Asthma DE ECHO Ml HET IUIM Bei wleiaamhap eeoer jonge vrouw. FEÜLI.ETOM dus maar op aan hoeveel alles moet kostenNu manmaar zeg eens, Max, luister je nu of niet? viel zij zich zelve plotseling in de rede. - Waarom zou ik niet luisteren? Je bedoelt wat alles zou moeten kosten? Ja, dat weet ik niet zoo pre cies. Zeg jij 't maar eens! Je bent er niet met je gedachten bij, Max, dat zie ik heel goed! Je hebt andere dingen in het hoofd... Is weer 'toude liedjeIk merk het al een paar dagen. Hij keek onrustig en verlegen rond. Zoo... nu... wat merk je dan? Dat je tegen Kerstmis altijd om keert als een blad aan den boom. Se dert ik het genoegen heb je vrouw te zijn, merk ik dat geregeld op. 't Is zooiets van verstrooidheid. Als ik het vroeger had geweten, had ik me misschien nog wel eens bedacht vóór ik met je was getrouwd. Ga nu alsjeblieft geen boetepre- dicaties houden! zei hij eenigszins ver stoord, terwijl hij het hoofd in de beide handen steunde. Ik constateer alleen feiten... en zeer merkwaardige. Vroeger heb ik wel eens gedacht dat het was, .omdat we nogal veel uitgaven hebbenzoo'n beet je gierigheid dus. Maar neen, dat is 't niet. Bij 't inkoopen ben je nogal ge moedelijk en tamelijk royaal, 't Moet wat anders zijn, wat ergers. Je verbergt iets voor me, dat je drukt, je ver strooid maakt, je 'tleven verbittert! Hij beproefde zich te verdedigen, maar 't kwam er vrij aarzelend uit Hou je me misschien voor een mis dadiger, die wat op z'n geweten heeft? Och, wie weet! zei ze schertsend, maar hij viel haar zenuwachtig in de rede: Mile... wees zoo goed... ja... en laat me nu met mijn werk doorgaan. Ik heb er haast mee. Later... morgen b.v. kunnen we alles wel overleggen. Ik heb waarachtig geen tijd. Met deze woorden greep hij haastig naar de pen. Zij stond teleurgesteld op. Je wil je er afmaken. Nu mijnent wege. Ik gaBlijf alleen met je verdriet, wanneer je er mij geen deel genoot van wilt maken.... Zij ging, maar aan de deur wendde zij zich nog eens om en keerde terug. Een ding zou ik je nog willen ver zoeken, voegde zij hem eenigszins snib big toe. Als je uitgaat, wees dan zoo goed, eenige proeven van Kerstappels mee te brengen En waarom dan? vroeg hij ver wonderd. Misschien herinner je je nog, dat ze je verleden jaar niet naar den zin waren. Je maakte eenige allesbehalve aardige opmerkingen. Zoek daarom zelf maar uit wat je hebben wilt. Ik zou niet graag willen, dat ze je weer niet naar den zin waren. Bij zulke ge legenheden moet men zorgen, dat er zoo weinig mogelijk aanmerkingen zijn te maken Daarop verliet zij de kamer en hij keek haar verbaasd na. 't Is ongelooflijk, mompelde hij, zooals die vrouwen je doorzienWaar om zeg ik haar ook maar niet alles? Zij is toch per slot van rekening eene verstandige vrouw! Hij legde zijne pen naast het nog on beschreven papier, leunde in zijn stoel achterover en staarde voor zich uit. Heeft dan niet ieder wel eens een dwaze streek begaan? vroeg hij zich- zelveu af, en was 't mijn schuld dat de zaak zoo'n ongelukkige wending nam? Wat zou Mile er wel van zeggen, als ze 't wist? En toen begon hij met gefronst voor hoofd er over na te denken, of hij alles toch eindelijk zou opbiechten. Kon hij het helpen, dat die kleine Emma, met wie hij een paar jaar lang verkeering had gehad, dé zaak zoo tragisch op vatte, heel anders dan andere meisjes van haar slag? Er was toch heelemaal geen grond voorDie kleine on schuldige liefdeshistorie had toch niet zooveel te beteekenen gehad! En toen hij haar na zijn examen had geschre ven dat het nu beter was er een einde aan te maken, en hij haar niet langer wilde verhinderen de gelukkige vrouw van een braven, haar oppassenden man te worden... kon hij toen denken, dat het overspannen schepsel geheel AKKER's 9 9 het verstand zou verliezen en in dien toestand was verdwenen, dat men nooit meer wat van haar had gehoord, toen wist hij genoeg. Hij trachtte zich daar over heen te zetten. Hij wilde van die ellendige historie niets meer hooren... Met grooten ijver wijdde hij zich aan zijn beroep, en een paar goedhartige tantes zochten eene vrouw voor hem. Mile beviel hem wel, zij won zijne ach ting en zijne liefde, hij de hare, zij trouwden en waren gelukkig met el kaar. Maar de herinnering aan de „tragedie des levens" kon hij niet ver bannen. Daarvoor was hij niet uit het rechte hout gesneden. En altijd weer, als het Kerstfeest kwam, de tijd dat hij, thans vijf jaar geleden, zijne be trekking met Emma had verbroken en op een avond kort voor het feest, haar afscheidsbrief had ontvangen, geraakte hij in een zonderlinge stemming. Hij werd zenuwachtig-opgewonden. Berouw No. 102 Woensdag 24 Dec. 1924 TWEEDE BLAD. KERSTMIS. 14) nr. en gewetenswroeging kwelden hem en zijne slechte luim vierde hij bot tegen allen die met hem in aanraking kwa men. En des nacht was het 't ergste Dan dacht hij aan het verleden en dan kwam het angstzweet hem op het voor hoofd, terwijl hij zich slapeloos op zijn bed rondwentelde... Hij was daarvan de schuld... 'tWas een schurkenstreek enen dat zou hij zijn fijngevoeli ge vrouw moeten mededeelen? Onmo gelijk! 't Eenige middel om aan zulk eene stemming zich te onttrekken was eene wandeling in de koude, frissche winter luchtVooruit, naar buiten, in de levendige drukte der stratenDat deed hij dan ook thans weer; hij wan delde met flinken pas het kanaal langs en de ruwe koude lucht deed hem goed. Bij de Roode Brug waren de kerst kraampjes reeds neer gezet en beneden lagen de volgeladen schuitjes met vruchten, die hem met hunne stille romantiek bijzonder interesseerden... En daar viel het hem weer in, dat zijne vrouw over kerstappels had gesproken. Ja, hij wilde zijne vrouw bewijzen dat hij niet verstrooid was geweest, dat hij aan haar wensch had voldaan. Hij zou haar een mooi proefje van kerst appels meebrengen. Dat zou haar wel weer tevreden stellen. Hij trad het kraampje binnen dat met een mooien voorraad prijkte. De verkoopster had de handen vol. Hij wachtte geduldig tot hij aan de beurt kwam en keek toe hoe de anderen wer den geholpen. Kom, kom, kleine, zei de verkoop ster tot een jongen, dien zij had gehol pen en die nog wat treuzelde, schiet op, daar staan er nog meer te wachten Zijne blikken wendden zich opmerk zaam naar de jonge vrouw, met het frissche roode gezicht, die zoo ijverig bezig was. En hij kromp ineen. Was dat eene toevallige gelijkenis?... Die stem die bewegingen!Hij staarde haar aan en drong een beetje in de rij op. Nu kwam hij aan de beurt. En u, mijnheer? vroeg zij op ha ren gewonen toon, reeds weer naar een volgende kijkend. Appelen. Tot uw dienst. Welke soort en hoeveel? Och, geef maar wat. Deze hier b.v. om te probeeren... een pond... 'tis voor 't Kerstfeest. Zij hielp hem met vlugge, handige bewegingen en hij volgde haar als door magnetische kracht aangetrokken. Asjeblieft meneer, 25 pfennig. Asjeblieft!Wie volgt! En zij keek al weer naar een anderen kooper, terwijl zij haar volle bruine hand ophield, om het geld te ontvan gen. Toen werd hij vanzelf door ande ren zachtjes opgedrongen... Als in een droom wandelde hij verder, zijne vruch ten krampachtig vasthoudend, zonder doel, zonder op wat hem omringde te letten, slechts door ééne gedachte be- heerscht... Was 't mogelijkWas 't denkbaar?... Hij moest haar nog een maal zien, misschien kon hij wel even met haar pratenHij moest zeker heid hebben Een uur later stond hij weer in het kraampje, 't Was er nu niet druk meer, de meeste klanten waren weg. Nog een paar en hij was alleen. Maar ook het gaat gepaard met verschillende verschijnselen: benauwdheid, kort-, ademigheid, beklemdheid op de borst bir.de minste inspanning. Akker's JVbdijsiroop verlicht de aanvallen doordat zij de borst Vein de prikkelende slijm zuivert en de ontsteking der luchtwegen weg neemt en daarmede de oorzaken -van hoest, bronchitis,keelpijn. Alom verkrijgbaar in kokers van 230 gram 1.50 550 gram ƒ2.75 en 1000 gram ƒ4.50 Hoe verder een mensch staat van iets waarnaar zijn verlangen uitgaat, hoe krachtiger die begeerte spreekt. 't Is daafom zoo natuurlijk dat juist in het laatste tiental jaren, de zucht naar vrede op zoo veler lippen ligt. En elk feit en feest dat in ons de gedachte aan vrede wekt, is een stroomversnelling in de rivier van ons smachten naar rust. Een van die feesten, het grootste, is Kerstmis, vredefeest bij uitstek. 't Is nu tien jaren geleden. De eerste oorlogskerstnacht daalde droef en donker neer over de slagvelden van Europa. Van meer dan vier jaren lang staan de geschiedbladen omlijnd met stre pen van bloed, verlucht met menschen- leed. Toen is er een vrede gekomen niet van verzoening, maar enkel van wan trouwen en haat: „Ik vergeef U van harte tot ik bij machte ben me te wreken". Ook de sociale vrede kwam niet. Weer staan wij voor een komende Kerstnacht. Weer dringt tot ons door de glorie zang der engelen: „Vrede op aarde". Weer rijst voor ons het teere lijdens gelaat van Bethlehems Kleine, Die later zegenend zeggen zou: Mijn Vrede geef ik U. 't Zijn bijna twintig eeuwen. Millioenen en millioenen zijn sinds gaan neerknielen voor de Kribbe van het Kerstkind en hebben er hun vrede gevonden, den vrede met God, met het leven en met zich zelve. Doch de wereld, de moderne wereld vooral, is haar eigen gang gegaan zonder Christus en zonder God. 't Is.de grootste antithese van het leven, de groote lijn die vanaf Adams- schuld tot aan het eind. der tijden het menschengeslacht in scheiding bracht en brengen zal tot twee massale groe pen: één vóór één tégen God. Het Christelijk kamp knielend rond de Kribbe van den Mensch geworden God. Het leger van Lucifer knielend voor den zich God wanenden mensch. De toekomst zal deze beide uitersten steeds meer op de spits drijven, steeds feller tegen over elkander doen staan. Hier vragen wij geen spoediger vrede, integendeel. Maar waar wij wel om vrede vragen, 't is in het Christelij k Kamp zelf. van „DE ECHO CAN HET ZUIDEN". EERSTE DEEli. 'tWas de H. Maagd, met het Kind Jezus op haren schoot. Renée wierp zich voor dat beeld op de knieën. Zij gevoelde zich in gevaar, zonder juist te weten waarom, natuurlijkerwijze zocht zij troost en sterkte in het gebed en stelde zich onder de bescherming van den Allerhoogste. Hoelang bleef zij daar in hare gebeden verslonden en aan pijnlijke sidderingen ten prooi? Zij zou het niet hebben kunnen zeg gen. In alle geval, toen zjj op stond was het volop nacht. Een groote schrik maakte zich van haar meester. Tevergeefs zocht zij naar een lucifer om een kaars die op den schoorsteen stond aan te steken. Tevergeefs ook betastte zij met de hand de muren om, het belkoord te vinden, die Sophie haar 'aangewezen had. Zij riep om hulp tot haren man, maar hare door angst verzwakte stem werd niet ge hoord of teDminste niet beantwoord. Zij liep roepende naar de deur van het verblijf vai 1 den graaf, maar bekwam al spoedig de sekerheid dat hij zich niet in zijn slaapkamer bevond. Eindelijk na lang zoeken, vond zij eene deur, zij opende ze en bevond zich in een gang, die zjj zonder aarzelen volgde. Zij liep altijd voort, nu eens tegen de muren aa.nb otsend, dan tegen de meubelen, doch immer drong ze verder door, met de handen yooi ruit om haar gelaat te beschut ten. Laten wij daar één zijn, wij die toch moeten één zijn in den strijd voor Christus Koningschap. Laten de Christelijke partijen onder elkaar in vrede leven zonder stokerij. Laat ieder daar werken op eigen terrein en strijden met uiterlijke mid delen zonder onnoodig wantrouwen en partijhaat uit te strooien. Laat het groote Christenleger over de Kerstkribbe heen elkaar de hand reiken om in plechtigen eed te beloo- ven gezamenlijk op te trekken voor de eer van Hem. Dan zal men des te krachtiger staan in den komenden strijd. Dan zal er een Christelijke gemeenschap kunnen te- rugkeeren, waarin de Christelijke ge dachte practisch kan worden uitge werkt en dit zal het begin moeten zijn van het ideaal „den Vrede van Chris tus in het Rijk van Christus". A. v. d. PLUIJM. KERSTAPPELEN. Max, ik moet je een oogehblik storen. Met deze woorden trad zij zachtjes zijne kamer binnen. Hij schrikte zenuw achtig op en vroeg verstrooid Wat mankeert er aan? Wel, 'tis Kerstmis, man. Vandaag al? Wel neen, maar al is 't vandaag nog niet, wij moeten er toch aan begin nen te denken. Met deze woorden trok zij een stoel naderbij en zette zich naast zijn schrijf tafel. Hij was wel met werken opgehou- d n, maar hield de pen nog in de hand, als een zachte wenk voor haar 'tniet te lang te maken. Zij evenwel maakte korte metten, nam hem het schrijfin strument uit de hand en zei: Doe me nu 't plezier en luister voor een paar minuten. Wat zou je er van denken, wanneer ik voor Lize een poppenwagentje kocht? Wel zeker, dat is heel goed... na tuurlijk Maar, Max, zoo zeker en natuur lijk is dat nog niet. 't Oude is eigen lijk ook nog heel goed. Wel laten we dat dan nog maar wat houden. Ja, zie je, Max, 't is alleen omdat ik nóg zooveel nieuws voor liaar moet hebben. En dan de jongen. Die moet zijn „Boerenleger" hebben. Ik heb het hem gisteren nog beloofd. 'tKomt er Waar ging zjj heen? Zjj wist er niets van. Renée had zich niet bedrogen, graaf Pa- loutine had dadelijk zjjne kamer verlaten en was naar het verrek van prins Démétrius gegaan. Ondanks de hartversterkende dranken van dokter Tarboski, scheen deze steeds aan eene diepe neerslachtigheid ten prooi. Eene siddering schudde opeens zjjn ver lamd lichaam, want hij had het lichte ge- druisch gehoord van een stap. Graaf Wladimir Paloutine stond tegen over hem. Prins Démétrius keek den graaf lang en stilzwijgend aan, terwjjl deze zjjn oogen hartvochtig op den prins vestigde. Eene uitdrukking van onzeggeljjken angst schilderde zich af op liet bleeke gelaat van den grjjsaard. Maar een derde persoon kwam opeens in de kamer van den prins. 't Was Sophie Mosser. Zjj droeg een brandende kaars in de hand en zonder een woord te spreken trok zjj de zware gordijnen aan de vensters dicht. Behalve een kleine plaats door de kaars verlicht, bleef het overige der groote kamer in duisternis. Graaf Paloutine had zjjn post bjj het bed van prins Démétrius verlaten en ging achter in de kamer op eene rustbank zitten. Sophie Mosser kwam naast hem plaats nemen. Wel, Wladimir Paloutine, zeide zjj hem op spottenden toon, gij moet nu volkomen gelukkig zjjn en alle vreugden genieten. Welnu, Sophie, wees niet kwaad, ik heb groot ongeljjk gehad Een lichte schaterlach, spottender nog dan hare woorden, ontsnapte aan de lippen van Sophie Mosser. Qngeljjk, ongeljjk, riep zjj half luid, Graaf Wladimir Paloutine, een trotsch en machtig heer, kan geen ongeljjk hebben ten opzichte van Sophie Mosser, die nauwelijks iets meer is dan eene kamenierster. Maar wat ben ik dom geweest, uwe be loften aan te nemen en te gelooven dat ik eens gravin Wladimir Paloutine zou wor den. Zeer kalm vroeg zjj dus: Is zjj rjjk, die gij uwen naam gegeven hebt? Zjj bezit geen kopeck. Niets. De huishoudster sloeg de beide armen om hoog. Wel, gij zjjt niet goed wijs, Paloutine. Weet gjj dan niet in welken finantieelen toestand gij u bevindt? Wacht eens, ik kom aanstonds terug. Er zjjn heele pakken brie ven voor u tijdens uwe afwezigheid aange komen en ik heb reden te denken dat zjj niet veel aangenaams voor u bevatten. En haastig verliet Sophie Mosser de ka mer, waarvan zjj de deur half open liet. Eenige seconden later kwam zjj reeds te rug. Gedurende hare afwezigheid was Wladi mir zenuwachtig en opgewonden opgestaan en ging met groote stappen de ruime kamer op en neer. Voor het bed van den prins bleef hjj staan en keek dezen met blikken vol woede aan. Waarom stierf hjj niet aanstonds. Waar om moest die grjjsaard nog bestaan, zich nog aan het leven vastklampen? Wanneer Démétrius gestorven was, zou graaf Wladimir Paloutine Ny-Slott, de bos- schen en de onmetelijke domeinen erven van den prins, aangezien zjjn zoon verbannen was. Sophie Mosser kwam terug met de brie ven. Meer spottend dan ooit zeide SophieGjj gelooft dat men altijd maar voort geld ver kwisten mag en uitgaven doen zonder zich om iets te bekommeren. Gjj gelooft dat men jaren lang in Parijs een prinselijk leven leiden mag, zonder ooit te rekenen of te tellen. Wel neen, Wladimir Paloutine, dat moet men vroeg of laat bekoopen. Dat moet men duurder nog bekoopen dan gjj het gelooft, wedervoer de graaf met doffe stem. Dus 'tis erg, vroeg Sophie Mosser hem spottend in de oogen kijkend. Wladimir Paloutine droogde zich zenuw achtig zjjn bezweet voorhoofd af en zeide Sophie MosserGjj moet voldaan zjjn. Gjj zjjt goed gewroken. Ik ben gansch ten onder gebracht. Wat was er gebeurd? O, zeer eenvoudige en alledaagsche din gen, zooals er eiken dag gebeuren. Sinds drie jaren had Wladimir Paloutine een leven geleid van plezier, zonder ooit terug te deinzen voor de overgroote uitgaven. Om terug te winnen wat hjj aldus dwa- zeljjk verkwistte nam lijj zjjn toevlucht tot spel en Beursspeculaties. Ongelukkig voor hem was de directeur van een bankiershuis de grens over getrokken en had de kapitalen van graaf Paloutine medegenomen. De neef van prins Démétrius overdreef dus niethjj was wel totaal geruïneerd. Het eenige middel dat hem overbleef, was met zjjn jonge vrouw, op Ny-Slott, onder dak van zjjn oom, voortaan rustig en stil te leven. Maar hjj was er den man niet naar om goedwillig dien toestand aan te nemen. Wat was prins Démétrius Livachoff thans nog? Een stervende, die nog slechts met een draad aan het leven hing. Waarom zou hjj aarzelen? De prins was zoo ziek, zoo uitgeleefd en krachteloos, dat niemand zich over zjjn dood zou verwonderen. De ellendeling stond op. Welaan, mompelde hjj door zjjne ge sloten tanden, wij moeten er mede gedaan maken. En gevolgd door Sophie Mosser, die zjjne minste bewegingen volgde, naderde hjj het bed van den prins. Opeens bleef hjj stil staan. Had hjj daar niet een langen, pjjnljjken en onderdrukten zucht gehoord? Sophie Mosser hield zich achteraf, op twee stappen van hem. 'tWas voorzeker de huishoudster, die, het noodlottig oogenblik voorziende, zich niet had kunnen beletten aan. een gevoel van angst lucht te geven. Het bed van den prins stond in het midden der kamer. Wladimir naderde aan den rechterkant terwijl Sophie Mosser aan den linkerkant ging, zoodat beiden tegelijk ter hoogte van het hoofd van den prins aankwamen. Toen de prins zjjn neef zag naderen, wil de hjj met eene uiterste krachtinspanning aan den linkerkant uit zjjn bed springen, teneinde een belkoord te bereiken en om hulp te roepen. Maar de arme grjjsaard bevond zich tegenover Sophie Mosser, die hem met ge weld terugstootte en hem met een onweer staanbare kracht op zjjn bed kluisterde. Herneem uwe plaats, prins, zeide zjj hem spottend. Op dit oogenblik sprong Wladimir op zjjn oom toe en duwde hem met groot geweld de oorkussens op het gelaat. Hoe zwak hjj ook was, hoe uitgeput hjj ook zjjn mocht, door de ziekte en het Ijjden en ondanks de groote sterkte van Wladimir, toch gelukte de prins er een oogenblik in te ontsnappen. Helaas, aanstonds weer vastgegrepen, werd lifj opnieuw op het bed vastgeklonken en met meer geweld dan ooit poogde meu hem te doen stikken. Het slachtoffer had nochtans den tijd gehad om een hartverscheurenden hulpkreet te slaken. Maar de grootste geruchten zelfs konden buiten die kamer, met hare dikke, met dra perieën behangen muren en deuren, niet ge hoord worden. Ook toonden graaf Paloutine en Sophie Mosser er zich niet het minst bevreesd om. En nochtans, die kreet was nog maar ter nauwernood geslaakt, als zij beiden tegelijk het hoofd oprichten en elkaar met angstige verbazing aankeken. Zij deinsden achteruit, het beweegloos geworden lichaam loslatend, terwijl een ijs koud angstzweet over hunne slapen liep. Op den hulpkreet van den prins, had een andere kreet geantwoord, dicht bij hen, in de kamer zelf. En die kreet was aanstonds gevolgd door den val van een lichaam op den vloer. De graaf liep toe, gevolgd door Sophie Mosser en zij vonden Renée bewusteloos ten gronde liggen. Lang, zeer lang, had de arme jonge vrouw in dien doolweg van gangen verloren geloo- pen. ten prooi aan een grooten angst. Eindelijk, was zij voor eene halfgeopende deur aangekomen. In hare haast om voor den graaf de brie ven te halen, had Sophie Mosser, daar de deur met een spleet open gelaten. Daar Renée door de opening een zwakke lichtstraal zag, had zij de deur zachtjes open geduwd en bevend van vrees, het hoofd bin nen gestoken. Zij vreesde echter op heeterdaad van be spieding betrapt te worden en behendig sloop zij binnen de kamer en verschool zich achter een venstergordijn. Vanaf hare schuilplaats kon zij alles zien en alles hooren. Zij wist niet waarom, maar zij stelde be lang in dien zieke, in dien stervende, die daar op dat bed lag. Een onbepaald voorgevoel zeide haar, dat er in de kamer, waarin zij opgesloten was, de een of andere eerlooze daad gepleegd zou worden. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1924 | | pagina 5