Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. jonge vrouw. COLIJN'SJBELEID. FEULLETOrt .NOORD-BRABAND" NUMMER 27 ZATERDAG 4 APRIL 1925 48e JAARGANG. UITGAVE: WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN. Telefoon No. 36. Telegr.-AdresECHO. ■«B. DIT NUMMER BESTAAT UIT DRIE BLADEN. EERSTE BLAD. Tegenover de groote bewondering, welke Minister Colijn ten deel gevallen is voor zijn financieel werk, heeft het aan pogingen niet ontbroken om zijn glorie te verminderen. Terwijl wij hier verder onbesproken laten de persoonlijke invectieven tegen den heer Colijn, waarvan we den laatsten tijd getuigen waren, willen wij een oogenblik stil staan bij de meer beduidende, de zakelijke aan vallen op den Minister van Financiën. Zonder dergelijke critiek zou ons staatkundig leven op een begijnhof gelijken. Critiek moet er zijn. Méér men mag onzerzijds constateeren, dat de geleverde critiek op grootere eer van het financieel beleid van dit Kabinet is neergekomen, omdat zij ter dege is weerlegd en al te zwak gebleken is. Van persoonsvergoding en over drijving zijn wij afkeerig. En dat onze waardeering van Min. Colijn zich critisch wil matigen, hebben wij be wezen in onze beschouwingen over het .Financieel Aspect", die wij twee maanden^geleden plaatsten. Vooreerst nebben wij daar aangetoond in bijzonderheden, dat Colijn zijn aan vankelijke plannen niet zuinig herzien en gewijzigd heeft. Zoodat men niet al te simplistisch moet gewagen van den grooten Colijn, die zijn eenmaal gekozen koers onvermurwbaar heeft gevolgd. Vervolgens hebben wij ver schillende van zijn maatregelen nader bekeken om ons in den aard daarvan niet te vergissen, wat vele bewonder aars o.i. doen. Immers het nalaten van een storting van 18,5 millioen in het invaliditeits- fonds. het korten op de salarissen van ambtenaren ten bedrage van ongeveer 38 millioen, het invoeren van nieuwe belastingen (rijwiel, thee, bier, tarief) ten bedrage van 34 millioen, dat alles was geweldig, forsch, hardmaar men hoede zich voor excessieve uitingen van ongemotiveerde bewonde ring en erkenne, dat er in al die maatregelen veel was, dat alleen met een beroep op de uiterste noodzaak kon worden goedgepraat. Terwijl er ook in den „meevaller" van 19 milli oen geen verdienste van onzen Minis ter van Financiën verscholen ligt. Er moet niet overdreven worden. Dan blijft er van de kracht, waarmee Colijn het roer heeft omgegooid in het zicht van een anders onvermijde lijke financieele débécle, reden tot dankbaarheid en bewondering genoeg over. Hij zelf heeft al eens gezegd, dat, na den noodmaatregel van het sluitend maken van het budget, het hervormings werk eigenlijk pas begint. Als een deel daarvan is te beschouwen de verplaatsing van belastingdruk van directe belastingen naar de „weelde belasting" en vervolgens de bezuini ging, welke, ten deele reeds aange vangen, uit de reorganisatie van het lager onderwijs moet komen, uit bezuinigingen op defensie en op andere onderdeelen van de staats diensten. Als eenig groot tegen-front heeft de Minister alleen te beschouwen de socialisten. Beter gezegd als tegen stander van Colijn is er maar één man, die in aanmerking komt, namelijk de heer Wibaut. Daarom heeft het financieel debat in de Eerste Kamer ook nu weer zich beperkt tot een duel tusschen dezen socialistischen leider en Minister Colijn. Vroeger heeft Colijn reeds in krachtig besef van eigen sterkte, uitgeroepen: „Wijs mij den man. die het anders kan". Welnu, ook nu weer is bewezen, dat de heer Wibaut die andere man niet kan zijn. Verleden jaar is Wibaut ten tooneele verschenen met een plan van tekort dekking, dat niet alleen door de critiek is verscheurd, maar dat ook onher stelbaar leed doordat de heer Troelstra en de heer Wibaut over de uitvoering een beroemd geworden verschil van meening hadden. Want de heer Troelstra wenschte het naasten door den Staat van aan- deelen van groote maatschappijen, Wibaut daarentegen een winst-be lasting; een tegenstelling van groote beteekenis. Ditmaal kwam de heer Wibaut in de Eerste Kamer voor het voetlicht met een nietiwe idee. Minister Colijn is er in geslaagd de begrooting reeds nu sluitend te maken. Dat hadden Troelstra en ook hij niet gedacht, vertelde hij. Maar de critiek gold nu juist het vlugge tempo der sluitend- making. Dat had in plaats van in één jaar in twee a drie jaar wel gekund, dan had men zulke harde slagen niet behoeven toe te brengen. Hij tastte daarbij vooral de bezuini gingen aan, die op de salarissen der ambtenaren zijn toegepast Wat hij zelf zou hebben gedaan ten aanzien van de salarissen, heeft hij niet duidelijk gemaakt. In Amsterdam heeft hij de loonen van het gemeentepersoneel wel aangesprokenhij wordt daarom door de communisten meer dan ooit voor een „verraojer" gescholden. Minister Colijn heeft de critiek aldus opgevat, alsof de heer Wibaut de salarissen geheel of zoo goed als geheel onaan getast had willen laten. O.i. terecht. Maar hij heeft de methode van over twee of drie jaar pas sluitend maken absoluut vernietigdeerstens door aan te toonen, dat de ambtenaars salarissen niet buiten de bezuiniging konden blijven; tweedens door aan te toonen, dat 1926 en 1927 weer met 41) EERSTE DEEL. (<jrrrv>)\yVAA LW U K DOOB. ERVARING STERK- nieuwe zorgen komen aanzetten en het zaak was 1925 sluitend te hebben om tegen de nieuwe uitzetting der uitgaven in volgende jaren opgewassen te zijn. Van veel belang is het kennis te nemen van de wijze, waarop de nieuwe aanval van den heer Wibaut door Minister Colijn is afgeslagen. Wij zien geen kans in dit compacte, duidelijke betoog iets in te korten en leggen het daarom in zijn geheel over Nu ga ik mij opmaken om het bewijs te leveren, dat zij (de stelling van den heer Wibaut) onjuist is. Om het bewijs te leveren dat, ook al ware het tempo verlangzaamd, al ware een tijdperk van 2 3 jaren genomen, in stede van 1 jaar, ook dan nog die maatregelen niet achter wege gelaten hadden kunnen wor den. Daarom moet ik den heer Wibaut uitnoodigen er in te be willigen, dat ik hem bij de hand neem en hem door de begrooting heenvoer, opdat wij samen die be grooting eens gaan analyseeren. Ik begin dan met voorop te stellen, dat aan de salarissen niet mocht worden geraakt; die salaris verlaging valt af te keuren. Dat beteekent dus, dat een bedrag van 210 millioen buiten de bezuiniging moet gesteld worden lk neem aan, dat de pensioenen en de wacht gelden, die tot een gezamenlijk be drag van 55 millioen op de begroo ting voorkomen, volgens den heer Wibaut ook onaangeroerd moesten worden gelaten, omdat zij tot dezelfde categorie als de salarissen behooren. Dan kom ik aan de uitgaven voor de sociale verzekering, die uitge trokken zijn tot een bedrag van 49 millioen. Ik heb eenig vertrouwen, dat de heer Wibaut van oordeel is, dat ook die uitgaven niet voor be zuiniging in aanmerking komen, lk voeg die dus bij de andere. En hoewel ik nooit gelegenheid heb gehad daarover met den heer Wibaut van gedachten te wisselen, neem ik toch aan. op grond van wat ik in het algemeen van zijn zienswijze weet, dat ook de post van 107 millioen ten behoeve van den dienst van de Nationale Schuld naar zijn meening niet kan worden ver minderd. Nu is er nog een andere post. en daarvan ben ik niet zoo heel zeker, al heb ik wel een vermoeden, en die betreft de uitkeeringen aan de ge meenten, die tot een bedrag van 19 millioen op de begrooting voorkomt. Ik heb niet gemerkt, dat de heer Wibaut van oordeel is. dat deze post zou ntoeten worden verlaagd. Dan is er nog een 2 millioen uit- keering aan de kerkgenootschappen, en ik meen, dat de heer Wibaut ook daaraan niet zal willen tornen en evenmin aan het bedrag, dat op de begrooting voorkomt ten behoeve van de tekorten in zake de exploi tatie verliezen van den woningbouw, groot plm. 6 millioen. Als ik nu dit alles bij elkaar tel. kom ik tot een rond bedrag van 450 millioen, die dus buiten de bezui niging blijven. Indien wij op de salarissen niet bezuinigd hadden, zou het cijfer van uitgaven op de begrooting op het oogenblik staan op rond 650 millioen, en dan zou er dus overblijven een bedrag van 200 millioen, waarop wij dan moesten gaan bezuinigen. Nu is dat bedrag intusschen ook weer te hoog, want daaronder zitten allerlei uitgaven, die gegrond zijn op wettelijke verplich tingen. Ik heb dat nu niet nagegaan voor de geheele begrooting, maar op het Departement van Binnen- landsche Zaken is dat bedrag al ongeveer 7 millioen, evenals bij Waterstaat, dus als men de heele begrooting eens ging uitpluizen, zou men allicht komen op ongeveer 25 millioen, waarop men tenslotte ook niet zou kunnen bezuinigen. Als object, waarop men kon be zuinigen, blijft er dus rond 175 millioen over. Daarop moest worden bezuinigd een bedrag van 114 mil lioen nl. 138 millioen, verminderd met 19 millioen meevallers, die we hebben gehad doordat we de mid delen voor 1925 19 millioen hooger hebben kunnen ramen dan voor 1924. Dat wil dus zeggen, dat alle andere uitgaven van den Staaisdienst, met inbegrip b.v. van alle water staatswerken, van alles wat we moeten doen voor onderhoud van wegen, kanalen, dijken enz., kortom van alle publieke werken, van op- voedings- en gevangeniswezen enz De Echo van het Zuiden, Waalwyksche en Langstraatscüe Courant Dit blad verschijn t WOENSDAG EN ZATERDAG. Abonnementsprijs per 8 maanden f 1.28. Franco per poet door het gahaele rijk 1.40. Brieven, Ingezonden statten, gelden en a franco te «enden aan den Uitgever. Pr«s der Advertentifin 20 cent per regel; minimam 1.50 Reclame» 40 cent per regel. B« contract flink rabat. Advertentttn moeten Woensdag en Vrtydag des morgens om alterlQk 9 mar la ons bealt van „DE EO HO VAN HET ZUIDEN". MAATSCHAPPIJ VAN VERZEKERING OP HET LEVEN D'e burgemeester en Grisol namen deel in ■/.ijn ongeluk. Gq moet wel verstaan, hernam hij dat ik u alles niet zeg wat mq bekom mert. Mijn ongelukkige vrouw is aangetast door een soort van krankzinnigheid, die ver volgingswaanzin genoemd wordt. Die ziekte van het verstand evenals de grootheidswaan zin is volstrekt ongeneesbaardokter Grisol zal het daarover met mq eens zqn. Volstrekt ongeneesbaar, herhaalde de geneesheer. Dat is alles niet. Voor het oogenblik is mqne arme Gabrielle terneergeslagen door de koorts, ontzenuwd en verzwakt, maar morgen of overmorgen, binnen enkele dagen kan die 'zinnenloosheid, woedend, razend worden. Bij het hooren van die woorden, op ang- stigen toon uitgesproken, wierp Gazeou zijn verontruste blikken op den baron. Was het wel mogelijk. Een zinnelooze... die alle oogenblikken kon razend worden... en in zijn huis. Een hoop spreekwoorden vielen hem te binnenDe voorzichtigheid is de moeder der wijsheid. Wie het gevaar bemint zal er in vergaan. De stem van den baron was gansch ver anderd, nu werd ze somber en treurig. De burgemeester en Grisol bezagen elkan der, in hunne blikken las men terneerge slagenheid en onrust Cazéres sprak voort: Op zekeren dag sprong zij op mij met een mes in haar handen. Gelukkig kon ik haar bijtijds ontwapenen, hoewel de dood verkieselijker is boven zulk een leven... Als dat een leven is Dat kunt gij zoo niet blijven uithouden, bracht de burgemeester in. Het is te gevaarlijk, voegde Grisol er bij. Wat kan ik er aan doen? Ik veront schuldig het arme schepsel. Zij ziet overal moordenaars. Zij denkt dat men hare doch ter het leven wil benemen. Zq beschuldigt mq, zij beschuldigt graaf Paloutine; zij be schuldigt iedereen. Gazeau zocht. Gazeau had het gevonden. Ilij had het raadsel opgelost. En met veel aarzelen en met veel zoeken naar de passende woorden, kwam het er toch uit: Ik heb zoo een gedachteik dacht zoo evenBestaan er geen gestichten waar men de personen verzorgt, die niet wel bij hun verstand zijn? Eindelijk is 'ter. dacht Cazéres bq zich zeiven en zijn hart begon te kloppen van voldoening; maar uitwendig liet hq dit niet merken. Integendeel. Nooit, nooit, riep hij uit. Een zinneloo- zengesticht. Ik zou van haar moeten schei tien. Haar (verlaten'. Haar toevertrouwen aan vreemde handen, die haar zouden kun nen mishandelen. Nooit, nooit, zeg ik u. Hoe durft gij mij zulk schandelijk voorstel doen? Maar ik durf u verzekeren dat in som mige gestichten de zieken zeer goed ver zorgd worden, verontschuldigde Grisol. En de burgemeester voegde er bij Er bestaan soms smartelijke plichten, welke de mensch toch moet trachten te ver vullen. Men heeft het recht niet zich daar aan te onttrekken. De schijnheilige baron scheen ten prooi aan een hevigen inwepdigen strijd. Neen, nooit, herhaalde hij. nooit zou dat kunnen. De burgemeester en de geneesheer zeiden tegelijk Gij zult wel moeten. NNooit, nooit! Het is onze plicht er tusschen te komen. Na lang te hebben weerstaan scheen Ca zéres bereid om zich zeiven, geweld aan te doen. Hij bekende het zelf: hij moest toegeven voor de ijselijke noodzakelijkheid. O, heb dank, heb dank, riep hij uit. Wat een geluk voor mij dat ik u gevonden heb. twee trouwe vrienden. Gij zult mij niet ver- j laten, nietwaar? Zonder u, zonder uwe raad- gevingen, zonder uw bijstand, zonder uw hulp zou ik volkomen onmachtig zijn om te handelen. Neen, neen. Wij zullen u niet verlaten, zei de burgemeester. Wij zullen u helpen, beloofde Grisol. De baron stak hun zijne hand toe en het drietal wisselde een warmen handdruk. Indien wq eens onze zieke gingen be zoeken? stelde Cazéres voor. Ik denk dat gij mij niet noodig hebt. sprak Gazeau. De burgemeester hield er in het geheel niet van bij een zinnelooze te zijn, die plot seling hare woede op hem zou kunnen bot vieren. Nochtans was hij volkomen bereid den man te helpen die voor zijn verwonderde oogen belooningen had doen schitteren, wel ke hij niet in het minst verwachtte en die hem niet weinig verbaasden. Laat ons naar boven gaan, zeide Gri sol, de burgemeester heeft daar wel niets te verrichten, maar ik zal zijne verstandige hulp noodig hebben. Gazeau moést dus meegaan. Alle drie gingen zij naar de kamer van de zieke. Arme vrouw. In welken staat van wan hoop, van moedeloosheid bevond zij zich. Nu bleef er haar geen enkel straaltje hoop meer over. Een enkele gedachte folterde onophoude lijk haren geest. Renée? Waar was Renée op dat oogen blik. Wat zou er van haar geworden, nu zij opnieuw in handen gevallen was van haren beul? En zij, hare moeder, hare beklagenswaar dige moeder, zij vermocht niets; zij kon haar kind niet ter hulp komen, zij was tot mach teloosheid veroordeeld. Mocht zij maar haar leven opofferen voor het behoud van hare dierbare dochter. Haar lijden was verschrikkelijk en elk oogenblik doorworstelde zij een pijnlijken doodstrijd. Tevergeefs zocht zij rondom haar een me delijdend wezen aan wie zq haar hart kon uitstorten,, iemand die haar zou hulp bieden. Daags nadat baron Cazéres en graaf Pa loutine bij hem binnengevallen waren, had Gazeau geheel zijn huisgezin naar St. Malo gezonden, naar zijn bloedverwanten. Alzoo was zijn huis vrq en was hij tevens verlost van het geknor van zijn vrouw. De barones werd bediend door een lompe boerin, die dom en onnoozel was en schrikte en beefde voor de „zinnelooze". haar slechts van verre durfde naderen en bevangen met een hevigen schrik. Indien zij de arme vrouw te drinken gaf. goot zij het glas uit op de beddelakens en de menigvuldige zorgen welke de zieke zoo hoog noodig had. warden haar slechts ten deele toegediend. Nu was zij alleen, geheel alleen, van ieder een verlaten. Wat hadden Cazéres en Wla- dirair van haar nog te vreezen? De baron kwam het eerst binnen. De ongelukkige moeder had het voorne men gemaakt haren beul het woord niet meer toe te sturen. Wat zou het haar baten. Uit ganscher hart wenschte zij te sterven, zij verlangde naar de dood, want de dood alleen kon haar vereenigen met hare teergeliefde Renée, die gelukkiger dan hare moeder, misschien reeds van alle lijden verlost was. 1 Als levenloos lag zij op haar ziekbed, het einde af te wachten. Dokter Grisol kwam bq haar bed staan, de baron stond achter hem en aan de deur stond de burgemeester, gereed om het ha zenpad te kiezen, by het minste gevaar. Welnu, mevrouw, vroeg Grisol, hoe stelt gy het vandaag? Slecht, dokter, antwoordde zy met een zwakke stemaltyd zoo benauwd, zoo be vangen, dat ik byna stikhet zal niet lang meer duren, het is met my gedaan, ik ge voel het. Zet die sombere gedachten uit uw hoofd, mevrouw. Het zal beteren, ik beloof het. Schep moed, gy moet een weinig geduld hebben. Ach, dokter, zuchtte de moeder, indien zy my willen gezond zien. Indieu zy my wil len doen herleven, dat. zij my dan myn kind terug geven. Dat zy mijne dochter ontrukken aan de klauwen van den booswicht, die haar het leven zoekt te benemen gelqk myn man myne dood zoekt. Zoolang ik en mijn kind leven, bestaat er voor die twee monsters geen rust, geen veiligheid. Arme vrouw, fluisterde Cazéres den burgemeester in het oor. Gq hoort het, al tyd diezelfde gedachte, geiyk ik daar-straks gezegd heb. Grisol was volkomen overtuigd dat me vrouw Cazéres zinneloos was en die ziekte was ongeneesbaar, aan dien vervolgings waanzin was niets te doen. De zieke wentelde zich eensklaps onstui mig om. Zij bemerkte plotseling liet valsche gelaat van don baron; haar hart bonsde en gaf haar nieuwe kracht. Ellendeling, riep zq rampzalige boos wicht. Gq komt u hier verlustigen in de laatste stuiptrekkingen van uw slachtoffer, evenals de jager met genoegen de rillingen van het neergevelde wild aanstaart. Geef my myn kind terug, hoort gy niet, beul. Gy hebt my myne dochter ontnomen om haar over te leveren aan <lat monster, dat haar reeds heeft willen vermoorden. Waar is myn kind. geef het my terug. Die overspanning had haar uitgeput. Loodzwaar viel zy achterover in het kus sen, terwyi de tranen uit hare roodgeschrei de oogen sprongen en zy nog steeds dien kreet herhaalde, die haar op het hart lag: Myn kind. Geef my myne dochter terug. Nu liet zq alles doen. Dokter Grisol nam haren pols. Biyf kalm, sprak Cazéres op een val- schen toon, biyf kalm, ik smeek er u om. O. indien gy wist hoe gy myn hart pynlgt Alles, alles, wil ik opofferen om u de gezond heid. het leven rt>rug te schenken. Dat was te veel. De arme barones spande al hare krachten samen en stak de handen uit, gereed om den ellendeling naar de keel te springen, die haar tot op haar doodsbed kwam beschim pen. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1925 | | pagina 1