Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. IN RIIHSSCBOOL voor Leerlooiers en Schoenmakers WINTERAVONDCURSUSSEN 4 October ;1926. De Potjomkin-film. HET SLOT DYMECK BIGGELAAR's i Begin der voor Looierij en Schoenmakerij lEMEIJER'S NIEMEIJER'S FEUILLETON te Waalwijk. BAY. NUMMER 74. ZATERDAG 18 SEPTEMBER 1920. 40e JAkRQAHft. UITGAVE WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN. Telefoon No: 38, Telegr.-AdresECHO. gezien dagen eerste EERSTE BLAD. Een onzer medewerkers schrijft: Zónder er een oordeel over te geven, omdat we de film nog niet hadden, schreven we dezer reeds een en ander over het sovjet—cinema—product, dat onder bovenstaanden titel thans in de groote steden van ons land wordt afgedraaid, nadat de vertooning in verschillende Europeesche rijken is verboden. Van de groote steden zal de film natuurlijk ook naar de pro vincie komen en 't is daarom, dat we het wel nuttig achten om te dezer plaatse van ons oordeel melding te maken, nu we de film elders hebben zien afdraaien. Het scenario heeft een historischen grondslag. Na de ernstige nederlagen van de Russische vloot iH den Ja- pansch—Russische.n oorlog, heerschte er een geest van verzet op de over gebleven Russische schepen. De be manning van de pantserkruiser „Pot- jomkin" had bovendien reden tot ernstig beklag over de kwaliteit van het eten. Toen een der matrozen tegenover een officier daarvan uiting gaf, schoot deze hem neer, welke gewelddaad het sein werd voor een algemeen oproer der bemanning, die een aantal officieren over boord smeet enja. en verder niets deed. Ze brachten den gedooden matroos in Odessa aan wal en in deze stad, waar het ook al lang gistte, ging men tot openlijke demonstraties van sym pathie met de muiters over, tot de Kozakken de „tsaristische orde" op bloedige wijze herstelden, wat de muiters van de Potjomkin met een bombardement van de stad beant woordden, daarmee het aantal slacht offers aanmerkelijk vergrootende. Zon der doel laten de muiters het schip nog wat ronddobberen op de baren een flottille, uitgezonden om de op- standigen te bedwingen stoomt voorbij, zonder dat men van weerszijden ge neigd is om te schieten; er wordt nög wat rondgedobberd en tenslotte stuurt men het schip een Roemeensche haven binnen, waar de bemanning aan wal gaat en de burgerpet opzet. Het schip wordt dan weer door de Roemeensche regeering aan den Rus- sischen staat uitgeleverd. Ziedaar het „Gegeven", dat vooral omdat het historisch is niet revolutioneerend behoeft te werken. Toch draagt deze film onmiskenbaar een opruiend en tendentieus karakter. Eerstens is de historie niet getrou welijk gevolgd. In de film wordt de klagende matroos niet neergeschoten, maar nadat de bemanning op een vraag van den commandant geweigerd heeft om het „eten" goed te verklaren wordt een willekeurige groep matrozen met een zeildoek bedekt en de wacht gecommandeerd om daarop te vuren. De wacht weigert en nu ontstaat het verzet, waarbij officieren over boord worden gesmeten en een matroos wordt gedood. Tweedens wordt er in de weergave van het gebeurde ontzettend overdre ven. De voorgestelde officieren zijn geen menschen meer, maar duivelen, die allen rondloopen met den loen- schen blik en den sanatischen grim lach, zooals die behoorde bij het spel van de „valsche" rol in de 19e eeuw- sche tooneeldraken. Ze gnuiven en likkebaarden als ze de kans schoon zien om matrozenbloed te laten vloeien, niet één is er onder, wien nog eenig menschelijk gevoel eigen is. Derdens is het bloedbad, dat de Ko zakken in Odessa aanrichten weerzin wekkend van realiteit; of de weergave hier al of niet te fil schildert, kunnen we niet beoordeelen, maar tenslotte zijn er grenzen, ook in de weergave van feiten. Het behoeft niet te verwonderen, dat het publiek naar de voorstellingen toestroomt na al de bedoelde en niet- bedoelde reclame \oor het werk. De meesten worden teleurgesteld door de vertooning, en werkelijk verstandige arbeiders maken zich allerminst druk om deze Russische import. We hebben bij ons bioscoop bezoek plaats geno men op de goedkoopste rangen om ook uit de gesprekken te kunnen op maken, welken indruk do film wekt. Vele arbeiders hadden een gezond oor deel. Meerderen bleken óf socialisten óf modern-georganiseerden zijn, doch gaven blijk zoowel de bedoelingen, Zie verder de „MEDEDEELING" in dit blad. 37046 De Directeur: VAN DER WAERDEN. waarmee deze film de wereld wordt ingezonden, begrepen te hebben, als de werkelijke waarde, toen we konden opmerken, dat de geschetste vloottoe- standen toch wel bijzonder Russisch waren en in wezen niet van de heden- daagsche bolsjewistische methoden verschillen. Ook nu nog is het in Rusland, misschien méér dan vroeger: i zwijgen en gehoorzamen. De Russische communisten hebben heel wat bloed van landgenooten doen stroomen, In het bijzonder van socialisten, die in Rusland sociaal-revolutionnairen hee- ten, alleen omdat die menschen anders dachten of spraken, dan de bolsjewis tische leiders wenschen toe te laten. Buiten de ontwikkelde arbeiders massa echter Is er nog een leger on ontwikkelder een groote groep on- socialen, waaruit de communisten graagrecruteeren. Die menschen missen een zelfstandig oordeel, ze zijn onbe kwaam om een filmwerk van deze strekking behoorlijk te ontleden en door wat ze ziende satanische machtswellust der officieren, al het bloed, dat daar uit afzichtelijke wonden van vrouwen en kinderen stroomt, moorddadige wraak, het woeste verzet, geraken ze in een opwinding, die zich in even heftige als onlogische uitroepen uit. Op zulke geesten werkt deze film inderdaad revolutioneerend. Die men- schen behoorden te overdenken, dat de geschetste toestanden Russische zijn en in ons land en andere beschaafde rijken onbestaanbaar, maar toen de film uit Moskou de wereld ingestuurd werd, wist men er wel, dat die arbei ders, uit welke communisten gekweekt ticho van het Zuiden, Waalwyksclie en Langstraatsche Courant, WOENSDAG EN ZATBEDA6. Abonnementprfls per 3 maanden ƒ1.25. Franco per post door het geheele rijk 1.40. Brieven, Ingezonden stukken, gelden, en*, franco te zenden aan den Uitgever. Dit blad verschijnt J?rys der AdvertentiCn 20 cent per regel; minimam 1.50. Reclames 40 cent per regeL Bfl contract flink rabat. Advertentlën moeten Woensdag en Vrijdag des morgens om uiterlijk 9 uur in ons bezit ztJn. DIT NUMMER BESTAAT UIT DRIE BLADEN. tL 9. van „DE ECHO VAN EET ZUIDEN' door ILZE DORE TANNER. 7) Daarna voegde zij er ophelderend aan toe: „Graaf Rolenck was, zooals dat tocli tegen woordig by onzen echten ouden adel alge meen gebruikelijk is, eerst officier; hy heeft echter als luitenant ontslag aangevraagd, omdat liy ziekelyk was. Helaas hebben zyn voorvaderen niet het recht van eerste ge boorte ingevoerd en de slechte tyden heb ben de familie bovendien leelyk parten ge speeld; van de drie landgoederen der Role- necks is voor graaf Alwin slechts park en tuin Roleneck met een klein paviljoen over gebleven. Daar woont liy nu en leeft van de uitkeeringeu, die de familieraad voor derge lijke gevallen heeft vastgesteld. Hy leeft daar overigens heel aangenaam, aangezien hy over het algemeen bescheiden van aard is, houdt er slechts één enkelen dienstbaren geest op na, die tegelykertyd koetsier en bediende is, twee paarden en honden. Een tuinman heeft den tuin van hem gepacht, waardoor zyn inkomsten nog vergroot zyn. Graaf Alwin is het echte voor beeld van een edelman van top tot teen, een edelman, die nog geen koopman is gewor den, zooals men dat tegenwoordig helaas zoo dikwyls aantreft". Henny met haar „echt-burgerlyke" inzich ten kon zich echter in het geheel niet voor stellen, waarom een edelman niet evengoed koopman als officier kon zyn, maar zy ken de tante Klarissa reeds voldoende; om haar verder tegen te spreken, baatte toch niets. Zy dacht opeens aan den heer Von Wacke- rath, die als een knecht arbeiddd en zy zou wel eens heel graag hebben geweten, waar om dat; zoo was. En waarom zou tante Kla- rissa toch zoo in toorn ontstoken zyn, toen zy den naam der Von Wackerath's had ge noemd? Misschien wist zy de een of andere by zonderheid omtrent die familie? Henny zou zoo graag haar tante er eens naar gevraagd hebben, maar zy waagde zulks niet. Misschien kon zy het later op een andere manier te weten komen. Henny was 's avonds op haar kamertje bezig met naaiwerk. Gewend, zichzelf steeds te helpen en haar garderobe in orde te hou den, was zy thans bezig een eenvoudig huis japonnetje te fabriceeren. dat zy nog graag af wilde hebben, alvorens zy naar; bed ging. Het was al tameiyk laat, de klok in de benedenzaal had met haar dreunende stem het uur van twaalf aangekondigdongeveer een uur geleden had Henny gehoord, dat Schroth haar deuq op slot had gedraaid. Of tante Klarissa misschien nog op was? Henny zou zich daaromtrent gaarne overtuigd heb ben, maar de vensters van tante's apparte menten lagen aan den andereu kant van het slot, zoodat zy onmogeiyk kon zien, of daar nog licht op was. zy liet haar werk rusten, het werd haar opeens eenigszins angstig te moede. Zy stond op, keesk naar buiten, toen om hoog naar den toren en zy vertrouwde haar oogen nau welijks wederom bewoog zich daar de flikkerende lichtschyn. Henny ging naar de deur, hield haar oor voor het sleutelgat en luisterde ingespannen maar er heerschte de diepste stilte. Zy voelde zlcli plotseling minder vreesachtig het moest toch ten slotte te verklaren en vast te stellen zyn, hoe het licht in liet torenvertrek kwam zy overlegde by zichzelf: als zy nu eens moedig genoeg was om de deur aan het eind van de gang te openen en zich by het voor uitspringende gedeelte van den muur by de trap te verbergen, dan moest zy toch ont dekken, indien iemand het bewuste vertrek verliet. Behalve het kleine trapje naar het platvorm, bestond er geen andere uitgang. zy ging terug naar het raam, om zich nog eens te overtuigen, dat zy zich toch niet ver gist had neen, het lichtschyusel was er nog en thans scheen het op dezelfde plaats te biyven. En Schroth wilde zulks nog wel betwisten Henny was vast besloten om Schroth dit maal geen woord over het licht te zeggen. Een oogenblik dacht zy er aan om graaf Roleneck haar ontdekking mede te deelen. Toen verwierp zy echter ook deze gedachte. Hoe zou zy er toch toe komen, om met dezen vreemden man daarover te spreken? Was hy werkeiyk de eenige persoon hier, dien zij vertrouwen mocht schenken? Toen zy in bed lag en den gansehen tyd, dien zy nu hier reeds vertoefde, nogmaals overdacht, voelde zy voor de eer9te maal byna berouw, dat zy hierheen gekomen was. Hoe stil, hoe rustig en onopwindend was tot nu toe haar leven in het ouderlyk huls voorbygegaan, ondanks de vele plichten, die op haar schouders rustten en hoeveel beleef de zy hier in de eenzaamheid van den ouden burcht als gezelschapsdame van een hoog bejaarde tante. Nu en dan luisterde zy ingespannen, of zy niet een of ander geruisch hoorde, maar niets bewoog zich, slechts de hooge hoornen op het binnenplein en in het park ruischten zachtjes in den nachtwind. Het kleine paviljoen van graaf Alwin Ro leneck lag dicht by het dorpskerkje van Dy- meck, door een ongèveer 1000 Meter lange olmenlaan van het slot Dymeck gescheiden. Daar zoowel gravin Dymeck als graaf Roleneck iederen Zondag ter kerke gingen, ontmoetten zy elkander daar steeds en het eind van het lied) was meestal, dat de graaf voor den verderen dag! als gast op slot Dy meck vertoefde. Iederen derden Zondag van de maand was ook de predikant, die onge huwd en reeds tameiyk op leeftyd was, de ga9t van tante Klarissa. Henny verwonderde er zich telkens over, dat haar tante ondanks haar hoogen leeftyd zoo graag en zoo dikwyis gasten by zich had. Op dezen Zondag was graaf Roleneck Ie voet van zyn paviljoen gekomen, omdat zyn eenigsteu dienaar ziek wasgravin Dymeck wenschte in haar koetsje, dat slechts voor twee personen plaats bood, den predikant mee te laten ryden en zoo gebeurde het, dat Henny in gezelschap van graaf Roleneck den terugweg naar den burcht onderham. Zy hadden de olmenlaan nog niet bereikt, maar zy liepen iiog in het laatste gedeelte van de dorpstraat, toen een licht rytuigje hen voorbyreed. Henny herkende het dadeiyk, het was het voertuig waarmee de heer von Wackerath ons baar naar Dymeck had gebracht. Op den bok troonde weer <lo jonge Wackerath, met wien Henny kennis had gemaakt. Iiy her kende haar en liet de zweep groetend dalen, een groet dien Henny niet kende„Kent u deze Wackerath's, juffrouw Henny?" vroeg graaf Roleneck. die den groet wel gezien had, „hy groette u nameiyk." „My?" vroeg Henny ontsteld, met oprech te spyt, dat hy baar misschien voor onbe leefd zou houden. „Ja, zag u niet, boe de koetsier de zweep liet zakkenkent; u dezen groet niet?" ^Neen," bekende Henn^ openhartig en keek met haar groote blauwe oogen den graaf zoo verbaasd en tegelyk hulpbehoe vend aan, dat liet hem, die er zich op be roemde, dat geen vrouwenhart vreemd voor hem was, warm om liet harte werd, „neen by ons in de stad groet niemand zoo." Ily glimlachte, zijn gewoon, eenigszins overmoedig glimlachje, toen zeide by „Myn heer von Wackerath moet u toch kennen, als hy zich veroorlooft om u te groeten, zoo veel beschaving zal de boer Wackerath toch nog wel hebben overgehouden." „Ik ben eens op een van myn wandelingen verdwaald, toen kwam ik by een boerenhof- steile en mynheer von Wackerath heeft my eerst aan zyn moeder voorgesteld en my daarna naar huis gereden. Ik heb tante da delijk van dit avontuur verteld want ver dwalen is een avontuur en een adeiyken boer ontmoeten, is ook een avontuur maar tan te Klarissa werd heel boos en heeft my ver boden, dien naam ooit weer te noemen, waar om, dat heeft ze my niet gezegd." Graaf Roleneck voelde, dat Henny van zyn kant een soort opheldering van dit verbod verwachtte, hy zei echter slechts: „Wat mevrouw de gravin in haar huis be veelt is wet. overigens zyn deze verarmde Wackerath's ook heelemaal niet zoo inte ressant, dat het de moeite waard is om over lien te praten." Hy was geheel en al de ongenaakbare edel man, toen hy dit zeide en Henny voelde zich weder getroffen, zooals reeds meerdere ma len gedurende haar verblijf op het slot Dy meck, door de ryp overwogen woorden en antwoorden van al deze menschen, met wie zy thans in aanraking kwam. Hoe geheel anders was het by haar thuis, waar iedereen sprak zooals hy dacht en niet eerst ieder woord en iedere zin vooraf rijpelijk afwoog. Daarom gaf zy er de voorkeur aan liet ge sprek over Wackerath niet verder voort te zetten en het weer en de prachtige herfst tinten, die in de schitterende middagzon een eenig effect maakten, waren tenminste on derwerpen, waarby men zyn woorden niet zoo zorgvuldig behoefde te wikken en tw wegen. Henny kon zich de gedachte maar niet uit het hoofd zetten, dat zy in de'oogen der fa milie. von Wackerath, die haar zooveel vrien delijkheden had bewezen, als onbeleefd en ondankbaar zou beschouwd' kunnen worden. Misschien geloofde de heer von Wackerath. dat. zy niet wilde groeten, omdat zy met graaf Roleneck liep, of wel, hy wist van de vijandschap van de gravin Dymeck jegens zyn familie en dacht nu zeker, dat de gravin haar nicht verboden had iemand van zyn familie te groeten. Dat zou zy ook stellig wel gedaan hebben of te gelegener tyd nog wel doen, maar Henny nam zich vast voor haar tante in dat geval bescheiden, doch met groote stelligheid tegen te spreken, zy kon haar den omgang verbieden, maar niet be velen, onbeleefd tegenover iemand te zijn, die zoo vriendelijk en behulpzaam voor haar was geweest. Zy kon zich trouwens In 't geheel niet voorstellen, dat deze eenvoudige, bescheiden, vriendeiyke familie haar tante een zoo groot onrecht; kon hebben aangedaan, dat zulk een vyandschap rechtvaardigde, misschien be rustte alles wel op een misverstand. En zy overlegde maar voortdurend by zichzelf, wat zy toch wel kon doen, om re toonen. dat haar niet-groeten geheel zonder bedoeling was geweest. Als de Wackerath's ryk en voornaam wareny dan zouden zy nauweiyks aan een opzetteiyke beleediging denken, maar aangezien zy arm waren en schynbaar by hun buren niet byzonder boog geacht waren, konden zy misschien gemakkelijk op die gedachte komen en dat wilde Henny in geen geval. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1926 | | pagina 1