li ÏM
INI II
[I ZUIOEI
Pluimveeteelt.
Voor Huis en Hof.
ruggen lendenen
Kloosterbalsem
No. 86. Zaterdag 30 Oct. 1926. 49e Jrg.
TWEEDE BLAD.
De winterproductie.
Om van de kippen een behoorlijke
winterproductie te kunnen verwerven,
moet de huisvesting prima in orde
zijn. Onze nutrassen zijn van Aziati-
schen of Zuid-Europeeschen oorsprong.
De temperaturen van ons land verdra
gen ze wel, zelfs koude en vorst zal
ze niet deeren, maar ze kunnen abso
luut niet tegen tocht en vocht. Men
mag de hoenders dan ook niet op een
natten, drassigen bodem laten loopen
en moet waken tegen kieren en spleten
in het hok, die tocht veroorzaken, in
den winter kan het soms dagen ach
tereen stortregenendan moeten de
hoendersin het hok opgesloten gehou
den worden, dat dus groot genoeg moet
zijn (4 hoenders per M2) en'voldoende
licht moet doorlaten. Kan men ze een
open schuur voor scharrelplaats geven,
dan is dat ook goed. De scharrelruimte
in hok of open schuur moet droog zijn
en door ophooging moet de bodem
dus boven den omringenden grond
liggen. Een dik dek van droge blade
ren, kaf, turfmolm geeft een droog bed
om er in te wroeten.
Juist als de kippen opgesloten zit
ten, neigen ze natuurlijk tot werke
loosheid, maar een niets-doende kip
legt niet. Men moet ze dus bezighou
den door het graanvoer in het krab-
bed onder te harken en het groenvoer
in bosjes op te hangen, zoodat ze er
naar springen moeten.
Overigens sluit men de kippen
alléén op bij groote vochtigheid en
stormachtig weer; voor koude behoeft
men ze niet te beschermen, als deze
tenminste maar niet al te groot is. Als
het eenigszins kèn, moeten de dieren
dus worden uitgelaten, Heeft het ge
sneeuwd b.v,, maar er is geen dooi,
zoodat de bodern buiten niet pappe
rig is, dan ruimt men de sneeuw om
het hok weg, zoodat de kippen toch
naar buiten kunnen.
Er moet steeds drinkwater beschik
baar zijnop vorstdagen brengt men
b.v. 5 a 6 maal per dag drinkwater
om het water weer na korten tijd weg
te nemen. Is de vorst ernstig, dan
moeten kam en kopversierselen der
dieren om de paar dagen met een
weinig vaseline worden^ ingewreven
om bevriezen te voorkomen. Van be
lang is de voeding in den winter.
Elk levend wezen heeft voeder noo-
dig voor onderhoud van het lichaam.
Een zeker kwantum van het versterkte
voeder wordt dus in de eerste plaats
ten behoeve van het lichaamsonder-
houd gebezigd, eerst van wat er dan
overblijft, kan geproduceerd worden,
kunnen eieren worden gevormd en
gelegd. In den zomer, als de dagen
lang zijn kan een kip makkelijk dat
meerdere voer, noodig voor eieren-
productie tot zich nepien, maar in den
winter, met de korte dagen, gaat dat
zeer moeilijk. De hoofdmaaltijd is dié
van den avond en dat is in den win
ter om circa 4 uur en op hetgeen het
dier dan tot zich neemt, moet het
teren tot 's morgens 7 a 8 uur. Men
begrijpt, dat voor zoo'n langen tijd
het opgenomen voer nauwelijks vol
doende kan zijn orn het lichaam te
onderhouden en er dus voor de eieren-
formatie niets overblijft.
Wil men de winterproductie bevor
deren dan kan men als regel stellen
om de dieren 's morgens zoo vroeg
en 's avonds zoo laat mogelijk te voe
ren, maar beter is om ze er aan te
wennen, dat ze des winters bij lamp-
licht een electrische lamp of een
petroleum-stallamp worden gevoederd,
hetzij alleen des avonds om 7 a 8
uur, of wat beter is des avonds
om dien tijd en des morgens om circa
6 uur. Voor boeren en buitenmenschen,
die toch vroeg op zijn, is dat niet zoo
bezwaarlijk. Heeft men veel kippen,
dan loont het de moeite om in de hok
ken kunstlicht aan te laten brengen
en dat zoo gauw het gaat schemeren
te ontsteken om het des avonds na
de laatste voedering verstrekt te heb
ben, om circa 8 uur te dooven. Het
voordeel is dan, dat de dieren niet
alleen laat gevoederd worden, maar
ook tot laat «bezig blijven". Des mor
gens om 5 a 6( uur kan het licht weer
ontstoken worden, tot 't daglicht 't
overbodig maakt. Indien men electrisch
licht kan laten aanleggen, is de zaak
al heel eenvoudig. Door een schakel
laar binnenshuis kan het dan aan- of
uitgedraaid worden. Het beste is om
een tweeledig werkende schakellaar en
verlichting te gebruiken, zoodat men
des avonds eerst het groote licht kan
uitdraaien en het kleine lampje, dat
den dieren gelegenheid moet bieden
om de ruststokken op te zoeken, een
half uurtje later, in omgekeerde volg
orde moet het ontstoken worden.
Indien men de droogvoeder methode
toepast, dan behoeft men 's morgens
zelf het bed niet uit om te gaan voe
deren men heeft dan alleen op tijd
even de schakellaar om te zetten.
Voor een hok met 50 kippen is een
50-kaars lamp voldoendedie ver
brandt in een paar uren daags slechts
enkele centen, welke uitgave vele ma
len wordt terugbetaald door een ver
hoogde eierenproductie.
Vragenbus.
J. A. ten D., heeft eene jonge kip-
(Ancona) van 5 maanden, die haar
kop in alle richringen draait, voor en
achterover, links en rechts, en achter
uit loopt met gespreide vleugels tot
ze ergens tegen aanbotst. Hij zou
gaarne weten, wat deze kip scheelt.
Antw.: Dat wijst op eene aandoe
ning in de hersenen, 't zij hersenvlies
ontsteking, doch meer waarschijnlijk
congestie, bloedsuitstorting in de her
senen. Kam en lellen zijn dan gewoon
lijk stijver en dikker en de pupil van
een der oogen is meestal óf sterk ver
groot öf sterk vernauwd. Overige ver
schijnselen zijn, als hierboven ge
noemd. Oorzaken zijn stooten met den
kop bij het opvliegen tegen harde
voorwerpen, b.v. als de zitstokken te
laag onder de zoldering bevestigd zijn,
of de kippen in het duister op willen
vliegen, voorts opwinding bij gevech
ten en te groote inspanning, soms ook
inwerking van heete zonnestralen.
Zoowel bij ontsteking als bij con
gesties is de behandeling dezelfde n.l.
meermalen daags een in ijskoud water
gedoopte spons boven den kop uit-
nijpen. of het water met een kannetje
uitgieten. Daarbij een purgeermiddel
geven, b.v. een lepel wonderolie en de
patiente gedurende de behandeling in
een half donker, koel hok plaatsen,
karnemelk te drinken geven, en als
voeder: rijst of andere lichte kost,
alsmede groenvoer.
Sommigen bevelen het maken van
eene insnijding in den kam aan, maar
dat is noodelooze dierenkwelling.
De door vragensteller genoemde
verschijnselen worden ook wel eens,
maar zeldzaam, waargenomen, als de
dieren aan de z.g. Meniersche ziekte
lijden, een aandoening van het bin
nenoor, welke ziekte vermoedelijk van
besmettelijken aard is. Behandeling
van zulke dieren baat niet.
F. vraagt een middel om de
hoenders van verschillenden leeftijd
uit elkaar te houden.
Antw. De opfok van elk jaar moet
geringd worden met ringen van andere
kleur. In den handel zijn voor enkele
centen spiraal-ringen van celluloid
verkrijgbaar, welke ringen gemakkelijk
om een der pooten gedraaid kunnen
worden.
Andere vragen per brief en kaart
beantwoord.
IN DEN BLOEMENTUIN.
We dienen nu onze verdere voor
zorgsmaatregelen te nemen, ten einde
de planten in onze tuinen, die niet
volkomen winterhard zijn, tegen de
nadeelig'e inwerking van de vorst te
beschutten. We beginnen daarmede
niet te vroeg, want boe langer de plan
ten aan de vrije lucht zijn blootge
steld boe beter. Doch we dienen op
alles voorbereid te zijn, want de tijd
van het jaar is reeds zoo ver ver
streken, dat iederen dag de vorst flink
kan in zetten.
Dc perken of groepen met Aucuba's
en Rhododcndron-hybriden omgeeft
men voor alle zekerheid met eenige lage
rietmatten tegen de vorst, dan wel te
gen de koude, schrale Noorden- en
Oostenwinden, waarvan de planten
soms veel meer lijden, dan van de
koude zelve.
Ook vele vaste of vollegrondsplan-
ten vereischen een lichte bedekking.
Het best dekt men deze planten met
een laagje blad of turfmolm, waar
over men een oude rietmat of een paar
dennetakken legt.
De struikrozen aardt men aan, zoo
dat het onderste gedeelte der takken
met grond is bedekt. Ook door tus-
sclien de planten een flinken laag turf
molm of blad te strooien kan men de
rozen tegen de vorst beveiligen. De
stamrozen kunnen op verschillende
wijzen behandeld worden. Heeft men
weinig planten, zoo bindt men de tak
ken van den kroon voorzichtig bijeen
en pakt ze in stroo, dat men voor het
gezicht nog bedekken kan met eenige
grove dennentakken. Of men buigt
de stammen ter aarde en legt de kro
nen in een gleuf, die men in den
grond heeft gemaakt, waarna de uit
gegraven aarde weder gebruikt wordt
om de kronen te bedekken. Ter voor
koming van terugspringen zet men de
stammen met een haak goed vast in
den grond. Op beide wijzen verkrijgt
men goede uitkomsten en kunnen de
rozen zonder hinder den winter door
staan.
HET AQUARIUM.
Den volgenden keer willen we begin
nen met een bespreking van de meest-
geschikte vischsoorten voor ons
aquarium. Voor heden willen we de
behandeling over de aquarium-planten
besluiten met de vermelding van de
meest geschikte soorten, die we zelf
uit sloot en plas kunnen opdiepen.
Op den voorgrond dient echter ge
steld te worden dat vele onzer inland-
sche soorten lang niet zoo geschikt
voor kamercultuur zijn als de bui-
tenlandsche, ten eerste sterven de
meeste inlandsche soorten in den win
ter af; ten tweede is haar groei soms
zóó forsch, dat zij ten eenemale onge
schikt zijn voor het bescheiden bakje
van circa 30 L. inhoud, en ten derde
brengen ze dikwijls, hoe goed men ook
de planten gereinigd denkt te hebben,
schadelijke parasieten over in de wa
terwereld, welke men in de kamer
houdt. In een cementen vijver in den
tuin zijn onze inlandsche waterplan
ten op haar plaats en dan een waar
sieraad.
Wel staat daartegenover eeq licht
zijde, n.l. ze zijn voor niets te beko
men, alleen een wandeling en wat ge
sjouw, en men komt met rijken buit
terug. De buitenlandsche waterplanten
zijn echter zoo heel duur niet, voor een
paar dubbeltjes het stuk, zijn de meeste
soorten wel te krijgen. Dc uitheem-
sche soorten zijn veel williger en dank
baarder dan onzij inlandsche.
Intusschen kan men de proef nemen,
met eenige jonge spruiten in Maart,
voorzichtig uit te steken, maar dan
uit een zeer zuiver helder water, waar
men in een vorig jaar een rijk plan-
ten- en dierenleven heeft waargeno
men.
Waterlelie, algemeen bekend; alleen
goed voor vijvers en groote bassins
buiten; ook de Gele Waterlelie.
Waterviolier, bladen ondergedoken
zeer fijn verdeeld, bloeit boven water,
bleekrood van kleur, geschikt voor
aquarium.
Gewoon Hoornblad, idem, bladen in
kransen ondergedoken, gaffelvormig,
donkergroen. Vooral de zware eind-
knoppen zij^ prachtig.
Scheeren. Bladeren donkergroen,
scherp getand in rozetten, onder ge
doken, bloemen wit, komen boven
water; voor groote aquariums.
Waterweegbree, wortelbladen lijn
vormig, hooger geplaatsten eirond.
Bloemen witachtig, voor gewone
aquariums.
Sterre Kroos; stengels dun, blaadjes
ovaal, licht groen; voor kleine en
groote aquariums.
Vederkruid, dunne stengels, teere,
fijn gedeelde blaadjes; als voren.
Waterboterbloempjes goed voor
kleine aquariums.
Watergentiaan, blaadjes rond, drij
vend, bloemen geel, voor grootere
aquariums en bassins.
Pijlkruid, als voren.
Van de drijvende waterplanten en
voor allerlei aquaria geschikt, dienen
nog vermeld:
Kikkerbeet, blaadjes rond, bloemen
witachtig.
Eendenkroossoorten, en vooral het
zeer sierlijke Watervorkje. Het laatste
behoort tot de Riccia fluitans. Nog vele
soorten zijn in ons land aanwezig; vele
vormen ook een overgang tot de moe
rasflora, zoodat men op zijn water
tochtjes exemplaren vindt, die welig
tieren, met ondergedoken plantendee-
Ien, andere die bloeien aan den sloot
kant, bijna geheel op het droge. Deze
behooren echter meer thuis, in het
terra-aquarium.
PLANTEN EN VERPLANTEN.
Zoolang de vorst het werken in den
tuin niet belet, kunnen we onzen tijd
ten nutte maken voor het planten en
verplanten van allerlei vollegronds-
gewassen, rozen, heesters en boomen
en het aanbrengen van die veranderin
gen in den aanleg, welke we wensche-
lijk of noodig achten.
Voor en alleer we tot dit werk over
gaan, dienen we den grond flink diep
om te spitten en tè bewerken; alsmede
hem van de noodige meststoffen te
voorzien. Het is geheel verkeerd, in
dien we ergens een groep vaste plan
ten, rozen of heesters zetten, alleen de
noodige gaten te maken, nog wel zoo
klein mogelijk en de noodige planten
met haar wortels daarin te stoppen.
Toch ziet men nog menigmaal zoo iets
gebeuren; maar als de desbetreffende
exemplaren niet aanslaan of zich
slecht ontwikkelen, behoeft men zich
niet te verwonderen. Ook wanneer men
slechts enkele doode planten tusschen
andere wenscht te vervangen, moet
men den grond losmaken, voor zoo
verre dit met het oog op de omgeving
mogelijk is. Daarna worden de plant-
gaten gemaakt, flink ruim, zoodat de
wortels niet op een hoop en dicht bij
een in het gat gestopt behoeven te wor
maar men ze regelmatig op den bodem
kan uitspreiden. Daarna wordt het gat
omzichtig met aarde aangevuld en den
grond aangetrapt. Al naar de grond
meer of minder zwaar is, geschiedt dit
losser of vaster. Geldt het kruidachtige
planten of gewassen met teere wortels,
zoo planten wij deze met de handen en
drukken de aarde ook met de handen
aan.
Zijn het heesters of boomen uit eigen
tuin, die we wenschen te verplanten,
zoo worden die opgenomen met een
kluit liefst zoo groot mogelijk, waar
door het aanslaan, d. w. z. het opnieuw
aan den groei gaan gemakkelijker valt.
Betreft het zware boomen, of oude
exemplaren, die jaren lang op dezelfde
plaats gestaan hebben en waarvoor we
vreezen dat ze de verplanting niet goed
zullen doorstaan, zoo kunnen we daar
mede anders te werk gaan. Dan maken
we rondom den boom, op voldoenden
afstand van den stam, in evenredigheid
met het wortelgestel, een geul en steken
al de wortels daar ter plaatse af en vul
len nu den greppel weder met den uit
geworpen grond, waarin, wat verteerde
mest gemengd is. Nu laten we den boom
staan tot het volgende najaar. Het ge
volg van deze handelwijze zal wezen,
dat de boom talrijke nieuwe, jonge wor
tels gaat vormen en als we later tot
verplanten overgaan, zal de boom deze
operatie zonder veel hinder kunnen
weerstaan. Het omgraven van den kluit
geschiedt dan natuurlijk buiten den
geul, die bet vorige jaar gemaakt is,
anders blijft het werk van toen zonder
resultaat.
Ontvangen we heesters of boomen
van elders, die in onzen tuin geplant
moeten worden, zoo kijken we vóór het
planten de wortels goed na en snijden
alle gebroken en beschadigde deelen
weg. Wc planten niet te diep of te on
diep; als.regel geldt, dat we de planten
even dieper in den grond zetten, dan
ze gestaan hebben. Hebben wc niet ter
stond tijd of gelegenheid tot planten,
zoo worden de heesters of boomen
voorloopig opgekuild, d.i. tijdelijk in
den grond gezet, zoodat de wortels
niet kunnen uitdrogen of misschien
bevriezen. Dit geschiedt hier of daar
op een vrij plaatsje in den tuin en dicht
bijeen, zoodat weinig ruimte noodig is.
Daar blijven ze st«an tot we ze op de
bestemde plaatsen kunnen uitplanten.
AARDAPPELEN BEWAREN.
Om aardappelen tot in Juli en zelfs
nog later te kunnen bewaren, zonder
dat deze beginnen te kiemen en hun
smaak verliezen, is de beste methode
die van Dr. Schiller.
In den bodem der aardappelkist, die
op baksteenen of turven geplaatst is,
worden een voldoende aantal gaten ge
boord, zoodat de lucht vrij van onder
toe kan treden. Hoe meer openingen
hoe beter, wanneer maar gezorgd
wordt, dat de bodem niet te zwak
wordt, zoodat hij zou breken. Verder
wordt op den bodem een laag cokes
van ongeveer 15 c.M. dikte gebracht,
waarop dan vervolgens de aardappelen
komen. De cokes mag niet fijn zijn;
men neme stukjes zoo groot als een
walnoot ongeveer.
I)e cokes ontwikkelen gassen, die de
kieming van de aardappelen schijnen
tegen te gaan.
CORRESPONDENTIE.
Hondenrassen.
Hondenfokkers zijn vaak zeer en
thousiaste menschen, maar hun enthou
siasme maakt ze wel eens een beetje
bevooroordeeld. We kregen al een pro
test van een fokker van Duitsche
Herdershonden, die beweerde, dat
ernstige fokkers er wel tegen gewaakt
hebben om de door ons aangeduide
fouten in hun dieren te brengen. Wan
neer die fokkers naast hun ernst ook
kennis van fokleer e.d. bezaten, dan
zullen zij inderdaad wel in het vermij
den der bekende fouten geslaagd zijn.
Tenslotte kunnen we in deze korte
artikeltjes slechts de fok-resultaten in
het algemeen bespreken en we zullen
niet zoo dwaas zijn om te beweren,
dat er onder de vele duizenden fokkers
van D. H. honden geen lieden met
voldoende verstandige inzichten ge
vonden zouden worden, die er een
eigen methode op na houden en ge
weigerd hebben om slaafs de aanwij-
ziglngen van eenige «kynologische
adviseurs", die maar steeds in een
zelfde bloedlijn wilden zien doorge
fokt. Den langen bouw van Duitsche
Herdershonden vindt bedoelde protes
teerer.de fokker zéér wel te verdedigen.
Wij ook 1 We hebben het tegendeel
volstrekt niet beweerd. De D. H. hond
is een gebruikshond, hij moet lang en
gelijkmatig kunnen dravenjwelnu.de
lange lijn" werkt immer schokbrekend
en bevordert een gelijkmatigen gang. Zit
maar eens in een kort- of langge-
bouwden auto, dan zult ge het ver
schil wel bemerken. Waar we slechts
bezwaar tegen hadden, is, dat ter ver
krijging van de lange lijn en andere
uiterlijkheden van bouw tè veel van
inteelt gebruik is gemaakt en het ka
rakter van den hond daardoor is ge
schaad. Bovendien heeft men overdre
ven men ziet tegenwoordig tal van
D. H. honden, die tè lang van bouw
zijn en als gevolg daarvan veelal een
doorgezakten rug hebben, wat afschu-
Hebt Gij pijtl in
verdrijft de pijn
welijk is en dan ook als een groote
fout wordt aangemerkt.
BINNENLAND.
Op het traject Amsterdam Brussel-
Parijs wordt 15 Mei een nieuwe dienst
regeling ingelegd met een paar Pullman
treinen. Deze treinen zullen het
genoemde traject afleggen in ongeveer
7'/a uur en geheel bestaan uit Pullman
rijtuigen le en 2e klasse.
In deze treinen zal een bijzondere
toeslag worden geheven.
Van Amsterdam C.S wordt het ver
trek 12.15. (van Den Haag 13 06, van
Rotterdam 13.32, aankomst Parijs Nord
19.30; van Parijs Nord wordt het.ver
trek 11 00 met aankomst te Amsterdam
ten 18 57, (te Rotterdam 17.36, te Den
Haag 18 04).
De bestaande verbindingen Amster
dam—Parijs en omgekeerd blijven
gehandhaafd, behoudens versnelling
van sommige treinen, doch slechts met
geringe wijzigingenop het Nederlandsch
parcours.
De 24 uurtijd wordt dan ingevoerd.
Het verdrag met België.
Ten opzichte van dit verdrag zelf
heeft de „N. R. Ct." nog een mede-
dceling te doen, die ons op zich zelf
reeds geschikt lijkt, ieder weldenkend
Nederlander, die nog geaarzeld mocht
hebben, te overtuigen van de onaan
vaardbaarheid van het verdrag. Want
zonder kennis van dit totnogtoe onbe
kende feit heeft men slechts een zeer
onvolledige voorstelling, zoowel van
de onmiddellijke gevaren die het ver
drag meebrengt als van de wijze, waar
op België tracht, ons de dupe te laten
worden van onze grootmoedigheid.
Zooals bekend is, heeft België on
derhandelingen gevoerd met Duitsch-
land over een teruggeven van Eupen
en Malmédy aan het Duitsche rijk. Het
tot stand komen van een regeling is
slechts mislukt doordat Poincaré om
begrijpelijke redenen zijn veto uit
bracht tegen de reeds getroffen schik-
king.
Bij die onderhandelingen nu heeft
België den Duitschers voorgesteld, om
een gedeelte der tegenprestatie te laten
bestaan in een grootscheepsche bevoor
deeling van de haven van Antwerpen.
Wij kunnen voor de juistheid van deze
rriededeeling instaan, en zouden haar
zelfs moeten handhaven tegenover een
mogelijk Belgisch dementi. Dat de
voorloopige schikking dit punt niet
omvatte, ligt daaraan, dat de Duitschers
terugschrikten voor de vergaande strek
king van het voorstel, dat zij als een
zoo sterk aan banden leggen van hun
bewegingsvrijheid beschouwden, dat
zij de voorkeur gaven aan zuiver
financieele offers.
Dit voorstel is gedaan, nadat het
Belgisch-Nederlandsch verdrag reeds
geteekend was. Dit was toen blijkbaar
de opvatting der Belgen van de „vrije
en loyale mededinging" tusschen Ant
werpen en Rotterdam, die het verdrag
zou moeten inluiden.
Is Nederland verantwoord tegenover
de levenseischen van zijn havens als
het ondanks dit alles eindeloos den
grootmoedige speelt En moet het
tegenover dergelijke feiten voortgaan,
zijn toestemming te verleenen tot het
graven van het groote kanaal Moer
dijk—Schelde, dat volgens Belgische
deskundigen beter is dan iedere andere
denkbare verbinding tusschen den Rijn
en de haven van Antwerpen, en dat
beraamd lijkt om de vervulling van
de voorwaarde die België aan Duitsch-
land heeft gesteld, op grootscheepsche
wijze mogelijk te maken
Men bedenke: Duitschland heeft
nu geweigerd, maar het accoord, dat
om zijn principieele beteekenis voor
Duitschland oneindig grootere politieke
beteekenis heeft dan het terugverkrij-
gen van een stukje gebied, is nog
niet getroffen. Duitschland kan nog
voor de verleiding bezwijken.
Maar, zelfs deze mogelijkheid nog
daargelaten: Hoever zal onze lank
moedigheid en zelfverloochening gaan
tegenover onze buren, die deze met
alle middelen trachten 'te misbruiken.
De minister van Arbeid, de heer
Slotenmaker de Bruïne, is gisteravond
te Heerlen aangekomen, om zich per
soonlijk op de hoogte te stellen van
de woningtoestanden in de mijnstreek.
In verband hiermee zal de minister
vanavond een onderhoud hebben met
afgevaardigden van de mijnwerkers
bonden. Jn den loop van den dag
heeft hij eenige woningcomplexen
bezocht.
Blijf daarmee toch niet loopen. Akker's
Kloostcrbalsem zal Uw pijn onmiddellijk
tot bedaren brengen, U snel behaaglijke
verlichting, kalmte en rust bezorgen.