TToGsewïid 3311 Handel, industrie en Cemeentebelengen.
jonge vrouw.
FEUILLETON
,N 0 O R D*B RAB AND"
GEMEENTERAAD.
NUMMER 90
WOENSDAG 12 NOVEMBER 1924
UITGAVE:
WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN.
Telefoon No. 38. Telegr,AdresECHO.
DIT NUMMER BESTAAT UIT
TWEE BLADEN.
EERSTE BLAD.
7a=FpP^WAA LW U K.
DOOR ERVARING STERK-
i)
I
47e JAABGAN4L
en Lansstraatsrhf Courant
Waalwljfeschc
f> -il r. Ja* A A gQ1»f«n HUr
Dit blad verschijnt
WOENSDAG EN ZATERDAG.
Abonnementsprijs per 3 maanden 1.25.
Franco per post door het geheele rijk 1.40.
Brieven, Ingezonden stukken, gelden enz.
franco te zenden aan den Uitgever.
Prijs der Advertentito
20 cent per regel; minimum UW
Reclames 40 cent per regel.
Bij contract flink rabat
Advertentifin moeten Woensdag en Vrijdag
des morgens om uiterlijk 0 uur ln om beatt
Èfyn.
WAALWIJK.
Openbare vergadering van den Raad de
zer gemeente op Vrijdag 7 November, des
avonds ten 6.45 uur.
Voorzitter: Edelacbtb. beer E. Moonen.
Ongeveer 7 uur opent de Voorzitter de
vergadering en deelt mede dat de beer Groe
nen kennis beeft gegeven, door uitstedig-
heid eerst later de vergadering te kunnen
bijwonen.
De notulen der vorige vergadering wor
den ongewijzigd goedgekeurd en vastgesteld.
Voorzitter. De heer Eibers heeft mij te
kennen gegeven dat de beer Groenen gaarne
bij de behandeling van de begrooting aan
wezig zou zijn, en daarom stel ik voor na
punt 2 van de agenda, eerst de punten 5 en
6 te behandelen.
Geen der leden heeft daartegen eenig be
zwaar.
AAN DE ORDE:
1. Ingekomen stukken.
Schrijven van de vereeniging de Jonge
Boerenstand, houdendehet verzoek hun
tweemaal per week een verlicht en ver
warmd lokaal te willen afstaan,om daarin
te volgen een cursus in veekennis, die door
den heer Spierings zal worden gegeven.
Voorzitter. Dit verzoekschrift is pas gis
termorgen ingekomen, zoodat Burg. en Weth.
het nog niet hebben kunnen behandelen en
waar men half November met den cursus
een aanvang wil maken,, stel ik voor dit
verzoekschrift in handen van Burg. en Weth.
te stellen.
Daartoe wordt besloten.
Voorzitter. Alvorens met de behandeling
van punt 2 der agenda, een aanvang te ne
men, rust op mij de taak en plicht, om de
heeren, die belast zijn geweest met het. on
derzoek der rekening, een woord van dank
te brengen voor de wijze, de buitengewone
accuratesse, waarop ze hun taak hebben
volbracht. De heeren zullen het verslag door
de commissie uitgebracht, al wel hebben ge
lezen, alsook liet daarop door het Dag.
Bestuur gegeven antwoord.
Door de commissie is er op gewezen, dat
de provincie over 1923 nog moest betalen
het gewoon jaarlijksch bedrag voor afkoop
van tollen.
Wij hebben de reden daarvan gevraagd
en ons is bericht dat zulks kwam doordat
met enkele gemeentebesturen een geschil
was op té lossen.
De heer Roggeveen merkt op, dat door de
commissie was opgemerkt dat het haar was
opgevallen, dat diverse posten openstaan,
die bij een eenigszins behoorlijke vervolging
zeker reeds lang zouden zijn binnengekomen.
Vooral is zulks het geval met het straat
geld, dat nu niet direct van de minst-kapi
taalkrachtigen wordt gevorderd. De com
missie acht spoedige afwerking van de on
inbare of nog te verhalen posten noodzake-
"'nu wordt door Burg. en Weth. opgemerkt
als - zouden destijds bij den raad stemmen
zijn opgegaan, om bij de invordering der
achterstallige gemeente-belasting, eene tege
moetkomende houding tegenover de
tingplichtigen aan te nemen en hen bij die
invordering zoo weinig mogelijk op kosten
te jagen.
Spreker zegt dat dit is gezegd, maar dat
dit meer betrof de navorderings-belasting.
Het doet hem genoegen dat de Voorzitter
spoedig met den raad zal nagaan den staat
van de oninbare en nog te verhalen posten.
Het is hoog tijd die zaak eenste zuiveren,
wijl er zeer veel oude posten bij zijn.
Door de commissie was er verder op ge
wezen, dat de klok voor het oude_ Raadhuis
in voormalig Besoijen vaak niet in orde is
en bovendien veel kost aan stroom. Geduren
de het 2e tot en met het 4e kwartaal, kostte
de klok aan electriciteit 242.50. Dit bedrag
is zeker niet gering en daarom heeft de com
missie zich afgevraagd of geen goedkoopere
tijdsaanwijzing te verkrijgen is, die dan te
vens meer betrouwbaar is. Nu toch blijft de.
klok bij iedere stroo.mafsluiting stilstaan,
zoodat ze dan bij stroomtoevoer, direct
achter is.
Door Burg. en Weth. is opgemerkt, dat
in dat bedrag ook begrepen is de vérlichting
van het gemeentehuis der voormalige ge
meente Besoijen en het stroomverbruik der
electrische straatlamp, geplaatst voor dat
gemeentehuis. Het stroQmverbruik voor die
verlichtingen loopt n.l. over één meter.
Omtrent de betrouwbaarheid der klok
deelen Burg .en Weth. mede, dat deze niet
loopt op het gewone electrisch net, doch op
droge elementenstoring of stroomaf sluiting
heeft alzoo geen invloed op den gang der
.klak. -
De heer Roggeveen merkt op, dat de klok
dikwijls niet in orde is.
Vervolgens zegt hij ook met genoegen ervan
kennis te hebben genomen, dat het verleenen
van lokalen aan vereenigingen of cursussen
aan den raad blijft.
Voorts zegt de commissie in haar verslag
Voor den lantaarnverzorger is gekocht een
gummijas. Is het niet gewenscht den geld-
ophalers ieder een waterdichte cape te-
verstrekken, opdat zij hunne kwitanties,
steeds droog kunnen houden.
Burg. en Weth. hebben daarop geant
woord
Wij achten het niet gewenscht, dat het
gratis verstrekken van beroepskleeding ver
der wordt uitgestrekt dan hoog noodig is.
Bij eenige vrijgevigheid ten opzichte van de
geldophalers kunnen anderen gelijke aan
spraken doen gelden.
De Voorzitter is de meening toegedaan,,
dat iedereen, die geen bijzondere functie
bekleedt, zelf voor zijn kleeding moet zorg
dragen. Met den lantaarnverzorger heeft men
een uitzondering meenen te moeten maken,
omdat men bang was, dat bij slecht weder
de controle over de lantaarns er bij zou
inschieten. Alleen aan hem is dan ook een
regenjas verstrekt. De andere personen heb
ben voor hun eigen werkkleeding te zorgen.
De heer Roggeveen zegt dat de commissie
die meening niet kan deelen, wijl het m he
belang van de administratie is, dat de kwi
tanties, die eens terugkomen, voor de tweede
maal kunnen worden gepresenteerd.
Voorzitter. Daarvoor hebben ze regenvrije
tclSSCll6Il.
Gragtmans. Ik ben het met den lieer Rog
geveen wel een beetje eens. Het is van groo
belang dat ze de kwitanties droog houden.
De heer Timmermans gelooft niet dat by
de bepaling van het salaris rekening is ge
houden dat de «incasseerders een regenjas
kunnen koopen. Daarom heeft de commissie-
voorgesteld om ze vanwege het bedrijf een
jas te verstrekken, want, waar die menschen
steeds door regen en wind moeten, moeten
zij zoo zijn gekleed, dat ze de kwitanties m
een behoorlijken staat, kunnen houden en
op het kantoor kunnen inleveren. Boven
dien zijn de kosten niet zoo groot.
Voorzitter. Dus dan is het loon wat wordt
gegeven te laag en zijn het, permitteer me
de uitdrukking, minimum-lijders. In het al
gemeen is het beter dat de menschen voor
hun eigen kleeding zorg dragen en zijn er
omstandigheden dat er zoodanige slijtage
van kleeding aan liet beroep is verbonden,
dan moet, zou ik zoo zeggen, het loon
daarop berekend zijn.
Oomens. Al hebben die menschen een
boog loon, dan koopen d!e misschien nog geen
regenjas en daarom zOu ik zeggen, als het
voor de kwitanties noodig is, dat men ze
dan beter kan geven.
Voorzitter. Als die menschen het kunnen
doen, zullen ze, al is liet maar voor hun
eigen gezondheid, een regenjas aanschaffen,
maar als dit van het loon moet worden af
gesneden, als 'tware, dan zal er niet veel
van komen. Is het salaris daarentegen toe-
van „DE ECHO VAN HET ZUIDEN".
■MAATSCHAPPIJ VAN VERZEKERING OP HET LEVEN
reikend, dan zullen ze wel, ook in hun eigen
belang, zoo'n jas aanschaffen.
Oomens. U hebt wel gelijk, maar ik be
twijfel tocb of ze dan nog een jas zullen
aanschaffen. Daar hebben we al zooveel on
dervinding van. Die menschen maken er
dan pas gebruik van, indien ze een jas wordt
gegeven.
De heer van der Aa is het met den Voor
zitter eens, als deze zegt dat het loon niet
toereikend is om een regenjas aan te schaf
fen. Au fond voelt hij er veel voor, dat
iedereen voor zijn eigen kleeding moet zor
gen, doch thans ontbreekt daartoe, zeker bij
een'door den zwaren druk van het huisgezin
de macht. Schaffen ze een jas aan, dan
moet dat een goede jas zijn, niet een waar
aan ze na een week al niets meer hebben
en een goede van hun eigen loon aanschaffen
kunnen ze niet. Ook de .straatreinigers zou
den dan recht op een dergelijk kleedingstuk
hebben. Hij durft vertrouwen dat die men
schen een extra toelage zal worden gege
ven voor de aanschaffing daarvan.
Roggeveen. Op de eerste plaats gaat het
bij ons er om te handelen in het belang van
het bedrijf. De man zal wel zooveel moge
lijk voor zijn eigen belang zorgen.
Voorzitter. Voor de kwitanties droog te
houden hebben ze een goed sluitende taseh.
Roggeveen. Bij slecht weer moeten ze de
kwitanties toch ook uit de tasch halen en
als ze dan geen cape hebben, dan hebben
die kwitanties in het geheel geen beschut-
ting.
Timmermans. En vooral bij regenachtig
weer moeten die menschen het meest aan
de deur blijven staan.
Gragtmans. De gasfabriek zelf moet ze
dan maar verschaffen.
Met algemeene stemmen wordt daartoe
besloten.
De heer Smolders wil nog even terugko
men op de inning van de belasting. Zijns
inziens worden nu de twee uitersten getrof
fen. Eerst toch is een tegemoetkomende
houding aangenomen en nu gaat men ineens
tot loonbeslag over. Dat is nooit de bedoe
ling geweest. De bedoeling is geweest, dat
de menschen geleidelijk aan zouden betalen,
vooral voor wat betreft de viermaandelijk-
sche heffing. Toen is echter niets gedaan,
ook geen waarschuwingen gezonden, want
hij heeft namen op de lijst zien staan, waar
van hij zeker weet dat ze betaald zouden
hebben, als daarop was aangedrongen. Om
nu bij die menschen ineens tot het uiterste
over te gaan en loonbeslag te leggen, zou
hij niet doen, wel ze geleidelijk laten beta
len. Nu is er bij iemand loonbeslag gelegd
die nog niet eens een aanmaning heeft ge-
had.
De Secretaris zegt dat al geruimen tijd
loonbeslag wordt gelegd. Dat zonder waar
schuwing daartoe wordt overgegaan, kan hij
zich niet indenken. Wellicht zal het al lang
zijn geleden dat men een waarschuwing
heeft ontvangen en dat is vergeten.
Voorzitter. Dat is een soort struisvogel
politiek voeren. Men verbrandt de papieren
maar, dan is men het spoedig vergeten.
5. Behandeling der Algemeene Plaatse
lijke Politieverordening.
Voorzitter. De leden hebben een afschrift
thuis gekregen van die artikelen waarvan
de redactie moest worden gewijzigd of
waaraan nog eenige toevoeging moest ge-
gebieden.
Door de Gezondheidscommissie wordt
voorgesteld daaraan nog toe te voegen
Art. 85a. Het is verboden:
a. Potten of vaten, waarin drekstoffen,
afkomstig van lijders aan buikloop, cholera,
typhus of dysentery zijn opgevangen, te rei
nigen of te doen reinigen in openbare wate
ren of in daarmede in verbinding staande
slooten
b. Voorwerpen, in aanraking geweest of
bezoedeld door stoffen of uitwerpselen van
lijders aan genoemde ziekten, in bedoelde
wateren te reinigen of te spoelen, of het
daarvoor gediend hebbende water te werpen
in de openbare wateren, slooten, goten, rio
len of zinkputten, wanneer dit niet over
eenkomstig deskundig advies onbesmet is.
Art. 85b. Het is verboden aan hoofden
van openbare of bijzondere scholen of be
waar- of kleinkinderscholen, in hunne scho
len kinderen toe te laten, die lijdende zijn
aan kinkhoest, besmettelijke oogziekten,
hoofdzeer of anderen huiduitslag, tenzij met
overlegging eener schriftelijke verklaring
van een geneeskundige, waaruit blijkt dat
het ziekte-geval geen bezwaar voor besmet
ting oplevert.
Voorts stellen Burg. en Weth. voor, aan
art. 63 een tweede alinea toe te voegen,
luidende
Indien in de kom der gemeente terreinen,
grenzende aan den openbaren weg, door af
braak of brand braak komen te liggen, is de
eigenaar verplicht, deze onverwijld door
eene afsluiting van den openharen weg te
scheiden, welke afsluiting moet voldoen aan
de eischen door Burg. en Weth. te stellen.
Smolders. De mogelijkheid kan bestaan,
het zal wel zeer sporadisch voorkomen, dat
een huis is afgebrand dat niet is verzekerd
en de eigenaar daardoor in de pinarie komt
te zitten. In zoo'n geval zullen Burg. en
Weth. zeker wel niet al ter zware eischen aan
de afsluiting stellen.
Voorzitter: Zeker, wij zijn ook menschen.
Klijberg. Burg. en Weth. zullen dan wel
zien welke weg het gemakkelijkst zal zijn
in te slaan.
Voorzitter. Dan moet verder nog in stem
ming worden gebracht artikel 1, betreffende
de komaanduiding. Zooals de heeren weten
staakten "bij het in omvraag brengen van
een voorstel van den h°er Smolders, om het
gedeelte van den Parallelweg, vanaf de
Putsteeg tot aan de Baardwijksche Steegen
vanaf de Kerkpad tot aan de Besoijen-
sche Steeg, onder de Kom der gemeente te
brengen, de stemmen, zoodat het thans op
nieuw in omvraag moet worden gebracht.
Smolders. Ik heb intusschen hierover eens
goed nagedacht en meen een tusschenweg
te hebben gevonden, door te bepalen, dat
Burg. en Weth. het rijden met auto's en mo
torfietsen, daar op Zon- en Feestdagen ver
bieden. Kan dat worden gevonden, dan heb
ik er geen bezwaar tegen, dat deze_ gedeelten
buiten de kom dër gemeente blijven. Men
zal mij toegeven dat het in den zomer de
aangewezen weg is om te wandelen en voor
al nu, door de zwemgelegenheid, wordt wan
die niet breeden weg een zeer druk gebruik
gemaakt.
EERSTE DEEL.
DE ZINNELOOZE VAN KERMOR.
I.
De schipbreuk.
Het kléine gehucht Kermor, gelegen tegen
eene vooruitspringende rots aan de kust in
Bretanje, telde, een jaar vóór het tijdstip,
waarop ons verhaal begint, slechts een der
tigtal visschershutten, bewoond door arme
menschen, die daar vergeten woonden, doch
met de onmetelijke zee onophoudelijk een
pijnlijken strijd te voeren hadden. De woede
der ontketende golven kende er soms geen
grenzen.
Bij den zachtsten wind kwamen ze reeds
woest en dreigend aangerold, alsof zij de
gansche kust wilden overweldigen. Op an
dere tijden kon Kermor echter vreedzaam
en rustig zijn.
Vijf a zes jaar geleden werd het plaatsje
door eene ongewone gebeurtenis in opschud
ding gebracht. Onverwachts kwamen een
menigte timmerlieden en metselaars, die,
omdat zjj geen plaats konden vinden in de
armoedige visschershutten, genoodzaakt wa
ren een eigen onderkomen te bouwen, voor
den tijd, dat zij bezig waren aan het werk,
van hun meester Alexis Monteray.
Onnoodig te zeggen, dat er heel wat ge
praat werd. Vier groote gebouwen werden
opgetrokken, twee reuzenovens gebouwd en
stoommachines geplaatst. Bovendien was
een landhuis aangevoerd en in elkaar ge
timmerd, dat tot woning dienen zou van den
zeven-en-dertig jarigen ingenieur Monteray,
die de eenvoudigheid zelve was.
Groot en flink gebouwd en gespierd, maar
toch bescheiden in zijn optreden, viel hij
terstond in den smaak, vooral door zijn j
groote blauwe en vriendelijke oogen, waar-
in meneen groote rechtschapenheid en
goedheid las.
Zijn blond en kort geknipt haar krulde
even bij de slapen, terwijl een breede baard
en een zachte knevel zijn gelaat sierden.
In een jachtcostuum gekleed, was hij in
een rijtuig op Kermor aangekomen, terwijl
eenige dagen later een wagen zijn bagage
en eenige meubels aanbracht.
Zoodra hij zich in zijn houten woning ge
vestigd had, begon hij de industrie, die hij
gevestigd had, in werking te stellen.
Men wist, dat de jonge ingenieur een voor
naam aard-kundige was, die eenige maanden
tevoren, bij een bezoek aan het verlaten
strand, een zeer belangrijke laag witte klei
aarde had ontdekt, dat vermengd met zand-
steengruis een uitmuntend soort beton op
leverde.
Maar de inwoners van Kermor, hoewel
nieuwsgierig hadden niets gevraagd en Mon
teray had hun niets geantwoord. Beleefd,
vriendelijk zelfs, sprak hij slechts weinig
en leefde gansch alleen.
Droefgeestig, zich zelfs treurend toonend,
terwijl hij over zijne werklieden toezicht
hield, bleef hij soms gedurende lange uren,
ten prooi aan sombere gedachten. Dan schud
de hij opeens zijne droefheid af en hernam
zijn werk.
Meester, gij hebt weer - zwartgallige ge
dachten in het hoofd, zeide hem eene vijftig
jarige Bretanjervrouw, Barbara Quintrec,
weduwe van een matroos, die hij te Saint-
Pol zelf in dienst genomen had, om zijn
huishouden te doen.
Barbara, eene sterke en gezonde vrouw
had zich in korten tijd gansch gehecht aan
haar jongen meester.
Hij was zoo goed zoo rustig en met alles
tevreden, zeide zij.
Vanwaar kwam de meester van Barbara
Quiritrec?
Hij hield de anderen zoo op afstand, dat
niemand uit den omtrek het hem had dur
ven vragen.
Was Monteray wel een Franschman? Men
zou er aan hebben kunnen twijfelen. Hij
sprak de Fransche taal wel met veel gemak
en zeer vloeiend, maar het kon niet ontkend
worden dat zijn tongval veel zachter was
dan die der Bretanjers.
Zonder verder aan hare nieuwsgierigheid
toe te geven, had Barbara Quintrec noch
tans niet kunnen nalaten eenige opmerkin
gen te maken.
Vooreerst, Alexis Monteray ontving nooit
brieven, behalve de handelsbrieven betref
fende zijne fabriek.
Was hij een wees? Door zijne familie ver
laten?
Was hij een kind, aan zijn eigen lot over
gelaten en alleen zoekend zijn weg door de
wereld te maken?
Zij vroeg zich dit alles af, zonder qoit ha
ren meester te ondervragen of lastig te val
len met zinspelingen of bemerkingen die
onrechtstreeks om uitleg vragen.
Doch Barbara Quintrec was op Kermor
de eenige niet, die Alexis Monteray bemin
de; hij was in korten tijd de vriend van
allen geworden.
Al de arme werklooze visschers, dié in het
slechte seizoen, vanwege het mistige weer,
belet waren ter vangst uit te varen, waren
er zeker van in de fabriek' van Monteray
een gemakkelijk werk en een zekere brood
winning te vinden.
Wat de kinderen en vrouwen betreft,, zij
werden als keirapers gebruikt.
Zoo verdiende iedereen zijn brood en men
prees Alexis Monteray. die met zachtheid en
vaderlijke goedheid zijn fabriek bestuurde
en zijn werkvolk leidde.
Een bewoner dezer kust, had boven allen
voor Monteray eene grenzelooze genegen
heid opgevat.
Namelijk een dertig-jarige visscher, Alain
Pevillic genaamd, die langen tijd voor de
komst van Monteray, te Kermor, als matroos
in dienst was geweest op een visschersboot.
Hij verdiende een goed loon en Alain, die
een verstandig en oppassend jongeling was,
kon eenige spaarpenningen vergaren en
zijne oude moeder ondersteunen, die alleen
eene hut op Kermor bewoonde.
Alain Pevelic was niet groot van gestalte;
zijn gebruind gelaat werd opgehelderd door
kleine, bruine, zeer levendige oogen, die
eene zeer verstandige uitdrukking hadden.
Hij had een goed en moedig hart, was rap
bij de hand, openhartig en dienstvaardig.
Op zekeren dag, bij onstuimig weer, was
de fokkemast bezweken, onder de geweldige
aanvallen van de \yoeste golven en geval
len op Alain Pévidic, die op twee plaatsen
den linkerarm brak.
De patroon van Alain was echter, hoewel
een rijkaard, een harteloos man, die zeer
aan zijn geld gehecht was.
Met den arm in een band was Alain naar
de hut van moeder Pévidic gekomen. Hij
was daar door de oude vrouw wel liefderijk
verzorgd, maar natuurlijk zonder de noodige
kennis.
Eindelijk, na twee lange riiaanden, was
de arm weer aaneengegroeid, maar hij bleef
nog zeer zwak, en toen de arme matroos
ging vragen, wederom aan boord van de
visschersboot genomen te Worden, antwoord
de hem de patroondat hij met een onge- -
lukkigen, gebrekkigen, niets kon aanvangen, f
Alain Pévidic was wanhopig zoo naar
Kermor te moeten terugkeeren", te meer,
daar al zijn spaarpenningen gedurende zijne
ziekte verteerd waren en zijne arme moeder
niet in staat was in haar bestaan te voor
zien.
Hij voorzag dus dat zijheiden aan de
diepste ellende zouden ten prooi zijn.
Alain keerde dus terug met een pijnlijk
hart en toen hij aan zijn dorp kwam duizel
de hem het hoofd zoozeer dat hij niet ver
der gaan kon, en zich op een steen moest
neerzetten.
Luidop, door zijne tranen heen, begon hij
tegen het noodlot dat hem in zulken vreese-
lijken toestand gebracht had, te morren.
Maar opeens sidderde hij en zweeg.
Een zachte stem zeide hem op deelnemen-
den toon
Gij moet niet weenen, Alain Pévidic.
Terzelfder tijd werd eene hand op zijn
schouder gelegd.
Het hoofd oprichtend, zag hij het vriende
lijke gelaat van Alexis.
Welaan, Alain Pévidic, sprak Alexis
op minnelijken toon, schuif een weinig op,
dat ik mij naast u kom zetten.
Ha, mijnheer Monteray, wedervoer de
arme jongen, zich geweld aandoende om
zijne tranen te weerhouden, ik geloof dat gij
mijn verdriet niet zult kunnen verdrijven.
Ik heb geen hoop meer... ik heb niets meer
niets dan mijn oude, arme moeder...
Welaan, Alain, laat eens zien, hebt
gij dan geen vertrouwen meer in mij?
Maar, als ik u toch zeg, goede heer,
dat gij er niets aan verhelpen kunt, hernam
de Bretanjer, het hoofd schuddend.
Doch daar hij wist, dat Monteray hem
genegen was, stond hij erop hem alles te
zeggen en hij vertelde <1,6 harteloosheid van
zijn patroon en zijne wegzending van de
visscherssloep.
Vooreerst, wedervoer Alexis op zach-
ten, maar verwijtenden toon, gaat ge niet
voort met dien onzin te vertellen... Een
mensch heeft het recht niet zich zeiven te
dooden omdat hij een arm of been gebroken
heeft en in armoede verkeert... Dat zou een
lafheid zijn en eene misdaad, waarover God
u rekenschap zal vragen... Zeker, wanneer
hem een ongeluk overkomt, heetf hij soms
treurige en zeer pijnlijke dagen te beleven,
maar met wilskracht en moed komt men
alle moeilijkheden te boven.
Gü hebt bovendien minder dan iemand
het recht zulke gedachten te koesteren, want
gij moogt uwe oude moeder niet verlaten,
dat weet ge wel.
Alain schudde het hoofd.
En hoe zullen wij leven, mijnheer Mon
teray? Hoe zou ik ons onderhoud verdienen,
daar ik maar een arm meer heb
Wel, beste vriend, gij zult u van uwen
arm niet behoeven te bedienen... gij zult
met iets anders werken, met uw verstand,
met uwen geest
Terwijl Monteray dit zeide, strekte hfl de
hand uit naar het strand, waarop zich tal
rijke zwarte punten bewogen.
Dat waren vrouwen en kinderen, die in
hunne korven ronde strandkeitjes verza
melden.
(Wordt vervolgd.)