Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
h
■fmr
FEULLETON
GEEN GEWETEN.
UITGAVE:
WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN.
Telefoon No. 38. Telegr.-AdresECHO.
EERSTE BLAD.
GEMEENTERAAD.
MADE.
(Vervolg
9. Voorstel van Burg. en Weth. in
zake heul Sluizeweg.
Voorzitter. Burg. en Weth. stellen
voor om het werk niet uit te voeren.
De Emaliapolder heeftgeschreven.dat
hij in de kosten niets wil bijdragen.
De kosten zijn hoog en waar er al
groote kosten aan de Haven zijn te
maken, stellen we voor alles bij het
oude te laten. De weg is toch nog goed
en er is toch nog nooit een ongeluk
gebeurd. Het zou werkelijk iets op
zoeken zijn om het geld weg te gooien
en zoo zit het er toch, geloof ik, niet
aan
Segeren. Ik ben het met dit voorstel
eens als men even voorbij den draai
de weg eens zoo breed wil maken.
Dat kan zonder kosten geschieden.
Voorzitter. Dat kan maar om al die
andere onkosten te gaan maken, die
op f 1100 zijn begroot, dat zou toch
gekheid zijn.
Van der Veeken Wij hebben daar
straks al gehoord, dat we zuinig moe
ten zijn, willen we niet zien, dat de
belasting wordt verhoogd en de Haven
verbetering vraagt groote kosten maar
daar is niet aan te ontkomen, dat is
noodzakelijk maar die weg is goed,
Van Beek. Dat baggeren dat nu is
gedaan, is dat niet heelemaal zonder
controle gedaan.
Voorzitter. Er moest vlug worden
gebaggerd en toen waren wij blij een
paar menschen te hebben gevonden
die bereid waren om het te doen.
Een er van is er echter direct mee
opgehouden en de andere scheidt er
van de week ook al mee uit.
Van der Reijdt. Er is wel degelijk
tegen Roovers gezegd dat hij het
werk moest controleeren. wat hij ook
op zich heeft genomen. Hoe het ver
loop is geweest weet ik niet.
Voorzitter. Roovers heeft ook con-
trole gehouden.
Van der Reijdt. Het was hem ook
gezegd en ik kan geen wantrouwen
in hem koesteren
Voorzitter. Gebleken is dat zooals
nu moest worden gebaggerd, het niet
loonend was.
Van der Veeken. En daarom hebben
Burg. en Weth/gezegd dat het beter
was om een baggermachine te laten
komen.
Voorzitter. Het ging niet aan om
die menschen toen ineens maar op
straat te zetten.
Norbart. Hoe lang loopt de verpach
ting van de haven nog.
Van der Veeken. Nog een jaar of
vier. Omdat er toen zooveel voor
werd geboden is gezegd het hem
maar voor den tijd van zes jaar te
geven.
Norbart. In art. 15 staat dat schepen
die hier komen om te worden gerepa
reerd vrij van havengeld zijn. In de
verordening staat wel dat schepen die
voor herstelling aan de scheepswerf
moeten komen daarvan vrij zijn. maar
waar ook op scheepvaartgebied er een
groote verandering is gekomen, er zijn
nl. veel motorbooten gekomen, kan
het niet anders de bedoeling zijn of
ook die booten zijn vrij van havengeld
betalen als ze hier komen om reparatie
te laten verrichten. En nu laat men
die hier betalen. Het gevolg is dat er
veel eigenaars zijn die zeggen ik laat
in Drimmelen niet repareeren want
daar komen te veel kosten bij omdat
men daar havengeld moet betalen.
Voor de firma Van Beek, die daar
een reparatieplaats heeft, is dit minder
irettig, maar niet alleen voor hem is
het schadelijk, ook voor de overige
neringdoenden.
Van der Veeken Daar moet de haven
meester op gewezen worden, want dat
kan de bedoeling niet zijn.
De heer Segeren vraagt of er geen
misbruik van gemaakt kan worden. Kan
het niet voorkomen dat ze ligplaats
nemen en zeggen dat ze reparatie
behoeven zonder dat dit werkelijk het
geval is.
De heer Norbart zegt dat dit practisch
niet voor zal komen. De havenmeester
zal er dan wel bij zijn.
Sgeren. Dan ben ik er ook voor.
Voorzitter. We zullen den havenmees
ter aanschrijven.
Van der Veeken. Wij kunnen beter
een onderhoud met hem hebben. De
man is zeer schikkelijk.
Antonissen. Het egoisme drijft bij den
mensch steeds boven, dat ziet men. Hij
zal het maar geprobeerd hebben. De
fabriek is na de verpachting gekomen.
Voorzitter. Als weer opnieuw ver
pacht wordt moet de verordening eens
worden herzien. Er kan dan een com
missie worden benoemd waarin eenige
deskundigen zitting hebben.
Norbart. Vroeger is er in de veree-
niging Schuttevaar op een en ander al
eens gewezen, maar er is toen daar
geen rekening mee gehouden.
Van der Veeken. Vroeger is er een
heele strijd gevoerd I>ver die haven en
was dat niet het geval geweest, dan
zou er nog een lage pacht voor zijn
gegeven. Het Dagelijksch Bestuur heeft1
er nu uitgehaald wat er uit te halen is. j
Van der Reijdt Vroeger hebben er j
in de commissie ook schippers gezeten.
De groote en kleine schippers hadden
toen verschil van meening.
10. Benoeming afgevaardigde voor
het Waterschap „de Beneden Donge".
Voorzitter. Nu de heer van der Reijdt
in het bestuur benoemd is moet er een
andere afgevaardigde worden benoemd
ik stel voor daarvoor den heer van der
Veeken aan te wijzen. Die is in die
zaken goed thuis.
De heer van der Veeken wordt met
algemeene stemmen benoemd.
11. Adres van eenige winkeliersom
met de St. Bernardusdagen alleen win
keliers uit deze gemeente toe te staan
met kramen of tenten te staan.
Voorzitter. Burg. en Weth. stellen
voor hierop in te gaan.
Aldus wordt besloten.
Bij de rondvraag wijst de heer Nor
bart er op dat bij de laatst gehouden
verkiezing nog gebleken is, datdeop-
roepingskaarten de meeste schippers
niet bereiken, waardoor voor de R K.
Staatspartij heel wat stemmen zijn
verloren gegaan. Hij zou gaarne zien,
dat maatregelen worden genomen, dat
dit niet meer voorkomt.
De Voorzitter zegt toe, dat maat
regelen zullen worden genomen, dat
de schippers deze voortaan zooveel
mogelijk zullen bereiken. Daartoe moe
ten de schippers dan hun medewerking j
verleenen.
De heer van Beek merkt op, dat de
brandmeesters van oordeel zijn, dat er!
nog een standpijp bij moet komen, j
welke bij de boterfabriek geplaatst j
moet worden, terwijl er in de Voor
straat nog een slang bij moet komen
wil men bij brand iets kunnen doen.
Voorzitter. Die zou men van hier
nog een kunnen geven.
Van Beek. Op de boterfabriek wil
men de standpijp wel een plaats ver-
Ieenen.
Verder merkt hij nog op, dat het
goed is, indien de brandweerlieden
een herkenningsleeken droegen hetzij
een band om den arm of een insigne.
Het behoeft maar iets geheel eenvoudig
te zijn. De menschen die er bij hooren
zijn dan aanstonds te herkennen, terwijl
men nu geregeld met een boekje in
zijn hand moet staan.
Overwogen zal worden wat in deze
het best kan worden gedaan.
De heer Ligtvoet zegt met brand
meester Prinsen eens in de achteraf-
buurten geloopen te hebben. Deze is
het met hem geheel eens, dat eenige
brandputten aangebracht moeten wor
den, omdat men nu aan de spuit niets
heeft om de eenvoudige reden, dat men
geen beschikking heeft over water
Voorzitter. Deze kwestie is al meer-
malen onder het oog gezien maar er
is werkelijk weinig aan te doen.
Ligtvoet. Dan had men die centen
voor de brandspuit ook niet behoeven
uit te geven. Dat is dan ten onnutte
gedaan. Voor de bewoners die achteraf
wonen moet ook wat worden gedaan.
Met wat ringen hier en daar te plaatsen
zou men al veel ten goede kunnen doen,
Voorzitter. Die zijn zoo leeg Zomers
kan men daar het vuur beter met zand
blusschen.
Ligtvoet. Men moet niet denken, Iaat
die menschen daar maar zitten, die
betalen ook belasting.
Voorzitter. Zoo denken wij er niet
over. Wij zijn er ook geweest, maar
heusch, er is geen oplossing te vinden
Van Beek. Alleen door een ring of
drie op elkaar te plaatsen zou men
wat kunnen verkrijgen, maar dan wordt
het nogal kostelijk.
Van der Reijdt. Daar kan men hier
zoo lang over praten als men wil, tot
een oplossing komt men toch niet.
Laat de brandmeesters in een verga
dering eens overleggen op welke ma
nier de kwestie het best kan worden
opgelost en dan met een begrooting
komen.
Van Beek. Van die ringen heb ik
geen verstand, dat kan ik niet beoor-
deelen.
Van der Reijdt. Dan kan Roovers
op de vergadering komen. Ik geloof
dat die er heel goed mee op de
hoogte is.
Voorzitter. Die ouderwetsche putten
zullen m.i. de beste oplossing zijn.
Ligtvoet. Er moet wat worden ge-
daan, dat is de zaak. Komt U daar in
die wijken, dan nemen de menschen
allemaal hun pet voor U af, maar
komen wij er dan roepen ze ons na
zeggendhoe zit het nu onderhand
met die putten, waar blijven die.
Norbart. Er wordt veel geklaagd in
de buitenwijken over verschillende
zaken.
Van der Reijdt. Die menschen zijn
altijd bij die in het centrum ten achter,
dat is nu eenmaal zoo en kan niet
anders.
De heer Ligtvoet wijst vervolgens
nog op den slechten toestand van het
oude kerkpad. Een vorig jaar was
reeds toegezegd dat er koolgruis op
gebracht zou worden. Door den Voor
zitter is later op een door mij gestelde
vraag gezegd dat daar de boel in orde
was, maar de fietspad is er niet eens
geschikt om te loopen, laat staan om
te fietsen.
Voorzitter. Ik had last gegeven aan
den gemeentewerker en dacht toen ook
dat de zaak in orde was Waarom hebt
U zoo lang gewacht om dit te vragen.
U behoeft met dergelijke zaken niet
te wachten totdat het eene raadsver
gadering is. Kom maar gerust naar
mij toe.
De heer v. d. Veeken zegt gedacht
te hebben een pluimpje te krijgen
inplaats van een standje. In die om
geving is de boel goed in orde ge
maakt. De kinderen maken de boel
daar echter telkens stuk.
De heer v. d. Reijdt meent dat een
betere toestand zal worden verkregen
als het fietspad aan den anderen kant
van den weg wordt gelegd.
De heer Antonissen merkt op dat
de fietspaden worden stuk getrapt door
de paarden. Loopen er die niet meer
over. dan zullen de paden in een heel
wat beteren toestand blijven.
Voorzitter. Ik heb het nog nooit
gezien dat een paard over de fietspad
liep.
ilcho van het Zuiden,
Waalwtjksclie en Langstrnntscbe Courant
Dit blad verscliflnt
WOENSDAGEN ZATERDAG.
Abonnementprjjs per 3 maanden 1.25.
Franco per post door het geheele rflk 1.40.
Brieven, Ingezonden stukken, gelden, enz.
franco te zenden aan den Uitgever.
Prfls der Advertentiën
20 cent per regelminimum 1.50.
Reclames 40 cent per regel.
By contract flink rabat
Advertentiën moeten Woensdag en Vrfldag
des morgeus om uiterlijk 9 uur in ons bezit
zyn.
DIT NUMMER BESTAAT UIT
TWEE BLADEN.
van „DE ECHO VAN HET ZUIDEN'
ROMAN VAN
REINHOLD O R T M A N N.
14).
Artois Kaf aan haar zwijgen natuurlijk die
beteekenis, die met zijn wenschen het best
overeenkwam en terwijl hij nog dichter op
haar toetrad, sprak hij zoo zacht, dat geen
luisteraar hem had kunnen verstaan„Ik
wist het reeds lang en u kunt er van verze
kerd zijn, dat er niemand op aarde is, die
dit beter kan begrijpen dan ik. Het zou feite
lijk ongepast zijn, indien ik op dit oogen-
blik over de gevoelens wilde spreken, die
mij bezielden, sedert ik u voor de eerste
maal zag. Maar terwille van u zelf. juffrouw
Ingeborg, moet ik u zeggen, dat er voor u
slechts één enkele weg naar vrijheid en ge
luk bestaat en dat ik de benijdenswaardigste
aller stervelingen zou zijn. wanneer ik uw
gids en leider op dezen weg zou mogen zijn.
Ik verlang niet, dat u mij nu onmiddellijk
daartoe het recht verleentwant nog heb
ik immers helaas geen gelegenheid gehad
mij uw vertrouwen waardig te toonen. Maar
staat u mij tenminste toe vanaf heden te
trachten dat vertrouwen te mogen verwer
ven. Geef u mij een kleine zwakke hoop, dat
ik eens uw toestemming zal verkrijgen om
uw vriend en beschermer te zijn."
Hij had haar slap neerhangende hand ge
grepen en op hetzelfde oogenblik, dat in de
nabijheid ergeu9 een deur werd geopend,
meende hij een zachten druk van deze kleine,
warme hand te voelen.
Weliswaar was dit ook het eenige ant
woord, dat hij op zijn met zulk een vloed
van woorden uitgesproken verzoek ontving;
want met een nauwelijks hoorbaren af
scheidsgroet snelde Ingeborg de naastbijzijn-
de kamer binnen, toen het geluid van voet
stappen haar voor de mogelijkheid van een
verrassing deed vreezen. Een afwijzing, die
hem had moeten ontmoedigen, was echter in
haar houding niet te bespeuren geweest en j
toen doctor Artois, beneden voor het huis
van den professor staande, na een korte aar- j
zeling besloot, de richting in te slaan, waar
de woning van mevrouw van Manstein ge- j
legen was, vertoonde zijn gelaat de uitdruk
king van een man, die aan het welslagen
van zijn plannen niet meer den minsten
twijfel koestert.
HOOFDSTUK VII.
De verbindingsdeur tusschen de salon en
de aangrenzende woonkamer stond wijd
open. toen het kleine, ontstelde dienstmeisje
haar meesteressen het bezoek aankondigde
van doctor Artois. Juist had weer een van
die onvriendelijke woordenwisselingen, plaats
gehad, die tusschen mevrouw van Manstein
en haar dochter nu niet bepaald tot de
zeldzaamheden behoorden. Omtrent de eigen
lijke oorzaak van dit laatste levendige mee-
ningsverscliil zou misschien geen der beide
dames meer bepaalde inlichtingen hebben
kunnen gevenmaar in ieder geval was er
toch weer sprake geweest van een verschil
van opinie over de kostbaarheid van den
bruidsuitzet voor juffrouw Edith.
Rondom de eerbiedwaardige mevrouw van
Manstein waren n.l. in de kleine, halfdon
kere woonkamer heele bergen van allerlei
sneeuwwit linnengoed opgestapeld, hoog ge
noeg. om een millionnairsdochter voor de
belangrijkste schrede haars levens behoorlijk
uit te rusten.' Het was dan ook sterk over
dreven. toen de oude dame in steeds stijgen
de opwinding deze stapels linnengoed een
„handjevol armzalige uitrustingsstukken"
had genoemd. Maar men kan zich tevens de
gevoelens »'van mevrouw van Manstein voor
stellen, toen Edith vanaf haar plaats in de
salon op even geprikkelden als beslisten toon
had geantwoord
„Tenslotte ben ik het, die in het huwelijk
zal treden moeder en daarom zal de beslis
sing over deze dingen ook alleen door mij
genomen moeten worden. Het blijft dus, zoo
als ik gezegd hebmeer dan de helft van al
len, wat u daar bestelt hebt zonder mij te
raadplegen, gaat naar den leverancier terug.
Het is mijn stellige wil mtf tot het aller
noodzakelijkste te beperken."
Juist op dit kritieke oogenblik had het
dienstmeisje, dat er altijd uitzag, alsof het
op een flinke strafpredikatie voorbereid was,
het bewuste bezoek aangekondigd en met
een hoonend„Nu, ik wenscli je veel ge
noegen uit den mond van mevrouw van
Manstein, was op hetzelfde oogenblik de ver
bindingsdeur krakend in het slot gevlogen.
Edith richtte zich slechts half op uit haar
gemakkelijke houding om den binnentredende
te begroeten. Haar knap gezicht was ernstig
en het klonk geenszins als een uitroep van
biyde verrassing, toen zij sprak: „Wat is
de reden, die je hierheen voert, Siegmund?
Want er moet toch wel iets heel bijzonders
gebeurd zijn, dat je het niet ongepast acht,
tegen myn uitdrukkelijke wenschen te han
delen."
Ondanks haar poging om haar hand uit
de zijne los te maken, drukte Artois deze
vurig aan zijn lippen en schoof toen met de
rustige zekerheid van een oud huisvriend
de dichtsbyzijnde stoel naast haar rustbed.
I „Nog is er niets bijzonders gebeurd, mijn
dierbare Editli." antwoordde hij glimlachend,
„maar aangezien het binnenkort zou kunnen
1 gebeuren, moet ik je noodzakelijk spreken.
I Overigens is het een kleine eeuwigheid ge-
leden, sinds wij elkander voor het laatst za-
gen en eerlijk gezegd zie je er niet zoo frisch
j en bloeiend uit als een gelukkige jonge bruid
er feitelijk behoorde uit te zien."
i Edith wierp wrevelig het hoofd acliter-
ovgr en haar vingers speelden zenuwachtig
I met de kwasten van het rustbed.
„Waartoe dient deze spot?" vroeg zij ge
prikkeld. „Ik hoop dat het niet je bedoe
ling is onze geheele conversatie op dezen on-
verkwikkelijken toon te voeren. Je zult me
tenminste vandaag niet in de stemming aan
treffen om daarop in te gaan."
„Ah, er heeft dus weer een klein huiselijk
onweer gewoed? Merkwaardig hoeveel elec-
trische spanning tegenwoordig overal in de
lucht schijnt te zwevenHet lijkt mij toe,
dat je met de voltrekking van je huwelijk
zooveel mogelijk haast maakt. Voorzoover
het niet onbescheiden is daarnaar te vragen,
wanneer zal de groote dag dan aangebro-
ken zijn?"
„Den vijftienden van de volgende maand
zal ons huwelijk plaats hebben," antwoordde
zij kortaf en met een harden klank in haar
stem. dien hij intusschen niet scheen te be
merken. aangezien hij op zijn onverschillige
manier voortging:
.Morgen over vijf weken dus! Een korte
tijd en toch bijna al te lang voor iemand,
die iedere minuut in al zijn verwachtingen
teleurgesteld kan worden."
„Wat wil je daarmee zeggen, Siegmund?
Zal ik soms die iemand zijn?"
„O neensprak hy op gerekten toon. „Er
zijn toch ook nog andere menschen op de
wereld ik bijvoorbeeldMijn verwachtin
gen schijnen slechts heel langzaam voor ver
wezenlijking vatbaar te zijn, liefste Edith!"
__Wil je mij daarvan een verwyt maken?
Ik heb gedaan wat ik kon om den professor
voor je te interesseeren, meer bynn. dan ik
feitelijk mocht wagen, zonder zyn yverzuch-
tige verdenking op te wekken. Ik kan hem
toch niet eenvoudig bevelen, dit of dat ten
gunste van jou te ondernemen
„Neen, dat kun je zeer zeker niet," zeide
de doctor zachtjes, „maar voor my is het
niet des te minder noodlottig, dat de zaken
zich in zulk een slakkengang ontwikkelen.
Ik zou in de pyniykste verlegenheid kunnen
geraken, als niet spoedig iets beslissends
voorvalt."
„Indien de zaken werkelyk zoo staan, dan
moet je nu toch die betrekking aannemen,
waarvoor je eigeniyk hierheen bent geko
men. Voor dat andere zou later wel raad ge
schaft kunnen worden."
...Te verwyzing naar dezen voortreffeiyken
uitweg komt helaas te laat. Ik heb die be
trekking eenige dagen geleden aan een stu
diemakker overgedaan, die gelukkig was
met zulk een bowys van onbaatzuchtige
vriendschap."
„En je kunt die overdracht niet meer on
gedaan maken?"
„Neen, bovendien geheel afgezien van het
feit. dat ik er niet aan denk 't te probeeren.
Ik beschouw het eerder als een van myn
geniaalste ingevingen, dat ik op de gedachte
kwam juist dezen voorbeeldigen jongeling
in de lires te schuiven. De kleine doctor
Giersberg bleef namelyk op zyn stuk staan
en wanneer je het genoegen had hem te
kennen, dan zou je ook weten, dat hy ver-
wensclit onaangenaam kan zyn. Ik was ta
mely k radeloos, aangezien al myn collega's
tot wie ik my met het verzoek wendde,
mijn opengevallen plaats te willen innemen,
botweg weigerden en ik liep reeds met al
lerlei wanhopige plannen in myn brein rond,
toen einde!yk deze glorieryke gedachte het
duister verhelderde. Doordat ik Valentin Du-
ringhoffen er toe wist te bewegen zich als
sollicitant aan te melden, werd ik nameiyk
niet alleen van een lastige verplichting ont
slagen, maar ik ruimde tegeiykertyd een
hindernis uit den weg, die later voor my
wel eens een steen des aanstoods had kun
nen worden. Deze Dyringhoffen is tot nu
toe de rechterhand/van den professor ge-
weest en hoewel hy gelukkig een slaapmuts
is, zonder hot minste vermoeden van de
voordeelen, die hy zich met eenige slimheid
door de bescherming van Wallroth gemak-
keiyk zou hebben kunnen verschaffen, was
ik er toch niet geheel zeker van, dat zich
zyn droomerige oogen op zekeren dag niet
zouden openen, waardoor hy voor my een
gevaariyk tegenstander had kunnen worden.
Nu is hy onschadelyk gemaakt en hy ge
voelt zich bovendien tegenover my tot de
grootste dankbaarheid verplicht."
„O, wat je bekwaamheid op dit punt be-
treft, daaraan heb ik nooit den minsten
twyfel gekoesterd", merkte zy spottend op.
i „Je* hebt op dat gebied waarachtig wonder-
baariyke vorderingen gemaakt."
„Ik heb dan ook de schoonste en verstan-
digste leermeesteres gehad in de moeiiyke
kunst van de omstandigheden te profiteeren",
antwoordde hy met een keurige buiging,
j „Maar als het je goedkeuring kan wegdra-
gen, dan zullen we na deze kleine afdwaling
weer tot ons eigenlijke onderwerp terug-
j keeren. Ik herhaal liefste Edith, dat er iets
beslissends voor my moet gebeuren."
Ongeduldig trok zy de schouders op.
„Ben ik soms een helderziende, dat je je
juist tot my wendt met die verklaring?"
(W«c«lt T«rr»l0d).