V ClT
zjaéftte
■fuiLoL
PUROL
w
CXCVLHSï&n
(vccA dc qftoeT srsO
bewegelijkheid en daarmede van hun
arbeidsmogelijkheid en van hun levens
vreugde. En talrijk zijn degenen, die
door deze kwaal vóór hun tijd inva
lide, ja tot menschelijke wrakken
worden.
Het moet ook tot ons publiek door
dringen. dat de rheumatiek een sociale
ziekte is die groote economische
schade in onze maatschappij aanricht
En zulk een euvel kan niet met kleine
middelen worden bestreden.
Herinner u. hoe de tuberculose, de
„tering", vroeger als ongeneeslijk werd
beschouwd. En hoe geheel anders,
hoeveel krachtiger staan wij nu daar
tegenover Zoo moet het ook met de
rheumatiek gaan. In de geheeie be
schaafde wereld ziet men de noodza
kelijkheid hiervan in. En ook de mo
gelijkheid. Men heeft een Internationale
Organisatie tot bestrijding der rheu
matiek opgericht, waarvan, het secre
tariaat in Nederland is gevestigd En
in Nederland is er een nationale ver
eeniging tot dat doel gesticht.
Ingediend is een wetsontwerp
tot vaststelling van de begrooting van
inkomsten en uitgaven van het Wegen
fonds voor het dienstjaar 1927.
De ruimere fondsen, welke al reeds
dadelijk voor de verbetering van de
Rijkswegen zullen gaan vloeien, maken
het mogelijk, om in de eerstkomende
jaren den bestaanden achterstand op
dat gebied in te halen en om. naar de
Minister vertrouwt, in een tijdsverloop
van 5 jaar de bestaande wegen In
zoodanigen toestand te brengen dat
redelijker wijze geen klachten daarover
meer behoeven te worden geuit.
Om voor het werk aan de Rijks
wegen de fondsen van het wegenfonds
te kunnen aanspreken, behoort een
Rijkswegenplan te zijn vastgesteld,
waartoe bereids de noodige voorbe
reidende maatregelen zijn getroffen.
Eveneens is de vaststelling van dt
provinciale wegenplans in voorberei
ding bij de provinciën, zoodal gehoopt
wordt, dal ook voor de provincial
wegen zeer spoedig over een uitkeering
van het wegenfonds zal kunnen worden
beschikt.
In totaal wordt voor onderhoud,
verbetering en aanleg van wegen
voorkomende in het Rijkswegenplan
f 11 205.550 en voor ui keeringen aai
de provinciën f 3 045 000 in 1927 uit
getrokken.
Nog wordt erop gewezen, dat de
wegenbelasting, waaruit voor een be
langrijk deel de bovengenoemde uit-
gaven moeten worden verkregen, eerst
van 1 Mei 1927 af zal werken.
Voor de wegen in Noord-Brabant
is ui'getrokken f 843 000, waarvan
Alle correspondentie, deze rubriek
betreffende, te zenden aan:
„OOM WIM" De Echo Waalwijk.
PASCHEN.
Onze wedstrijd.
Lieve Nichtjes en Neefjes,
Ja, zoo hebben we dan Paschen, en
wensch ik al mijn kleine en groote le
zers en lezeressen een Zalig Paasch-
feest.
Voor de groote menschen zijn de
Vastendagen thans voorbij. Maar jul
lie hebben je in de vastendagen toch
ook wel iels weten te ontzeggen! An
ders kunnen we immers ook geen Pa
schen vieren, Paschen, 't feest van
Licht en Vernieuwing. En voor die
vriendjes, welke zich een kleine ver
sterving wisten op. te leggen, kijk, voor
dezulken klinken de Paaschklokken
nu vroolijk in de ooren. Paschen is een
feest van groote beteekenis voor ons
allen, dat zullen de eerwaarde broe
ders, zusters, onderwijzers of onder
wijzeressen, wel met u besproken heb
ben. Dit Hoogfeest geeft ons een reini
ging van de menschelijke ziel, en na
der streven tot den Schepper die voor
ons stierf en verrees, en geluk bracht
alom. Christus verrees voor de klei
nen zoowel als de grooten en 't is of
dat zich ook uit in alles rondom ons.
Kijk eens naar de natuur, alles leeft
weer op, overal hespeuren we 'n nieuw
leven en ook de dagen worden langer
en lichter. Zelfs ons hoekje heeft niet
willen ten achter blijven bij die alge-
lieele venieuwing en kreeg zooals jullie
zien, een nieuw hoofd boven onze ru
briek. Wat zeggen jullie daarvan? Dat
is een heel aardig plaatje wat Jac.
Bergmans zoo keurig voor den Uitge
ver van dit blad heeft geteekend. Men
f 576 350 voor verbetering en aanleg, I ziet hieruit hoe ver men het in teeke-
hoofdzakelijk bedoeld voor het aan- I nen en schilderen, in z'n vak brengen
brengen van meer moderne, tegen het kan als men in zijn jeugd ernstig en
verkeer bestand zijnde wegdekken. vlijtig werken wil. Volgt jullie dezen
Prinses Juliana krijgt van rechtswege] ieuZcUZcn teekenaar na! Ziet, hoe
zitting in den Raad van State. |iier (,ie klcine ruiters te paard zitten!
Ze zijn in sprookjesland waar won
dere dingen gebeuren. Zie, ze stijgen
weg van deze aarde om daar ver in
schoone landen ongestoord te kunnen
genieten in het rijk hunner fantasie.
We gunnen deze kranige ruitertjes
van harte dit plezier enwillen zelf
ook niet achter blijven.
Kom, springen we zelf te paard, ren
nen we deze ruiters na, naar schoone
aar 't goed is. Maar
we werken, ons school
werk afmaken of eerst onze huiselijke
bezigheden doen en danneen dan
nog niet naar sprookjesland eerst nog
AAN DEN SLAG VOOR ONZEN
RAADSEL- EN REBUS-WEDSTRIJD.
Een lief lezeresje, Leontientje heet
ze, was zoo vriendelijk om me een
rebus te zenden die ze zelf gemaakt
had. Ze vroeg me, of 'k deze geschikt
vond voor de grooteren.
Toen ik den rebus zag sprong ik op
van plezier. Kijk, dacht ik, zoo iets
wilde ik net liebhen. Leontientje ik
De Rijksverzekeringsbank blijft ce-1 datnk J.e ook hartelijk namens al mijn
vestigd te Amsterdam. vriendjes.
Dan kreeg ik nog van Nicht Miesje
een rebus en eenige raadsels, waar
voor ik hier onder dankzegging gaarne
een plaatsje inruim. Ik zou datzelfde
nichtje willen vragen om voor Oom
Installatie in een plechtige
buitengewone zitting.
Zooals men weet, zal H.KH Prinses
juliana, volgens de desbetreffende be
paling van de Grondwet dat de Prins
van Oranje en de dochter des Konings,
die de vermoedelijke erfgenaam is
van de Kroon, nadat hun achttiende
jaar is vervuld, van rechtswege zitting
hebben in den Raad van State, eerlang I oorden, dar waa
In dat Hooge Staatscollege zitting eerst moeten we
krijgen.
Naar wij vernemen, ligt het in de
bedoeling, in verband hiermede in
een der eerste dagen van Mei eene
plechtige buitengewone vergadering
van den Raad van State te houden,
welke door H.M. de Koningin zal
worden gepresideerd.
Kon. Bezoek.
De Kon. Familie zal van 17—23
Mei e k een bezoek brengen aan
Amsterdam.
R. V.B.
DOE HET DAN:
ALLE BOEKEN ZIJN NOG VOOR
EEN WEEK AAN HET BUREAU VAN
„DE ECHO", GROOTESTRAAT
GEëTALEERD.
het rebusje kunnen zij ook wel oplos
sen; zij doen dus mee in afd. A.
Om rebussen en raadsels op te los
sen daar moet je slag van hebben en
zoo zullen er misschien zijn die liever
en gemakkelijker een verhaaltje schrij
ven. Welnu ook dezulken kunnen mee
doen.
Deze rangschikken we dan onder
afd. C. Natuurlijk mag men èn aan B.
en aan C. tegelijk mee doen. De kans
om twee boeken te winnen wordt dan
grooter. En nu zullen we een tijd van
inlevering vaststellen. Luister goed:
Alles moet vóór of op Donderdag 21
April worden ingezonden.
Hebben jullie de mooie boeken ge
zien in de etalage aan het bureau van
„De Echo"? Nou, dan zul je 't wel met
me eens zijn, dat 't zeker de moeite
waard is om mee te doen.
DOET DAAROM ALLEN MEE!
En nu mijn lieve nichtjes en neefjes,
allen dapper aan den slag. Laat het in
zendingen regenen uit héél de Lang
straat.
Spannen we samen, gij allen met mij
vooral de crootcren Lily, Leontientje,
Piet, Paul, Cupido en vele anderen, om
ons hoekje steeds mooier te maken.
Ik wensch jullie allen veel succes en
pleizierige Paaschdagen.
Uw aller
OOM WIM.
DENK ER AAN!
DE OPLOSSINGEN MOETEN
VóóR OF OP DONDERDAG
21 APRIL A.S. BINNEN ZIJN.
DE ZINGENDE STEEN.
Een Oostersch sprookje
door Lily.
Een welrieken le geur zweeft door
de marineren zaal, waar koelte en
zaclit licht de hitte van de Egyptische
zon verdrijven. Zooeven is Abdallah,
de zoon van Achmed den deugdzame
thuis gekomen. Zijn reis is zwaar en
vermoeiend geweest, want zijn over
leden vader had vele rijkdommen ach
tergelaten. Zijn schepen voeren op
iederen oceaan en dreven handel met
ieder land. En nu kwam Abdallah uit
rusten in de witte villa van zijn moe
der Esneh, die verscholen lag in een
vruchtbare vallei te midden van ei-
troenboomen en cypressen, vlak bij
het oude Mempfis en in de onmiddel
lijke nabijheid van de blauwe Nijl.
Abdallah zat aan de voeten zijner
moeder en verhaalde, terwijl de oude
Aisa onhoorbaar rondliep en de lie-
velingsspijzen aandroeg van haar ge
liefden jongen meester.
Esneh's oogen streelden den jongen
man aan haar voeten en toen hij de
oogen tot de hare opsloeg en vroeg of
zij tevreden was, legde zij haar hand
op zijn voorhoofd en sprak „Gij zult
zijn als uw vader was." Abdallah nam
dan haar beide handen„Wat zijt gij
goed en schoon, moeder. Wilt gij nu
wat voor mij zingen?"
Esneh neemt dan haar harp en wel
dra klinken zilveren toonen helder op
en zij vullen de ruimte met lieflijke
beelden. Met gesloten oogen luistert
Abdallah toe en als de nacht haar
sluier weeft, zinkt Abdallah's hoofd
in de kussens en slaapt hij in, terwijl
zijn moeder over hem waakt. Is er
schooner sluimeren denkbaar dan on
der de trouwe oogen eener moeder?
Gouden stralen werpt de Egypti
sche morgenzon over de stad Mempfis
en baadt het marmeren paleis waai
de Pharao heerscht in gouden schijn.
Koning Cliufu staat op het terras en
zijn oogen gaan over de stad aan zijn
voeten. Hij ziet de witte huizen, de
slanke minarets, heerlijke tuinen en
dat alles omkranst door de oude Nijl.
Doch plotseling verduistert zijn oog,
als hij een fraaie witte bark ontdekt,
die statig het water doorklieft, alsof
haar blanke zeilen meeuwenvleu
gels waren; en meer en meer verduis
tert 's Konings gelaat bij het zien van
de vlag welke het schip in top voert.
„Ha", mompelt hij, „de zoon van
Achmed is dus teruggekeerd. 'tWare
beter dat hij gebleven was op de zwar
te wateren van het Westen. Wreken
zal ik mij Achmed op uw zoon, voor
den smaad mij aangedaan. Abdallah
gij zult ondervinden dat men niet on
gestraft een Pharao op zijn gebreken
wijst."
Al sprekende is hij teruggegaan in
zijn koninklijk vertrek. Hij geeft een
teeken en aan den binnentredenden
dienaar het bevel Abdallah onmiddel
lijk tot hem toe te laten.
Omringd door zijn lijfwacht zit Ko
ning Cliufu, wachtend de grooten van
zijn rijk. Velen zijn reeds verzameld
en nog steeds kondigen de dienaren
welliokende namen aan. Tot men plot
seling hoort: Abdallah, zoon van Ach
med, vorst van Mokattain.
Velen richten zich op. Eenigen ken
nen den haat van den koning tegen
Abdallah's huis. Anderen weten al
leen, den rijkdom en de rechtvaardig
heid aan dezen naam verbonden. Doch
aller blikken gaan welwillend naai
den slanken jongen man in zijn wit
gewaad, 't welk zijn fraai gebronsde
gelaatskleur en zwaarmoedige don
kere oogen zoo fraai doet uitkomen.
Fier schrijdt hij voort tot voor den
troon van zijn heer, dan knielt hij en
kust de hem toegestoken koninklijke
hand. De koning staat op en onder het
uitspreken van eenige vriendelijke
woorden, richt hij den knielende om
hoog en doet hij hem plaats nemen in
een zetel naast hem. Terwijl de Pharao
voortgaat met hem vragen te stellen
over zijne moeder, zijne reizen en zijn
verdere belangen, zien veler oogen don
ker naar dengene die op zoo zichtbare
wijze met weldaden wordt overladen.
Abdallah, jong en nog niet bedorven
door den omgang met hovelingen,
vermoedt niet wat er omgaat in het
hart van zijn Heer. Hij ziet niet den
wreeden trek om diens mond, die al
scherper wordt, naarmate hij zich door
zijn rijksgrooten ziet omringen. Ein
delijk als allen tegenwoordig zijn be
duidt hij Abdallah met een handbe
weging te blijven. Zelf schrijdt hij een
weinig terzijde, zoodat 't lijkt alsof
Abdallah de heersclier is.
Koning Chüfu verheft zijn stem en
als dolkmessen snijden zijn woorden:
„Abdallah, uw vader en u haat ik.
Lang heb ik gewacht, docli nu is het
uur gekomen, dat ik mij wreken zal.
Hoort gij Abdallah? Ik haatte uw
vader, omdat hij, een rijksvorst, mij,
heeft durven zeggen, dat mijn landsbe
stuur niet rechtvaardig was.
Hij is gestorven voor mijn wraak hem
kon bereiken en daarom zal ik mij wre
ken op u."
Met vlammende blikken staat de
koning daar. Abdallah, nog altijd in
zijn zetel, die nu geworden is een
plaats der vreeselijkste vernedering,
AFD.A.
VOOR t^LÊI/IISÏV'tSfO
66
I
II.
Rijksmiddelen.
De rijksmiddelen hebben in Maart
f40 059 000 opgeleverd, of f66.366
minder dan verleden jaar. Sedert 1
Januari leverden zij f 124.656.000 op, I Wim ook eens een verhaaltje te ma-
zijnde f 5.707.000 meer dan in hei I ken- Probeer nou maar niet om te zeg-
eerste kwartaal van 1926 gen: „dat kan ik niet", want jij kunt 't
N.V. Spaarverzekerine voor we!' ?a'.is toch heusch z0° moeiIÜk
Katholieken. je»cr eens ernstlS voor en
c met een beetje goeden wil vindt je wel
nnHpr nr»r»H li P*arv^rzektjiTng is een vorm voor je gedachten. Ik wacht
onder noodregeling der Verzekerings dus af
^ef?laa,st' 't Spreekt van zelf dat Leontientje
l.g l i„ maa,SCh'Ppe"ik kapi- en Miesje welke me voor dezen wed-
aandpelhm Hp".6n Cn 8° ^er f strijd iets zonden niet zullen mededin-
Omiin. °Pge7aa«d- I gen. Bat zullen de overigen trouwens
e_'e.n_IUeel p"«ntage|ook wel begrepen hebben.
Nou, wat zeggen jullie van de rebus
sen? Heel gemakkelijk zijn ze niet,
maar dat moet ook niet he! Met een
beetje inspanning zal je er ecihter wel
komen.
De grooten, die dus ouder -zijn dan
13 jaar, moeten deri rebus eri de raad
sels onder afd. B, oplcsscn.
Voor degenen die jo nger zijn is de
winkans gelijk, want voor hen maakte
ik de raadsels niet zoo :moeilij»k; en
valt nog niets te zeggen.
Ws 30-60,Tube 80ct.BijApoth.en Drogisten.
(voor de kleineren)
1. XXXXXXXXXX
2. X
3.X
4. X
5. X
G. X
7. X
8. X
9. X
10. X
Op de kruisjes van links naar rechts
komt 't zelfde woord als op de kruisjes
van boven naar beneden.
1 een streek in Noord-Brabant.
2 eeji werelddeel.
3 een plaats in Zuid-Holland.
4 een klein zeediertje.
5 een dorpje in Noord-Brabant.
6 iets wat een ieder graag eet.
7 een kleur.
8 een meisjesnaam.
9 een sneeuw- en ijsvermaak.
10 een medeklinker.
Welk dier heeft een geheel nutteloos
lichaamsdeel?
IV.
Welke hanen kraaien niet?
V.
Welke zee heeft geen golven?
HEBBEN JULLIE DE
MOOIE PRIJZEN AL GEZIEN
WELKE DE UITGEVER VAN
„DE ECHO" VOOR ONS
HOEKJE BESCHIKBAAR STELDE?
Af\D.
Twee reizigers in de woestijn waren
voor een bron gelegerd en zouden hun
maal gebruiken. De oudste had vijf
brooden, de jongste drie. Er kwam een
derde reiziger en vroeg om mede te mo
gen eten. Hij biedt daarvoor zooveel du
katen, als zij brooden hebben. Daar
mede nemen zij genoegen en zij deelen
het brood in acht gelijke deelen. Toen
bij het scheiden de vreemdeling de
acht dukaten betaalde, beweerde de
jongste, dat er hem daarvan drie toe
kwamen. De oudste echter zeide, dat
de jongste maar op één dukaat aan
spraak had en hij zelf er zeven moest
hebben. Hij bewees dit duidelijk. Kunt
gij het ook?
III.
Welke ezel heeft zoo hard gebalkt dat
alle menschen op -aarde hem hoorden?
IV.
Zeg me eens, welke steen zingt twee
stemmen?
In een logement aten dagelijks 12
gasten. Zij spraken af, dat zij eiken
middag in een andere volgorde zouden
gaan zitten. Hoeveel diners moesten zij
gebruiken eer zij niet meer verzitten
konden, zonder in dezelfde volgorde
te komen?
(Afd. C.) (voor allen).
Een opstel van minstens vier blad-
zijdjes slechts aan eene kant beschre
ven. 't Opstel moet eigen werk zijn.
zit
TÊQriEUZEAf
SC-nEt-DE