Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
EERSTE BLAD.
Iets nieuws.
Buitenland.
FEUILLETOI1
land-en Tuinbouw
„NOORD-BRABAND"
NUMMER 40
ZATERDAG 17 MEI 1924
UITGAVE:
WAALWIJKSCME STOOMDRUKKERIJ ANTQON TIELEN.
Telefoon No. 38. Telegr.-AdresECHO.
DIT NUMMER BESTAAT UIT
drie BLADEN.
Onlangs hebben vertegenwoordigers
der groote Centrale Landbouworgani
saties een bespreking gehad met den
Directeur-Generaal en den Inspecteur
van den landbouw. Hierbij werd het
ontwerp behandeld der begrooting voor
1925 van het Departement van Binnen-
landsche Zaken en Landbouw, voor
zoover deze begrooting op den land
en tuinbouw betrekking heeft. Minister
Ruijs de Beerenbrouck, die de verga
dering had belegd, heeft haar ook
persoonlijk geopend en daarbij een
redevoering gehouden, waarin hij het
doel van het overleg uiteenzette.
Sommige hebben hun bezorgheid
uitgesproken over deze „nieuwigheid"
en zij achten haar gevaarlijk. Zij vree
zen, dat de verantwoordelijkheid ver
plaatst zal worden van den Minister
naar de landbouworganisaties.
Zien zij de zaak niet al te somber
in
De beteekenis van het overleg is
geen andere dan deze.
Voor den land- en tuinbouw is in
de staatskas een bepaald bedrag be
schikbaar. Groot is het niet, aan ver
hooging kan niet worden gedacht en
het is dus van het hoogste belang,
dat het een zoo nuttig mogelijke
bestemming krijgt. Nu is bij het over.
leg aan de landbouwvereenigingen de
gelegenheid gegeven haar wenschen
kenbaar te maken omtrent de wijze,
waarop het geld besteed zal worden.
Dit kunnen die vereenigingen natuur
lijk altijd doen als de begrooting een
maal officieel is ingediend bij de
Tweede Kamer. Maar het is veel
practischer, dat het te voren gebeurt.
De Minister heeft dan nog niet ten
aanzien van alle onderdeelen zijn
meening gevormd en heeft nog gele
genheid bij het samenstellen der be
grooting rekening te houden met de
wenschen, die hem uit de kringen van
belanghebbenden en deskundigen
hebben bereikt. Vooral in een tijd van
beperking der Staatsuitgaven is daar
om dergelijk tijdig gepleegd overleg
zoo nuttig. Het kan bevorderen, dat
de bezuiniging niet op de verkeerde
plaats wordt aangebracht. De Minister
vraagt raad en volgt dien misschien
op, maar de verantwoordelijkheid blijft
i hij ten volle dragen en ten voile alléén.
Wij vreezen den uitslag van den nieu
wen maatregel dan ook geenszins.
Integendeel, hij verdient waardeering
en het is niet onwaarschijnlijk, dat wij
i hieraan spoedig kunnen toevoegen en
navolging bovendien.
Dr. L. DECKERS
Twee dagen lang hebben wij
i berichten kunnen geven over de rel
van Halle waar de Duitsche rechtsche
j extremisten de gelegenheid van de
1 inwijding van het nieuwe Moltke-
monument hebben aangegrepen, om
hun politieke bedoelingen dik te onder
strepen. En de communisten grepen
den dag van Zondag om tegen mani
festaties te houden. Het succes
als men dit woord tenminste cum
granosalis wil gebruiken is aan de
zijde der geheimbonders en Duiische-
Völlkischen gebleven; en de commu
nisten zien terug op een mislukking.
In plaats van dat beide partijen
zich nu kalm houden, gaan ze door.
De Ludendorffianen (heusch, de naam
Ludendorff begint steeds meer het
rechtsche extremisme te dekken) orga-
niseeren telkens „Duitsche dagen" en
voortdurend dichter bij Berlijn. Uit
vrees voor nog droeviger uitspattingen
dan Zondag en Maandag, begint de
Pruisische regeering ze te verbieden.
Een zeer gevaarlijke demonstratie
is. meer naar het Oosten, op as Zon
dag vastgesteld voor Breslau, dus in
de onmiddelijke nabijheid van Oels.
waar de ex-kroonprins resideert. Als
de kippen is de republikeinsche bond
van oud front soldaten er bij geweest,
om een „scherpe tegenbetooging" te
proclameeren met andere woorden
hommeles.
De relletjes van Zondag zijn Maan
dagavond nog eens in het klein te
Halle voortgezet. Groepen jongelieden
met Hitlermutsen op en gewapend met
knuppels, trokken door de stad, sloe
gen bij een socialistischen boekhandel
de ruiten in en schooiden ten getale
van ongeveer 100 man te zamen voor
het bureau van een sociaal-democra
tisch blad.
De politie liet hen vrijwel ongemoeid.
In den Pruisischen Landdag heeft
de communistische fractie een motie
ingediend, waarin de Duitsche Dag te
Halle aan scherpe critièk wordt onder
worpen. Zij verklaart, dat „de Prui
sische minister van binnenlandsche
zaken Severing die ook reeds in
zijn eigen partijblad heftig werd aan
gevallen de brutaliteit heeft gehad,
aan niet-omwentelingsgezinde troepen
een betooging toe te staan, waaraan
hoogverraders als Ludendorff prinsen
van Hohenzollern e.a hebben deelge
nomen. De politie heeft een bloedige
aanval op de tegenbetoogers gedaan
40)
(otfrnryw'AA LWbV/1
DOOR ERVARING STERK»
en dit bloed moetworden gewroken:
Daarom moge de Landdag bepalen
dat de gezinnen van de gedoode
tegenbetoogers uit de staatskas worden
ondersteund, dat de gevangen geno
men communisten schadeloosstelling
krijgen en dat de schuldigen, met
name de opperpresident. de hoofd
commissaris van politie en de inspec
teurs van politie onmiddeiijk zullen
worden ontslagen en gestraft.
Wat elke maand te doen geeft.
(2e helft Mei.)
Nadruk verboden.
De stallen zijn leeg en krijgen een
schoonmaakbeurt, en het vee doet zich
te goed aan het malsche gras, dat bij
j warm weer, na. den regen, die is ge-
I vallen, welig groeit. Geen wonder, dat
I hij vele onzer koeien, die in den stal
j hébben gekalfd, een geleidelijke stijging
der melkgift plaats heeft. Wordt dit
over eenige weken weer minder, dan
make men zich niet ongerusthet is
een gewoon verschijnsel, dat straks, in
Juli b.v., de melkafscheiding afneemt,
maar de melk neemt dan daarentegen
in vetgehalte toe. Zorg intusschen voor
j een goede wei. Wees voorzichtig met
[het voederen van zeer jonge klaver;
zoo licht ontstaat hiervan bij runderen
en schapen trommelzucht, bij paarden
windkoliek. Vermengen met baksel van
stroo, hooi, gras of snij hooi is ge-
I wenscht. Dammaun raadt aan ter voor-
I koming van ongesteldheden als boven-
genoemd, welke in 't algemeen ont
staan door geil groenvoec\er, om met de
I roode klaver karweizaad uit te zaaien:
1 46 Kilo per Hectare. Dit blijft als
meerjarig gewas doorgroeien ook na
het afmaaien. Op den akker is thans
volop bezigheid. We noemden een vo
rige maal reeds boekweit. Met bet oog
op de nachtvorsten waarvoor dit gewas
zeer gevoelig' is, doet men goed met
de zaaiïng te wachten tot einde Mei
begin Juni. Wordt ze breedwerpig
gezaaid, dan kan men daarna eggen
als bij granen; past men rijen teelt toe,
dan kan men een paar malen schoffe
len. Wij herinneren nog eens: „boek
weit kost paardenzweet", d.w.z. diep
ploegen is ge wenscht (met de onder-
grondsploeg, zoodat de ondergrond
niet boven komt). Houd uw aard
appelen vrij van onkruid, ga er dus
met eg of schoffel door voor 't opkomen
en daarna tusschen de rijen. Kool
rapen kan men van nu af (na midden
Mei) op kleigrond zaaien; dit kan men
direct op de plaats doen om met het
verplanten niet zoo afhankelijk te zijn
van het weer. Op zandgrond wachte
men tot 2e week Juni; ze worden op
dezen grond eerder hard en houterig,
zijn dan minder geschikt voor veevoe
der en ook als groente minder verkoop
baar. Lupinen, voor groenbemes-
ting, kan men thans bij gunstig weer
zaaienvóór Mei is het niet geraden
met het oog op nachtvorsten. Men zaait
in den regel 150200 K.G. per H.A.
breedwerpig, en make het zaad ondiep
onder. In den tuinPostelein kan thans
hij warm weer, gezaaid worden. Het
zaaibed houdt men, althans de eerste
drie dagen, goed vochtig en beschutte
het tegen de scherpe zon met een mat.
Na drie dagen niet langer met koud
water gieten, ze zouden weer verdwij
nen. Postelein houdt van warmte en
vocht beide. De drie gestrenge hee-
*T« JAARGANG.
WaalwPscIsc en Langstraatsclie Courant,
Dit blad verschijnt
WOENSDAG EN ZATERDAG.
Abonnementsprijs per 3 maanden 1.25.
Franco per post door het geheele rijk 1-40.
Brieven, Ingezonden stukken, gelden enz.
franco te zenden aan den Uitgever.
PrlJa der Ad verten tiën
20 cent per regel; minimum 1.50
Reclames 40 cent per regel.
BU contract flink rabat.
Advertentiën moeten Woensdag en Vrijdag
des morgens om uiterlijk 9 uur ln ons bezit
zijn.
VerK
pahhen van
van Echo van het ZuiAen".
Robert Duhesme trok zijn overjas uit en
zette zich aan tafel.
O! mompelde bij, ik kan wel begrepen
dat hij zooveel achting en liefde voor u heeft.
III.
Aurélien De Prabert stapte, zooals men
gemakkelijk kan begrijpen in een zeer
kwade stemming aan het station te Parijs af.
De tanden van den hond moesten diep in
zijn vleesch gedrongen zijn, want de wond
aan zijn been werd meer en meer lastig en
pijnlijk.
Met moeite stapte hij uit de coupé en hin
kend liep hij over het perron naar den uit
gang.
Oom Daniël stond daar op hem te wach
ten.
De broeder van Félicienne had het tele
gram van zijn neef ontvangen en zich naar
het station begeven tegen den tijd dat de be
doelde trein moest aankomen, maar tot zijn
niet geringe verbazing, bevond Aurélien zich
niet onder de passagiers. Hij had zich echter
niet verwijderd, maar op den volgenden trein
gewacht.
Achter oom Daniël stond een klein, maar
gezet en krachtig gebouwd man, die zijn
overjas tot aan zijn kin dichtgeknoopt en
zijn slap vilten hoed stijf op het hoofd ge
drukt had.
Ha, daar is hij eindelijk! riep oom Da
niël, terwijl hij tusschen de reizigers door
drong en zijn neef tegemoet ging. Wanhopig!
Hebt ge op mij gewacht, oom Daniël?
Dat is goed.
Man meegebracht. Noodig?
Volstrekt niet, de onderneming, die zoo
mooi begon, is jammerlijk mislukt. Laten wij
zoo spoedig mogelijk naar huis gaan. Hebt
ge een rijtuig bij u?
Het mijne.
Hoe heet uw detective?
Bataille.
-Nu, mijnheer Bataille, laat me dan op
uw ram leunen, dat is de eenige dienst dien
ge ons vanavond kunt bewijzen.
De man met de dichtgeknoopte overjas trad
nader en bood hem den arm.
Nu eerst bemerkte oom Daniël, dat Auré
lien kreupel liep.
Ongerust vroeg hij
Gewond?
Het heeft niet veel te beduiden, ik zal
u alles wel vertellen zoodra we thuis zijn.
Slecht nieuws?
Ja.
Maar hoe duidelijk de angst ook op het
gelaat van oom Daniël te lezen was, -4.uré-
lien voegde er geen woord bij en verliet liet
station, ondersteund door den krachtigen arm
van den politieman Bataille.
Oom en neef stapten in liet rijtuig dat
buiten stond te wachten, de detective klom
op den bok naast den koetsier en voort ging
het in gestrekten draf naar de Champs Ely
sées.
Toen zjj de deur van het hotel bereikt had
den zeide Aurélien tegen Bataille
Verwijder u niet, wij hebben u mis
schien nog noodig.
Daarop begaven zij zich naar de vertrek
ken van mevrouw De Prabert. Aurélien deed
alle moeite om niet te hinken, terwijl hij
door de vestibule en de gangen liep, waar zij
verscheidene bedienden tegenkwamen, maar
bij het beklimmen van de trap kreunde hij
zacht en moest zich op de lippen bijten om
het niet uit te schreeuwen van pijn.
Mevrouw De Prabert verwachtte haar
broeder en haar zoon met het grootste onge
duld.
Mijn hemel, wat zijt gij lang weggeble
ven riep zij uit, toen zij binnenkwamen.
Aurélien wierp zich languit in een fau
teuil.
Hel en duivel! schreeuwde hij, blij dat
hij zich niet langer behoefde in te houden,
die pfln zou iemand gek maken
Mevrouw De Prabert snelde op hem toe
MAATSCHAPPIJ VAN VERZEKEBL" OP HET IEVEH
Mijn lieve Aurélien, wat deert u? O!
God, wat is er met u gebeurd, antwoord
Félicienne sloeg haar armen om haar
zoon heen en kuste en liefkoosde liem.
Een kwaadaardige hond heeft mij in
het been gebeten, zeide Aurélien, terwijl hij
zfln moeder zacht afweerde.
Owees maar niet zoo bang, het was geen
dolle hond en ge behoeft Pasteur niet te ont
bieden. Neen, het was eenvoudig de liond
van den boschwachter Dormelles, den vader
van onzen mooien kapitein, een vervloekt
mormel, dat het huis van zijn meester be
waakt als een draak uit een tooversprookje.
Vol angst riep mevrouw De Prabert uit
Door een hond gebeten?
En oom Daniël voegde er bij
Hond van Dormelles?
Ja, ja, ja, zeide Aurélien ongeduldig,
de hond van Dormelles. Oik heb een aller
ongelukkigste reis gehad. Ik zal u al mijn
avonturen zoo snel mogelijk vertellen, want
ik heb behoefte aan rust en aan de hulp van
mijn kamerdienaar.
Gij zijt ongeduldig en daar is ook wel
reden toe want er zullen doortastende maat
regelen moeten genomen worden.
Ben gereed, zeide oom Daniël, luister,
Ik zal met het belangrijkste beginnen
mijn beste oom uit Amerika, mijn oom Ro
bert Duhesme de gewezen dwangarbeider...
Welnu? riepen mevrouw De Prabert en
oom Daniël tegelijk.
Welnu, hij' is in Frankrijk, ik heb hem
gezien.
Daniël sidderde van hoofd tot voeten, en
mevrouw De Prabert wankelde en haar ge
laat werd lijkkleurig, zoodat Aurélien vroeg
Wat is er toch?
Maar geen van beiden gaf hem antwoord
Inderdaad, het is belachelijk, zich zoo
van streek te maken, wanneer er over dien
goeden oom Robert Duhesme wordt gespro
ken, vervolgde Aurélien. Wat steekt er nu
eigenlijk voor kwaad in als die brave Ame
rikaan zijn moederland eens terug wil zien?
Bedenk toch, ongelukkig kindriep me
vrouw De Prabert uit, welk een schande!
Dwaasheid.
Ongelijk, Aurélien, ongelijk, zeide oom
Daniël.
Ik lach er om, hernam Aurélien, ten
minste ik zou er om lachen, als die mijnheer
Robert Duhesme niet in een of andere be
trekking stond met de familie Dormelles.
Met de familie Dormelles? Wat bedoelt
ge?
Gezien?
Of ik het gezien heb, mijn beste oom
Daniël? Twee dagen lang heb ik hem overal
onder de oogen gehad. Eerst wilde ik hem
ontwijken, toen ben ik hem gevolgd en ten
slotte heb ik hem zelf zijn naam en voor
naam hooren noemen. Ik zou nog heel wat
meer gehoord hebben, en wie weet hoeveel
belangrijks, wanneer die vervloekte hond...
maar ik verbabbel mijn tijd en ik heb rust en
hulp noodig. Gij weet nu in hoofdzaak wat
ik ontdekt heb, tracht er dus uw voordeel
mee te doen.
Zonder in verdere bijzonderheden omtr nt
zijn reis naar Miramont-la-Montagne en de
ontmoetingen op die reis te treden stond
Aurélien op en zeide
Goeden avond.
Hij verwijderde zich en liet zijn moeder
en zijn oom met elkander alleen.
Zoolang Aurélien er bij was. hadden zij
zich ingëliouden, maar terstond na zijn ver
trek vierden zij hun opgewondenheid den
vrijen teugel.
DaniëlDaniëlsnikte mevrouw De
Prabert, terwijl zij zich de handen wrong in
wanhoop, wij zijn verloren.
Bangbeefmaar nog niet ver
loren, nog niet.
Wat te doen, mijn God, wat te doen?
Weet nog nietzoekenvinden.
De tijd dringt, hij kan hier komen.
Dat niet... laat hem aan de deur arres
teerenterstond order geven... dan ver
der bespreken.
Daniël schelde en beval dat men den lieer
Bataille zou verzoeken bier te komen.
Een oogenblik later stond Bataille voor
hen.
Intusschen had mevrouw De Prabert haar
ontroering bedwongen en met haar gewone
kalmte en welbespraaktheid legde zij hem
uit, dat de ontsnapte galeiboef, wiens tegen
woordigheid door de familie zoozeer werd
gevreesd, zich niet had laten weerhouden
door het weigerend antwoord, dat hij op
zijii verzoek om een vrijgeleide had ontvan
gen en op dit oogenblik reeds in Frankrijk,
waarschijnlijk zelfs te Parijs was. Het was
wel zoo goed als zeker, dat hij aangehouden
zou worden, maar men moest hem tot eiken
prjjs beletten in het hotel De Prabert te
komen. Welke maatregelen zou mijnheer Ba
taille daaromtrent aanraden?
De detective antwoordde, dat de zaak zoo
eenvoudig mogelijk was, hij zou twee hel
pers halen en zich daarmee ter beschikking
honden.
Meermeerviel Daniël hem in
de rede, de man,is groot, sterk... heeft reeds
gedood
Goed, zeide Bataille, dan neem ik er-
drie of vier, wanneer gij ze wilt betalen.
Ge kunt zooveel onkosten maken als ge
wilt, antwoordde mevrouw De Prabert, wij
zullen alles ruimschoots betalen.
Ik dank u mevrouw.
Er werd afgesproken dat Bataille zich met
zijn helpers in een kleine kamer zou instal-
leeren, die uitkwam iu het voorportaal, tegen
over de portiersloge en dat elke vreemdeling
die het hotel betrad, door hen nauwlettend
zou worden opgenomen.
De detective had zich een bevel tot aan
houding van Robert Duhesme, ontvlucht uit
het baguo te Cayenne, weten te verschaffen
en li zag er niet het minste bezwaar iu den
burger van het vrije Amerika zonder eenig
geraas en zonder iemands aandacht te trek
ken, te kunnen arresteeren, knevelen en weg
voeren.
Alleen had hij een nauwkeurig signale
ment noodig, opdat hij geen vergissing zou
begaan. Er waren in den laatsteu tijd ver
scheidene gevallen voorgekomen, dat de po
litie de verkeerde in hechtenis nam, de cou
ranten schreven er over en de chefs toonden
zich niet zeer toegeeflijk voor den beambte
die de misvatting beging.
Daniël gaf een beschrijving van den be
doelden persoon, zooals hij die kort te voren
van Auréliën vernomen had: natuurlijk wees
hij met nadruk op den grijzen kinbaard en
de geschoren bovenlip.
Jawel, zeide Bataille, maar er zijn wel
meer menschen die groot en zwaar gebouwd
zijn en die een grijzen kinbaard dragen.
Zoudt ge mij geen bijzonder kenteeken kun
nen noemen?
Eensklaps scheen mevrouw De Prabert zich
iets te herinneren.
(Wordt vervolgd.)