DE HVIII Ml
0
Tweede Blad.
Gemeenteraad.
FEUILLETON
Nummer 42.
VL1JVIEN
Openbare vergadering van den raad
dezer gemeente op Woensdag 21 Mei
des avonds ten half acht uur.
Voorzitter Edelachtb. heer O. v. d
Ven.
Ongeveer 8 uur opent de Voor
zitter de vergadering afwezig de heer
WD8ee"n3en der vorige vergadering
worden na voorlezing onveranderd
goedgekeurd en vastgesteld.
Aan de orde
1 Ingekomen stukken.
Een schrijven van den heer j. A. J. M.
van Heijst, le Ambtenaar ter Secretarie,
luidendeDe ondergeteekende betuigt
U door dezen zijn hartelijken dank
voor uw bewijs van waardeering bij
gelegenheid van zijn slagen voor de
akte Middelbaar—Onderwijs—Staatsin
richting.
Hij maakt volgaarne van de vriende
lijke en de voor hem zoo eervolle be
schikking gebruik tot aanvaarding van
het hem bij uw unaniem besluit d.d.
21 Februari 1924 geschonken boek
werk zijner keuze, getiteld: „Wet en
Algemeene maatregel van Bestuur in
het Nederlandsche Staatsrecht", acade-
misch proefschrift van Mr. van der
Pot, thans professor te Groningen, een
zijner examinatoren.
Hij geeft uwen Raad de verzekering,
dat hij, na zijn herstel, zijn beste
krachten zal geven in het belang van
Uwe Gemeente.
Wordt voor kennisgeving aange
nomen.
2. Aanbieding gemeente verslag.
Wordt voor de leden gedurende 14
dagen ter visie nedergelegd.
3. Voorstel van Burg. en Weth. tot
wijziging van de bezoldiging van de
verloskundige.
De Voorzitter wijst er op, dat door
de verloskundige herhaalde malen om
verbetering harer maatschappelijke po
sitie is aangedrongen en steeds hebben
Burg. en Weth gemeend daarin eene
afwachtende houding te moeten aan
nemen doch thans, nu de particuliere
practijk slecht is omdat betaling zoo
dikwijls achterwege blijft, meenen Burg
en Weth., dat niet langer meer mag
worden gewacht vooral omdat in alle
gemeenten het salaris veel hooger is
In Kerkdriel wordt b v. f 2200 gegeven.
In geen enkele gemeente is het zoo
laag als hier en al mag het dan een
beetje vreemd staan om in dezen tijd
tot verhooging van salaris over te gaan,
men moet toch zorgen, dat iemand
een bestaanszekerheid heeft en daarom
stellen we naar haar salaris van f 700
op f 1000 te brengen.
Van Buul. De bedoeling is dan, dat
niet meer kon voorkomen als onlangs
eens heeft plaats gehad
Voorzitter. Ja, ze is verplicht bij
ziekten of wat ook een plaatsvervang
ster voor haar rekening aan te stellen.
Met het oog op haar zeer laag salaris
hebben wij haar daartoe toen niet
durven verplichten en heeft Dr. Weyers
Zaterdag 24 MEI zijn hulp verleend wat de gemeente
echter f 190 heeft gekost.
Prinsen. Hoe is de verhouding tegen
woordig tusschen de verloskundige en
den dokter Bestaat er nog een zekere
concurrentie. Werkt men wel prettig
samen.
Voorzitter. Ik geloof, dat er wel een
beetje concurrentie is.
De heer Van Sprang vraagt hoeveel
subsidie ze van het Armbestuur geniet
waarop de Voorzitter antwoordt dat ze
daarvan geen subsidie geniet doch in
bepaalde gevallen f 3 per verlossing
krijgt Dat krijgt ze alleen in gevallen
dat de menschen niet in staat zijn om
te betalen. De overige menschen moe
ten zelf betalen en dat laat juist zoo
veel te v\j|nschen over.
Gaat ze weg, dan zal men onder de
f 1500 nooit een andere krijgen.
De heer Prinsen apprecieert het dat
Burg. en Weth. thans met het voorstel
tot verhooging van het salaris zijn ge
komen. 3 a 4 jaar geleden heeft hij
daarvoor reeds gepleit Men heeft hem
toen uitgelachen omdat hij haar noemde
een onmisbaar meubelstuk in de ge
meentelijke huishouding en iemand
die onmisbaar is en al zijn verplich
tingen goed nakomt, moet behoorlijk
worden gesalarieerd. Het spijt hem dat
gezegd is dat men beneden de f 1500
nooit een ander zal krijgen want als
ze practisch en zakelijk is zal de juf
frouw nu weer direct om verhooging
komen aankloppen.
Van Sprang. Dan heeft ze het nog
niet.
Prinsen. Dat weet ik wel.
De Voorzitter kan nog mededeelen
dat, vroeg ze vroeger f 10,— ze werd
betaald en als ze nu maar f 3,— meer
vraagt, betaling achterwege blijft.
Voor den heer Van Sprang is het
geen reden dat in geen enkele ge
meente zoo weinig salaris wordt ge
geven, haar hier te gaan verhoogen om
de eenvoudige reden dat ze bij sol
licitatie naar een andere plaats nooit
zal slagen, want zou ze al dus kans
van slagen hebben, dan zou ze dat al
lang hebben, gedaan. Het zal wel een
reden hebben dat ze hier blijft.
De Voorzitter zegt dat het een
kwestie van kruiwagens hebben is om-
elders een plaats te krijgen vooral voor
Protestanten omdat er zooveel zijn.
De heer Van Sprang blijft tegen
verhooging omdat hij over het alge
meen niet gunstig over haar hoort
spreken in de arbeidersgezinnen. Hoor
de hij mei lof spreken over haar, dan
zou hij zeker voor verhooging zijn
want wordt goed werk geleverd, dan
moet goed worden betaald.
Van Helvoirt Ik heb, zoolang ik
wethouder ben, nooit eenige klachten
van haar gehoord
Voorzitter. Onder de arbeiders hoort
men wel eens klagen maar dat zijn dan
menschen die haar niet betaald heb
ben en waarvoor ze niet zoo hard
loopt. De arbeiders zeggen maar dat
i ze toch moest komen en als ze dat
niet doet dat ze dan wel eens naar
den burgemeester zullen gaan. Men
kan goed begrijpen dat ze niet zoo
happig is op die menschen die het
maar vertikken om te betalen. Ze be
schouwt het als een zaak
Geweigerd hulp te verleenen heeft
ze nooit en in de laatste 2 jaar heeft
ze zeker wel 25 maal kosteloos hulp
moeten verleenen, dat wil zeggen, ge
vallen, waarnaar ze door het Armbe
stuur werd gezonden.
Den heer Van Sprang is het bekend
dat de meeste menschen liever den
dokter hebben om een reden die hij
hier niet zal noemen
De heer Prinsen heeft gezegd dat het
j een onmisbaar meubelstuk in het huis-
i houden is en dat is zoo maar dan
moet het ook beslist betrouwbaar zijn
en hij zou het dan ook op prijs stellen
als in geheime vergadering met klach
ten voor den dag wordt gekomen.
Hij staat op het standpunt dat ze
een behoorlijk salaris moet hebben,
maar dat ze ook in alle opzichten haar
plicht doet en mocht het blijken dat
er gegronde klachten zijn, dan zou hij
ook niet schromen om in te grijpen
De Voorzitter geeft de verzekering
dat, als er klachten tot hem waren
gekomen, hij deze heel serieus zou
hebben behandeld. Natuurlijk moeten
deze gegrond zijn en moet men met
geen ouuewijvenpraatjes komen Over
een dokter en verloskundige spreekt
men zoo gemakkelijk, dat men aan
alles wat men hoort zeggen, zoo maar
geen geloof kan slaan.
De heer Van Heesbeen zou het
voorstel willen zien aangehouden tot
eene volgende vergadering.
De Voorzitter voelt daar weinig voor
omdat men daardoor op een ambtenares
een blaam kan werpen. Wordt in de
geheime vergadering het een en ander
gezegd en zou men besluiten om niet
op het voorstel in te gaan, dan werpt
men een blaam op haar zonder dat
zij zich kan verdedigen.
De heer Boom is het daar volkomen
mee eens.
De heer v. d. Griendt wil ook niet
afgaan op praatjes en zou daarom
gaarne zien dat het voorstel van Burg
en Weth. tot eene volgende vergadering
wordt aangehouden, dan kan eenieder
voor zich de zaak nog eens onder
zoeken.
De Voorzitter had het beter gevonden
dat aanstonds, zooals hij gevraagd heeft,
de vergadering in geheim comité was
overgegaan Nu gaat het niet meer en
hij is er tegen om het al of niet ver
hoogen van haar salaris afhankelijk te
stellen van hetgeen wordt besproken
in de geheime vergadering.
Bij het in omvraag brengen van het
voorstel, staken de stemmen, zoodat
het voorstel is aangehouden tot eene
volgende vergadering.
Voor verhooging stemden de heeren
Van Helvoirt, Boom, Van Halder, Buuj
en Prinsen.
Tegen de heeren Daelmans, Van
Heesbeen, Van Sprang, Van der Griendt
en Jansen.
4. Alsvoor tot wijziging van de in
structie van den Armenarts.
Door den Voorzitter wordt er op
gewezen dat bij de behandeling van
de begrooting besloten is het onder
zoek op te heffen dat de dokter eenige
malen per jaar op de scholen moet
42)
doen in verband met hetvoorkomen
van huidziekten.
Door de Gezondheidscommissie is
daartegen bezwaar gemaakt omdat dit
euvel, naar ze zegt, nog veelvuldig
voorkomt. Ons is echter gebleken dat
dit niet zoo is en daarom stellen we
voor niet op het verzoek in te gaan,
doch de instructie voor den Armenarts
zoo te wijzigen dat deze verplicht is
tweemaal per jaar gratis de kinderen
na te zien. Aangezien deze ziekte het
meest voorkomt bij kinderen van on-
of minvermogenden, is het een klein
werk, vooral omdat de dokter de
kinderen zelf niet behoeft te behandelen.
Dit wordt door een verpleegster van
het Wit-Gele Kruis gedaan.
Conform het voorstel van Burg. en
Weth. wordt besloten.
5. Alsvoor tot het aangaan van een
2e onderhandsche leening van kasgeld.
De Voorzitter merkt op dat op het
oogenblik f 20.000 moet worden af
gelost. De financieele toestand laat dit
echter nog niet toe, want er is zelfs
nog een tekort. Alleen aan opcenten
is in 1923 f 13.000 minder ontvangen
dan geraamd is, terwijl van de Hoofd.
Omslag zoo goed als nog niets binnen
is, evenals dit met de landerijen het
geval is De ontvanger heeft voor ruim
f25.000 onbetaalde bevelschriften in
zijn brandkast liggen. De subsidie aan
het Kerkbestuur voor de bijzondere
scholen moet worden uitbetaald, doch
dat kan nog niet plaats hebben omdat
het geld er nog niet is.
Burg. en Weth. kunnen deze kas-
geldleening wel verlengen tot 1 Jan.
1925 doch vindende voorwaarden vee
te bezwaarlijk omdat men wil hebben
dat, indien de waarde van den gulden
mocht dalen, de gemeente dat moet
lijden. Nu is men er bij de Nationale
Bankvereeniging te 's Bosch ingeslaagc
een leening te sluiten van f 40.000
tegen 6'/, pCt. rente. De goede finan
tieële naam van Vlijmen is oorzaak dat
dit aanbod is gedaan De Voorzitter
doet dit voorstel niet graag doch er is
niets aan te doen. Er wordt op het
oogenblik bijna niets uitgegeven dan
salaris en het hoog noodige. Voor de
gemeente beteekent deze leening alleen
de schade van de rente die moet wor
den betaald.
Van Heesbeen. Als Vlijmen zoo'n
goede finantieele naam heeft, begrijp
ik niet dat we voor niet minder slaags
komen.
De Voorzitter merkt op, dat het een
kasgeldleening is, dat is een groo
verschil dan wanneer een leening bi
inschrijving wordt opengesteld
De raad dwingt Burg. en Weth.
durven niet langer meer te wachten,
want straks moet het boekjaar worden
afgesloten. Het is een verschijnsel dat
zich in bijna iedere gemeente voor
doet. In 's Bosch moet men ieder jaar
een kasgeldleening aangaan. De zaak
is gewoon te vergelijken met een huis
houden. Als een ambtenaar pas om
het half jaar, zeg maar eens, salaris
ontvangt en hij heeft geen geld van
zich zelf en kan niet anders dan alles
contant krijgen, dan kan hij er nooit
comen dan tenzij hij geld leent en zoo
is het met de gemeente ook
Zonder hoofd, stemming wordt het
voorstel van Burg. en Weth. aange
nomen.
Van Heesbeen. Het is treurig.
Voorzitter. Daar protesteer ik tegen,
k wil niet hebben, dat Burg. en Weth.
verdacht worden van royaal met de
gelden om te springen.
Van Heesbeen. Dat heb ik ook niet
gezegd. Ik zeg 't maar omdat ik geen
vooruitzicht zie hoe we er moeten uit-
komen.
Voorzitter. Wanneer u een andere
en betere weg weet dan door Burg. en
Weth. aangegeven, dan houden we
ons daarvoor aanbevolen, maar er moet
geen blaam op het Dag. Bestuur wer-
len. Als u een adres weet maar men
voor 5'/2 pCt. klaar komt, dan geeft het.
Van Heesbeen. Er zit niets anders
op dan te doen als is besloten. Was
dat het geval niet, dan zou ik niet
voor het voorstel hebben gestemd.
Voorzitter. Het is gewoon een kas
geldleening en dat is niet om het eene
gat met het andere te stoppen zooals
wel eens achter onzen rug ons wordt
gezegd. Ik heb expres een en ander
goed uitgelegd en een duidelijk beeld
van een huisgezin genomen om de
noodzakelijkheid er van te doen inzien.
Men kan het toch niet zoover laten
komen dat bij deurwaarders-exploit
beslag op de gemeente-goederen wordt
gelegd.
Van Heesbeen. Er is geen andere
weg, dat weet ik wel maar ik heb
alleen maar gezegd dat het treurig is
dat we er zoo voorzitten.
Voorzitter. We zullen nog een hoo-
gere belasting moeten gaan treffen.
6. Alsvoor tot onderhandsche ver
huring van
a. een stukje land aan j. de Groot.
b. een stukje dijk aan W. de Vaan.
c. een stukje gemeentegrond aan A.
Kievits.
De Voorzitter zegt dat J. de Groot
wil huren een stukje grond onder den
dijk gelegen dat echter niets dan gaten
en kuilen is met inbegrip van de hel
ling van den dijk waarvoor hij f 2
heeft geboden. Burg. en Weth. hebben
hem zoover weten te brengen dat hij
thans f 5 huur wil geven en nu stellen
ze voor het te verhuren van jaar tot
jaar.
Boom Hoe groot is het daar.
Voorzitter. Ik denk van 50 60 are
maar het is niets dan zand en op de
helling van den dijk staat niets op.
Van Halder Het heeft heelemaal
geen waarde daar
Voorzitter. Het wordt verhuurd om
de beschikking er over te blijven be-
louden want men weet nooit wat in
de toekomst eens kan gebeuren.
De heer v. d. Grindt is het volko
men met het voorstel van Burg en
Weth. eens. Het is voor de gemeente
gevonden geld.
Vervolgens merkt de Voorzitter op
dat de Dijk onder groot protest is
verpacht, doch dat alle pachters thans
blij zijn dat ze er wat van hebben.
De Vaan beweerde eerst dat het per-
ceeltje grond, waar de slangen van de
gemeentebrandspait worden gedroogd,
zijn eigendom is, doch thans komt hij
I I II i
v&n „-De Echo van het Zuiden*'.
Wanneer zullen wij hen voor goed kun
nen ontwijken?
Dat is op het oogenblik juist de groote
vraag. Vindt ge ook niet dat we onze maat-
regelen moesten nemen?
Zij sprak op zulk een moedigen toon, haar
gelaat had een zoo vastberaden uitdrukking
aangenomen, dat Filip onwillekeurig moest
glimlachen.
Zoo denk ik er ook over, antwoordde
hij. wij zullen onze maatregelen nemen.
Krachtige maatregelen.
Zeer krachtig.
Wij zullen kort en goed ons ultimatum
stellen.
Hoeveel dagen moet men onder de ge
boden staan?
Flf.
-— Nu, dan wil ik over elf dagen, te reke
nen vanaf ïüondag, mevrouw Dormelles hee-
ten. Dat is mijn ultimatum.
En dat onderteekeu ik-gaarne, liever
tienmaal dan eens.
Dat weet ik, maar nu moeten we het
ook doorzetten.
We zullen het doorzetten.
Om te beginnen zullen wij mijnheer De
Prabert er mede bekend maken. Hij zal ons
ongetwijfeld aanmoedigen en ons steunen,
voor zoover zijn wilskracht tegenover me
vrouw mijn tante gaat. Vervolgens tasten
wij den vijand in het front aan. Wij begin
nen dan terstond, gaat ge mee.
Zij nam Filip mee naar haar voogd.
De grijsaard, meer dan ooit somber en in
zichzelf gekeerd, ontving hen vriendelijk.
Marguérite deelde hem zonder omwegen 't
plan van haar mede.
Ik dacht, kinderen, dat het uitstel van
u kwam, antwoordde Bernard De Prabert, en
ik heb al tot mijzelf gezegdhet schijnt, dat
ik nog ongeduldiger ben dan zij.
Dan hebt ge u toch vergist, beste oom.
Des te beter, kindlief, ware liefde en
ongeduld gaan altijd samen.
Haast vi dan, wanneer het geluk zich voor
doet, grijp het dan met beide handen, want
als het ontsnapt komt het meestal niet terug.
Dus gij keurt ons besluit goed?
Volkomen.
Doch wanneer zekere personen eens niet
tot de plechtigheid gereed waren.
Dan wordt de plechtigheid zonder hen
voltrokken.
Dus, mijn goede oom, gij zoudt er zelfs
in toestemmen, dat uw pupil op hoogst een
voudige wijze in den echt verbonden werd,
zonder een schitterend feest en een stoet van
bruiloftsgasten?
Dat zou voortreffelijk zijn, kindlief, ik
zou niets liever willen, dan dat het huwelijk
zonder al dat opzien werd gesloten, maar
zou dat voor u geen opoffering zijn?
Voor mij niet, wanneer die formalitei
ten vermeden kunnen worden, des te beter.
Dan zijn wij het volmaakt eens, mijn
kind.
Bravo, goede beste oom, gij begrijpt het
geluk juist zooals wij dat begrijpen, en daar
om houd ik ook onnoemelijk veel van u.
Marguérite sloeg haar armen om den hals
van den ouden man en kuste hem op beide
wangen.
Bij mevrouw De Prabert wachtte hen een
minder gunstig onthaal.
Féliclenne maakte zich boos, zeide dat zij
onmogelijk gereed kon zijn, dat men een
voorwendsel zocht om het huwelijk buiten
haar tegenwoordigheid te voltrekken, dat zij
zooveel ondankbaarheid niet verwacht had,
dat een welopgevoede jonge dame zooveel
ongeduld niet moest toonen, dat
Maar het baatte haar niets, Marguérite
De Briais antwoordde op koelen toon
Mijn voogd heeft bepaald, dat mijn
huwelijk met kapitein Filip Dormelles op
Zaterdag 12 November zal plaats hebben,
dus heden over veertien dagen. Die datum
is nu onherroepelijk vastgesteld. Ik zal zelf
de uitnoodigingen zenden aan de gasten, die
ik wil, dat bij de plechtigheid tegenwoordig
zullen zijn en mijn aanstaande zal van zijn
kant hetzelfde doen.
't Is goed, mejuffrouw, antwoordde me
vrouw De Prabert bits, ik zal rekening hou
den met uw bevelen.
Maar tante
't Is goed, heb ik gezegd.
En mevrouw De Prabert deed deze woor
den vergezeld gaan van' een boosaardigen
blik.
Marguérite groette haar zwijgend en ver
liet met Filip het salon.
Buiten gekomen zeide zij
iNu hebben wij een verklaarde vijandin
in haar.
Beter een openlijke en eerlijke vijand
schap, dan al die huichelarij en verrader
lijke hinderlagen, antwoordde de jonge kapi
tein.
Maar mijn hemel, wij zouden alle men
schen wel even gelukkig willen zien als wij
zelf zijn, riep het meisje verdrietig uit, wij
wensclien niemand kwaad toe, waarom werkt
men ons dan tegen en legt ons zooveel hin
derpalen in den weg?
Zoo is het leven nu eenmaal, lief kind.
Marguérite greep de beide handen van
haar aanstaanden echtgenoot en zag hem
met haar groote, mooie oogen aan.
Wanneer ons eens een ongeluk trof,
Filip?
Maak u toch niet noodeloos ongerust,
mijn lieveling. Ben ik er dan niet, om over
ons geluk te waken? Zou ik mijn schat niet
tegen de verbitterdste vijanden kunnen be
schermen? Verban toch die vrees, wees moe
dig en wij zullen den aanval, zoo die al
mocht plaats hebben, met succes afslaan.
Doch men zal ons wel met rust laten want
men weet vooruit dat men toch geen over-
winnig op ons zal behalen. Kom, heb maar
vertrouwen in de toekomst en verdrijf die
sombere gedachten, die uw gelaat ontsieren.
Each mij weer toe, met uw glimlach.
Inderdaad de troostwoorden van den be
minden man deden den glans in de oogen
van Marguérite terugkeeren, haar lippen
plooiden zich weder tot een glimlach en de
droefgeestigheid verdween.
Van dien dag af evenwel verliet mevrouw
De Prabert haar vertrekken niet meer en
ook weigerde zij haar nicht te ontvangen,
wanneer deze zich bij haar liet aandienen.
Deze onaangename toestand wierp een
schaduw op het geluk van het minnend paai'
en hun ongeduld groeide met den dag aan.
Tevergeefs trachtte Filip zijn bruid gerust
te stellen en te troosten, hij slaagde er niet
meer in, want liij zelf voelde een zekere on
gerustheid, een somber voorgevoel van een
onheil dat hem bedreigde.
IV.
Robert Duhesme was met den nachttrein
in Parijs teruggekeerd. Hij gevoelde zich ge
lukkig en tevens neerslachtig: gelukkig,
want zijn zoon was een rechtschapen mensch
geworden, een officier die het Fransche leger
tot eer strekte en wien een schitterende toe
komst verzekerd wasneerslachtig, want die
jonge man waarvan hij zooveel vreugde be
leefde, kende hem niet eens, was niet door
hem opgevoed en had noch zijn liefde noch
zijn vermogen noodig.
Hij moest zijn vaderliefde verbergen, diep
begraven in zijn hart, want hij had gezwo
ren zijn zoon nooit te zullen naderen, zich
nooit aan hem bekend te maken.
Hij zou nog, zonder zich bekend te maken,
met zijn vermogen de rol van voorzienigheid
hebben kunnen vervullen, maar ook die
vreugde was hem ontzegd, zijn zoon had aan
niets behoefte en zou door zijn huwelijk
weldra zelf rijk zijn.
Maar was het dan niet beter zoo? Had hij
niet alle reden zich over zijn zoon te verheu
gen?
Robert Duhesme stelde zich tevreden met
het geluk dat hem ten deel vielzijn. zending-
was volbracht en hij besloot met de eerste
gelegenheid naar Amerika terug te keeren.
Trouwens, hij was op verre na niet veilig
in Frankrijk.
Door het vrijgeleide dat hij had aange
vraagd, daar hij niet wist dat men hem in
zijn vaderland dood waande, had hij de aan
dacht der justitie weer op zich gevestigd
Wanneer eens de een of andere politieman
in de hoop op bevordering naar hem zocht,
hem vervolgde, hem gevangen nam, zou er
dan geen schande over zijn zoon gebracht
kunnen worden? De dagbladen zouden de
oude geschiedenis van Mlramont. weer in de
kleinste bijzonderheden verhalen en wie weet
of op die wijze, door het een of ander toeval,
het gehlem, dat de afkomst van Filip omgaf,
niet zou ontsluierd worden. Oom zulk een
vamp te voorkomen zou Robert met vreugde
den korten tijd, die hem nog te leven over
bleef, hebben opgeofferd.
Bij deze gedachte ontwaakte er een hevige
ongerustheid in hem. Had men hem op zijn
reis naar Miramont niet bespied?
Daarbij kwam hem het onbeschaamd ge
laat van dien blonden, jongen man, zijn reis
genoot, in het geheugen.
Het was misschien verbeelding, een bloot
toeval, maar tochhij zou zijn maatrege
len nemen om zoo spoedig mogelijk weer
naar New-York te vertrekken.
In afwachting betrok Robert een ander
hotel en schoor zelf zijn baard af.
Nu was li ij volmaakt onherkenbaar, met
een lioogen hoed en een zwarte, tot aan de
kin dichtgeknoopte jas, had hij het voor
komen van een dorpsgeestelijke of een zende-
ling.
Twee dagen achtereen hield hij zich schuil
en zette geen voet buiten zijn kamer.
Op den avond van den tweeden dag ging
hij evenwel uit, om wat lucht te scheppen.
Uit het adresboek had hij reeds vernomen
dat het hotel De Prabert stond in de Avenue
des Champs-Elysees no. 54.
Werktuigelijk richtte hij zijn schreden
daarheen.
Het was een heldere zachte avond en ver
scheidene wandelaars slenterden door de
met dorre bladeren bedekte lanen.
Robert dacht aan zijn broeder Bernard,
zoo edelmoedig en zoo rechtschapen, wiens
wijze raadgevingen hij lichtzinnig in den
wind geslagen had. Het scheen dan wel, dat
Bernard niet meer zoo edelmoedig was als
vroeger, want hij had zich immers met zoo
veel kracht verzet tegen den terugkeer van
den ongelukkige in Frankrijk.
Zou hij dan niet begrepen hebben wat de
banneling geleden had, hoe hij snakte naar
de vergiffenis van hen, wien hij eens dier
baar was, hoeveel begeerte hij had de lucht
van zijn vaderland nog eens in te ademen
voordat hij stierf?
tWordt vervolgd.)