Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. f eerste blad. Geen Man en geen cent. FEOILLETOd ,N O O D - B RAS AN D" NUMMBR 28 ZATERDAO 5 APRIL 1924 UITGAVE WAA.MV WKÜGHII STOOMDRUKKERIJ A.NTOON TIELEN. Telegr.-AdresECHO. Telefoon Ho. 38. ©it nummer bestaat uit 2)rie Bladen Het is de gemakkelijke leuze der Sociaal-Democraten In Nederland althans. Ook bij de behandeling der Oorlogsbegrooting, die de vorige week in de Tweede Kamer plaats had, is de leuze weer aangeheven. Deze keer niet alleen door Communisten en So ciaal-Democraten, maar ook door Vrijzinnig-Democraten, die, niet lang geleden een leger voor Nederland nog onmisbaar achtten. Trouwens ook van de Sociaal-Democraten kan dit worden gezegd' In 1914 werkten zij er gaarne toe mede ons leger zoo goed mogelijk aan zijn doel te doen beantwoorden. Toen was de nood aan den man en gevoelden ook zij hun verantwoorde lijkheid tegenover land en volk. „Geen man en geen cent", roepen zij thans. Maar overal, yvaar de Sociaal-Demo craten deelnemen aan de regeering des lands, overal waar sociaal demo cratische ministers optreden, doen zij geen enkele poging om het leger onmiddelijk af te schaffen. De meeste ministers der nieuwe Engelsche regee ring behooren tot de sociaaal-democra- tische partij, maar aan ontwapening denken zij niet. Zeker, evenals de overgroote meerderheid der Roomsch- Katholieken over de geheele wereld, wenschen zij met Paus BenedictusXV z.g. te streven naar gelijktijdige, internationale vermindering der bewa pening, maar afzonderlijk ontwapenen Engeland onverdedigd laten, dat mag niet. „Het Engelsche leger", aldus Minister Walsh in het Lagerhuis op 4 Maart j.l. „wordt nu, evenals voor heen, georganiseerd voor de militaire verdediging van het Rijk, waar ook de noodzakelijkheid van actie ongeluk- lukkigerwijze zou kunnen ontstaan". In onze Tweede Kamer heeft de rechterzijde ook haar verantwoorde lijkheid gevoeld. Alle voorstellen, door de Sociaal-Democraten ingediend, en die tot strekking hadden het leger zijn karakter als instrument ter verde diging van het land te ontnemen, wer den verworpen, dank zij de medewer king van o.a. alle aanwezige katholieken. Zij konden dit te gemakkelijker doen omdat duidelijk blijkt, dat ook op de Oorlogsbegrooting ernstig wordt be zuinigd. Bedroeg zij in 1922 nog 71.4 millioen, voor 1924 is zij bijna 10 inillioen lager, n.l. 61.7 millioen en vergeleken bij 1914 is op geen begroo ting meer bezuinigd, dan op de be grooting van oorlog. Militaristisch zijn wij niet, Aan cor- currentie met het buitenland wordt niet gedacht. Wij moeten de uitgaven voor ons leger oepalen tot het strikt noodige. Maar wij willen de les van 1914 niet vergeten, de les, ons duide lijk voorgehouden door verschillende Duitsche legerautoriteiten, dat wij het aan ons leger danken, dat wij buiten den oorlog zijn gebleven. Van von Moitke is het woord 1 „ik was en ben nog heden ervan overtuigd, dat de veldtocht in het westen mislukken moet, als wij Nederland niet ontzien". De Oorlogsbegrooting is aangeno men. Ook de leden van den Vrijheids bond, die zich met ons legerstelsel niet kunnen vereenigen, ontnieiden haar hun stem. Zoo stond voor de derde maai in enkele dagen de Rechterzijde tegenover de vereenigde Communisten, Sociaal-Democraten, Vrijzinnig-Demo craten, Vrijheidsbonders en Plattelan ders. En nu ging het niet om de veiligheid van den gulden, maar om de veiligheid van hei land. Dr. L, DECKERS. Oe economische toestand. Wanneer wij ons eerste driestar-ar tikel voor dit blad schrijven, dan kan het haast niet anders of dit artikel rnoet gewijd zijn aan bovenstaand onderwerp. Was voor enkele jaren nog het sociale vraagstuk, de sociologie het stramien waarop maar ai te graag, te pas of te onpas, werd voortgeborduurd niemand zal ontkennen dat thans het vraagstuk der economie, de meeste aandacht vraagt. Hoe kan het ook anders. De economie toch, is een factor die, naar gelang ze gezond of ongezond is, de waardemeter is van het welvaarts peil der bevolking. Derhalve, leven we onder goede economische verhoudingen, het wel vaartspeil der bevolking zal daar de goede gevolgen van ondervinden, het tegendeel brengt natuurlijk een econo mie welke niet beantwoordt aan de gestelde eischen en dus inplaats van het welvaartspeil te verbeteren daar haar deprimeerenden stempel op drukt. Wanneer we hierboven als opschrift plaatsten „de economische toestand", dan is het niet onze bedoeling, de economie van het heden in al hare geledingen bloot te leggen. Verre vandaar, want noch de tijd noch de plaatsruimte om dit uit te voeren is aanwezig, weshalve wij ons voor dezen keer zullen bepalen tot enkele beschouwingen die den aan- dachtigen lezer zullen doen zien dat er aan den economischen horizon van Nederlandsch-industrieel leven een ken- DOOR. ERVARING tering ten goede merkbaar is. Waar hoop is, daar is leven" zegt liet spreekwoord, en met recht. Er zijn de laatste „dagen teekenen merkbaar die een goede hoop alleszins rechtvaardigen. Vast staat dan ook dat verschillende ndustrieele ondernemingen hier te ande weer verschillende omvangrijke orders ter uitvoering hebben ontvangen, terwijl thans, nu van Duitsche zijde de concurrentie niet meer zóó groot is als voor de stabilisatie van den Mark het geval was, verwacht mag worden dat de concurrentie ons door onze ooste ijke naburen vooral in 1923 zooveel aangedaan, tot 'n veel verminderden omvang is teruggebracht. Dat zijn hoop en moedgevende ver schijnselen, al is het nog niet zeker wat we van de franc moeten denken, die ons met vertrouwen de toekomst moeten doen inzien. Niettegenstaande dit alles echter kan van een rooskleurig bedrijfsleven, vooral n de kleinere steden en op het platte land nog niet gewaagd worden. Ook daarin kan echter verbetering gebracht worden en zeker voor een jroot gedeelte door de bevolking zelve. De middelen om daartoe te geraken zijn velerlei en het voornaamste middel is zeker wel het koopen in eigen land ten 2e het geven van orders, het late repareeren van wat men steeds en steeds maar heeft uitgesteld. Passen we zelve deze middelen toe en wordt ons daarenboven de steun van overheidswege niet onthouden, het jaar 1924 zal blijken in elk opzicht Deter en gelukkiger te zijn dan het jaar 1923. V Id een andere richting? Wie de laatste gebeurtenissen in Frankrijk aandachtig neeft gadegeslagen zal ontegenzeggelijk zich wet hebben afgevraagd of de Fransche politiek ten opzichte van Duitschtand milder zou worden. Wij meenen te mogen veronderstellen dat, al wordt het niet met evenveel woorden in Poincaré's regeeringsver klaring gezegd, dat toch wel het geval zal zijn, temeer, waar dit incident den Franschen premier toch wel zal geleerd hebben dat, waar men thans de re geering liet kelderen om een punt van ondergeschikt belang, dit evengoed zou kunnen gebeuren wanneer ingrijpende vraagstukken aan de orde zijn. Poincaré diene dus vooral hieruit te leeren dat niet steeds een groote meerderheid achter hem zal staan om met hem door dik en dun te gaan. Van dit standpunt beschouwd en waar de Fransche politiek zich in de toekomst voorstelt op de eerste plaats ïaar finantieel evenwicht terug te krijgen jeloven we veilig te mogen veronder stellen dat de Fransche politiek ten opzichte van Duitschland wel wat milder zal worden in de naaste toe komst. De Fransche politiek zal dus misschien is het nog wat te sterk uit gedrukt de Engelsche volgen. Toch hebben we er reden voor om van deze veronderstelling uit te gaan. Er gaan immers reeds geruchten dat Frankrijk een Duitsch moratorium zal aanvaarden, dat het zelfs de bezetting aan den Rhur wil opgeven. Natuurlijk heeft Frankrijk wanneer 't zoover zou komen z'n voorwaarden, welke onder andere zijn dat Engeland en Amerika de schulden welke Frank rijk bij hen heeft, moeten schrappen. Wanneer we dit alles zoo eens rustig overdenken, dan komt ontegenzeggelijk de gedachte, dat we een betere tijd tegemoet gaan, zich steeds aan ons opdringen. 't Zijn natuurlijk allen nog maar geruchten, doch 't feit, dat men zich in Engeland betrekkelijk ongerust maakt over deze aangelegenheid en men ver wacht, dat Mac üonaid wanneer hij het zoover kan krijgen, een te duren prijs daarvoor zal hebben te betalen, geven aan deze geruchten toch zeker een geloofwaardig karakter. Er mag worden verwacht dat deze questie spoedig weer ter sprake zal Komen en we zullen dan maar hopen dat dat netelige vraagstuk in der minne en naar beider partijen genoegen, mag worden opgelost. Dat zal veel verbetering brengen in (Wojrit rmolgiJ), 47* JAARGANG. cho van h iVaaUyksrhr en Un^slraatsrbe Courant Dit blad verschijnt WOENSDAG EN ZATERDAG. Abonnementsprijs per 3 maanden 1.25. Franco per post door liet geheele rflk 1.40. Brieven, Ingezonden stukken, gelden enz. franco te zenden aan den Uitgever. Prfla der Advertentiën 20 cent per regel; minimum 1.80 Reclames 40 eent per regel. Bij contract flink rabat. Advertentiën moeten Woensdag en Vrijdag des morgens om uiterlijk 9 uur in ome beslt zijn. van „De Echo van het Zuiden". Oyprien was de stalmeester van de fami lie de Prabert, een gewichtigfe persoonlijk heid, de oppermachtige gebieder over veer tien paarden, de acht rijtuigen en het stal personeel van Saint-Colomban. Hij liad een hoog ernstig, gladgeschoren gezicht met kleine bakkebaardjes, zooge naamde hoefijzers, en kleine, blauwe oogen, die door zware wenkbrauwen werden over schaduwd. Hij was tamelijk zwaarlijvig, zoo- als bet den chef-koetsier van een voorname familie betaamt en voor zijn meesters had hij den diepsten eerbied, want de dienst was goed, bet loon hoog en men vroeg hem nooit verantwoording van zijn uitgaven. .Met een statige buiging naderde liij de dame des buizes. Oyprien, begon mevrouw De Prabert ge moet kapitein Barrillet naar het spoorweg station van Lus-la-Croix brengen. Dat is een heel eind, mevrouw, merkte bij op. Hü moet den trein van half acht halen. Dan moet er bard gereden worden, me vrouw en de weg is slecht, zooals trouwens alle wegen hier. Neem het beste span. Ja, mevrouw. Nog iets, Oyprien. Tot uw dienst, mevrouw. Itijd zelf, dan ben ik meer gerust. Weder maakte de gewichtige man een buiging. Mevrouw zal gehoorzaamd worden. 't Is goed Oyprien, ik reken er op dat gij tijdig te Lus zult aankomen. Ik zal er zijn mevrouw, voor half acht Mevrouw De Prabert knikte hem toe ren teeken dat hij kon gaan. Vervelend baantje, bromde de stal terwijl hij zich verwijderde, maar n meester enfin Alleen gebleven zonk Félicienue in haar droef gepeins en geheimzinnige vrees terug, maar bijna terstond trad Aurélien binnen. Goeden morgen, mama i riep lit) uit, waf nu, zoo vroeg in volle wapenrusting? is uw pendule van streek? Het is nauwelijks tien uur. Inderdaad het geheele huis staat hier overeind. Geen dwaasheden, mijn jongen, zeg me eerst Odat ongeluk van oom Daniël? Het heeft niet om het lyf, zoo goed als niets, een schampschot in den bovenarm dat met koud water alleen wel te genezen is, maar u weet hoe moedig oom Daniël is, hij stelt zich maar dadelijk voor dat hij zal sterven en maakt een kabaal van de andere wereld. Mijn arme broer, ik ga even naar hem zein. Dat heeft zoo'n haast niet, mama, ge loof me, wij hebben nu wel ernstiger zaken te bespreken. Ja, ja, den terugkeer naar Frankrijk van dein onwaardigen broeder van mijnheer De Prabert, niet waar? De held van Barillet? Mijn oom Robert Duhesme? Wel integendeel, dat vind ik al- lerverinakelijkst en ik verlang er zelfs naar, met hem kennis te maken. Verbeeld u een oom die dwangarbeider is geweest en 't nu tot millionair gebracht heeft, dat is lang niet alledaagsch zou ik meenen. Ik zal hem op de club voorstellen. Ohij en ik zullen verbazend veel opgang maken. Félicienne zag haar zoon verschrikt aan en deze ging op zijn luchthartigen, spotten- den toon voort Wanneer hij mij maar tot zijn erfge naam maakt, in de hoop dat hij geen kleine galeiboefjes daarginds in Amerika heeft, dan zou die kennismaking zeer goed van pas komen, want met de begrippen van humani teit, die papa er op na houdt en zijn dolzin nige idee om zijn werklieden aandeel in de winst te geven, begint de toekomst van mij er lang niet rooskleurig uit te zien en het zal er nog op uitloopen, dat zijn kas voor ons gesloten wordt. Hij heeft ons nog nooit iets geweigerd. -it MAATSCHAPPIJ VAK VtPIEKES", OP KETUVEH Dat ontbrak er ook nog maar aan, maar hij geeft aan anderen zooveel weg, en aan alles komt een einde. Ik voor mij ben lang niet gerust en heb andere maatregelen willen nemen, maar ook daarin beu ik niet geslaagd. Wat dan? Ik heb mijn proces bij Marguéf-ite ver loren. Onmogelijk. Het is volkomen zeker, mijn lieve nielit wil niets van mij weten. Maar heeft dat dwaze kind dan vol strekt geen. smaak? Dank u voor het complimentlieve mama. Maar waarom geloof je... wat doet u veronderstellen. Neen, mama, ik geloof niets en ik ver onderstel niets, ik weet. Marguérite zou mij afwijzen want zjj bemint een ander, Dat kan niet. En toch is het zoo. Maar wie dan? Raad eens. Daar staat mijn hoofd nu niet naar, plaag mij niet, Aurélien en spireek zonder omwegen. Nu goed dan, de gelukkige ls luitenant Filip Dormelles. Filip? Ge vergist u, mijn jongen, dat zou al te dwaas zijn. Waarom? Omdat hij altijd zoo galant was voor u? Arme mama, die mooie militair heeft u aardig om den tuin geleid. Hahaha ge zijt zooveel als hun makelaar geweest, zonder dat ge er iets van gemerkt hebt. Achter uw rug om is die liefdesgeschiede nis van Filip Dormelles met Marguérite De Briais tot stand gekomen. Men zou er wel een kluchtspel van kunnen schrijven, het is onbetaalbaar. Wat, u weent? Och kom, arme mama. Mevrouw de Prabert was inderdaad diep getroffen en er vloeiden tranen langs haar wangen. Zij gevoelde een oprechte genegenheid voor Filip Dormelles. Zij vond hem zoo ge heel anders als de heeren, die zij gewoon lijk in haar omgeving had, hij maakte haar niet het hof, putte zich niet uit in laffe vleie rijen, waar zij toch zoo op gesteld was eu niettemin voelde zij zich toch tot hem aan getrokken als ging er een haav onbegrijpe lijke macht van hem uit. Het griefde haar diep, dat hij het juist moest zijn, die haar plannen tot een huwelijk van Aurélien met Marguérite moest verijdelen. De tijding, die Aurélien haar bracht, had volstrekt geen jalouzie in haar opgewekt, maar zij gevoelde zich beleedigd, gekrenkt in haar ijdelheid, te meer daar Aurélien het deed voorkomen, als was zij door Filip be drogen. Op geveinsd luchthartigen toon ging haar zoon voort, juist met het doel om haar haat en wraakzucht aan te wakkeren: Kom, troost u maar mama, het is im mers alleen het vermogen van mejuffrouw De Briais, dat den luitenant heeft aange trokken. Hij heeft een speculatie op touw gezet en die is hem gelukt. Hoe weet ge dat zij elkaar beminnen? Vooreerst kan men dat aan alles zien, dan heeft oom Daniël hen gisteravond beluisterd toen zij in den koepel zaten, boven op de rots achter in het park, ge weet wel. Hjj heeft van hun gesprek genoeg opgevangen om er zonneklaar uit op te maken, dat zij elkaar beminnen en voornemens zijn zoo spoedig mogelijk te trouwen. Marguérite is koppig, dat weet ge zelf het best, en wan neer zij zich eenmaal iets in het hoofd gezet heeft, don is 't vergeefsche moeite te trach ten haar er van terug te houden. Trouwens, daar zou nu toch geen tijd meer voor zijn want luitenant Filip Dormelles zal vandaag wel formeel om de hand komen vragen van mejuffrouw Marguérite De Briais, aan haar oom, mijnheer Bernard De Prabert dat kan niet anders. Maar het zal niet gebeuren, ik zal er mij met al mijn kracht tegen verzettenriep mevrouw De Prabert uit. Mijnheer De Pra bert zal geen besluit nemen alvorens mij te hebben geraadpleegd. Aurélien keek zijn moeder met een spot tend lachje aan. Stel u daar maar niet te veel van voor, hernam hij. Papa begaat tegenwoordig alle mogelijke dwaasheden, die hij alle onder één categorie rangschikt, de plicht. Overal ziet hij plichten, die hij te vervullen heeft en het eou mij niets verwonderen, wanneer hij het ook zijn plicht noemde, Marguérite met dien soldaat te laten trouwen. Wanneer wij hem openlijk tegenwerken, dan voorzie ik een twist die alleen in ons nadeel kan uitloopen en waarmee we ons doel toch niet zulten toereiken. Wij moeten onzen tijd afwachten. En dan? Dan zullen we wel verder zien, ver loofd is in eik geval nog niet gehuwd. Voor het oogeirbiik moeten we ons houden, alsof we voldaan waren met bet voorgenomen hu welijk, maar intusschen doen wij in stilte al het mogelijke om het te belemmeren en te verschuiven, teneinde tijd te winnen. Die lui tenant Dormelles zal wel een zwak punt heb ben, dat moeten we opzoeken en als we het gevonden hebben, hem daar aanvallen. En ik zal voor niet» terugdeinzen om hem te treffen, want ik haat hem, dien meliniet- man, dien bruidschatjager. Hij wist wel wat htj deed, toen hij werk maakte van Margué rite, want zij is niet alleen schatrijk, maar nog wees bovendien. Zou iiij dergelijke berekeningen heb ben gemaakt? Twijfelt u daar nog aan? Och, arme mama, wat zijt gij toch eenvoudig'. Hij heeft liet geheele huis hier stormender hand ver overd alsof het een vesting was, de luitenant voerde hier den boventoon mama dweepte met hem, papa prees hem tot in de wolken, hij was knap, hij was geleerd, liij was gees tig, hij was alles en nog wat. Algemeene op getogenheid. Intusschen palmde de slimme vogel zeer handig de rijke erfgename in en niemand had daar het flauwste vermoeden van. Nu, was het niet aardig, zeg, mama, heeft hij mevrouw De Prabert niet mooi beetgenomen? Ja, ja, het is afschuwelijk! Welnu, ik beloof u, Ik Aurélien, dat de mooie berekeningen van dien geleerden heer op nul uitkomen zullen, dat zijn wiskunde bij de vrouwen niet zal opgaan en dat Ik hem hinderpalen in den weg zal leggen, die hij niet als een rots met meliniet in de lucht kan laten springen. Hij zal binnenkort weten welk een tegenstander Ik ben. Hij zal Marguérite niet hebben, dat zal niet gebeu ren, Ik wil het niet. Het denkbeeld alleen maakt mij bulten mij zeiven van woede en haat

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1924 | | pagina 1