Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
I
iderswet.
martelaarschap eeoer
I
FEULLETON
WYBEUT
„NOORD-BSABAND"
NUMMER 102
WOENSDAG 24 DECEMBER 1924
UITGAVE:
WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN.
Telefoon No. 38. Telegr.-AdresECHO.
DIT NUMMER BESTAAT UIT
VIER BLADEN.
EERSTE BLAD.
i.
Wanneer wij er in dit blad toe
overgaan een reeks beschouwingen te
geven over en rond de landarbeiders-
wet, dan doen wij dit omdat wij weten
dat meerdere lezers van den „Echo"
hierin belangstellen, maar tevens ook
om nog meer belangstelling te wekken
voor een wet, die, wordt zij toegepast,
de zegenrijkste gevolgen hebben kan
voor onzen landarbeidersstand.
Om dit laatste met meer kracht te
kunnen aantoonen, is op de eerste
plaats noodig een uiteenzetting van
wat deze wet eigenlijk beoogt en hoe
ze dat tracht te bereiken.
Het doel dezer wet is
Landarbeiders, die aan bepaalde
eischen voldoen, gelegenheid te geven
een „plaatsje" in eigendom of „los land
in pacht te doen verkrijgen.
Ónder „plaatsje" wordt verstaan een
stuk grond waarop lo. staat, of ten
minste 2o. zal komen te staan een
arbeiderswoning.
Op beide gevallen komen we later
terug.
Onder los land" wordt verstaan
een stuk grond waarop geen woning
staat en waarop ook geen woning zal
komen te staan, doch dat door den
pachter zal gebruikt worden om daarop
vruchten te teelen.
Een vereeniging of stichting uitslui
tend tot dat doel opgericht of gesticht,
óf de gemeente als genoemde organen
niet bestaan, werken mee tot dit doel.
A. Zij helpen den landarbeider om
een „plaatsje" te bekomen, schieten
hem geld voor, tegen een rente van
4°/0 gedurende twee jaar, om dan de
volgende 30 jaren als rente en aflos
sing totaal 5.8 °/o te eischen. Na dertig
jaren is het geleende hiermee afgelost
en het plaatsje eigendom van den
arbeider.
B. Zij helpen den landarbeider om
„los land" te pachten tegen een niet
13)
te dure pachtsom en onder voordeelige
voorwaarden.
In de meeste gevallen zal de ver
eeniging, stichting of gemeente (in
't vervolg zullen wij in navolging der
Wet deze drie samenvatten onder den
naam „'t College") zelf verkooper en
verpachter zijn.
Het College op haar beurt krijgt
voorschotten onder voordeelige con
dities van het Rijk.
Hiermee heb ik in ruwe trekken een
overzicht gegeven van deze Wet, waarna
ik in de onderdeelen ga doordringen.
Wie kan van deze wet gebruik ma
ken
Art 1 zegt; de landarbeider die aan
de gestelde eischen voldoet.
Wat verstaat de wet hier onder land
arbeider
Volgens Art, 2 a. is landarbeider
ieder persoon die van het in loondienst
verrichten van landarbeid zijn hoofd
beroep maakt.
Art. 2 b. Landarbeid zijn alle werk
zaamheden inden landbouw,
den tuinbouw,
den boschbouw,
de veehouderij of
de veenderij.
Hierbij teekent de Memorie van Toe
lichting het volgende aan
Uw succes
a. In loondienstHet verrichten van
taakwerk komt in den landbouw veel
voor en kan worden beschouwd als
krachten een orbeidsovereenkomst te
geschieden.
In de Memorie van Antwoord wordt
dit nogmaals duidelijk bekrachtigd
De Minister zegt uitdrukkelijk, dat
dit moet beschouwd worden niet als
aanneming maar als loondienst.
Dus het zoogenaamde aannemen bij
het zuiver houden en rooien van suiker-
bieten is loondienst.
b. Hoofdberoep: Het begrip „Hoofd
beroep" sluit de uitoefening van eenig
onder beroep niet buiten, doch geeft
veeleer te kennen, dat de landarbeid,
behalve als zoodanig, ook nog ander
werk kan'verrichten, mits dit onder
geschikt blijve aan zijn hoofdbezigheid.
Wanneer bijvoorbeeld, de landarbeider
in tijden, waarin vpor hem geen werk
is, andere werkzaamheden gaat ver
richten dan verliest hij daardoor zijn
karakter als landarbeider niet. De
vraag, hoever hij daarbij zal kunnen
gaan, zal in elk bijzonder geval moeten
worden overwogen. (Mem. v. Toel.)
Minister Posthuma verklaarde in de
Twee e Kamer dat landarbeiders die
tijdens de campagne werkzaam zijn in
beetwortel-suikerfabrieken of aardappel
meelfabrieken niet buiten deze wet
vallen.
in twijfelachtige gevallen kan men
zich wenden tot Gedeputeerde Staten,
die in deze de aangewezen persoon
is om een onpartijdige uitspraak te
doen.
De wet erkent zoowel vrouwelijke
\V/AA LW U
DGO&
ERVARING
als mannelijke landarbeiders.
Art. 1 spreekt van „den landarbeider",
die aan de gesielde eischen voldoet.
Welke eischen worden hier bedoeld
De volgende
I. voortvloeiend uit Art. 1 en 2.
a. landarbeider zijn (zie boven).
b. in loondienst (zie boven)
c. hoofdberoep (zie boven).
Ii. genoemd in Art. 3.
g. ingezetene des Rijks zijn.
b. tevens Nedei lander.
c. niet bij onherroepelijk geworden
rechterlijke uitspraak de beschikking
of het beheer over zijn goederen ver
loren hebben.
d. gedurende twee jaren voorafgaande
aan de aanvrage gewoond hebben
binnen den kring der vereeniging of
stichting, waar hij onroerend goed
wenscht te krijgen, Of als er geen
vereeniging of stichting bestaat binnen
de gemeente.
e. bekwaam zijn voor zijn werk.
van goed zedelijk gedrag zijn.
g. voor wie een „plaatsje" wil ver
krijgen.
ouder zijn dan 25 jaar en jonger dan
50jaar; voor wie „los land" wil ver
krijgen ouder zijn dan 25 jaar.
h. als men een „plaatsje" wil ver
krijgen voldoende gegoed zijn om één
tiende der geheele kosten te kunnen
betalen.
Hierbij mogen dienst doen de vol
gende opmerkingen.
Ingezetene der Rijks zijn zij die in
het Rijk wonen en gedurende de 18
voorafgande maanden, woonden in het
Rijk, zijn koloniën of bezittingen in
andere werelddeelen.
Nederlander kan men zijn door ge
boorte of door naturalisatie.
Heeft de aanvrager bij onherroepelijk
geworden rechterlijke uitspraak de be
schikking ol het beheer van zijne goe
deren verloren
Prof. Cohen zegt hiervan„een
rechterlijke uitspraak als hier bedoeld
kan zijn een vonnis van onder cura
teele-stelling of van faillietverklaring.
Zij wordt onherroepelijk wanneer er
binnen den voorgeschreven termijn
geen verzet, hooger beroep of cassatie
is ingesteld of wanneer zij door den
hoogsten rechter is bekrachtigd.
Bij faillietverklaring herkrijgt de ge
failleerde de beschikking en het beheer
over zijn goederen, zoodra het faillis
sement is geëindigd, ook al worden
de vorderingen niet ten volle voldaan.
Hij kan dan weder voor grondverkrij-
ging in aanmerking komen".
Twee jaren in den kring.
a. Hiervan kan in bijzondere ge
vallen worden afgeweken door het
college (art. 3, 2e lid).
b. Voor zoover de gemeente als
college optreedt, mag de aanvrager
gedurende de twee voorafgaande jaren
ook gewoond hebben in een aan
grenzende gemeente, dit in het belang
van diegenen die aan de gemeente
grenzen wonen.
Bekwaam voor z'n werkHiervoor
kan men een verklaring vragen aan
den werkgever bij wie hij den laatsten
tijd werkte.
Zedelijk gedragHet college moet
dit onderzoeken, doch 't overleggen
van een getuigschrift van gemeentewege
is niet vereischt.
Leeftijd: De aanvrager zendt zijn
geboorte-acte in.
Voldoende gegoed: Opgave moet
worden ingezonden door den aanvrager.
Overlegging van bewijsstukken en
spaarbankboekjes kan worden geëischt.
Omtrent het nut van die leeftijds
grenzen zegt de Memorie van Toe
lichting
„L)e maximum leeftijd van 50 'aren
is aangenomen om te voorkomen dat
bejaarde arbeiders met de hulp van
de wet nog plaatsjes kunnen verwerven.
Dit toch is niet wenschelijk, eenerzijds
omdat hunne werkkracht niet meer
zoo groot is, waardoor zij minder loon
verdienen en meer bezwaar bij de
aflossing zullen ondervinden, en ander
zijds, omdat het te voorzien is dat zij
in verband met den langen termijn
van aflossing niet meer vóór hun
overlijden onbezwaard eigenaarlcunnen
worden of zelfs een belangrijk deel
der schuld kunnen hebben afgelost.
Het hier geopperde bezwaar doet
zich niet voor bij het pachten van
los land, waardoor integendeel de be
jaarde landarbeider in staat wordt ge
steld, den tijd, dien hij vroeger in
loondienst doorbracht, nuttig te be
steden. Daarom is daarbij geen maxi
mum leeftijd aangenomen."
(Wordt vervolgd.) A. v. d. Pluijm.
47* JAARGANG
De Echo van het Zuiden,
faalwpsclic mLanpiraatsche Courant
Dit blad verschijnt
WOENSDAG EN ZATERDAG.
Abonnementsprijs per 3 maanden 1.25.
Franco per post door het geheele rijk 1.40.
Brieven, Ingezonden stukken, geiden enz.
franco te zenden aan den Uitgever.
Prfls der Advertentifin
20 cent per regel; minimum 1.50
Reclames 40 cent per regel.
BQ contract flink rabat
Advertentiën moeten Woensdag en Vrijdag
des morgens om uiterlijk 9 uur in ons beslt
■tJn.
van „DE ECHO VAN HET'ZEIDEN"
EERSTE DEEL.
III.
Op die blauwe lijn teekende zich in de
verte een lichte rookzuil af, die, ten hemel
opstijgend, in een witten damp verging.
Daar is hij, mompelde Sophie Mosser,
terwijl hare handen 't ijzeren balkon kramp
achtig omvatten; ja, daar is hij, want dat
is de ebbenhouten brick. Binnen twee uren
zal Wladimir Paloutine hier zijn. "Wat zal
hij mij medebrengen? het geluk? de vreug
de? of helsche smarten voor het overige
mijner dagen?
'tWas werkelijk de Ebbenhouten Brick,
de prachtige boot van graaf Wladimir Pa
loutine. Hij voer nu langs de Finsche kust,
trok de breede geul door die tusschen de
eilanden Nargo en Yulf zich uitstrekt en
drong vervolgens in de diepe kreek van Zié-
gels; de ankers werden uitgeworpen en wel
dra werd de stoom afgelaten, waaraan de
prachtige boot onbeweeglijk bleef liggen. De
boot was ter bestemming aangekomen.
Graaf Paloutine bevond zich op het dek.
Op het oogenblik dat zijn vaartuig gemeerd
werd, liet hij zich een langen zucht van vol
doening ontsnappen.
Hij daalde langs den ijzeren ladder af en
begaf zich naar Renée die in een sierlijk
reiscostuum op hem wachtte.
Zijt gij gereed? vroeg hij op ruwen
toon. Binnen een oogenblik zal de jol te
water liggen.
Arme Renée. Haar treurig en ernstig ge
laat, waarvan de uitdrukking verraadde
welke pijnlijke gedachten haar vervulden,
alles in haar zeide dat het huwelijk haar
geen geluk gebracht had.
is een welluidende
stem van groot be-
lang. Gebruikt daar-
om vóór het zingen
en spreken de ver-
frisschende
TABLETTEN
Groote doozen 65 Ct
imiiiiiiiiiiiimimiiiiiiiiiiiiiiiiinrmi'iiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Weldra was zij tot de jammerlijke over
tuiging gekomen dat zij zich met een hart
vochtig meester verbonden bad. Zij moest
aan'zijn minste bevelen gehoorzamen en.al
zijn grillen volgen.
Sinds meer dan twee maanden bad de
Ebbenhouten Brick gereisd langs de Engel-
sche-, Schotsche- en Fransche kusten. Wla
dimir scheen er niet toe te kunnen besluiten
vier-en-twintig uren op dezelfde plaats te
blijven.
Renée volgde hem zonder tegenspreken,
onderworpen, geduldig, maar verbaasd over
die zonderlinge luim, die zoo weinig over
eenstemde met het minzaam en goedaardig
karakter dat graaf Paloutine haar toonde
toen hij haar het hof maakte.
Een enkele maal had zjj het gewaagd hem
eene vraag te doen, daar zjj nieuws over hare
moeder wilde hebben.
Gij zult dat vinden op Ny-Slott, had
haar man haar kortweg geantwoord.
Renée had niet verder aangedrongen, zij
b'greep dat het volkomen nutteloos zou ge
weest zg'n.
Sinds zij met graaf Paloutine getrouwd
was, met onverbreekbare banden aan hem
verbonden, had zij alles gedaan wat moge
lijk was om hem te beminnen.
Helaas de liefde was vervangen door
vrees. En nu beefde Renée tegenover haren
heer en meester.
Ontroerd en bevend nam Renée plaats in
de jol, naast graaf Paloutine.
In weinige minuten bereikte het lichte
vaartuig de houten landingskaai, op welker
uiteinde zich eene troika bevond, bespannen
met drie vurige zwarte paarden.
Stap in, beval Wladimir.
En zoodra beiden plaats genomen hadden,
vertrok het span in galop, terwijl het hart
van Renée van onbepaalden angst klopte.
Hare oogen richtte zich op de grijze mas
sa, welke zij in de verte in het midden van
het bosch onderscheidde.
Dat was het zoogenaamde Nieuw-Kasteel,
het huis dat zjj ging bewonen, en zij vond
het somber, eerder gelijkend op een gevan
genis dan op een woning.
De troika vloog over den weg, men nader
de Ny-Slott met een verbazende snelheid.
Weldra liet de koetsier zijn paarden stap
pen.
De troika was aan de brug gekomen, die
daverde en een gerucht van jjzergeklingel
liet hooren.
MAATSCHAPPIJ VAN VERZEKERING OP HET t-EVEN
De groote deuren van het kasteel waren
wijd geopend en er voor stonden in rijen de
dienaren, mannen en vrouwen, met eerbiedig
gebogen hoofd.
De graaf stapte uit en stak Renée de hand
toe.
Dan naderde hem een man, die eene bui
ging maakte en hem meermalen groette.
Daarna las hij een soort van welkomst
groet voor, die Renée verstond.
Maar de graaf ontnam den rentmeester
al spoedig het woord, tikte hem op den schou
der en zeide hem
Goed, goed, Rurick, ik dank u, maar
zoolang mijn welbeminde oom, prins Démé-
trius leeft, en God geve hem nog lange jaren,
zal ik niet de heer en meester van Ny-Slott
zijn.
Maar waar is mijn oom, riep Wladimir op
treurigen toon. Hij is ons niet tegemoet kun
nen komenHiji is dus nog altijd ziek?...
Een veertig-jarig man, kwam dan op zijne
beurt vooruit.
-Dat was Tarboski, de geneesheer van het
kasteel, een Bool, die te Revel woonde en
eiken dag den prins Démétrius kwam ver
zorgen.
Zijn voorkomen was onbeduidend, zijne
wetenschap scheen zeer beperkt, maar het
behoud van zijn schatrijken zieke lag hem
nauw aan het hart, daar zijn dood hem
voorzeker van het voornaamste deel van zijn
jaarlijksch inkomen zou berooven. f
De prins is zeer ziek, Excellentie, zeer
ziek, mompelde hjj. Daar aanstonds, toen
ik op Ny-Slott aankwam heeft hij een schrik-
keljjken aanval gehad.
Het gelaat van graaf Paloutin bleef on
verschillig, het was niet mogelijk er de
minste ontroering op te zien.
Maar, zeide hij op ernstigen toon, als
het zoo is, dan schijnt gij aan zijn aan
staanden dood te gelooven?
Dokter Tarboski schudde het hoofd.
Neen, neen, riep hij, Goddank, er is
nog geen gevaar voor.
Gedurende al deze gesprekken was Renée
naast den graaf blijven staan, zonder dat
deze zich in het minst om haar bekommer
de en zij gevoelde dat zjj het mikpunt was
van al de nieuwsgierige blikken.
Twee oogen vooral ontstelden haar, meer
dan al de anderen.
Zij waren wonderschoon, die oogen, on
vergelijkbaar, maar op dat oogenblik waren
zjj bezield met zulk een uitdrukking van
haat, dat Renée ervan sidderde en hare
angsten voelde verdubbelen.
De bezitster dier oogen, men heeft het al
geraden, was Sophie Mosser, de huishoud
ster van Ny-Slott, die met Rurick het be
stuur uitoefende.
Op een bijna onmerkbaar teek en van graaf
Paloutine, naderde Sophie Mosser de jonge
gravin Renée, maakte een diepe buiging en
greep hare hand die zij aan hare lippen
bracht.
In eene beweging, die sterker was dan
haren wil, trok Renée haastig hare hand
terug.
Het scheen haar toe dat de huishoudster
wier hagelwitte en scherpe tanden zich tus
schen hare halfgeopende lippen vertoonden,
haar ten bloede ging bijten.
Sophie liet zich daardoor niet ontstellen;
zij boog zich opnieuw voor hare nieuwe
meesteres en ging dan, op den eersten rang,
tusschen de dienaars van Ny-Slott hare
plaats hernemen.
Welaan, sprak de graaf, bevel gevend
aan de dienstboden hunne rangen te openen
om hem met de gravin doorgang te verlee-
nen, welaan, ik ben ongeduldig om mijne
hulde te bieden aan mijn dierbaren oom en
nieuws van hem te vernemen over zijnen
toestand. Gij, Sophie Mosser, ga ons voor,
gij moet de gravin het verblijf toonen, dat
gij voor haar in gereedheid gebracht hebt.
De huishoudster boog het hoofd, zonder
te spreken. Zij nam een tros sleutels, die
met eene sterke zilveren ketting aan haar
lijf hing en ging den middengang door, die
met overgroote vloersteenen geplaveid was
dan klom zij, gevolgd door hare meesteres,
den monumentalen trap op die naar de eer
ste verdieping leidde.
Het getal groote, op rjj liggende zalen die
men doorgaan moest, de gangen, de voor
zalen, waarin een halve duisternis heersch-
te, was ontelbaar.
Renée gevoelde zich met eene onoverwin
bare vrees bevangen tusschen al die zware
draperieën behangen muren en met zware,
eikenhouten meubelen versierde zalen, en zjj
zeide bij zich zelve, dat, indien al die tapijt
werken hadden kunnen spreken, zij onge
twijfeld eene gansche reeks akelige en bloe
dige drama's zouden te vertellen hebben.
En zij vroeg zich, ondanks haren wil, al
sidderend af, of zij niet bestemd was, om
een nieuw hoofdstuk te voegen bij al de jam
merlijke geschiedenissen, waarvan naar hare
meening Ny-Slott het tooneel moest ge
weest zijn.
Eindelijk maakte Sophie Mosser eene
deur open en Renée en graaf Paloutine be
vonden zich in eene groote plaats, bemeu
beld met een baldakijnbed, groote eiken
houten, met koper ingelegde stoelen en
Turksche rustbanken.
Ziehier uwe kamer, Excellentie, sprak
Sophie Mosser op plechtigen toon.
En zij voegde erbij
Zij is slechts door dit klein salon van
die van den graaf gescheiden.
Sophie Mosser toonde inderdaad e°n klein,
op Turksche wijze gemeubeld salon, aan
welker overzijde eene kamer grensde, die
in alles geleek op die welke Renée bewonen
ging.
Binnen een oogenblik zal mevrouw de
gravin hare kameniersters ontvangen; ove
rigens, Hare Excellentie heeft slechts te
bellen indien zij hare diensten noodig heeft.
Daarop verwijderde zij zich, na een door
dringenden blik op den graaf geworpen te
hebben.
Ik moet u verlaten om van kleeren te
veranderen, zeide Wladimir aan zijne jonge
vrouw, en hij richtte zich naar zjjn slaap
kamer.
Renée bleef alleen.
Langzaam veranderde zij eveneens van
toilet, zonder op hare kamenierster te wach
ten. Tben zij hiermede gereed was en zich
gansch alleen zag in die overgroote plaats,
die in de invallende avondduisternis nog
grooter scheen dat zij het wezenlijk was,
gevoelde zij zich bevangen door eene onbe
paalde vrees, welke zij onmogelijk kon ver
drijven.
Achter in hare kamer trok een beeld hare
aandacht.
(Wordt vervolgd.)