Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
PINKSTEREN.
PINKSTEREN.
(i
P
nan
7ïlen k an mg
i i
FEUILLETON
M755
NUMMER 45.
ZATERDAG 4 JUNI 1927.
50e JAARGANG.
UITGAVE:
WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN.
Telefoon No, 88, Telegr.-Adre»ECHO.
DIT NUMMER BESTAAT UIT
DRIE BLADEN.
EERSTE BLAD.
Als we den sterfdag van^een vader
of moeder memoreeren, worden we
dan niet herinnerd aan de liefde, die
zij ons betoonden en de offers, die ze
ons brachten? Zal de gedachte daar
aan ons niet sterken in ons pogen om
het goede te blijven betrachten en ons
hun zorgen waardig te toonen
Zoo zijn de groote christelijke feest
dagen ook geschikt en bestemd om
onze godsdienstige gevoelens levendig
te houden, opdat we in dankbare her-
innering aan hetgeen Christus voor de
menschheid gedaan heeft, onssterkén.
mogen in den levensstrijd en nader
komen tot het doel van ons bestaan.
Is het misschien, omdat ze niet
Praag aan hun geestelijke plichten her-
innerd worden, dat de materialisten
onzer dagen het liefst maar niet ge
sproken hooren of geschreven zien
over de bedoelde herdenkingsfeesten
Toch, aan die herinnering is niet
te ontkomen. Alles, heel de Schep
ping werkt mee, om de beteekenis
van Kerstmis, Paschen en Pinksteren
tot de menschheid te doen doordrin
gen.
Als het barre winter is om ons en
donkerte de dagen drukt, moeten we
dan niet dennen aan den dood, den
geestelijken dood vooral, die onze
ziel gevangen houdt en als 't ware
geen hoop meer laat En blikken we
dan niet onwillekeurig terug naar het
tijdstip in de geschiedenis, waarin de
menschheid gevangen zat in het
kwade, maar een lichtende ster de
somberte doorstraalde om de plaats
te wijzenf waar de Hoop der wereld
geboren was Dat is Kerstmis 1
En in het voorjaar, als een steeds
krachtiger wordende zon de grijze
wintemevelen verdrijft en nieuw leven
aan den aardbodem schenkt, gaarf
onze gedachten dan niet uit naar het
geopende graf in Jerusalem, waar
engelen verkondden, dat Hij herrezen
was, die door Zijn offer ons vrijmaakte,
herrezen om daarmee te triomfeeren
over de duistere machten, die ons in
ketens geklonken hadden Dat ls
Paschen.
En thans vieren we Pinksteren, her
denken we den dag, dat God Zijne
volgelingen met Zijn Geest bezielde,
opdat zij de kracht zouden hebben om
hun bevrijde zielen ook vrij 1t houden
en door het brengen van de waarheid
aan hunne medemenschen, deze aan
de verlossing deelachtig te doen
worden. L
Roept de stem des Heeren, heel
de natuur ons weer niet op voor de
taak, die Christus op de schouders
Zijner apostelen legde? Alles leeft,
alles werkt in de natuurwat niets
waardig leek, ontwikkelt zich en
maakt zich op tot den schoonen
bloei, als de bekroning van een werk
zaam leven.
„Gaat en verkondigt het woord des
Heeren" was op Pinksteren de last,
die God aan de Apostelen gaf, nadat
Hij ze met den Geest bezield had.
Ook ons wordt de Geest Gods niet
onthouden, want dagelijks worden
we met Goddelijke genade begiftigd.
Ook wij worden tot werken aange
maand. Wel kunnen we niet allen
apostelen zijn, in den zin, als de eerste
discipelen van Christus dat waren,
maar wèl kunnen we door onzen han
del en wandel toonen, dat we kinde
ren God's willen zijn en door ons
voorbeeld bewijzen, dat deugd en op
rechtheid ons gelukkig bewaren in de
genade der Verlossing, waardoor ons
leven zich ontwikkelt tot den bloei
van een latere hemelsche zaligheid.
Dat
Werkt, zoo lang het dag is.
behoeft geen zwoegen te zijn, maar
wel een voortdurende vervulling van
al onze plichten van staat, die vele
zijn en velerlei..
Het is niet moeilijk om apostel te
wezen en het leven behoeft geen doode
letter te zijn voor degenen, die er
waarlijk naar streven hun christelijke
plichten te vervullen. Hoogste chris
tenplicht Immers blijft het nakomen
van de plichten van staat De taak.
die we op ons genomen hebben,
moeten we goed en rechtvaardig vol
brengen, ook onze maatschappelijke
tHdk
Onze dagelijksche arbeid kan een
gebed op zich zelve zijn, als we er
in dien arbeid naarstreven ons nuttig
le maken voor onze naasten.
Arbeidt met vlijt en vertrouwen,
want al zijn onze krachten zwak. dan
zal God ons. indien we het goede
willen, sterken met Zijne genade, gelijk
Hij eens de arme en onwetende vis
schers vervuld heeft me' de kracht om
de wereld te veroveren voor hun God-
delijken Meester.
Tien dagen van stille afzondering
waren heengegaan over de kleine
schaar van leerlingen, die na 's Heeren
Hemelvaart zich hadden teruggetrok
ken in afwachting van Hem, den Geest,
die hen alles onderwijzen zou. Zij
waren eenvoudigenmenschen met
al de gebreken hunner menschelijk-
heid, en den moed der helden kenden
zij niet.
Maar plotseling op den Pinksterdag
daalt de H. Geest neer over deze
„klein geloovigen" en bezield door
de kracht van den Allerhoogste zijn
zij uitgetogen, herschapen in andere
Christussen, in zich dragend mèt de
gave der talen, de kennis der dingen
Gods en den moed der nieuw ge
schapen ridderschap, die landen en
zeeën doorkruisen zou om de Kruis
banier te planten in alle deelen der
aarde de heerschappij van hun Liefde-
toning te verkondigen.
Zij zijn gestorven, maar ze leefden
voort in hunne opvolgers.
Zij zijn gestorven, maar de Kerk is
niet gestorven, omdat Christus met
Haar was, de H. Geest Haar schreden
leidde en de schreden van hen, die
Zij uitzond, om het licht en de liefde,
de vrijheid van het Christendom te
dragen bij slavernij en geestesduisternis.
Zij hebben het Kruis geplant, Bra
bant, ook op uwe heidevlakten, tus
schen de stammen uwer dennen en
langs de boorden uwer stroomen.
Uwe zonen nebben den nieuw ge-
planten stam omhelsd en het Kruis is
hun hoop, hun geluk en uwe groot
heid geworden, die culmineerde In
die wondere piëteit, waarvan de Bos
sche St. Jans-kathedraal een uiting is.
Brabant heeft geleden al het lijden
van een miskend en onderdrukt volk,
maar zijn adeldom heeft men het nooit
kunnen ontrooven.
Want nog is Brabant groot, nog is
Brabant schoon, nog is Brabant rijk.
Groot en schoon in zijn landauwen,
maar groot en schoon vooral in zijn
volk, wanneer in ontroerende intimi
teit de eenvoudige Brabantsche familie
neerknielt in de schemeravond tot ge
zamenlijk Rozenkransgebed.
Schoon in zijn traditiën, schitterend
in zijn Marla-devotie en, we mogen
het tot onze vreugde constateeren,
ook in zijn Sacramentsliefde.
Rijk in zijn geloof, het oud en trouw
geloof der vaderen.
Rijk in zijn onderwijsinrichtingen,
die dwingen lot bewondering.
Rijk in zijn talrijke nieuwe heilig
dommen.
Die Brabantsche grootheid, en
schoonheid en rijkdom is ons dierbaar.
Brabant lijdt gevaar 1
Het klinkt als een kanonschot.
En toch, helaas, een ijdele phrase
is het niet. i
Lees de Vastenmandementen der
laatste jaren van onze beide Brabant
sche Bisschoppen.
Hoor, hoe uwe priesters de storm
klok luiden.
Doorvoel hoe 't woord van professor
Heesemans en Dr. Witlox is ontspro
ten uit zuiver inzien van de dreigende
werkelijkheid.
De vijand staat aan onze grenzen;
zond zijn voorposten reeds vooru t
ja, is binnengedrongen in de binnen
kamers van onze Brabanfsche huizen.
In overweldigende ma<>sa wordt de
socialistische propaganda stelselmatig
over het Roomsche Zuiden uitgegoten.
Wij kunnen hier volstaan te verwijzen
naar het verslag der onlangs te Eind
hoven gehouden vergadering van de
R.K. J. W. Ver.
Maar even verontrustend is de vijanc
die ons bespringt in de langzaam maar
zeker voortschrijdende mondaine mode
zucht, die gereedstaat om den Brabant-
schen eenvoud te gaan vervagen en
vervangen door een verderfbrengende
onnatuur.
De zedigheid der Brabantsche
vrouwen- en kinderkleeding was een
sieraad van deze streken. En waar
zij ten ondergaat zal de reinheid zelf
ten ondergaan en met haar de heele
IB
een hatf-jaar zonder een
kachel, doch geen dag
zondereen pijp
HEERENBAAI
Melange van rijpe tabakken 2Óct
-- I p ons
rest.
De moderne ideeën op zedelijk ge
bied, vloeken met de traditiën van ons
gewest, omdat zij vloeken met het
Katholicisme, en Brabant zonder zijn
oud en trouw geloof, zonder zijn
natuurlijken eenvoud geen Brabant
meer blijven kan.
Een eenvoudig Pinksterartikel biedt
dc gelegenheid niet hier dieper op in
te gaan, maar gelijk professor Heeze-
mans' de stormklok luidt tegen het
socialisme, zoo zou ik willen grijpen
naar het koord van de brandklok, om
met dubbel klokgelui de oogen te
openen van ons volk voor dezen
dubbelen brand. Moge ons volk ont
stoken door een nieuw Pinkstervuur
in zich voelen de liefde, de plicht en
de kracht om op de bres te staan
voor het behoud van zijn hoogste
goederengeloof en reinheid.
Steunen wij zooveel in ons vermo
gen ligt, de nieuwe actie, met haar
nieuw bureau.
Steunt de Katholieke Brabantsche
pers, opdat ook zij zich vermag
staande te houden.
We hebben ze noodlgl
Steunt onze R K. Stands- en Vak
organisaties, die onmisbaar zullen
blijken.
Steunt onze charitatieve vereeni-
gingen.
Steunt uw Katholiek Lager-, Middel
en Hooger Onderwijs.
Waaliijkstkr en Langslraatsche Courant,
Dit blad verschijnt
WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs per 3 maanden 1.25.
Franco per post door het geheele rijk 1.40.
Brieven, Ingezonden stukken, gelden, enz.
franco te zenden aan den Uitgever.
Prijs der Advertentiën:
20 cent per regel; minimum 1,50.
Bij contract flink rabat.
Reclames 40 cent per regel.
Advertentiën moeten Woensdag en Vrijdag
des morgens om uiterlijk 9 uur In- ons bezit
zijn.
van „DE ECHO VAN HET ZUIDEN'
OF
03)
Dacht ge dat ge alles gezien hebt, wat lk
bezit9 Dat huis en die fabri k maken geen
vierde deel van mfln vermogen uit. Ik heb
ze voor een prik gekocht. Dacht ge dat
aan zoo een onderneming alles zou wagen,
wat ik in twintig jaar verdiend heb? Ik be
zit ongeveer 24.000 francs rente en mijn
aandeelen in Brazilië schijnen verkocht te
worden, ik heb geluk. Mfln correspondent
heeft mij reeds 400.000 francs doen toe
komen.
Louis beefde van genoegen. Eindelijk zou
hij weten in hoever hij bedreigd werd.
welke correspondent? vroeg hij zoo on
verschillig mogelijk?
Wel, mijn vroegere compagnon in Kio.
Het geld ligt ter mijner beschikking by
mijn bankier in Parijs.
Een van je vrienden?
Neen. Hü is mij door mijn bankier
uit Pau als een zeer rijke, voorzichtige man
aanbevolen, hij heet, wacht eens even,
Fauvel en woont in de rue de Provence.
Hoezeer Louis zich ook beheerschte en
hoewel hij voorbereid was op hetgeen ijj
hoorde, werd hij beurtelings bleek en rood,
maar Gaston bemerkte het niet en vroeg:
Kent ge dien bankier?
Bij naam, ja.
veldra samen keunis
ECHTE FRIESCHE
met liem maken, want ik ben van plan met
u naar Pai-ys te gaan, om uwe /.aken te re
gelen, voordat ge hier komt wonen.
Toen Louis dit onverwacht plan vernam,
waarvan de verwezeniyking hem moest, ver
nietigen, had hij toch de kracht kalm te
blijven, hij voelde dat Gastons blik op hem
rustte, en vroeg: -
Zoo, hebt ge wezenlijk plan om naar
Parijs- te gaan?
Zeker, wat is daar voor vreemds aan.
Niets.
Ik heb een afkeer van Parijs, maar ik
wordt er door eigen belang heen gedreven,
hij aarzelde even. Enfin, mejuffrouw de la
Verberie woont, zooals ge mij zelde, in Pa
rijs, ik wil haar weerzien.
Aha
Gaston dacht even na, hij was zichtbaar
bewogen.
LouLs, ik kan u wel zeggen, waarom
ik haar terug wensch te zien, ik vertrouw
de haar indertijd de sieraden onzer moeder
toe.
En wilt ge die na twintig jaar op-
eischen?
Ja, of liever, neen, maar dat is eigen
lijk een voorwendsel. Ik wil haar terugzien,
onulat omdat ik haar vroeger bemind
heb, dat is de waarheid.
Maar hoe wilt ge haar terugvinden?
O. dat is eenvoudig genoeg. De eerste
de beste in Beaucalre zal mij de naam van
haar man kunnen noemen,- en als lk dien
eens weet morgen zal ik naar Beaucaire
schrijven.
Louis antwoordde niet.
Als mannen van zijn aard zich plotseling
tegenover een onverwacht gevaar bevinden,
zwijgen zij gewoonlijk. Zij kennen den in
vloed dien een schijnbaar onverschillige
raad kan uitoefenen en vermijden een woord
te spreken zonder er het gewicht en de ge
volgen van overwogen te hebben.
Louis vermeed tenminste over de plan
nen van zijn broeder te redetwisten, want
de voornemens van een man bestrijden,
staat gelijk met ze slechts vaster wortel te
doen schieten. Iedere bewering heeft de
uitwerking van een hamerslag op een spij
ker.
Behendig wendde Louis het gesprek van
dit onderwerp af en gedurende den gehee-
len dag werd er niet meer over Parijs en
Valentine gesproken.
Toen hij des avonds alleen in zijn kamer
was, begon hij over het dreigende gevaar
na te denken en over de middelen, dat ge
vaar af te wenden.
Eerst scheen hij wanhopig. In de twintig
jarpn dat hij van zijn stoutmoedigheid
leefde, had hij dikwijls moeilijke oogen-
blikken doorgebracht. Hij was op valsch
spelen betrapt, de geheele Europeesclie po
litie was hem op de hielen geweest en hij
was genoodzaakt onder een valschen naam
van stad tot stad te vluchten; men had,liem
gevat en in de gevangenis geworpen, maai
bij was op een wondere wijze ontsnapt.
Hij had alles doorstaan en niets gevreesd.
Zijn geest kon de schandelijkste plannen
smeden en liij was in staat ze koelbloedig
uit te voeren.
Maar op dat uur kon hij niet nadenken,
zijn vertrouwen en --schaamteloosheid had
den hem geheel verlaten.
In een val geloopen, waaruit het hem on
mogelijk scheen te ontsnappen, was hij op
het punt moedeloos te yorden en den strijd
op te geven.
Ja, hij vroeg zichzelf af, of het niet ver
standig zou zijn, van zijn broeder een groote
som geld te leenen en zich dan uit de voe
ten te maken.
Tevergeefs kwelde hij zijn geest. Zijn on
dervinding wees hem geeir enkel goed red
middel aan. Hij was in omstandigheden
geraakt, die hij zelf voorbereid had en
over de toekomst nadenkend, zag hij niets
dan verdriet en ongeluk.
Het gevaar dreigde van alle kanten en
wa9 niet af te wenden.
Hij moest voor den bankier, diens vrouw
en niébt vreezen,, voor Gaston, die na alles
ontdekt te hebben zich zou wreken, voor
Raoul zelf», die hem in zijn ongeluk zou
verlaten en zijn gevaarlijkste vijand wor
den.
Bestond er een middel, om de ontmoe
ting van Gaston en Valentine te voorko
men?
Klaarblijkelijk niet en het oogenbllk van
hun samenkomst was dat van zijn verderf.
Zoo in zijn overdenkingen verdiept, be
merkte hij niet, dat de tijd omging en toen
de dag aanbrak, bemerkte hij, dat hij nog
voor het raam zat en zijn brandend hoofd.
vdat dreigde te bersten, door den morgen
wind liet afkoelen.
Ik zoek tevergeefs, er is niets aan te
doen, niets dan tijd winnen en een gelegen
heid afwachten.
De val van het paard te Clameran had
bewezen wat hij onder een gelegenheid
verstond.
Louis sloot het raam, ging te bed en was
zoo aan het gevaar gewend, dat hij toch
insliep, 's Morgens verraadde geen rimpel
op zijn voorhoofd den doorgestanen angst.
Hij was vrooiyk en praatte meer dan te
voren. Hij was opeens even onrustig gewor
den, als hij tot nu toe kalm was geweest en
sloeg allerlei uitstapjes in den omtrek voor.
Hij wilde Gaston bezig houden, zoodat
al diens gedachten aan Parijs en vooral aan
Valentine afgeleid zouden worden en hoop
te erin te zullen slagen, zyn broeder met
behendigheid van het plan haar weer te zien
af te brengen. Hij zou hem dat weerzien
als geheel nutteloos voorstellen, als zeer
pijnlijk voor beiden, lastig voor hem en ge
vaarlijk voor haar.
En wat die sieraden betrof, welnu, als
Gaston er op bleef staan, die op te eisclien,
zou hij, Louis, zich wel met die taak wil
len belasten. Hij zou beloven, ze hem te be
zorgen, daar hij toch wel wist waar ze wa
ren.
Maar hij zou weldra weten, dat zyn hoop
en pogingen vruchteloos waren.
Op een goeden dag zei Gaston
Ik heb geschreven.
Louis wist maar al te goed waarover zijn
broeder sprak, want was het biet het onder
werp zijner voortdurende gedachten?
Zeer verwonderd vroeg hij echter:
Geschreven, waarheen aan wien
waarom?
Naar Beaucalre, aan Lafourcade, om
den naam van Valentine's echtgenoot te
weten.
Denkt ge dan nog altijd aan haar?
Altijd.
Ziet gij er niet van af haar terug te i
zien?
Minder dan ooit.
Maar denkt ge er dan niet aan, dat z.y,
die u beminde, de vrouw van een ander en
waarschijnlijk ook moeder is? Zal zij u
ontvangen? Weet ge, of ge haar leven mis
schien niet zult verbitteren, of ge uzelf niet
veel verdriet op den hals zult halen?
Ja, lk weet het, ik ben dwaas, maar
die dwaasheid is mij dierbaar.
Gaston zei dit zoo beslist, dat Louis be
greep dat er niets meer aan te doen was.
Iiy bleef echter geheel dezelfde en hield
zich schijnbaar alleen met uitstapjes bezig,
doch in werkelijkheid bracht hü zijn tyd
door met zich over de brieven die kwamen,
ongerust te maken.
Hü wist precies, hoe laat de brievenbe
steller kwam, eü om dien tyd stond hy toe
vallig altyd in het portaal, om dezen op te
wachten.
Als hy met zyn broeder afwezig was,
spoedde hy zich, by hunne terugkomst, naai
de kamer, waar hy wist dat de aangekomen
brieven neergelegd werden.
Door zyn oplettendheid bereikte hy zyn
doel. Den volgenden dag vond hy tusschen
de brieven er een met het poststempel Beau-
caire.
Snel liet hij dezen in zyn zak giyden en,
hoewel hy wist, dat zyn broeder hem aan
tafel wachtte, ging hy naar zyn kamer,
daar hy niet in staat was zyn geduld lan
ger op te houden.
Het was de verwachte brief, door La
fourcade geteekend. Het waren drie zyden
en behelsden een massa voor Louis onbe
duidende kleinigheden. Over Valentine
schreef hy het volgende:
„De man van mejuffrouw de la erbene
is een zeer achtenswaardige bankier, An
dre Fauvel genaamd. Ik heb niet de eer
hem persoonlyk te kennen, maar ik hoop
hem hy myu volgende reis naar Pai-ys op
te zoeken. Ik heb een plan, dat de welvaart
van ons land zal bevorderen, en ik stel my
tot taak, het hem voor te leggen, om by
zyne goedkeuring, op zyn geldeiyken steun
te kunnen rekenen. Ge zult er wel niet op
tegen hebben, als ik my op u beroep
Louis beefde als iemand, die zooeven aan
een groot gevaar ontsnapt is.
(Wordt vervolgd.)