DE m m» HEI ZÜIOEH PINKSTER-FOLKLORE. t Antoon lieten. Drukwerk No. 45. Zaterdag 4 Juni 1927. 50e Jrg. TWEEDE BLAD. 't Nederlandsche platteland heeft een eigen boeiende intieme cultuur geschiedenis, waaraan de meeste groot stedelingen geheel vreemd zijn en er soms smalend op neerzien. De „jasz-band en charleston-man" moge dan al onbegrepen heengaan langs de symbolische gebruiken en kleurige gemeenschapsfeesten van het platteland, van intellectueelen en kun stenaars mogen we dit geenszins ver wachten. De practijk bewijst echter dat dit helaas nog maar al te vaak gebeurt; schouderophalend spreekt men van „bijgeloof", .achterlijkheid" eet. Maar men vergeet dat in die oogenschijnlijk gedachte eigendomme- lijkheden de bouwstoffen gevonden worden voor t^e intieme geschiedenis van ons Nederlandsche volk. Ook openbaart zich in die cultuur-historie een rijk bezit aan locale, stijlvolle vormen-schoonheid. Die dorps esthetiek, als ik 't zoo mag noemen, heeft een geheel eigen karakter, een plaatselijke en in bijzon dere gevallen een gewestelijke kleur zij is organisch, d.w.z. laat zich niet willekeurig oproepen, maar ontstaat van zelf, b.v. wanneer men feest viert in die tijden van het jaar, waarin de volksvreugde een zuivere uiting en reflexie is van de volksziel. Waar bij vele gebruiken ook thans nog door heele bevolkingen handelin gen worden verricht, waarvan 't ont staan te zoeken is in de studie der vergelijkende folklore en mythologie, meent de heer v. d. Ven, dat tal van die handelingen er op wijzen, dat er een intensieve wisselwerking heeft plaats gegrepen tusschen heidensche en christelijke begrippen. Dit heeft Prof. Schrijnen trouwens,ook reeds betoogd in zijn .Nederlandsche Volks kunde", waar hij schrijft: „Attributen van heidensche go den werden door het volk op Christen-heiligen overgebracht, heidensche legenden werden met Christelijke persoonlijkheden ver bonden. Anderzijds putte het Kerkgeloof uit het Volksgeloof, of steunde daarop, waar het gold heidensche gebruiken te kerstenen of met volksgebruiken haar feest kring en liturgie te verrijken". Doch laat men nu niet probeeren om „knap" te worden en hieruit de redeneering trachten te halen,dat vrijwel allen, die in Nederland nog met piëteit oude volksgebruiken in eere houden onder den dekmantel van een kerkelijke religie, „eigenlijk nog dienaren zouden zijn in den animisti- schen woud- en veldcultus der oude Germanen. Immers, de historische-heidensche voorstelling is vrijwel overal dermate verzwakt, dat slechts een zeer vage, dikwijls naïeve en ten opzichte van den godsdienst zeer onschuldige volks verbeelding fs overgebleven". (D. J. v. d. Ven). Bij een vergelijking der internatio nale Folklore vond ik o.a. nog 'n beves tiging van deze uitspraak in Dr. Mann- hardt's „Baumcultus", „Sitte und Brauch" (Sartori) en vooral in het prachtig gedocumenteerde werk van Prof. Pfannenschmid„Germanische Erntefesten im heidnischen und Christ- lichen Cultus". Maar het is niet de bedoeling om in dezen geest een kleine folkloristi sche studie te openen, maar aan de hand van de gegevens van den be kenden folklorist D. J. van der Ven, een beknopte uitwerking te geven van enkele nog in eere gebleven gewoonten rond Pinksteren. Dat mijn inleiding nochthans wat uitvoerig werd stond ik toe om te waarschuwen tegen ver keerde uitleggingen aan oude gebrui ken. Tevens hoop ik eenige belang stelling te hebben gewekt voor de studie der folklore. In het kleine dorpje Kilder onder de gemeente 's Heerenberg nabij de Duitsche grens, komen telken jare de boeren op Pinksteren met roggebroo- den bijeen onder't z.g. „hagelkruis", waar de pastoor der parochie dan een korte preek houdt en Gods zegen afsmeekt over het te veldstaande ge was. Deze in Kilder nog liturgisch geconserveerde innerlijke godsdiens tige bewogenheid van het Graafschap- sche boerenvolk in het voorjaar, komt Dit is een kruis dat onweer en hagelslag heeft te bezweren en den oogst te beschermen. Boven op het kruis zit een haan. Bij onze heiden sche voorouders gold de haan als korendaemon in christelijke opvatting geldt de haan tevens als symbool der waakzaamheid. in meer wereldschen vorm ook tot uitdrukking in het brengen van de zeer zware roggemikken naar de z.g. „Mul- dersfluite" onder de gem. Zelhem. Hij die nu 't zwaarste brood brengt ont-. vangt een flesch wijn. 't Brood wordt onder de armen verdeeld. In de oud heidensche veldgangen geleidde men niet alleen beelden rond, maar ook levende personificaties van mannelijke en vrouwelijke vruchtbaar- heidsgenÜ. Deze verkregen later inde middeleeuwen een meer wereldsch karakter als Mei graaf en Mei-gravin en thans vinden wij deze laatste her inneringen aan hen bewaard in den in het kindervermaak optredenden Pinkster lummel, Luilak of Pinkster bloem. In Zaandam wordt nog jaarlijks 't luilakgevecht gehouden. Een korte be schrijving hiervan ontleenen we aan 't folkloristisch Filmwerk van den heer van der Ven. Heel in de vroegte wekken de jon gens van eenzelfde troep elkaar Heele stoeten van opgewonden en vechtlus tige jongens ziet men daar in het holst van den nacht naar buiten trekken als de Zuid—Duitsche „hansle" of „Platzmeister". Als voornaamste taak heeft hij echter de voeten met een doek af te wisschen van den Koning van het Gilde, den Pastoor en van andere personen, wie men bijzondere eer verschuldigd is. Heugenis aan het dansen onder de Pinksterkroon leeft er ook bij de Hindeloopenbevolking, die zich oud tijds steeds op Pinkster-Maandag ver- eenigde „onder de Kroon". Tot voor kort kende men de „Ter- schellinger pinksterblom". Ook deze wandelde, vergezeld door een paar vriendinnetjes, onder het zingen van het door joop Kunst opgeteekende Pinksterblomliedje langs de straten. Zij had een grooten wollen doek bij wijze van sjaal omgeslagen, die al haar schatten verborg. Wanneer nu de buren hun cent hadden gegeven in de prachtige zilveren knipbeurs, werd de doek door een meisje afge nomen, waarna de pinksterblom drie keer in 't rond draaide, zoodat men alle sieraden, die ze om en aan had kon bewonderen. Deze sedert de oorlogsjaren histo- gebruiken gehandhaafd. Indien men de oer-beteekenis hiervan zou willen ontwikkelen kwam men tot een zeer breede studie der vergelijkende folklore en mythologie. Dit art. beoogt zulks natuurlijk niet, bovendien zou ik in tijd en krachten te kort schieten. Ik zal daarom besluiten met een resumee uit de verschillende Pinkster- gebruiken. De „Looielak" en andere spiegelgevechten (zooals 't interes sante gevecht bij 't Huissensche gilde) wijzen op de aloude zinnebeeldige voorstellihg der wisselwerking tusschen zomer en winter. In meer dan één Duitsche plaats zien we den strijd tusschen „Herr Sommer und Herr Winter" voorgesteld in de z.g. „Kna- benkampfe." Bij ons vinden we dit in de Middeleeuwen uitgebeeld in het spel van den met groen en bloemen getooide Meigraaf. Later in de gilden, treffen we de Meigraaf aan in de figuur van den Schutterskoning. ADVERTEEREN DOET VERKOOPEN. gouden; bruiloft. Het gouden echtpaar Pennings-Snaphaan verlaat n dankzegging de kerk van St. Jan, om-geven door de bru commissie. a de idjes en H. Mis van de Buurt- langs de oevers van de Zaan. Ze zijn gewapend met de op de molenaarswerven gestolen Luilakstok- ken, waarmede ze al zingende en schreeuwende zeer demonstratief door de lucht slaan. Men voert kleine wa gentjes mee, korries geheeten. Hierin zitten de looielakken de langsla pers. dikwijls van top tot teen gehuld in wilde bloemen en planten waar onder brandnetels en klissen overvloe dig gebruikt worden. Zij moeten gedurende heel den dag allerlei schimpscheuten en verwijten hooren over hun te late opstaan en worden in de laaggewielde korries vrijwel geradbraakt. Ook de meisjes hebben hier hun „Iooielak-optochten" waarbij honder den malen wordt herhaald het be roemde luilaklied „Ali Pie Palie de Pinksterbloem." In Beieren kent men ook den Pfingstlummel" of „Pfingsthansl". De laatste jaren heeft men in De venter weer een oud gebruik hersteld, n 1. de oprichting van de Pinkster- kroon. Al dansende wordt hierom gezongen „De Pinksterkroon is weer in 't land 1 Daarom de vlaggen aan alle kantl Hoezeel Hoezeel Hoezeel" In Zwolle' en Zutfen en andere plaatsen van de IJsselstreek moet 't rozen" om de „pinksterkroon" alge- meen bekend zijn geweest. Een ander oud gebruik komt de laatste jaren weer meer en meer in den Gelderschen Achterhoek naar voren, daar worden op Pinksteren touwen met bloemenkroontjes dwars over de wegen gespannen. Daarbij staan dan meestal kleine kinderen, die prevelend voor u opdreunen: „voetje vegen, centje geven". Het- zelfde kinderspel, dat helaas te dik wijls in een gewone bedelpartij ont aardt, is ook bij de jeugd van Meers- sen bekend. Daar zit echter het Pinksterbruidje in een loofhutje en zij, die haar willen bewonderen, moe ten zelfs neerknielen. Een paar kame raadjes stoffen u echter af en poetsen u de schoenen, een handeling, die duidt op het betoonen van eerbied. Zoowaar treffen wij hetzelfde ge bruik aan bij de twee gilden in het Noord—Brabantsche dorpje Diessen, waar de Giideknecht, die geheel de functie van Nar vervult, met zijn slag instrument, dezelfde positie bekleedt risch geworden voorjaarsverschijning is in folkloristisch opzicht zeer be langwekkend, omdat zij eenerzijds veel overeenkomst bezit met de mede in Engeland nog hier en daar optre dende figuur van „The May-Queen", meer in het bijzonder met die welke nog omstreeks het midden der vorige eeuw in Londen verscheen, met het gevolg der „milkmaids", anderzijds analoog is met de zonderlinge figuren der „zilver-perchten" uit het Salz- burgerland en volkomen ook in uit dossing identiek is aan de 17e eeuw- sche vermaarde Pinksterblom van Schermerhorn. In het mooie Twentsche land van Fleringen, Vasse en Geesteren, wordt de „Pinksterbroed" nog altijd be schouwd als een normaal bestanddeel van het volksleven. De jongentjes trekken hier meestal afzonderlijk rond in het deftige zwart van het Twent sche Kerkpakje met kleurige papieren strikken aan de pet. Opmerking ver dient 't, dat hier meisjes en jongens ieder dikwijls afzonderlijk hun Teer- feestje hebben op Pinkster-Maandag. Wij zien hier dus de uitbeelding der voorjaarsdaemonen in mannelijke en vrouwelijke gestalte optreden, maar in de buurtschap Usselo vinden we Pinksterbroed en Pinksterjongen reeds vereenigd in een Pinksterbruidspaar. Zoo'n kinderfestijn op Pinksteren is in zijn karakter te beschouwen als het prototype der oude grandioze gildemaaltijden en Schuttersfeesten. Op Pinksteren bespeuren wij ook het optreden der dorpsche „schötterie" en de „bielemannen", (van het woord „bijl"ze dragen ook inderdaad bijlen). Deze laatsten zijn wonderlijk getooid en voeren allerlei hanssprongen uit. In de „bielemans", die bij de processie en later bij de kermis een belangrijke taak te vervullen hadden, vinden we nog iets bewaard van het oorspron kelijk daemonische wezen der dansende „Marutsschare", zooals we dat voor Engeland ook zien in de dansende „Morrisman", voor Belgie in „les Gilles de Buche" en voor Oostenrijk in de eveneens dansende en sprin gende „Perchten". In Gronsveld en Sittard zijn deze „bielemans" vrij algemeen bekend, 't Ligt niet op mijn weg hier verder op in te gaan. Natuurlijk worden er in binnen- en buitenland ten platte- lande nog zeer vele oude Pinkster- Laat daarom uw In WAALWIJK vervaardigen. Het geeft aan vele handen werk. Bestelt prima drukwerk bij KUNST EN LETTEREN. FELIX TIMMERMANS Felix Timmermans is een te belang rijke figuur, clan dat we niet even zou den stilstaan bij z'n 41en verjaardag.We doen dit nog te meer omdat Timmer mans zich ook in Waalwijk vele goede vrienden heeft verworven èn door zijn sympathieke persoonlijkheid èn door I ring, geestelijk ten goede. De Vlamingen zijn een volk van groote vruchtbaarheid en juist dat war me, gulle, spontane, onvcrzettelijk-leef- kraehtige, dat misschien ook schuim mee voert, maar toch vóór alles stróómt, is voor de Vlamingen een volkskracht. En dit is de voedingsbodem waaruit Timmermans put, waardoor hij jong en frisch blijft als een zingende lente. Jeugdig blijven is maar aan weinig schrijvers gegeven. Zien we b.v. maar eens naar de Literaire-generatie, waar- mee\ wij reeds hebben afgedaande Tachtigers. Wie van de kopstukken hebben zich weten te handhaven? Van Deijssel werd immers de tragische be vestiging van de waarheid, dat ontzag lijke Ikzucht inderdaad niets anders is dan Ik-vernielzucht. Hij is geworden het waarschuwend exempel van hen die het leven vinden en verliezen in het vernietigend brandpunt van hun eigen Ik. Kloos ging als een rossche staartster ten onder in de eeuwige ruimten, en al ligt hij nog eens te stuip trekken, hij behoort ook tot de gees telijk-verslagenen die zich uit hun ne derlaag niet meer hebben kunnen op richten. Sinds die geweldige Ikheid ten gronde ging, klinkt er uit de leegte niets meer dan de seniele herhaling van Niets. Timmermans echter heeft zich, ge steund door de oer-kraeht van zijn volksgeloof, aan die verderfelijke eigenliefde weten te onttrekken. Hij bleef een warm en oprecht zoon van zijn land en zijn volk. Maar de kinderlijke volksaard der Vlamingen is een wonderlijk vat: vol schoone beloften en sappige mogelijk heden, maar ook vol gevaren. Pallieter is er één van. 't Is waar, Pallieter is een geschil derd verlangen, hij is geboren uit waarachtige zielsstribulatiën, maar de felle koleuren zijn mede ontstaan en aangebracht uit overdadig volksge voel. Wat Timmermans deed is: een boc- renvuist op tafel slaan, zóó dat onze overbeschaafde artisten in hun verfij ning er danig van schrokken. En ze stonden een oogenblik van uit hun be dompte salons te knipoogen naar die felle figuur die de poppenhuisjes deed daveren van den lach. Heel 't werk is één kleurig feestvertoon met jolig ge spuis van kermisgasten en ruigen en gekruiden humor. Van de schilder achtigheid heeft Timmermans iets monumentaals gemaakt, al is hij niet vrij van geniale streken. Maar Pallieter eischt voor ons ook een waarschuwing omdat hij door en door sensueel is. Niet pervers, niet direct onwelvoeglijk, maar zinnelijk in heel zijn wezen. Ik zou Pallieter willen noemen een symphonic der zinnen. Zooals bekend is het werk ontstaan uit een zwaar ziele-proces der „sche meringen". Maar zouden we het ka rakteristiek van Pallieter niet kunnen vinden in een verklaring van den al- gemeenen tijdgeest waarin het boek geboren werd? Ook toen leefde men zwaar onder den druk der overbe schaving en verfijnde cultuur en ook Timmermans zal dit gevoeld hebben. En nu is het merkwaardig dat overbe schaving in haar vertwijfeling dikwijls grijpt naar het meest primitieve. Is het nu zoo onwaarschijnlijk dat Pal lieter zoo ontzaglijk sterk gekleurd werd onder den drukkenden tijdgeest? Dat Timmermans onbewust hier een oplossing heeft probeeren te vin* den? Een oplossing die de wereld poogde te bereiken twee dagen na de voltooïng van Pallieter: de wereld oorlog. Nu komt de harde tegenstelling. Terwijl Timmermans daar een nieuwe mensch had gebouwd die wereld en menschen wilde omarmen, maakten broeders zich gereed om mekaar als kladden slijk uit elkaar te schieten. Ik kan me voorstellen dat Timmermans toen met zijn Pallieter in een donker hoekske is gekropen en dat ie gehuild heeft. En terwijl de mensch zich met een dierlijken kreet van triomf op zijn broedermensch wierp, onderging Tim mermans langzaam aan eene verande- zijn boeken en voordrachten. Timmermans heeft zich in de litera tuur een zelfstandige en blijvende plaats weten te veroveren, die hem niemand kan betwisten. Dat dit niet ge- gemakkelijk is gegaan ligt voor de hand; door een cordon van critiek heen heeft Timmermans zich een weg ge baand. Hij laat zich niet worden tot speelbal van heeren critici, maar gaat rustig werkend in gesloten overtuiging zijn weg. Die ontwikkelingsgang van Timmermans biedt een hoogst dank bare en zeer interessante studie. Over den Zielegang van dezen Vlaamsclien schrijver zal wel eens een hoekske ver schijnen. Dat Timmermans zich heeft weten te handhaven ligt voorzeker i nzijn krach tige persoonlijkheid, in zijn zuiver kunstenaarschap, maar niet minder in z'n Vlamingschap. Na een „Kindeken Jezus", Anna Ma rie e.a. kregen wij een geestelijk ge- styleerde „Anna Marie" in Leontientje uit den „Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt. Hier werden voor 't eerst mystiek en zinnen tot een harmonisch geheel. Die geestelijke overwinning is een schoone, al wordt ze door een paga- nistisch kliekje, als prof. Prinsen, v. d. Voorde e.a., niet gaarne gezien. Maar men mag er op schreeuwen zoo hard men wil, wij hebben Tim mermans zoo 't liefst en de verblij dende teekenen zijn er dat hij zich in die richting zal vervolmaken. Dan alleen zal hij zich als een eeuwige lente onder Gods Zon kun nen handhaven. Bidden wij, broeders en zusters van Zuid en Noord op dezen dag voor hem, hij zal 't vergelden en ons rijker ma- 1 I* x» Y TlJ 11

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1927 | | pagina 5