zijn, toestanden, die in hun naakte waarheid ook op heden wijze lessen voor ons insluiten. Men kan daarin lezen, hoe vroeger eiken vooruitgang was uitgesloten, op de eerste plaats doordien te weinig of althans verkeerd werd gerekend, omdat nog in het laatste gedeelte der vorige eeuw, maar al te weinig aandacht werd geschonken aan de administratie. Doch ook heden ten dage, nu toch zeer zeker in de fabrieken, aan de ad ministratie een belangrijke plaats is in geruimd, vraagt men zich bij de soms onverklaarbare prijzen wel eens af„Is buiten de administratie om, de prijs van den concurrent nog niet al te dik wijls een maatstaf voor het vaststellen van eigen prijs. Klaar en duidelijk beschrijft de heer Donker de toenmalige naijver tusschen de fabrikanten onderling, het groote ge mis aan vertrouwen in elkander, een tweede groote struikelblok voor den vooruitgang. Een naijver, die zich destijds uitte in het elkander afhandig maken van een goeden afnemer, terwijl men dan niet terugschrok, alleen om dit doel te be reiken, zelfs beneden kostprijs te wer ken. In het begin dezer eeuw nam die on derlinge concurrentie dusdanige afme tingen aan, dat weldra de meest ver- standigen tot de conclusie kwamen, dat zonder verandering absolute onder gang dreigde. Besprekingen hadden plaats tusschen fabrikanten uit de verschillende plaat sen des lands, met als gevolg het op richten in 1900 van den Ned. Bond van Schoenfabrikanten. Een eerste punt van het programma voor de jonge Vereeniging was verbe tering der prijzen en reeds spoedig deed de goede invloed van dit lichaam zich gelden, waaruit grootere welvaart voortsproot. De Schoenindustrie, welks machina- lisatie zich in die dagen langzamerhand voltrok, kon destijds echter nog niet bogen op een gunstigen naam in eigen land, wat betrof het fabrikaat, terwijl zij in het buitenland nog geheel onbe kend was. De jonge vereeniging gaf zich hier over volkomen rekenschap en kort na hare oprichting, in het jaar 1903, werd in Waalwijk een groote Internationale Tentoonstelling voor de Schoen- en Le derindustrie gehouden, met als resul taat meerdere waardeering in eigen land voor het Nederlandsche fabrikaat, en orders voor het buitenland. Een gunstige tijd volgde. Gestaag breidden de fabrieken zich uit, of verrezen nieu we, tot in 1912'13 de omstandigheden wederom minder gunstig werden, om dat de concurrentie wederom te ver werd doorgevoerd. Nieuwe maatregelen zouden zeer ze ker noodig zijn gebleken om de indu strie opnieuw aan te passen aan de ge wijzigde omstandigheden. Doch op den 1 Augustus 1914 brak de geweldige wereldbrand uit. Onmid- delijk werden de relaties met het bui tenland verbroken en ieder land, ook ons Nederland, was op zichzelve aan gewezen. Na aanvankelijke algeheele stilstand, in de bedrijven, stegen weldra de prij zen dusdanig, dat beduidende winsten gemaakt werden, zoodat evenals zoo vele industrieën, ook de Schoen- en Le derindustrie een gunstige, mischien wel te gemakkelijke tijd doormaakte, tot einde 1918. Geld werd er verdiend in die jaren, alhoewel de verhalen daaromtrent des tijds in omloop, verre de werkelijkheid overtroffen, doch ook veel geld werd besteed om de bedrijven uit te breiden en beter in te richten, daar men ver wachtte onmiddellijk na den grooten wereldoorlog gunstige tijden tegemoet gaan. De naoorlogstijd, in tegenstelling met de verwachtingen, bracht slechts een voortdurende, steeds toenemende ma laise, Mie ernstiger werd naar gelang de daling der valuta in de ons omringende landen haar hoogtepunt bereikte in 1922, begin 1923, tot eindelijk wederom de Bond, eendrachtig samenwerkend, verkreeg de Schoenenwet, welke een spoedig herstel tengevolge had. Doch ook op heden, evenals in 1900, nu wij bijeengekomen zijn ter viering van het 25-jarig bestaan van den Ned. R.K. Bond van Schoenfabrikanten, is de toestand nog niet rooskleurig te noe men. Evenals toen, mogen'wij bij gele genheid van dit jubileum eens een blik werpen op den eigen toestand, mogen wij eens ernstig doorlezen het boek van den heer Donker en daaruit onze les nemen. Ook thans, ondanks den Bond, laat de samenwerking nog dikwijls te wen- schen over, ook thans heerscht nog maar al te dikwijls een onheilig wan trouwen ten opzichte van elkander. Dankbaar aanvaardde het hoofdbe stuur het voorstel van den heer Maas, omdat dit feest, dat wij heden vieren, een gereede aanleiding was tot het hou den van deze Tentoonstelling, doch daarbij zat bij het Hoofdbestuur eene diepere, eene ernstigere bedoeling voor, dan alleen het herdenken van het 25- jarig bestaan. Zooals in 1903, moest door deze Ten toonstelling wederom 'de Vaderlandsclie Schoen- en Lederindustrie beter naam maken in eigen land, door deze Ten toonstelling moet de in oorlogstijd ver loren gegane export herwonnen worden, maar vooral op deze Tentoonstelling, waar de Nederlandsche fabrikant gege ven heeft '1 beste, wat in hem is, moet heden op deze vergadering voor ieder onzer vast komen te staan het eigen kunnen. Duidelijk demonstreeren hier beide industrieën, dat zij niet langer, voor welke buitenlanders ook, onder be hoeven te doen. Wij moeten diep over tuigd zijn van dat kunnen, en daar naast van het goed recht, voor een ver- bruiksindustrie bij uitnemendheid als de onze, op welvaart, op grootere wel vaart, dan die gedurende de laatste ja ren gekend. Deze welvaart, het boek van Donker stelt het zoo duidelijk in het licht, wordt niet bereikt door naijver, door onderling wantrouwen, doch, denk slechts terug aan de motieven die tot de oprichting van deze Bond leidden, door samenwerking. Samenwerking, voor velen onzer, mede uitvoerders van den wensch van 't hoofdbestuur, 't organiseeren dezer Tentoonstelling, een woord, dat veel, neen, dat alles zegt, omdat zij de heili ge overtuiging hebben, dat ook hier al leen door die samenwerking zulk een Tentoonstelling kan worden daarge- steld. Samenwerking is hetgeen wij ook in de toekomst noodig hebben om iets veel grooters te bereiken, u.l. uitschakeling van overdreven concurrentieinzicht, in schakeling van grootere welvaart. Laat mij dan eindigen, M. H., met den wensch uit te spreken, dat op deze vergadering, de herdenking van een 25- jarig bestaan, den grondslag gelegd wordt voor hechtere samenwerking, dies ook voor grootere welvaart in de toekomst, daarmee ook de grondslag voor het langdurig voortbestaan van dezen Bond. Ik heb gezegd. Verder stelde hij voor de navolgende telegrammen te verzenden Aan H. M. de Koningin. De Nederl. R.K. Bond van Schoen fabrikanten in de gebouwen van de Internationale Tentoonstelling voor Schoen- en Lederindustrie te Waalwijk in feestvergadering bijeen, ter herden king van zijn 25-jarig bestaan, betuigt aan Uwe Majesteit zijn gevoelens van aanhankelijkheid en eerbied. KLIJBERG, Voorzitter. DENTENEER, Secretaris. Aan het Doorluchtig Episcopaat, Utrecht. De Nederl. R.K. Bond van Schoen fabrikanten, in de gebouwen der Internationale Tentoonstelling voor Schoen- en Lederindusirie te Waalwijk, in feestvergadering bijeen, ter herden king van zijn 25-jarig bestaan, betuigt aan het Doorluchtig Episcopaat van Nederland eerbiedige hulde. Eveneens werd een telegram ver zonden aan Mevr. Wed. Travaglino, waarin eerbiedig hulde werd gebrach aan de nagedachtenis van haar echt genoot. Hierna werd het woord verleenc aan den ZGel. Heer Dr. Kortenhorst te 'sHage, lid van de Tweede Kamer der Staten Generaal, die de volgende feestrede uitsprak: Hooggeachte Bestuur! Feestvierende Vergadering Gij hebt mij uitgenoodigd om in deze vergadering, gewijd aan de her denking van het 25-jarig bestaan Uwer bloeiende vereeniging, een woord tot U te richten, waarin de hoogere be teekenis van den werkgever te midden van de bonte bewogenheid der naar een nieuwen tijd en naar een betere toekomst strevende menschheid word geschetst. Ik ben U dankbaar voor deze uit noodiging, omdat het mij de gelegen heid biedt in Uw midden te komen ten einde mijn belangstelling in het wel en wee Uwer organisatie te toonen en mij aan de fictie over te geven alsof het mogelijk ware om een oogen blik de tijd stop en stil te zetten ten einde met één oogopslag het verleden en de toekomst te overzien en omda die fictie mij dringt mij rekenschap te geven van veel dat voorheen nie geheel duidelijk was. De mensch in zijn geheel genomen aldus Taine, is de mensch in de maatschappij waaruit hij voorkomt Want eerst in de maatschappij in aanraking met anderen, kan hij de hoogste vermogens, die de Schepper in zijn ziel en aanleg heeft geprent volkomen uitleven en ontwikkelen. He is in de maatschappij dat de mensch de volle ontplooiing verkrijgen kan voor de hoogste hoedanigheden die hem tot den Koning der Schepping hebben gemaakt. De mensch een sociaal wezen, maar daarnaast individu! Ziedaar in korte woorden de kern van de strijdleuzen van het menschdom en van de maatschappij in dezen tijd. ndividualistische aanleg eenerzijds, sociale roeping anderzijds, eigen- gerechtigst, zelfgenoegzaam, egoïstisch van den eenen kant, aan anderen verantwoording schuldig, van anderen afhankelijk, als christen menschlievend en opofferingsgezind van den anderen kant. Rechten en plichten, voortspruitend uit de dubbele natuur van den mensch, als enkeling en als gemeenschaps wezen, tegenover zich zelf en tegen over alles wat ons omringt, zij eischen in ieder tijdsgewricht en in iedere nieuwe verhouding, telkens opnieuw gewetensonderzoek en orienteering. Is er ooit een tijd geweest waarin na de gebondenheid van den oorlogs tijd de menschheid meer aan de valsche goden der bandeloosheid heeft ge offerd? Maar heeft ook niet de erva ring van iederen dag geleerd, dat de moderne beschaving, de triomfen der technische wetenschappen, de enorme ontwikkeling der verkeersmiddelen, waardoor de volken van de uiterste hoeken der wereld met elkander in relatie zijn getreden, de ongekende vooruitgang van de wereldpers, de volkeren, die meenen zich zelf genoeg te zijn, een solidariteit, een gevoel van onderlinge afhankelijkheid hebben opgedrongen, die de vrijheid tot waan en die de ongebondenheid tot utopie hebben gemaakt? Een oogenblik scheen het, dat na de ellende van den oorlog de wereld in zichzelf keerde en alle krachten wilde samenbrengen om tezamen de groote liquidatie van den oorlogs toestand tot een oplossing te brengen. Doch hoe kort heeft deze periode geduurd. Hoe diep heeft het conflict tusschen individualistischen aanleg en gemeenschapsgevoel de volkeren en de klassen der menschen weer uiteen gescheurd. De vier oorzaken die volgens Paus Benedictus XV den oorlog deden ont branden, vernielen opnieuw de rust en de welvaart der volkeren en de menschen. a. de wederzijdsche liefde ontbreekt in het samenleven van menschen met menschen, b. het gezag van degenen, die in overheid zijn, wordt geminacht, c. de verschillende klassen der burgers strijden op verbitterde wijze met elkander. d. De vergankelijke en gebrekkige goederen werden zoo begeerig nage jaagd, alsof den mensch geen andere en veel betere ter bereiking ware weg gelegd. Denkt niet dat dit alles de taak van den werkgever in dezen tijd niet bein- vloedt en verzwaart. Ik durf U zeggen, wanneer er één groep van personen is, die dag in dag uit aan den lijve de disharmonie tus schen individu en gemeenschap on dervindt, dat het de groep der werk gevers is, de leidende stand in he wijde gebied der economische ver houdingen. Elke storing in het internationaa verkeer, elke crisis in de goederenruil elk conflict tusschen de Europeesche grootheden, elke wetgeving, die ten doel heeft, de nationale markt voor de nationale productie te bewaren, elke so ciale maatregel die ongelijkheid in pro ductievoorwaarden sticht of verscherpt elke beroering de arbeidersmentaliteit in revolutionairen zin, elke ontwrich ting der finantiëele positie van de om ringende landen, elke wijziging van de politieke machtsverhoudingen in het eigen land, elke ministerwisseling, elk arbeidersconflict in een andere be drijfstak, brengt voor den ondernemer in den een of anderen vorm soms plotseling, soms over eenigen tijd, zijn gevolgen mede, waarmede hij rekening heeft te houden. De arbeid van den ondernemer als leidende arbeid is in vergelijking me die van den uitvoerenden arbeid nie vervangbaar. Die arbeid is naar menschelijke maatstaf gerekend scheppend. Hij moe trachten als een kapitein na de oceaan stormen, de horizon te overzien, om uit den stand der elementen het lo van het aan zijn zorgen toevertrouwde schip te kunnen bepalen. Zijn fouten en misrekeningen richten zich in hun gevolgen niet op hem alleen, zijn bekwaamheden, inzichten en ervarin gen strekken ook anderen tot zegen Doch de elementen zelf heeft hi niet in zijn hand, hij moet ze kennen en toepassen om er zijn gedragingen naar te regelen, henzelven bepalen kan hij niet. Niet anders is het bij den werkge ver in dezen tijd en naarmate hij bij de middelen en duizenden moeilijkheden er in slaagt zijn taak voor zichzelven en voor de gemeenschap behoorlijk o zelfs schitterend te vervullen, in die zelfde mate wordt zijn positie bestre den en benijd. Is er wel ooit een tijd geweest, waarin het gedachtenleven de massa zich zooveel rondom de zelfstandige figuren van den vrijen werkgever heeft gegroepeerd als thans het geval is. Raadpleeg de sociale en economische tteratuur van de laatste tien jaren en gij zult ervaren dat in standaard werken en brochures in tijdschriften en dagbladartikelen, in verslagen van staatscommissies en in vlugschriften steeds meer de positie van den onder nemer met zijn rechten en plichten in het brandpunt heeft gesloten van den strijd. Raadpleeg de collectieve wetten en verordeningen en de beraadslagingen der vertegenwoordigende lichamen en gij zult wederom tot het inzicht komen, dat de organen der gemeenschap niet gerust hebben voordat de werkgever, ook door middel van wetgeving vast omstrengeld werd door de grijpgrage vangarmen van onverdedigbare be moeizucht. Herinner U de moties, de procla maties en de congresbesluiten, die de arbeiderswereld hierbij heeft rondge strooid en om het andere woord zult gij een aanslag op Uw posite ont- moeten. Neen het ondernemersschap is nie meer een individueele kwestie van beroepskeuze gebleven, het onderne merschap is een maatschappelijke unctie geworden, een functie die de daartoe geroepene de taak oplegt om eenerzijds zorg te dragen voor kapi- aalvorming, teneinde door uitbreiding van fabrieken, de steeds toenemende bevolking 't bestaan mogelijk te maken, doch anderzijds, om door een goede dividend en loonpolitiek vrede te hou den onder aandeelhouders en arbeiders; dit eischt van hem dat hij bij stijgende en telkens nieuwe moeilijkheden op de goederenmarkt de onverbiddelijke vraag en aanbod in 't oog moet houden, maar ook van den andere kant, dat hij zijn kostprijsberekening aldus maakt, dat hij voor Staat en gemeente den eisch tot hooge belastingen kan betalen, dat hij nauwgezet de normen in acht neemt, dat hij stipt de premiën van de sociale verhoudingen, gezwegen nog van het feit, dat hij somtijds nog hooge loonkosten moet betalen. De werkgever als rentmeester van het kapitaal dat de gemeenschap hem als toevertrouwd leengoed in bewaring heeft gegeven, komt nog altijd overeen met de dienaren uit het Evangelie dat in de kerkelijke liturgie van 2 Septem- ber, den feestdag van den Patroon der werkgevers, den H. Koning Stephanus van Hongarije, ons wordt voorgehouden. Volgens het Evangelie-verhaal vertrok zeker edelman naar een ver land, om voor zichzelf het koningschap te aan vaarden en dan terug te keeren. Maar hij ontbood tien zijner dienaren en gaf hun tien ponden en zeidetothen: Drijft zaken tot ik terugkom. Zijne landslieden intusschen haatten hem en zonden hem een gezantschap achterna met de boodschapWij willen hem niet tot koning over ons. En toen hij, na aanvaarding van het koningschap, terugkeerde, liet hij de dienaren, wien hij het geld gegeven had, bij zich ontbieden om te vernemen wat ieder voor zaken gedreven had. De eerste nu kwam voor en zeide Heer uw pond heeft tien pond bij- gewonnen. En hij antwoordde hem Goed, brave dienaar, omdat gij u in het geringe trouw getoond hebt, wees gezagvoerder over de tien steden. En de tweede kwam en zeideHeer uw pond heeft vijf pond opgebracht. Ook tot dezen zeide hij: Sta ook gij uw vijf steden. En de volgende kwam en zeideHeer, ziehier uw pond, dat ik in een zweetdoek gewikkeld bewaarde. Want ik was bang voor U, omdat gij een streng mensch zijt, ge neemt weg wat ge niet hebt uitgelegd en oogst wat ge niet gezaaid hebt. Hij zegt hemNaar uw eigen woord zal ik u oordeelen, slechte dienaar, ge wist dat ik een gestreng mensch ben, dat ik wegneem wat ik niet heb uitgelegd en oogst wat ik niet gezaaid heben wederom hebt ge dan mijn geld niet op de bank gezet, dat ik bij mijne komst u met rente kan terugvorderen En tot de omstaanders zeide hij Ontneemt hem het pond en geeft het hem, die de tien pond heeft. En ze zeiden hemHeer, hij heeft al tien pond. Want ik zeg: Aan al wie heeft zal gegeven worden, maar hem die niet heeft zal ook al wat hij heeft ontnomen worden. Mijne Heereh, lijkt dit evangelie verhaal niet geschreven voor de werk gevers in alle tijden En leert het ons niet dat de sociale taak van den ondernemer hierin bestaat dat hij als verantwoordelijk voor de hem toe vertrouwd belangen, ook verplicht is in best vermogen die taak uit te voeren? Wordt er zelfs niet in dit verhaal op een wijze, die bij eerste lezing ervan ons een oogenblik schokt, een straf gezet op luiheid en traagheid en een premie op voortvarendheid en ijver? Doch den een leert ook nog iets anders, n.l. dat alles wat wij hebben en meenen te zijn, ons is gegeven niet tot eigen nut en voordeel alleen, doch om er mee te woekeren in het belang van .Hem, die het ons gaf, en Hem, die wegneemt, wat hij zelve niet heeft uitgelegd en die oogst, wat niet door hemzelve werd gezaaid. Het is deze overweging die de Katholieke werkgevers doet berusten in veel, dat hen tegen de borst stuit en dat hen moeilijkheden doet over winnen waarin deze wellicht noode zijn ondergegaan. Legt de geheele geschiedenis van Uw sterk groeiende industrie niet getuigenis af van deze hoogere waarheden In den rustigen gang der evolutie mogen zoo nu en dan ook de invloed van geweldige gebeurtenissen als oor log en revolutie groote schokken en schommelingen voorkomen. In het al gemeen is deze beweging te vergelij ken met die van een spiraal wier wen dingen telkens op dezelfde plaats terugkeeren, maar ook telkens op een hooger niveau. In het leven van het huidig geslacht van schoenfabrikanten is niets dat ook niet reeds door het verste voorgeslacht is beleefd, er zijn geen moeilijkheden, niet door Uw voorganger zijn verwon nen en er zijn geen lichtpunten, die ook in het grijs verleden het pad van Uw voorouders niet hebben beschenen. Het leven staat niet stil, stilstand is achteruitgang. Het verleden dat is weggeschoven heeft in Uw industrie als kostbaar erfstuk slechts één herinnering achtergelaten nl. die van een ontstuimigen drang naar beter, door vervolmaking van de persoonlijk heid des werkgevers, door grootere bekwaamheid, door volledige eman cipatie van de invloeden die loodzwaar eeuwen aan eeuwen het Brabantsche volk hebben neergedrukt. Ik mag om dit aan te toonen niet te uitvoerig worden. Ik behoef dat ook niet te doen. Wie het Gedenkboek van den heer W. Donker Pzn., aan Uwe vereeniging gewijd leest en herleest, hij kan zich niet onttrekken van de machtige bekoring, die de geschiede nis van Uw industrie op elkeen moet uitoefenen. Nimmer heb ik zoo wel sprekend, zoo gevoelig de psychologie van een industrieelen geslachtsboom beschreven gezien als in dit boek. Ik zou wenschen dat elke jongen man die de carrière van werkgever kiezen gaat den inhoud van dit werkje zich zou inprenten om uit ervaringen van het voorgeslacht den moed te put ten om de afgeronde lijn van de hui dige generatie onafgebroken te blijven volgen. Wanneer wij de geschiedenis nagaan dan is de oorsprong van de leder industrie terug te vinden in den tijd der Romeinen. Niet onwaarschijnlijk is deze industrie de oudste die in deze landen werd beoefend. En ziet het is met de uit haar ont sproten Schoenindustrie in de 18e eeuw gegaan gelijk het gaat met die indu strie in de 20ste eeuw zij het ook in andere proporties, de hoedanigheid en de prijs van het Brabantsch product waren dusdanig, dat op het voorbeeld van het Leidsche Schoenmakersgilde in de jaren ondom 1750, ook Dordrecht en de Haag een invoerverbod van het Langstraatsche schoenwerk hebben weten te verkrijgen, welke tactiek later door vele andere steden uit het Noor den werd nagevolgd. Niet onwaar schijnlijk is de ondergang der eens zoo bloeiende Schoenindustrie te Eindhoven, Helvoirt, Oerle, Piergs, Lith en andere plaatsen -daar aan te wijten geweest. Leert de geschiedenis ons niet, de nieuwe zoowel als de oude, hoe tegen over een averechtsche handelspolitiek zelfs het beste en goedkoopste pro duct geen afzet vinden kan? En zijn uit het oude en jongste verleden geen kostbare lessen te putten voor de han delspolitiek van het eigen land Dezelfde spiraalbeweging waarbij de lessen der geschiedenis zich telkens weer herhalen liggen in de Schoen industrie voor het grijpende moor dende onderlinge concurrentie in de jaren vóór de Fransche Duitsche oorlog, de afhankelijkheid der industrien van den handel, het verzet der arbeiders tegen de invoering van machines. De sociale mistoestanden die uit de gedwongen winkelnering zijn voort gekomen, de nadeelen der huisindustrie, de „grlenkeP-methode, het prijsgeven van de kwaliteit van het product, het conservatisme van een groote massa fabrikanten, dat alles zoo levendig en sprekend door den heer Donker te boek gesteld, dat alles en ook de reactie daartegen door de besten onder het werkgeversgeslacht, vinden wij ook in onze dagen, zij het in gewijzigden vorm weer terug. (Zie vervolg 2e blad.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1925 | | pagina 3