leilüll.
Twee bekende figuren uit de Schoenenwereld.C
J. F. Peters-Weijtens,
A. J. Linneweever
de bekende schoenwinkelier uit Rotterdam
(Den Haag—Amsterdam) die 14 dezer 70 ja
ren werd onder zeer vele blijken van belang
stelling. Hij was lid der jury der Int. Ten
toonstelling Waalwijk 1925.
bekend Maatwerker in Den Haag, wiens
zaak 15 Januari 1.1. 100 jaren bestond.
daar dan mooi zijn als in de plaats
van het zilveren maanlicht het gouden
licht der zon de aarde beschijnt. Dat
te zien ware voor mij het hoogste
geluk 1
Kind, kind, pas op dat vader
het niet hoort, want je weet, dat het
streng verboden is op de aarde te
zijn, als hier het morgenuur slaat
Ik weet het moeder en denk er
aan en toch....?
En toch zou ik je raden steeds
bijtijds binnen te zi]n, wil je althans
'sKonings gunst niet verliezen en het
vertrouwen van je ouders.
Ik zal gehoorzamen, omdat U
mijn moedertje bent.
Nu ga dan en zorg op tijd hier
Jcrug te zijn.
En Oza gaat en komt ter plaatse,
waar de Fee hem verwacht en waar
hij tevergeefs op het hertje wachten
zal. Het is vreemd, zegt hij bij zich
zelf, noch de haas, noch het konijntje,
noch het hert, noch de vos kruist
meer mijn pad Het is vreemd.
Ja Oza, dat ook vreemd en
ook weer niet. Jij komt op de boven
wereld om veel te zien, is niet zoo?
Ja lieve Fee, dat is zoo
En daarom zorg ik steeds voor
andere rijpaarden en andere lucht
schepen. Kijk wat ik vandaag voor
j >uw paard bestemde.
En met dat de Fee dit zei, klopt
ze drie keer tegen den eik waaronder
ze stonden en zie.... daar streek met
zwierigen zwaai een groote uil voor
hun voeten neer.
Oza schrok niet weinig, toen hij
dat vreemde dier voor zich zag en
wist niet wat hij er van denken moest
Klim op Oza, en vlieg heen
door het luchtruimbewonder den
sterrenhemel boven je hoofd en zie
hoe dorpen en steden aan elkaar
grenzen door weiden en bouwvelden
en bosschen en dan.... zullen we wel
weer zien.
En nauwelijks heeft de Fee uitge
sproken of daar beweegt het levend
luchtschip zich reeds in de lucht,
stijgt al hooger en hooger tot ver
öoven de toppen der boomen en ver
dwijnt over het woud naar de vlakte,
waar steden en dorpen in diepen rust
gedompeld liggen.
Oza klapt In de handen van pret
Zoo heerlijk vloog hij nog nooit. Nu
tioog, dan laagnu vlak scherend
langs een kerktoren, dan een rivier
volgend waarin de maan en duizenden
sterren weerspiegelden en die zich
voortkronkelde als een zilveren slang
door de groene vlakte; dan weer stij
gend langs de steile rotswanden om
bebouwde en vruchtbare laagland,
tot plots.... als door een geheime
kracht gedreven de uil cirkelend om
laag schiet en een muisje grijpt voor
het nog in een muizengaatje verdwij
nen kan.
Boem! daar ligt Oza meteen tegen
den grond. De uil is weg met zijn
prooi en het zal lang duren eer Oza
z'n wonderlijk vliegtuig weer zal
terugzien.
Wat nu? Oza heeft veel gezien en
dit oplettend beschouwen van de
slapende aarde die onder hem lag en
den schitterenden sterrenhemel die
zich boven zijn hoofdje welfde, doet
hem voor een wijle de oogen sluiten
en.... daar valt onze kleine lucht
reiziger in slaap en droomt van ster
ren en zonnen en manen en van
steden en dorpen en weiden en bos
schen en van nog veel, veel meer
Daar schrikt hij plots wakker.
Hij hoort een vreemd geluid. Het is
de haan, die kraait
Met een ruk springt hij recht op,
wrijft zich de oogen uit en.... wil op
het voorbeeld van de Fee. den uil
roepen. Hij klopt driemaal haastig
tegen den boom, waaronder hij rust
en wacht
....Niemand komt. Daar kraait de
haan ten tweeden malen en duidelijk
merkt Oza reeds dat de dag gaat
beginnen en weldra de zon boven de
Oosterkim rijzen zal.
Wat te doen
Nog eens en nog eens slaat hij
tegen den boom.
Niemand komt. Dan legt hij zich
neer op het zachte mos en.... roept
om de Fee, die hem helpen zal en
slaapt weer in. En.... als hij wakker
wordt ligt hij in het heldere ledikantje
bij zijn moedertje thuis en ziet het
volle daglicht. d i. het volle licht
der electrische booglampen die de
onderwereld verlichten zijn kamer-
tje vullen.
Dan springt hij op en roept
„Moeder*. Hij begrijpt het niet en
kan het nog niet verklaren, hoe hij
toch in zijn eigen bed kwam te lig
gen, want hij wist zich niets te her
inneren hoe hij hier kwam en wat
met hem gebeurt was.
Daar verschijnt moeder. Zij zal
straks wel alles ophelderen en dan
zal Oza dankbaar op zijn knietjes
vallen en uit dankbaarheid bidden
voor haar, die hem zoo trouw be
waakte en hem weer bij moeder
bracht, toen hij verdwaalde op de
groote wereld boven de aarde.
(Wordt vervolgd.)
Met loome passen, nu en dan
angstig en gejaagd omziende, stapte
boer Uiller, met z'n armen zwaaiend,
over den weg. 't Was niet gemakkelijk
vlug voort te komen de wegen waren
modderig en bezaaid met groote plas
sen. resten van den hevlgen stortregen
van gisteravond.
„Wat 'n weertje was me dat gister,"
mompelde hij in zichzelf, „'s jonge,
'sjonge, dat was lang niet malsch."
voegde hij er aan toe met 'n hoofd
knik, ten teeken dat hij 't goed met
zichzelf eens was.
„Ja," peinsde Diller verder, „waar
Karei toch heeft gezeten Daar snap
ik niks van."
Nog maar aldoor aan Karei den
kend, naderde hij ongemerkt zijn
roggeveld, waar de regen ook niet
tevergeefs was bezig geweest.
Nou, nouDie rogge had me een
knak gekregen. Wat was ze tegen
den grond geslagen. Jammer toch,
nu ze net zoo flink in de aar gescho
ten was Als dat maar geen mislukte
oogst opleverde Jammer Ja, maar....
wie weet, misschien kwam ze....
„Goeien dag, Diller, 't is er nou
rustiger dan gister, wat?" klonk plot
seling een stem achter hem.
„JaO, zieGoeien dag ook,
Frenkel |a, of 't rustiger is," groette
hij haastig terug, 't Was z'n buurman,
die, de handen in z'n broekzakken
gestoken, rustig ui! z'n lange pijp
stond te dampen.
„'t Was anders bar, 'sjonge,'sjonge,"
begon Diller weer.
„Hm, nou! Maar..., e.... wat heb
ben ze Garretsen leelijk te pakken
gehad."
„Wat zeg je nou, Garretsen?"
vroeg Diller, een en al verbazing.
„Ja, die hebben ze..hé, heb je
daar nog niks van gehoord? daar
zijn ze vannacht op visite ge-
wiest."
Hier eindigde de nieuwsbode, zeker
om Diller nog nieuwsgieriger te
maken.
„Nou. vertel verder," liet deze zich
ongeduldig hooren.
„Wel, daar hebben ze ingebroken",
kwam er bewust kalm uit. terwijl een
flinke trek uit de lange pijp deze
bewering scheen te bevestigen.
„Wat?" kon Diller er nog uitbren
gen, „wat.... wat zeg je meen je
dat in ernst?.... hebben ze?.... toch
niet ?.v... dat kan nietv... ingebro....
dat meen je toch niet?"
„Hij heeft 't me zelf verteld van
morgen, toen hij 't vleesch bracht.
Ik heb 't niet gedaan, anders zou ik
't wel zekerder weten."
Diller stond verbluft, wist niet wat
te zeggen. Ingebroken Dan zou
tochHoe kwam hij toch op die
gedachte? Maar, waarom was....?
't Was wel waar, wat Frenkel dien
morgen aan Diller had verteld Bij
Garretsen was, ongevraagd, twee hon
derd gulden weggehaald.
Wie de dader was, wist niemand.
Ja toch! Boer Diller was het te weten
gekómen. Dienzelfden morgen nog Na
even gepraat te hebben met z'n buur
man, was hij naar huis terug gewan
deld, al maar denkend aan dien dief-
stal en aan 't Iaat thuiskomen van
z'n zoon. Hij had Karei gevraagd,
voor de derde keer al, waar hij was
geweest, 't S>cheen, dat 't hem plotse
ling te benauwd was geworden, want,
na een driftigen blik op zijn vader
te hebben geworpen, was hij ineens
beginnen te beven. Toen was hij met
het hoofd op tafel gevallen en had
gesnikt, gesnikt, al maar door. Ook
enkele woorden had hij gestameld,
maar die had z'n vader niet kunnen
verstaan. „Stil nou maar, Karei, zoo
erg is 't niet, stil nou toch. jongen."
had hij tegen hem gezegd Eindelijk,
nadat hij hem kalm de hand op het
hoofd had gelegd, was hij tot bedaren
gekomen. En.... hij had bekend Alles.
Niets had hij verzwegen. Van z'n
vrienden, die altijd trakteerden en hij
nooit, omdat hij geen geld hadvan
hel geld, dat hij had zien liggen bij
Garretsen den vorigen avond; van de
deur, die gemakkelijk was open te
krijgen.
„O, jongen, wat spijt me dat, wat
spijt me dat", zei z'n vader, die zich
met veel moeite bedwong, „wat spijt
me dat, maar... wacht eens. Daar
schiet me 'n oud verhaaltje te binnen.
„Luister eens".
En Diller vertelde, terwijl z'n jongen
maar half luisterde
„Een heer is in een winkel, doet
enkele boodschappen en heel vlug
verdwijnt ie weer. 't Leek wel dat ie
grooten haast had. 'n Zakje sigaren,
dat ie had gekocht, verdwijnt vliegens
vlug in z'n binnenzak en met groote
stappen is ie spoedig 'n eind weg.
Even later komt 'n kleine jongen
op den winkel af, 'n boodschappen-
mandje aan den arm. Maar wat doet
die kleine baas? Voor 't winkelraam
zet ie z'n mand neer. bukt zich haastig
en... daar raapt ie 'n portefeuille op,
waarna hij begint te roepen van
Meneer, meneer!" Zie je, hij had
staan en liet zich willoos arresteeren.
Toen hij van den schrik bekomen
was, loochende hij eerst iets met den
moord te maken te hebben. Men vond
echter bij hem thuis de met bloed
bevlekte bijl. waarmee de daad gepleegd
was. Steirer bekende toen, dat hij een
zak zemelen bij den herbergier had
moeten brengen. Hij had toen het plan
opgevat de bewoners van de herberg
te dooden zich het geld van den
herbergier toe te eigene?!. De bijl had
hij in den zak verstopt. Na zijn daad
verricht te hebben, nam hij al het geld
mee, dat hij vinden kon, 7 millioen
kronen. Daarop ging hij naar huis om
zich te verkleeden.
Toen de moord ontdekt werd was de
dader een der eersten, die er bij waren
en riep hij het\hardst, dat men zorgen
moest den moordenaar te pakken te
k'ijgen. Hij had gedacht alle drie
zijn slachtoffers gedood te hebben.
De gendarmerie gelooft met Steirer
een goede vangst gedaan te hebben.
Onlangs zijn achtereenvolgens twee
mannen spoorloos verdwenen, die het
laatst met Steirer gezien waren.
Toen na de voorstelling in een
circus te Leicester de leeuwentemmer
Wombwell de zieke welpen van een
leeuwin in haar kooi ging verzorgen,
brak een leeuw door de afscheiding
en wierp zich op den ongewapenden
temmer.
Wombwell werd in een hoek van
de kooi gedreven, waar hij hulpeloos
aan de woede van het dier was over
geleverd. Reeds waren zijn schouders
opengereten, toen opeens de leeuw
zelf do^r de moeder van de welpen
werd aangevallen. De leeuwin sprong
haar mannelijken rasgenoot op den
rug en slaagde er in hem van den
temmer af te trekken. Deze wist zich
tot buiten de kooi te sleepen waar hij
in zwijm viel.
Tusschen den leeuw en de leeuwin
ontwikkelde zich een verwoed gevecht,
waarin zich ook de welpen niet onbe
tuigd lieten.
Tijdens een storm aan de kust
van de Kaspische zee werd het schip
Coolas dat in de rivier Kura voor
anker lag, in zee gedreven Een stoom
boot, die ter redding was uitgetrokken
vond het schip als een ijsmassa terug.
Van de twaalf leden der bemanning
waren er elf doodgevroren.
In het centraal station te Kon-
stantinopel is gisteren een binnen
komende trein door verkeerden wissel
stand op een tot vertrek gereedstaanden
trein geloopen en hee t de achterste
wagens van dien trein vernield. Er zijn
5 dooden en 20 gewonden, waarvan
de helft ernstig.
Te Schijndel is het tweejarig
kind van de heer S. P. in een - put
geraakt en verdronken.
Te Venlo viel gisteren op onop
gehelderde wijze een radiaalsteen van
een in aanbouw zijnden schoorsteen
voor een warenhuis. De schoorsteen
had reeds een hoogte van 19 meter
bereikt. De op den grond werkende
opperman P W. werd door den steen,
die een gewicht had van 3l/2KG.,op
het hoofd getroffen. Bewusteloos werd
de jongeman naar het R K. gasthuis
„St. Joseph" vervoerd, alwaar schedel
breuk werd geconstateerd. Er bestaat
weinig hoop op behoud.
De werkman E. die Zaterdag bij
werkzaamheden aan de electrificatie
van den spoorweg te Haarlem van een
hoogte van rond 5 M. viel, is aan de
gevolgen overleden.
{Alle stukkendeze rubriek betreffende,
te zenden aan
Oom Wim, ,fDe EchoWaalwijk.)
Lieve Nichtjes en Neefjes.
Wat ik veronderstelde is nu toch
bewaarheid; de gelukkige vriendjes
van onzen grooten raadselwedstrijd
die nog in gebreke waren gebleven
aan den ouden Raadseloom een kleine
doch vriendelijke attentie te bewijzen,
hebben hun onachtzaamheid vlug goed
gemaakt.* Hiervoor mijn oprechten
dank.
Het schenkt mij groote voldoening
dat ons hoekje zooveel belangstelling
gaat krijgen. Bijna eiken dag ontvang
tk brieven waarin groote en alge-
meene instemming wordt gegeven met
't streven van ons jeugdtooekje. Tal
van ouders schreven me dat ze met
evenveel belangstelling ons hoekje
volgden als hun kinderen.
Een oud onderwijzer gaf mij te
kennen dat ons hoekje van meer
waarde is voor de jeugd dan het
oppervlakkig wel lijkt; dat ons hoekje
studieijver kan verwekken en peda
gogische(d i. opvoedkundige) waarde
heeft.
Lieve Nichtjes en Neefjes, dit stemt
tot vreugde. Ik voor mij zal niets
ongedaan laten om van ons hoekje
iets waarachtig schoons te maken
Maar daarvoor heb ik jullie aller hulp
noodig, jongens en meisjes! Alleen
kan ik niets beginnen, zooals ik reeds
eerder heb gezegd. Jullie allen moeten
krachtig meehelpen. Om in ons hoekje
groote verscheidenheid te brengen,
moeten jullie je goede wenschen maar
eens te kennen geven. Schrijf maar
eens gerust waarover wij zullen schrij
ven. Heb je een of ander onderwerp
waarover je graag iets meer zoudt
willen weten, dan is Oom Wim lang
geen slechte vraagbaak.
Bovendien heeft ons hoekje nu
eenige vaste vrienden medewerkers
gekregen, zooals b.v. Piet, die me
voor deze week een verhaaltje stuurde,
speciaal voor de grootere jeugd, ge
titeld „De eerlijke vinderIk raad
jullie ernstig aan. leest dit eens heel
aandachtig. Voorts zullen we voor de
.grootere jeugd nog een los rubriekje
openen onder den titel „Gedachten en
ideeënHiervoor mogen jullie ook
copie inzenden, maar denk er aan,
dat, wanneer uw inzending niet oor
spronkelijk is, om precies bron en
naam te vermelden.
Voor de volgende week heb ik
belangrijk nieuws. En dan zult ge
moeten getuigen dat Oom Wim in
ons hoekje wil geven „voor elk wat
wils".
Uw aller
OOM WIM.
CORRESPONDENTIE.
Joa f Van harte welkom. JoaDat
opstel van je was zeker een verras
sing voor me. Ik heb het gelezen,
maar, je neemt het me zeker niet
kwalijk Joa, is dat allemaal wel eigen
werk? Toen ik het las, meende ik me
te herinneren een soortgelijk verhaal
op school gehoord te hebben. Hoe
het ook zij, je bent ik elk geval wel
kom in ons hoekje en ik geloof ook
wel dat je aanleg hebt om mooie
verhaaltjes te maken. Schrijf me eens
oprecht in hoeverre er vreemde aarde
in „De bannelingis gevallen.
Probeer ook eens een sprookje te
maken, Joa. maar denk eraaneen
voudig te blijven in natuurbeschrij
vingen.
Wout Blokhuis. Ja, m'n vriend, je
wilt „Paddeltje" in hoofdzaak de
schuld geven, maar ik geloof toch
dat de eigenlijke schuld op Wout
terugvalt. Maar dat is niet zoo heel
erg. Ik kan me best voorstellen, dat
„Paddeltje" gedurende een week de
voornaamste plaats bij jou heeft inge
nomen en vader en moeder, je vrien
den en.... Oom Wim achteraan kwa
men. Met belangstelling zie jk uit
naar een opstel van je Bij voorbaat
zeg ik je reeds een plaatsje toe.
Clastentje van Vulpen. Ik ben zeer
erkentelijk voor je lief briefje, Cla
stentje Het doet me zeer veel ge
noegen te hooren, dat het boek in je
smaak is. Onder de talrijke prijzen is
het door jouw gewonnen boek het
mooiste van inhoud.
Het is ook vooral goed om door
ouderen te worden gelezen. Ik lees
steeds gaarne werken van Rönne.
Wou jij me een opstel en/of vers
zenden Dat vind ik fijn. Zal je
zusje S. dit ook eens willen doen
Dag Clasientje 1 Vele groeten ook voor
moeder en je zusjes.
Christiaan. 's Jonge, 's jonge, Chris-
tiaan jij laat van de eene verbazing
in de andere vallen. Werkelijk vriendje,
ik word verlegen met m'n houding.
Zou ik nu nog langer durven twijfe
len Dat zou fataal zijn, Christ.
Vriend ik geloof je. Ja. dan heb ik
ditmaal ook al heel ongelukkig gera
den. Ik kan anders zeer goed raden,
en met vrij groote zekerheid uit brie
ven e a. conclusies trekken.
Maar ditmaal heeft me deze „zeker-
heid" dan toch parten gespeeld. Enfin
Chr., men is nooit te oud om te
leeren. Of jij me versjes mag sturen?
Nou en maar wat graag Maandag
verwacht ik je eerste bundeltje, Chris
tiaan. Veel succes.
NACHTELIJKE AVONTUREN VAN
OZA, DEN KABOUTER,
door Oom Wim.
VII.
Als Oza, zooals gewoonlijk den
volgenden dag ontwaakt en aan zijn
bedje zijn eigen moedertje ziet staan,
hem glimlachend „goeden dag" toe-
wenschend, dan komt hem weer het
laatste avontuur voor den geest en
vóór hij zich aankleedt moet hij nog
even zijn hart uitstorten en zijn moe
dertje deelgenoote maken van alles,
wat er in z'n hoofdje omging.
Moeder, zoudt U erg bedroefd
zijn als ik eens niet meer weerom-
keerde en op de bovenwereld bleef?
Maar kind, hoe kom je er bij
Je doet me schrikken. Wat is dat nu
voor een vraag? Ik wil niet dat mijn
Oza wegblijft. Oza is mijn alles en
me lief als 't licht mijner oogen.
Zonder mijn kleinen jongen was mij
het leven niets meer waard. Maar....
hoe kom je aan die vraag?
Och. zoo maar moeder! Ik vind
het op de bovenwereld reeds fijn als
't maantje schijnt en wat moet het
den anderen kant te dalen in tlCt
(VOOR DE GROOTEREN.)
„DE EERLIJKE VINDER."
Voor
(VOOR DE KLEINTJES.)