Kerstversiering, b ID „Zal ik U nu nooit meer zien Kan het geen Vredesfeest worden op den grooten Kerstdag? Kunt ge mij heden niet vergeven En Méta vierde weer een heerlijken Kerstdag met haar Frits en kleinen jongen D. v. N. MAGDA. „Misschien heeft die een knecht noo- dig". En jawel, de molenaar nam hem dadelijk aan en wees hem een slaap plaats ^aan op een hoop leegé zakken. Den volgenden morgen heel vroeg zou het werk beginnen, zei hij. Goed, de jongen was al wakker toen de molenaar den molen binnen kwam en nadat hij een stuk brood gegeten had met een kom koffie erbij moest hij dadelijk helpen om den molen aan 't draaien te brengen. Dat was niet gemakkelijk want hij had zulk werk nog nooit gedaan, maar na een poosje zwaaiden toch de wieken al lustig rond. „Ziezoo", zei de molenaar, „hier staat een zak vol graan, dat moet je op de schep gooien" Nu wist die jongen niet wat de molenaar bedoelde met dat woord „schep" want een gewone schep zag" hij nergens maar hij begreep ten hem zoo bang, en dikwijls ver beeldde hij zich in de verte wolven te hooren huilen. Eindelijk was 't net of hij gekabbel van een beek hoorde. Hij liep vlug in de richting vanwaar dit geluid kwam, en zie het was geen beek, maar een snel stroomend riviertje: „Wacht", dacht hij, „als ik dezen stroom volg, dan kom ik zeker na een poosje bij menschelijke woningen". En hij liep voort langs het riviertje dat nu eens door een groene vlakte stroomde en zich dan weer verloor in het bosch. Het duurde lang, voor het bosch geheel ophield, maar eindelijk stond hij dan toch op een groote, groene vlakte. Een huis was in de duisternis ner gens te bekennen, maar wel kwam hij na een poosje bijeen molen, die aan den waterkant gebouwd was. een gouden horloge met ketting, aller lei kostbare sieraden en een heelen stapel goud en zilvergeld, en o wonder elk was met het zijne te vreden en kibbelde niet met de ande ren „Ziezoo" zei de grootste, die zeker aanvoerder was. „laten we nu alles zoolang hier verbergen, want 't is nog maar twaalf uur. We kunnen vannacht nog best een slag slaan. Ik zal mijn boeltje maar verbergen onder den molen". „En ik verstop mijn deel onder het wiel" riep de tweede. „En ik" zei de derde, „ja, waar zal ik het mijne neerleggen? Wacht, ja, ik leg het in die oude schep daar zal geen sterveling het vinden". Dat was een vreeselijk oogenblik voor den armen jongen, die in de schep verborgen was. Hij beefde over al zijn leden, maar eindelijk dacht hij bij zich zelf „Vooruit, ik kan maar Natuurlijk zijn we allemaal druk in de weer met plannen maken voor Kerst mis. Bij den verlichten boom behoort de kribbe en om dien mooi gesierden hoek goed tot zijn recht te laten komen, moet het overige licht in de kamer wat meer gedempt zijn. Bij Kerstmis hoort rood, in alle étalages is rood de hoofd- tint, het gaat zoo mooi tezamen, het groen en dat heldere rood, bij de witte sneeuw op den boom en ook bij het heldere tafellinnen. De kamerversiering kost nooit zoo veel hoofdbrekens, dat gaat als van zelf, omdat de hulsttakken zich overal tusschen voegen, maar de versiering van de tafel, dat is altijd moeilijker, omdat we er graag ieder jaar iets nieuws en origineels voor willen. De mooiste versiering maakt de huisvrouw zelf, omdat zij het effect kent van den vorm van haar tafel, het model van haar glaswerk, allemaal dingen, die meetellen. Maar soms brengen de gedachten van anderen weer nieuwe gezichtspunten mee, en daarom, hoewel ik er nietaan twijfel, dat zonder dit, een Kersttafel toch smaak vol zijn zal, wil ik u vertellen, wat ik dezer dagen als tafelvérsiering tegen kwam. De gastvrouw had haar tafel voor de lunch opgesierd met kleine oranje boompjes Ze waren ongeveer dertig centimeter hoog en gemaakt van don kergroen glas, aan de glazen takjes bengelden kleine gouden oranje appel tjes. Er is geen ander woord te vinden om uit te drukken welkeen effect ze maakten als: ze waren beeldig. Het was een tamelijk smalle, lange tafel en de glazen poijes waren over de lengte gerangschikt. Niet ieder zal de kans krijgen om juist die snoezige dingen in glas te ontdekken, maar de oranje appeltjes versiering kan men toch navolgen. Ze zijn zelfs verkrijgbaar geheel uit hout gesneden, donker groen geschilderd met hard gele vruchtjes. Die zijn niet zoo duur en duren na tuurlijk veel langer dan levende planten en bloemen. Wij, Hollandsche vrouwen, houden er nooit zoo erg van om, behalve zilver en kristal en de gewone bloem- versiering allerlei figuurtjes op tafel te plaatsen. Ik geef toe dat de tafel dan spoedig op een bazaar gaat gelijken en bijna geen plaats laat voor de eigen lijke gerechten, maar soms zijn die kerstmannetjes en gekleurde poppetjes in glas- zijde- en chenille toch wel grappig en zij geven veel kleur aan de tafel. Ook de groote versierde taarten en cakes ziet men meer in Engeland en Duitschland. Er is wellicht meer lint en groen dan eetbaars aan, maar ze voldoen. Ook de kaarsverlichting blijft altijd mooi. Er bestaan snoezige kleine kerstkaarsjes om in den kerstboom te plaatsen. Wit, met een bosje heel kleine roode en rose roosjes ongeveer halverwege. Die kleine schitterende vlammetjes weerkaatsen zoo prachtig in het glinsterend kristal, ook in allerlei kleuren zijn ze verkrijgbaar; maar men moet goed acht geven, waar en hoe men ze plaatst. Het is een heel prettig en voldoening gevend werkje het klaarmaken van de tafel voor Kerstmis doch men moet er werkelijk tevoren even goed over na denken, hoe men alles rangschikken zal en er. den tijd voor nemen ook M. DE NIEUWE SCHOENEN-MODE. (ontleend aan „ons bondsorgaan»). (Een kindervertelling.) Er was eens een arme boerenzoon, die had zijn beide ouders verloren en ging nu de wereld in om werk te zoeken. Hij klopte bij alle boerenhuizen aan, maar kon nergens werk krijgen. Op een avond kwam hij. voorbij een korenmolen. De molenaar stond in de deur een pijpje te rooken en de jongen dacht: wel dat het graan gemalen moest wor den en vlug leegde hij den zak op den molensteen. Ach, ach, had hij dat maar niet ge daan. Want zie, het wiel draaide rond en de graankorrels spatten naar alle kanten door den molen in plaats van gemalen te worden. Juist op dat oogenblik kwam de molenaar binnen en die werd zoo boos toen hij dit zag, dat hij zijn nieuwen knecht dadelijk wegstuurde. Heelemaal verslagen droop de arme jongen gaf. Hij begreep niet wat hij misdaan had en liep daarover aldoor te denken, terwijl hij voortliep. Zijn armoedig bundeltje kleeren bungelde aan een stok over zijn, schouder en hij sjokte maar voort, aldoor verder langs een eenzamen weg, waaraan geen enkel boerenhuis stond. En zelfs als er huhjes hadden gestaan dan zou hij daar misschien toch niet om werk hebben gevraagd, zoo versuft was hij op dat oogenblik. Eerst toen 'tal don ker begon te worden, merkte hij dat hij honger en dorst had en keek eensom zich heen. Ach, waar was hij? Niets dan boo- men en struiken, waar hij ook keek Hij was blijkbaar midden in een bosch en wist den weg niet. „Toch maar doorloopen" dacht hij „misschien vind ik dan wel een hutje waar ik vannacht kan slapen. Want in dit bosch zullen zeker wolven zijn, die me zouden opeten, als ze me vonden". Nu droomde hij niet meer, maar keek aldoor aandachtig om zich heen of hij niet ergens een lichtje zag, en of het bosch misschien niet érgens eindelijk ophield. Al die donkere boomenmaak- Hij klopte aan —•geen antwoord. Toen duwde hij tegen de deur en merkte dat dfe niet gesloten was. Ziezoo, nu stond hij in den molen. Maar hij merkte al gauw dat die door zijn bewoners verlaten was, want toen hij een zwavelstok aanstreek dien hij toevallig in zijn zak had, zag hij geen enkelen zak meel tegen den muur staan Alles zag er vervallen uit en aan de balken hingen lange stoffige spinne- webben. „Mooi zoo", dacht hij, „hier kan ik tenminste rustig slapen, al verga ik dan ook van honger en dorst", En hij zocht een plekje in een hoek en sliep in een oogenblik. Maar midden in den nacht schrikte hij wakker. Wat was dat? Hoorde hij daar geen geluid Ja zeker, daar klonken stemmen. De molendeur ging open en hij zag drie donkere gestalten binnenkomen Hij had nog net den tijd om zich te ver stoppen in de „schep" en wachtte daar met een kloppend hart af, wat er nu zou gebeuren. De drie mannen schenen goed thuis te zijn in den molen. Ze haalden brand hout uit een van de hoeken en legden een vuur aan, zoo maar op den grond. De vlammen verlichten weldra het geheele vertrek en de jongen begreep nu, dat hij een dievenbende voor zich zag. 't Waren allet drie woeste kerels met vurige zwarte öogen, verwarde baar den en gevaarlijke knuisten. Nadat ze zich een beetje gewarmd, hadden, haalden ze alles te voorschijn wat ze dien nacht gestolen hadden en begonnen den buit te verdeelen. Ieder van hen kreeg bij zijn deeJ eenmaal sterven. Als de roovecs me zien zullen ze me dooden, maar ik wil dan tenminste eerst eens probee- ren, of ik hen niet verschrikt kan ma ken". En hij schreeuwde, zoo hard hij kon „Zeg Denijs, kom me hier helpen, en jij Iwan, blijf op je post en schiet als ik „vuur!" roep En Jan, jij valt ze aan van den anderen kant zoodra je ziet dat ik met hen in gevecht ben. Houdt ze vast als ze willen vluchten en slaat er op als ze tegenspartelen". De roovers keken elkaar een oogen blik aan, doodelijk verschrikt toen stoven ze alle drie de deur uit en de jongen hoorde nog lang hun vluchten de voetstappen op den weg. Toen alles stil was, kroop hij te voorschijn en laadde al de schatten, die de dieven hadden achtergelaten weer in den zak, dien ze hadden mee gebracht, gooide dien over zijn schou der en liep er mee weg, zoo hard hij kon. Nu was hij een rijk man. Hij kocht een kleine boerderij, trouwde een lief en flink meisje en leefde gelukkig met haar tot aan zijn cfood. Van de dieven heeft hij nooit meer iets gehoord. T. De Hulst. Ieder jaar meer vindt men ook bij ons op de „Kersttafel" de Hulst als versiering. De immer groene bladeren zijn het beeld der onsterfelijkheid en spreken ons de bloedroode bessen en de puntige bladeren niet van het lijden des Gekruisigden Reeds bij de oude Romeinen gebruikte men de Hulst takken ter versiering bij de feesten ter eere van Saturnus en droeg men die takken in de hand als men elkander gelukwenschte. Volgens een legende zou de Hulst zijn ontstaan te danken hebben aan de Kruisiging van Jezus. Toen namelijk de palm, waarmee men zich getooid had bij den intocht van Jezus in Jeruzalem, het „Kruist Hem!" vernam, kreeg het blad plotseling doornen en sinds dien bleef de plant immer groen. In sommige streken van Duitschland heet zij ook nog „Christ- korn" en ook de naam Stechpalme herinnert aan de legende. Verwantschap met de palm bestaat anders niet. Er is een Cornwallische ballade, luidende „Van alle de boomen langs's Konings weg, Zeg, welke kiest gij Uw Vorst? O, den boom die nog groent op Kerstmis, zeg, Den struik met de bloedende borst. Den Hulst met de droppelen bloeds, geef dien mij, Want dat is de boom van Tante Mary." Met Tante Mary wordt de Heilige Maagd bedoeld. Van de Hulst werd geloofd, dat hij beschermde tegen heksen en kabouters en ook tegen het onweer. Wat dit laatste betreft, valt op te merken, dat de boom weinig vatbaar schijnt te zijn voor het inslaan van den bliksemde puntigheid der bladeren is- hieraan misschien niet vreemd. Men heeft Hulstbladeren met prikkels eri gaaf- randigede eerste heeten in het Noorden „Hij-Hulst", de tweede „Zij- Hulst". Wordt op den avond voor Kerstmis de „Hij Hulst" het eerst in huis gebracht, dan zal de man het geheele jaar door de baas zijnis de „Zij-Hulst" nummer een. dan zal de vrouw een jaar lang den scepter zwaaien. Een Kerst pastei. De Kerst-pas ei waarmee eens Koning George 111 van Engeland vereerd werd' door graaf van Lansdale, is zeker wel door geen ander ooit in gewicht over troffen Zij woog namelijk driehonderd pond en moest vervoerd worden op een kar met twee paarden bespannen. Dat ook de inhoud degelijk was valt te beoordeelen uit het hier volgende. Allereerst was er in verwerkt drie kwart mud meel en 28 pond boter. En ver volgens: twee ganzen, twee eenden, twee kalkoenen, vier kippen, zes dui ven. twaalf patrijzen, vijftien hout snippen. twee parelhoenders, drie waterhoenders, een wilde gans. zeven tig vogels van de groolle van lijsters en musschen. twintig haren, één kalfs kop en een haan. Dit was in waarheid een reuzen-pastei. Of ze even smakelijk was als groot en „gewichtig", vermeldt de historie niet. GEMEENTERAAD. SPRANG-CAPELLE. (Vervolg.) Verheyden. Manr ik zou nio tocli schamen met zoo'n duur ontwerp te komen in een tijd als waarin we nu leveu. De lieer Kerst merkt op dat het. schoolbe stuur genoegzaam bewezen heeft dat het tot overleg bereid was. Bjj het laatste overleg heeft ze nog van belangrijke zaken afgezien om maar zooveel mogelijk aan het verlangen van den raad te voldoen. Er worden wel cijfers genoemd die laag zyn maar dat is zoo maar niet te controleeren, dat geeft hier geen vastheid.. Komt men nu met" een plan dat wel in den geest van den raad is, maar dat door den inspecteur niet wordt goedgekeurd, dan zit het schoolbestuur weer met ledige handen. Men ziet wel dat we genoeg concessies hebben gedaan. Er moet toch ook een eind aan komen. Eerst heeft de Bouwmeester van het plan geschrapt, daarna is nog eens door Burg. en Wetb. ge schrapt en tenslotte lieeft men er nog genoe- geii mee genomen het derde lokaal te sclitappen, dus met twee lokalen te volstaan. Me dunkt dat we nu ver genoeg zyn gegaan. Micliaël. Den Ryksbouwnieester zal liet wel goed zijn, die zal het best dik in orde vinden, maar de Raad kan er niet zoo ge makkelijk genoegen mee nemen, die heeft te waken voor den finantieelen toestand, dus daarom moeten wij wel op een eenvoudig plan aandringen. De Raad moet zich afvragen of het gebonw goed is en aan de eischen vol doet, maar niet of het wel erg ruim en mooi zal zyn. De- heer Kerst merkt nog op dat het school bestuur geheel op de basis van de wet staat. Wat ze nadien gedaan heeft, is alleen maar gedaan om de medewerking van den raad te kunnen verkrijgen. Michael. U zegt, dat u aan de wet vol-1 doet, maar u moet wel weten dat we later een nieuwe wet hebben gekregen, een wet die zich wat meer aanpast aan de bezuiniging Die dreigbrief heeft maar heel weinig te zeggen. De heer Middelkoop heeft de overtuiging dat een eenvoudiger plan zoowel door den Rijksbouwmeester als door den Inspecteur zal worden goedgekeurd. Het eene sluit het andere niet uit. Als ze dit plan met al zyn luxe goedkeuren, dan sluit dat niet uit, dat ze een eenvoudiger plan, dat toch aan alle eischen en wettelyke voorschriften voldoet, zullen goedkeuren. Oerlemans. Nu is aan het plan niets ge daan dan een lokaal er van geschrapt. Michaël. Een leermiddelen-lokaal, dat moet j&ker de koffiekamer worden zooals in Sprang. Dat is wel ontkend, maar... Verheyden. Een Sociëteit er by, dan weten ze waar ze kunnen zitten... Goeden morgen. Het is een standenschool, zoo ziet het er uit. Die school, tenminste dat gebouw hoor, behoort hier niet thuis, maar in Hilversum, Laren, Bussum en al die plaatsen. De heer Middelkoop 9telt voor dat nog maals getracht zal worden met het school bestuur een nader overleg te plegen. De heer Oerlemans kan zich met dit voor-

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1925 | | pagina 6