Asthma
DE ECHO Ml HET IUIM
Bei wleiaamhap eeoer
jonge vrouw.
FEÜLI.ETOM
dus maar op aan hoeveel alles moet
kostenNu manmaar zeg eens,
Max, luister je nu of niet? viel zij zich
zelve plotseling in de rede.
- Waarom zou ik niet luisteren?
Je bedoelt wat alles zou moeten
kosten? Ja, dat weet ik niet zoo pre
cies. Zeg jij 't maar eens!
Je bent er niet met je gedachten
bij, Max, dat zie ik heel goed! Je hebt
andere dingen in het hoofd... Is weer
'toude liedjeIk merk het al een
paar dagen.
Hij keek onrustig en verlegen rond.
Zoo... nu... wat merk je dan?
Dat je tegen Kerstmis altijd om
keert als een blad aan den boom. Se
dert ik het genoegen heb je vrouw te
zijn, merk ik dat geregeld op.
't Is zooiets van verstrooidheid. Als
ik het vroeger had geweten, had ik me
misschien nog wel eens bedacht vóór
ik met je was getrouwd.
Ga nu alsjeblieft geen boetepre-
dicaties houden! zei hij eenigszins ver
stoord, terwijl hij het hoofd in de beide
handen steunde.
Ik constateer alleen feiten... en
zeer merkwaardige. Vroeger heb ik wel
eens gedacht dat het was, .omdat we
nogal veel uitgaven hebbenzoo'n beet
je gierigheid dus. Maar neen, dat is 't
niet. Bij 't inkoopen ben je nogal ge
moedelijk en tamelijk royaal, 't Moet
wat anders zijn, wat ergers. Je verbergt
iets voor me, dat je drukt, je ver
strooid maakt, je 'tleven verbittert!
Hij beproefde zich te verdedigen,
maar 't kwam er vrij aarzelend uit
Hou je me misschien voor een mis
dadiger, die wat op z'n geweten heeft?
Och, wie weet! zei ze schertsend,
maar hij viel haar zenuwachtig in de
rede:
Mile... wees zoo goed... ja... en
laat me nu met mijn werk doorgaan.
Ik heb er haast mee. Later... morgen
b.v. kunnen we alles wel overleggen.
Ik heb waarachtig geen tijd.
Met deze woorden greep hij haastig
naar de pen. Zij stond teleurgesteld
op.
Je wil je er afmaken. Nu mijnent
wege. Ik gaBlijf alleen met je
verdriet, wanneer je er mij geen deel
genoot van wilt maken....
Zij ging, maar aan de deur wendde
zij zich nog eens om en keerde terug.
Een ding zou ik je nog willen ver
zoeken, voegde zij hem eenigszins snib
big toe. Als je uitgaat, wees dan zoo
goed, eenige proeven van Kerstappels
mee te brengen
En waarom dan? vroeg hij ver
wonderd.
Misschien herinner je je nog, dat
ze je verleden jaar niet naar den zin
waren. Je maakte eenige allesbehalve
aardige opmerkingen. Zoek daarom
zelf maar uit wat je hebben wilt. Ik
zou niet graag willen, dat ze je weer
niet naar den zin waren. Bij zulke ge
legenheden moet men zorgen, dat er
zoo weinig mogelijk aanmerkingen zijn
te maken
Daarop verliet zij de kamer en hij
keek haar verbaasd na.
't Is ongelooflijk, mompelde hij,
zooals die vrouwen je doorzienWaar
om zeg ik haar ook maar niet alles?
Zij is toch per slot van rekening eene
verstandige vrouw!
Hij legde zijne pen naast het nog on
beschreven papier, leunde in zijn stoel
achterover en staarde voor zich uit.
Heeft dan niet ieder wel eens een
dwaze streek begaan? vroeg hij zich-
zelveu af, en was 't mijn schuld dat de
zaak zoo'n ongelukkige wending nam?
Wat zou Mile er wel van zeggen, als
ze 't wist?
En toen begon hij met gefronst voor
hoofd er over na te denken, of hij alles
toch eindelijk zou opbiechten. Kon hij
het helpen, dat die kleine Emma, met
wie hij een paar jaar lang verkeering
had gehad, dé zaak zoo tragisch op
vatte, heel anders dan andere meisjes
van haar slag? Er was toch heelemaal
geen grond voorDie kleine on
schuldige liefdeshistorie had toch niet
zooveel te beteekenen gehad! En toen
hij haar na zijn examen had geschre
ven dat het nu beter was er een einde
aan te maken, en hij haar niet langer
wilde verhinderen de gelukkige vrouw
van een braven, haar oppassenden
man te worden... kon hij toen denken,
dat het overspannen schepsel geheel
AKKER's
9 9
het verstand zou verliezen en in dien
toestand was verdwenen, dat men nooit
meer wat van haar had gehoord, toen
wist hij genoeg. Hij trachtte zich daar
over heen te zetten. Hij wilde van die
ellendige historie niets meer hooren...
Met grooten ijver wijdde hij zich aan
zijn beroep, en een paar goedhartige
tantes zochten eene vrouw voor hem.
Mile beviel hem wel, zij won zijne ach
ting en zijne liefde, hij de hare, zij
trouwden en waren gelukkig met el
kaar. Maar de herinnering aan de
„tragedie des levens" kon hij niet ver
bannen. Daarvoor was hij niet uit het
rechte hout gesneden. En altijd weer,
als het Kerstfeest kwam, de tijd dat
hij, thans vijf jaar geleden, zijne be
trekking met Emma had verbroken en
op een avond kort voor het feest, haar
afscheidsbrief had ontvangen, geraakte
hij in een zonderlinge stemming. Hij
werd zenuwachtig-opgewonden. Berouw
No. 102 Woensdag 24 Dec. 1924
TWEEDE BLAD.
KERSTMIS.
14)
nr.
en gewetenswroeging kwelden hem en
zijne slechte luim vierde hij bot tegen
allen die met hem in aanraking kwa
men. En des nacht was het 't ergste
Dan dacht hij aan het verleden en dan
kwam het angstzweet hem op het voor
hoofd, terwijl hij zich slapeloos op zijn
bed rondwentelde... Hij was daarvan
de schuld... 'tWas een schurkenstreek
enen dat zou hij zijn fijngevoeli
ge vrouw moeten mededeelen? Onmo
gelijk! 't Eenige middel om aan zulk
eene stemming zich te onttrekken was
eene wandeling in de koude, frissche
winter luchtVooruit, naar buiten,
in de levendige drukte der stratenDat
deed hij dan ook thans weer; hij wan
delde met flinken pas het kanaal langs
en de ruwe koude lucht deed hem goed.
Bij de Roode Brug waren de kerst
kraampjes reeds neer gezet en beneden
lagen de volgeladen schuitjes met
vruchten, die hem met hunne stille
romantiek bijzonder interesseerden...
En daar viel het hem weer in, dat zijne
vrouw over kerstappels had gesproken.
Ja, hij wilde zijne vrouw bewijzen dat
hij niet verstrooid was geweest, dat
hij aan haar wensch had voldaan. Hij
zou haar een mooi proefje van kerst
appels meebrengen. Dat zou haar wel
weer tevreden stellen.
Hij trad het kraampje binnen dat
met een mooien voorraad prijkte. De
verkoopster had de handen vol. Hij
wachtte geduldig tot hij aan de beurt
kwam en keek toe hoe de anderen wer
den geholpen.
Kom, kom, kleine, zei de verkoop
ster tot een jongen, dien zij had gehol
pen en die nog wat treuzelde, schiet
op, daar staan er nog meer te wachten
Zijne blikken wendden zich opmerk
zaam naar de jonge vrouw, met het
frissche roode gezicht, die zoo ijverig
bezig was. En hij kromp ineen. Was dat
eene toevallige gelijkenis?... Die stem
die bewegingen!Hij staarde
haar aan en drong een beetje in de rij
op. Nu kwam hij aan de beurt.
En u, mijnheer? vroeg zij op ha
ren gewonen toon, reeds weer naar een
volgende kijkend.
Appelen.
Tot uw dienst. Welke soort en
hoeveel?
Och, geef maar wat. Deze hier
b.v. om te probeeren... een pond... 'tis
voor 't Kerstfeest.
Zij hielp hem met vlugge, handige
bewegingen en hij volgde haar als door
magnetische kracht aangetrokken.
Asjeblieft meneer, 25 pfennig.
Asjeblieft!Wie volgt!
En zij keek al weer naar een anderen
kooper, terwijl zij haar volle bruine
hand ophield, om het geld te ontvan
gen. Toen werd hij vanzelf door ande
ren zachtjes opgedrongen... Als in een
droom wandelde hij verder, zijne vruch
ten krampachtig vasthoudend, zonder
doel, zonder op wat hem omringde te
letten, slechts door ééne gedachte be-
heerscht... Was 't mogelijkWas
't denkbaar?... Hij moest haar nog een
maal zien, misschien kon hij wel even
met haar pratenHij moest zeker
heid hebben
Een uur later stond hij weer in het
kraampje, 't Was er nu niet druk meer,
de meeste klanten waren weg. Nog een
paar en hij was alleen. Maar ook het
gaat gepaard met verschillende
verschijnselen: benauwdheid, kort-,
ademigheid, beklemdheid op de
borst bir.de minste inspanning.
Akker's JVbdijsiroop verlicht de
aanvallen doordat zij de borst
Vein de prikkelende slijm zuivert en
de ontsteking der luchtwegen weg
neemt en daarmede de oorzaken
-van hoest, bronchitis,keelpijn.
Alom verkrijgbaar in kokers van 230 gram
1.50 550 gram ƒ2.75 en 1000 gram ƒ4.50
Hoe verder een mensch staat van
iets waarnaar zijn verlangen uitgaat,
hoe krachtiger die begeerte spreekt.
't Is daafom zoo natuurlijk dat juist
in het laatste tiental jaren, de zucht
naar vrede op zoo veler lippen ligt.
En elk feit en feest dat in ons de
gedachte aan vrede wekt, is een
stroomversnelling in de rivier van ons
smachten naar rust.
Een van die feesten, het grootste, is
Kerstmis, vredefeest bij uitstek.
't Is nu tien jaren geleden. De eerste
oorlogskerstnacht daalde droef en
donker neer over de slagvelden van
Europa.
Van meer dan vier jaren lang staan
de geschiedbladen omlijnd met stre
pen van bloed, verlucht met menschen-
leed.
Toen is er een vrede gekomen niet
van verzoening, maar enkel van wan
trouwen en haat: „Ik vergeef U van
harte tot ik bij machte ben me te
wreken".
Ook de sociale vrede kwam niet.
Weer staan wij voor een komende
Kerstnacht.
Weer dringt tot ons door de glorie
zang der engelen: „Vrede op aarde".
Weer rijst voor ons het teere lijdens
gelaat van Bethlehems Kleine, Die
later zegenend zeggen zou: Mijn Vrede
geef ik U.
't Zijn bijna twintig eeuwen.
Millioenen en millioenen zijn sinds
gaan neerknielen voor de Kribbe van
het Kerstkind en hebben er hun vrede
gevonden, den vrede met God, met het
leven en met zich zelve.
Doch de wereld, de moderne wereld
vooral, is haar eigen gang gegaan
zonder Christus en zonder God.
't Is.de grootste antithese van het
leven, de groote lijn die vanaf Adams-
schuld tot aan het eind. der tijden het
menschengeslacht in scheiding bracht
en brengen zal tot twee massale groe
pen: één vóór één tégen God.
Het Christelijk kamp knielend rond
de Kribbe van den Mensch geworden
God.
Het leger van Lucifer knielend voor
den zich God wanenden mensch.
De toekomst zal deze beide uitersten
steeds meer op de spits drijven, steeds
feller tegen over elkander doen staan.
Hier vragen wij geen spoediger
vrede, integendeel.
Maar waar wij wel om vrede vragen,
't is in het Christelij k Kamp zelf.
van „DE ECHO CAN HET ZUIDEN".
EERSTE DEEli.
'tWas de H. Maagd, met het Kind Jezus
op haren schoot.
Renée wierp zich voor dat beeld op de
knieën. Zij gevoelde zich in gevaar, zonder
juist te weten waarom, natuurlijkerwijze
zocht zij troost en sterkte in het gebed en
stelde zich onder de bescherming van den
Allerhoogste.
Hoelang bleef zij daar in hare gebeden
verslonden en aan pijnlijke sidderingen ten
prooi? Zij zou het niet hebben kunnen zeg
gen. In alle geval, toen zjj op stond was het
volop nacht.
Een groote schrik maakte zich van haar
meester.
Tevergeefs zocht zij naar een lucifer om
een kaars die op den schoorsteen stond aan
te steken.
Tevergeefs ook betastte zij met de hand
de muren om, het belkoord te vinden, die
Sophie haar 'aangewezen had.
Zij riep om hulp tot haren man, maar hare
door angst verzwakte stem werd niet ge
hoord of teDminste niet beantwoord.
Zij liep roepende naar de deur van het
verblijf vai 1 den graaf, maar bekwam al
spoedig de sekerheid dat hij zich niet in zijn
slaapkamer bevond.
Eindelijk na lang zoeken, vond zij eene
deur, zij opende ze en bevond zich in een
gang, die zjj zonder aarzelen volgde.
Zij liep altijd voort, nu eens tegen de
muren aa.nb otsend, dan tegen de meubelen,
doch immer drong ze verder door, met de
handen yooi ruit om haar gelaat te beschut
ten.
Laten wij daar één zijn, wij die toch
moeten één zijn in den strijd voor
Christus Koningschap.
Laten de Christelijke partijen onder
elkaar in vrede leven zonder stokerij.
Laat ieder daar werken op eigen
terrein en strijden met uiterlijke mid
delen zonder onnoodig wantrouwen
en partijhaat uit te strooien.
Laat het groote Christenleger over
de Kerstkribbe heen elkaar de hand
reiken om in plechtigen eed te beloo-
ven gezamenlijk op te trekken voor de
eer van Hem.
Dan zal men des te krachtiger staan
in den komenden strijd. Dan zal er een
Christelijke gemeenschap kunnen te-
rugkeeren, waarin de Christelijke ge
dachte practisch kan worden uitge
werkt en dit zal het begin moeten zijn
van het ideaal „den Vrede van Chris
tus in het Rijk van Christus".
A. v. d. PLUIJM.
KERSTAPPELEN.
Max, ik moet je een oogehblik
storen.
Met deze woorden trad zij zachtjes
zijne kamer binnen. Hij schrikte zenuw
achtig op en vroeg verstrooid
Wat mankeert er aan?
Wel, 'tis Kerstmis, man.
Vandaag al?
Wel neen, maar al is 't vandaag
nog niet, wij moeten er toch aan begin
nen te denken.
Met deze woorden trok zij een stoel
naderbij en zette zich naast zijn schrijf
tafel. Hij was wel met werken opgehou-
d n, maar hield de pen nog in de hand,
als een zachte wenk voor haar 'tniet
te lang te maken. Zij evenwel maakte
korte metten, nam hem het schrijfin
strument uit de hand en zei:
Doe me nu 't plezier en luister
voor een paar minuten. Wat zou je er
van denken, wanneer ik voor Lize een
poppenwagentje kocht?
Wel zeker, dat is heel goed... na
tuurlijk
Maar, Max, zoo zeker en natuur
lijk is dat nog niet. 't Oude is eigen
lijk ook nog heel goed.
Wel laten we dat dan nog maar
wat houden.
Ja, zie je, Max, 't is alleen omdat
ik nóg zooveel nieuws voor liaar moet
hebben. En dan de jongen. Die moet
zijn „Boerenleger" hebben. Ik heb het
hem gisteren nog beloofd. 'tKomt er
Waar ging zjj heen?
Zjj wist er niets van.
Renée had zich niet bedrogen, graaf Pa-
loutine had dadelijk zjjne kamer verlaten
en was naar het verrek van prins Démétrius
gegaan.
Ondanks de hartversterkende dranken
van dokter Tarboski, scheen deze steeds aan
eene diepe neerslachtigheid ten prooi.
Eene siddering schudde opeens zjjn ver
lamd lichaam, want hij had het lichte ge-
druisch gehoord van een stap.
Graaf Wladimir Paloutine stond tegen
over hem.
Prins Démétrius keek den graaf lang en
stilzwijgend aan, terwjjl deze zjjn oogen
hartvochtig op den prins vestigde.
Eene uitdrukking van onzeggeljjken angst
schilderde zich af op liet bleeke gelaat van
den grjjsaard.
Maar een derde persoon kwam opeens in
de kamer van den prins.
't Was Sophie Mosser.
Zjj droeg een brandende kaars in de hand
en zonder een woord te spreken trok zjj de
zware gordijnen aan de vensters dicht.
Behalve een kleine plaats door de kaars
verlicht, bleef het overige der groote kamer
in duisternis.
Graaf Paloutine had zjjn post bjj het bed
van prins Démétrius verlaten en ging achter
in de kamer op eene rustbank zitten.
Sophie Mosser kwam naast hem plaats
nemen.
Wel, Wladimir Paloutine, zeide zjj hem
op spottenden toon, gij moet nu volkomen
gelukkig zjjn en alle vreugden genieten.
Welnu, Sophie, wees niet kwaad, ik heb
groot ongeljjk gehad
Een lichte schaterlach, spottender nog dan
hare woorden, ontsnapte aan de lippen van
Sophie Mosser.
Qngeljjk, ongeljjk, riep zjj half luid,
Graaf Wladimir Paloutine, een trotsch en
machtig heer, kan geen ongeljjk hebben ten
opzichte van Sophie Mosser, die nauwelijks
iets meer is dan eene kamenierster.
Maar wat ben ik dom geweest, uwe be
loften aan te nemen en te gelooven dat ik
eens gravin Wladimir Paloutine zou wor
den.
Zeer kalm vroeg zjj dus:
Is zjj rjjk, die gij uwen naam gegeven
hebt?
Zjj bezit geen kopeck. Niets.
De huishoudster sloeg de beide armen om
hoog.
Wel, gij zjjt niet goed wijs, Paloutine.
Weet gjj dan niet in welken finantieelen
toestand gij u bevindt? Wacht eens, ik kom
aanstonds terug. Er zjjn heele pakken brie
ven voor u tijdens uwe afwezigheid aange
komen en ik heb reden te denken dat zjj niet
veel aangenaams voor u bevatten.
En haastig verliet Sophie Mosser de ka
mer, waarvan zjj de deur half open liet.
Eenige seconden later kwam zjj reeds te
rug.
Gedurende hare afwezigheid was Wladi
mir zenuwachtig en opgewonden opgestaan
en ging met groote stappen de ruime kamer
op en neer.
Voor het bed van den prins bleef hjj staan
en keek dezen met blikken vol woede aan.
Waarom stierf hjj niet aanstonds. Waar
om moest die grjjsaard nog bestaan, zich
nog aan het leven vastklampen?
Wanneer Démétrius gestorven was, zou
graaf Wladimir Paloutine Ny-Slott, de bos-
schen en de onmetelijke domeinen erven van
den prins, aangezien zjjn zoon verbannen
was.
Sophie Mosser kwam terug met de brie
ven.
Meer spottend dan ooit zeide SophieGjj
gelooft dat men altijd maar voort geld ver
kwisten mag en uitgaven doen zonder zich
om iets te bekommeren. Gjj gelooft dat men
jaren lang in Parijs een prinselijk leven
leiden mag, zonder ooit te rekenen of te
tellen. Wel neen, Wladimir Paloutine, dat
moet men vroeg of laat bekoopen.
Dat moet men duurder nog bekoopen
dan gjj het gelooft, wedervoer de graaf met
doffe stem.
Dus 'tis erg, vroeg Sophie Mosser hem
spottend in de oogen kijkend.
Wladimir Paloutine droogde zich zenuw
achtig zjjn bezweet voorhoofd af en zeide
Sophie MosserGjj moet voldaan
zjjn. Gjj zjjt goed gewroken. Ik ben gansch
ten onder gebracht.
Wat was er gebeurd?
O, zeer eenvoudige en alledaagsche din
gen, zooals er eiken dag gebeuren.
Sinds drie jaren had Wladimir Paloutine
een leven geleid van plezier, zonder ooit
terug te deinzen voor de overgroote uitgaven.
Om terug te winnen wat hjj aldus dwa-
zeljjk verkwistte nam lijj zjjn toevlucht tot
spel en Beursspeculaties.
Ongelukkig voor hem was de directeur van
een bankiershuis de grens over getrokken
en had de kapitalen van graaf Paloutine
medegenomen.
De neef van prins Démétrius overdreef
dus niethjj was wel totaal geruïneerd.
Het eenige middel dat hem overbleef, was
met zjjn jonge vrouw, op Ny-Slott, onder
dak van zjjn oom, voortaan rustig en stil
te leven.
Maar hjj was er den man niet naar om
goedwillig dien toestand aan te nemen.
Wat was prins Démétrius Livachoff thans
nog? Een stervende, die nog slechts met een
draad aan het leven hing.
Waarom zou hjj aarzelen?
De prins was zoo ziek, zoo uitgeleefd en
krachteloos, dat niemand zich over zjjn dood
zou verwonderen.
De ellendeling stond op.
Welaan, mompelde hjj door zjjne ge
sloten tanden, wij moeten er mede gedaan
maken.
En gevolgd door Sophie Mosser, die zjjne
minste bewegingen volgde, naderde hjj het
bed van den prins.
Opeens bleef hjj stil staan.
Had hjj daar niet een langen, pjjnljjken en
onderdrukten zucht gehoord?
Sophie Mosser hield zich achteraf, op twee
stappen van hem.
'tWas voorzeker de huishoudster, die, het
noodlottig oogenblik voorziende, zich niet
had kunnen beletten aan. een gevoel van
angst lucht te geven.
Het bed van den prins stond in het midden
der kamer.
Wladimir naderde aan den rechterkant
terwijl Sophie Mosser aan den linkerkant
ging, zoodat beiden tegelijk ter hoogte van
het hoofd van den prins aankwamen.
Toen de prins zjjn neef zag naderen, wil
de hjj met eene uiterste krachtinspanning
aan den linkerkant uit zjjn bed springen,
teneinde een belkoord te bereiken en om
hulp te roepen.
Maar de arme grjjsaard bevond zich
tegenover Sophie Mosser, die hem met ge
weld terugstootte en hem met een onweer
staanbare kracht op zjjn bed kluisterde.
Herneem uwe plaats, prins, zeide zjj
hem spottend.
Op dit oogenblik sprong Wladimir op zjjn
oom toe en duwde hem met groot geweld de
oorkussens op het gelaat.
Hoe zwak hjj ook was, hoe uitgeput hjj
ook zjjn mocht, door de ziekte en het Ijjden
en ondanks de groote sterkte van Wladimir,
toch gelukte de prins er een oogenblik in te
ontsnappen.
Helaas, aanstonds weer vastgegrepen,
werd lifj opnieuw op het bed vastgeklonken
en met meer geweld dan ooit poogde meu
hem te doen stikken.
Het slachtoffer had nochtans den tijd
gehad om een hartverscheurenden hulpkreet
te slaken.
Maar de grootste geruchten zelfs konden
buiten die kamer, met hare dikke, met dra
perieën behangen muren en deuren, niet ge
hoord worden.
Ook toonden graaf Paloutine en Sophie
Mosser er zich niet het minst bevreesd om.
En nochtans, die kreet was nog maar ter
nauwernood geslaakt, als zij beiden tegelijk
het hoofd oprichten en elkaar met angstige
verbazing aankeken.
Zij deinsden achteruit, het beweegloos
geworden lichaam loslatend, terwijl een ijs
koud angstzweet over hunne slapen liep.
Op den hulpkreet van den prins, had een
andere kreet geantwoord, dicht bij hen, in
de kamer zelf.
En die kreet was aanstonds gevolgd door
den val van een lichaam op den vloer.
De graaf liep toe, gevolgd door Sophie
Mosser en zij vonden Renée bewusteloos ten
gronde liggen.
Lang, zeer lang, had de arme jonge vrouw
in dien doolweg van gangen verloren geloo-
pen. ten prooi aan een grooten angst.
Eindelijk, was zij voor eene halfgeopende
deur aangekomen.
In hare haast om voor den graaf de brie
ven te halen, had Sophie Mosser, daar de
deur met een spleet open gelaten.
Daar Renée door de opening een zwakke
lichtstraal zag, had zij de deur zachtjes open
geduwd en bevend van vrees, het hoofd bin
nen gestoken.
Zij vreesde echter op heeterdaad van be
spieding betrapt te worden en behendig
sloop zij binnen de kamer en verschool zich
achter een venstergordijn.
Vanaf hare schuilplaats kon zij alles zien
en alles hooren.
Zij wist niet waarom, maar zij stelde be
lang in dien zieke, in dien stervende, die daar
op dat bed lag.
Een onbepaald voorgevoel zeide haar, dat
er in de kamer, waarin zij opgesloten was,
de een of andere eerlooze daad gepleegd zou
worden.
(Wordt vervolgd.)