaalt
■Ua.
.NOORD-BRABAND"
NMTttMWU U* WTOKW8B 0» WTUVW
WAALV/U K.
"toT
DOOQ ERVARING STERK.
van De Echo van het Zuiden".
De ontdekkingen van Martineau.
Het programma, opgesteld door Jules
Léonldas Martlneu werd letterlijk uitge
voerd en zonder eenlge stoornis. In gezel
schap van den sappeur, die het tentwagen
tje bestuurde dat door luitenant Filip was
versmaad, begaf htj zich naar het dorp
Alqurande-les-Villards, stapte uit voor de
herberg van moeder Jacqueline en gaf haar
op schertsend hoogen toon het bevel het
beste, dat zfl ln keuken of kelder had op te
disschen. Er was niets wat de kasteleines
liever deed, zfl kende den soldaat Jules
Leonidas Martineau reeds van haver tot
klaver en wist dat hfl steeds geld op zak
had en niet gierig was.
Ge weet er alles van, moeder Jacque
line, een feestmenusoep, gestoofde forellen,
gebraden kip met dauphlnéappelen voor
dessert, en goed uw best er op doenihoor.
Ge blijft toch maar altijd dezeM'de lek
kerbek lachte de dikke waardin.
Altijd, moeder Jacqueline, de /gulzig
heid vind ik de modiste van de zeven hoofd
zonden en als men de andere zes maar links
laat liggen, dan zal het met die eene zoo
nauw niet genomen worden, denkt ge wel?
Nu mijn. jongen, wees maar gerust,
hoor, ge zult smullen.
Daar twijfel lk geen seconde aan, maar
ge moet tevens wat haast maken want lk
rammel van den honger en om u een handje
te helpen zal ik de forellen en de kip gaan
halen.
Phlllbert, de zoon van moeder Jacqueline,
vras een. groote lummeige jongen van zeven
tien jaar, dik, dom, vadsig en luL
—Phlllbert! Ohé Phlllbert! schreeuwde
Martineau, haal het vischnet en een mes om
de kip te slachten.
Maar Phlllbert, die op zijn gemak een
boterham zat te eten, zoo dik dat hU ze
bijna niet overgapen kon, haastte zich vol
strekt niet om aan dit bevel te voldoen.
Martineau stampvoette van drift en riep:
Als ge niet terstond hier zflt, lummel,
dan zal lk u aan uw ooren komen halen
Deze bedreiging maakte een gewenschten
Indruk. Phlllbert propte nog haastig zfln
grooten mond vol brood en ging toen naar
de keuken om te halen wat Martlnaeu noo
dig had.
Maar het ging toch op looden schoenen,
zoodat moeder Jacqueline, die reeds bezig
was haar fornuis aan te maken, hem toe
voegde
Kom, maak toch wat voort, luiwam
mes
Martineau rukte den jongen het vischnet
uit de handen en had met een paar spron
gen den tuin van de herberg bereikt.
De zon was reeds aan het ondergaan,
maar toch was het nog licht genoeg voor
hetgeen Martineau te doen had. Midden ln
den tuin was een kleine vijver, waar het
water door pijpen onder den grond voort
durend in strooming werd gehouden en in
dien vijver bewaarde moeder Jacqueline de
forellen, waarmee zi) in den geheelen om
trek naam had gemaakt.
Martineau stak het schepnet, aan een
langen stok bevestigd, onder water, sleepte
het een paar malen rond en trok het op. Het
was tamelijk zwaar, want er spartelden een
paar groote visschen in.
Met een glimlach van tevredenheid be
schouwde Matineau de zilverwitte waterbe
woners.
Mooi zoo, we hebben keus, zeide hfl
terwfll hij het net met de visschen op den
kant legde. Maar waar blijft nu die slaap
kop van een jongen? Heila, Phlllbert! Phlll
bert
- Daar kom lk al, daar kom lk al! riep
de jongen op ltjmerigen toon.
Dat Is maar goed ook, want ik wilde u al
net komen halen! riep Martineau terug.
De jongen slenterde den tuin in en zette
een emmer neer, waarin Martineau de ge
vangen forellen zou kunnen werpen. Met
kennersblik monsterde Martineau de forel-
len en had er weldra twee uitgekozen, die
hij in den emmer wierp, terwijl hij de over
blijvende in den vijver teruggooide.
De forellen die hij had uitgezocht, wogen
elk minstens een kilo.
Breng dat nu naar de keuken, zeide hij
tegen Phlllbert, terwijl hij hem den emmer
toeschoof, en kom dan terug, maar vlug
hoor
Terwijl de knaap met zichtbare moeite
den emmer naar de keuken sjouwde, begaf
Martineau zich naar het kippenhok dat op
de binnenplaats stond.
De kippen van moeder Jacqueline zaten
reeds kalm op haar stok, maar in die kalme
rust werden zfl wreed gestoord door de
lange armen van Martineau, die de grootste
kip bij de vlerken pakte. Hij betastte het
beestje overal en knikte met het hoofd, vol
daan over den uitslag van het onderzoek.
Goed zoo, mompelde hij, lk heb er de
mooiste uitgezochtdeze weegt wel drie
kilo schoon.
Hij nam zijn hult mee naar het schuurtje.
Weer schreeuwde hij
PhlllbertAllonsPhlllbert
De jongen stond ditmaal reeds achter
hem.
Hier ben ik al.
Hij is er alherhaalde Martineau spot
tend en klopte den jongen daarbij op den
schouder. Braaf zoo, mijn zoon, als ge zoo
voortgaat, dan zult ge nog vlug worden, bij
lengte van jaren.
De knaap lachte dom.
Phlllbert! hernam Martineau hebt ge
het mes bjj u?
Ja.
Goed zoo, geef hier.
Hfl nam 't mes uit de hand en bekeek het.
Kan men daarmee snijden?
Welja.
Hebt ge 't zelf geslepen?
Weineen.
Des te beter.
Martineau zette het mes even aan op zijn
schoenzool en wierp daarna de kip achter
over op de tafel ln het schuurtje, terwfll hfl
haar den kop achterover trok.
I Phlllbert sloeg hem met aandacht gade,
I vol bewondering over zooveel handigheid en
daar het al vrfl duister was, kwam hfl met
zfln gezicht in de onmiddellijke nabijheid
i van da ter dood gedoemde kip.
Martineau wilde hem reeds toevoegen:
Kom er niet zoo dicht bfl, domkop,
maar eensklaps kwam er een boosaardig
plan ln hem op, een plan dat hem reeds bfl
voorbaat in zfln vuistje deed lachen.
Krachtig haalde hfl het mes door den nek
van de kip en sneed haar de slagader open.
Een stral warm bloed spoot uit de wond
en spatte den armen Phllibert in de oogen
en over het gelaat.
PoehPoehproestte hfl, terwfll hfl
wegliep zoo vlug hfl kon. MoederMoeder
daar zal ik blind van worden.
Neen, daar wordt ge niet blind van,
maar dat leert u beenen maken! riep Mar
tineau.
Toen zfln kip geslacht, gepinkt en schoon
gemaakt was, ging hfl naar de keuken, vol
daan dat alles zoo naar wensch ging.
In de keuken vond hfl moeder Jacqueline
bezig het gezicht van haar Phllibert af te
wasschen terwfll ze hem geruststelde, dat
zoo'n beetje kippenbloed hem niet blind zou
maken.
Kom kom, zeide Martineau, om den
vrede te herstellen, een glaasje „bessenwfln"
zal alles weer goedmaken.
Phllibert had een zwak voor aalbessen-
brandewfln. Zoodra hfl zich overtuigd had,
dat hfl uit zfln linkeroog zoowel als uit zfln
rechteroog nog goed kon zien, zette hfl zich
in de gelagkamer tegenover Martineau aan
tafel en dronk met zichtbaar welgevallen
het roode vocht, waarop deze hem trak
teerde.
Martineau en de sappeur-koetsier, die in-
tusschen zfln paard uitgespannen en gevoerd
had, verkwikten zich aan een glaasje ab
sinth.
Een uurtje later werd een helderwit tafel
kleed, dat sterk naar Iriswortel rook, op de
tafel uitgespreid en bracht moeder Jacque-
j line een soep terrine op, waaruit een eetlust-
prikkelende geur ontsnapte.
Opgepast, moeder Jacquelineriep
Martineau, die soep ruikt om van te water
tanden. Hebt ge nu nog Chapareillan ln den
kelder?
Meer dan gfl zult opdrinken, was het ant
woord.
Dat ls nog zoo zeker niet, want lk heb
geweldige dorst.
Het diner was ln elk opzicht volmaakt en
d« sappeur-koetsier verkaarde gulhartig, dat
hfl nog z'n leven zoo lekker niet gegeten
had en dat het hem volstrek niet speet, dat
hfl met Martineau was meegegaan.
Het beviel hem in de gelagkamer van
moeder Jacqueline en bfl den heerlijken
wfln van Chapareillan zoo bovenst goed, dat
hfl er wel tot zonsopgang had willen blflven,
maar zfln kameraad, die op het oogenblik
zfln meerdere was, want hfl betaalde het
gelag, dacht daar anders over.
Toen het onfeilbare horloge van Marti
neau op half elf stond, sloeg deze zfln disch-
genoot op den schouder.
Nog een laatste glas, mfln jongen en
dan inspannen.
Inspannen? vroeg de andere gemelflk.
Waarom?
Hè, hè, die goede vriend zou willen
doordrinken tot hfl onder de tafel- rolde en
dan op zfln gemak zfln roes uitslapenlachte
Martineau. Nn, bfl een volgende gelegenheid
hoor, maar thans moet ge me naar de
plaats brengen waar we vandaan gekomen
zfln, want lk voel me niet stevig genoeg ter
been om dat eindje te loopen. Als ge dat
gedaan hebt kunt ge verder gaan pierewaai
en zooveel gewilt, nu weet ge waar bet op
staat.
O zoo, gaat ge dan met mfl mee terug?
Neen, de luitenant wilde over den
vlonder en door de vallei des Villards naar
bet kamp terugkeeren, om het paard een
weg van een groot uur over Aiqurande uit
te balen. Ik ga bem tegemoet.
O! als het daarom ls
Daarom is het,
Dan gaan we,
Juist zoo.
De koetsier schikte zich in het onvermfl-
delflke dronk zfln glas uit en ging naar den
stal om zfln paard <n te spannen.
In dien tfld betaalde Martineau aan moe
der Jacqueline het gelag ten bedrage van 15
francs, waarmee de goede vrouw zeker geen
woekerwinst maakte, de batterij van ledige
flesschen in aanmerking genomen, die ach
ter de tafel stond.
Het tentwagentje kwam voor, Martineau
klom er in en voort ging het.
Het voertuig schokte en stootte evenwel
op den ongelflken weg, dat de twee soldaten
dikwflls tegen elkander aanrolden.