HET ZUIDEN
Notaris Middelkoop
A. P. C. Reothaert
(Alle correspondentie te richten aan
Oom Wim, ,J)e Echo", Waalwijk.)
De Drakeneieren.
Een sprookje van Enrica von Handel-
Mazetti, bewerkt door F. K.
(Slot.)
Wat moest de koning doen?
Weigerde hij, dan begon het prin
sesje weer te schreien en schreide zich
misschien blind. Toen ging hij op een
morgen met het meisje naar het dra-
kenhuis.
Zwarte wolken en dikke zwaveldam
pen hingen boven de torens en blik
semstralen kronkelden als slangen
naar boven.
Maar Caritas zag de wolken, zag de
bliksems niet. Het hartje klopte haar
van vreugde, blijdschap lachte in hare
oogen. Ze hoorde de merels, die daar,
lang geleden, in de struiken gezongen
haddenze hoorde het kirren der
duiven in de hooge boomende geur
van dennen en beuken en eiken, van
wuivende varens en boschbloemen
waaide haar tegen.
In den muur liet de koning toen
een kleine opening kappen, waardoor
het prinsesje naar binnen mocht zien.
Juist wentelden zich de monsters
met hun geschubde staarten door
zwavel en pek en sloegen elkaar spe
lend met de breede vleermuizenvlerken.
Caritas liet een gil en viel den
koning bewusteloos in de armen. Van
dien dag af schreide ze niet meer,
maar kwijnde weg van stil verlangen
en heimwee naar het groene bosch.
In den droom hoorde zij den merel
slag en zij zag de hooge slanke dennen
als mooie groene meisjes elkaar de
hand reiken en een rondedans maken.
En op een avond zong zij met kla
gende stem, vol stil verlangen
O, zag ik toch het woud, het
schoone
Hoog en heerlijk weer verrijzen,
Zongen in de breede kronen
Blij de vogels weer hun wijzen.
De koning was nu erg bedroefd
er waren immers geen boomen, geen
bosschen meer, wijd en zijd. Al het
hout was verbrand tot drakenvoer.
Toen liet hij voor veel goud uit een
ver land een klein denneboompje
komen, hing het vol vruchten en goud
en zilver en zette het in den Kerst
nacht bij Caritas' bedje. Dat was een
groote blijdschap, een gejuich en ge
jubel. Caritas kuste het groene boompje,
kuste elk takje, elk twijgje en wilde
van het boompje niet scheiden.
Maar lang duurde de vreugde niet.
Met Driekoningen verloor het boompje
de eerste dorre naalden en met Licht
mis was het heel kaal, op de dennen
appels na.
Nu begon Caritas te treuren en te
kwijnen.
Eens zat de koning weer in den
kring der rechters, juist als toen de
koningin het kindje gebracht had. Daar
ging de deur open en Caritas kwam
binnen. Ze viel voor den koning op
de knieën, hief de handjes smeekend
omhoog en zag haar vader zoo lief
aan, dat hij haar in de armen nam en
op zijn knieën zette.
O, lieve, lieve dochterkijn,
Wat zal uw wensch toch zijn
En toen het stil, heel stil was in de
zaal, zong zij, zoo schoon, zoo zoet,
als geen vogel op aarde zingen kan
Vaderlief, o vader, zeg,
Jaag de booze draken weg,
Laat ze jagen uit het land,
Steek het drakenhuis in brand.
Laat nu vlammen hooge vuren.
Om de torens, om de muren,
Laat weer jonge boompjes groeien
En weer bonte bloemen bloeien.
Zwijgend hoorde de koning naar
het schoone lied zwijgend bleef hij
zitten, toen het lied ten einde was.
Want Carites vroeg veel, vroeg zeer
veel. Al was des konings hart niet
meer zoo koud en boos als vroeger,
hij wilde de draken en de gouden
eieren niet missen.
Maar Caritas hield niet op met bid
den en smeeken En een stem in
's konings hart zeide: „Doe het toch,
o, doe het toch
Eindelijk stond de bisschop op en
sprak
.Heer en koning, alle schatten der
aarde zijn niet zooveel waard als de
lieve Caritasdat is de grootste schat,
dien God u gegeven heeft.*
.Goed gesproken!" zei de koning,
.Uit is de zaak, de draken moeten
weg
Toen het volk vernam, dat het ver
lost zou worden van de monsters, toen
juichten en jubelden allen. Vreugde
feesten werden gevierd en dankdagen
gehouden en toen de bisschop met
het kruis in de hand, de draken beval
weer ter helle te varen en zij met wild
gekrijsch uit de gevangenis te voor
schijn kwamen, zich verhieven in de
lucht en verdwenen, toen klonken
blijde vreugdekreten door het heele
land: .Verlost! verlost! God zegene
Caritas
Nu nam het prinsesje de dennen
appels van het verdorde kerstboompje,
legde ze in haren schoot en liep naar
de plaats, waar het groene woud ge
staan had. Zij maakte met haar kleine
handen de schubben der appels los
en liet de zaden ter aarde vallen.
En zie, eer de maand om was, kwam
het jonge groen weer te voorschijn
het bosch stond weer op uit zijn graf.
Met elk jaar rezen de stammen hooger
en breeder vertakten zich de groene
kronen.
En als het kleine prinsesje onder de
slanke boomen wandelde, ruischte de
wind door het loover en het was of
de breede varens haar toewuifden en
de bloemen op de hooge stengels voor
haar bogen.
Eens, toen zij na de wandeling thuis
kwam, viel zij den koning om den
hals.
.Ik ruik dennenlucht en bloemen
geur," zeide hij.
„Ja, mijn Heer en Koning", ant
woordde Caritas.
„Zeg toch vader, kind, zoo word ik
het liefst genoemd".
Caritas werd stil, zwijgend streelde
zij zijn langen witten baard en zong
terug. Ruischend voer de wind door
de boomen. merels zongen, de koekoek
riep. wuivend wiegden de varens heen
en weer en eer iemand van de men-
schen een woord had kunnen spreken,
rees uit het water een schoone vrouw
omhoog gouden lokken golfden over
haar hemelsblauw gewaad. Dat was de
waterfee.
Zij strekte de armen uit naar Caritas
en zong.
O. koningsdochter, elfenkind,
Kom, o kom nu, kom gezwind.
Hoor de boomen nu weer ruischen,
Hoor het water nu weer bruisen.
Elfenkindje, keer, och keer,
Keer nu bij je moeder weer.
„Ja, gij 2ijt het, gij lijt het!" juicht
het prinsesje. „Moeder, moeder ik
kom 1"
Daar schitterden opeens alle kleuren
van den regenboog in het klaterende
water en een licht straalde met verblin
denden glans naar alle zijden. En zie,
de waterfee was weg en met haar was
ook de kleine prinses verdwenen.
Doch op de plek, waar Caritas gestaan
had, bloeide wonderschoon een struik
met wilde rozen.
De koning was over het verlies van
Caritas ontroostbaar. Maar zij had hem
geleerd lief te hebben. Weldoende
ging hij door het land, hij droogde de
tranen der bedroefden, kleedde de
naakten en spijsde de hongerigen.
En de bisschop sprak de waarheid,
toen hij zeide tot den koning:
„Gij heb Caritas verloren en toch is
Caritas bij u gebleven, namelijk Cari
tas, de Liefde, die uit God is."
Heer en Koning, hoor mij aan,
Laat ons samen 't woud ingaan,
Luist'ren naar den merelslag
Van Paschen tot Johannesdag
En als de zomer is voorbij
Maak dan de waterbron weer vrij
Wentel van haar donker graf
Dan den zwaren steen weer af.
Heer en Koning, hoor mij aan.
Laat ons samen 't woud ingaan.
„Het zal gebeuren," zei de koning
en ging met het prinsesje naar het
bosch. Daar werden twee tenten ge
bouwd, een voor hem en een voor
Caritas en zij woonden in het woud
van Paschen tot St. Jansdag.
Wat een heerlijk leven was dat! Zi
luisterden naar het vroolijke zingen
der vogeltjes en 's avonds zagen zij de
lichtjes dansen der gloeiwormen. En
het prinsesje was zoo lief en zorgde
zoo goed voor den ouden koningzi
las op zijn gezicht, wat hij gaarne
wenschte en de koning was zoo ge
lukkig. als hij nog nooit in zijn leven
geweest was. Daarom was hij bang,
dat het niet altijd zoo blijven zou. De
zonrfeschijn blijft niet altijd duren na
de vreugde en het geluk komen in
het leven vaak droefheid en leed.
„Als ik Caritas eens verliezen
moest!" dacht hij vaak bij zich zeiven.
En toen de zomer voorbij en de herfst
in het land was, werd hij erg onge
rust, vooral tegen den dag, dat de
steen zou afgewenteld worden.
Daarom moest de bisschop dien dag
mee naar het woud gaan, naar de
plek, waar in de rots de bron gevan
gen zat.
In het bosch was het stil, zóó stil,
dat het allen vreemd te moede werd
De wind hield zijn adem in roerloos
stonden de struiken en boomen, de
koekoek durfde niet roepen, het eek
hoorntje dook diep weg in zijn nest,
stom was het woud en al wat er in
leefde
Caritas stond tusschen den koning
en den bisschop en vouwde vroom de
handjes, als was ze in de kerk.
Twaalf mannen grepen den steen
en duwden, rukten. Zie, hij beweegt
zich, hij kantelt en hoog op bruischt
en klatert het kristalheldere water, vrij
en blij als een wit lammetje in de
groene weide.
En opeens kreeg het woud zijn stem
BINNENLAND.
BEZOEK VAX DE KONINGIN, EN
DE PRINSES AAN DE PHILIPS
FABRIEKEN.
Zij spreken Oost- en West-Tudië toe.
Wij leven in een wonderlijken tijd.
De techniek viert hoogtij en zwaait
haar scepter over mogelijkheden, die
als fantasie slechts in het brein van
mannen als Jnles Verne konden lij
zen.
Wie had tien jaar geleden zelfs nog
nuiyv duwen denken, datonze Konin
gin haar onderdanen in een kolonie,
enkele duizenden kilometers van het
moederland verwijderd, zou kunnen
toespreken, zoo duidelijk, dat men
haar woord voor woord kan volgen?
Zoo heeft dan Dinsdagavond onze
Koningin, vergezeld van de Prinses
een tocht naar het Philips laboratori
um in Eindhoven ondernomen, 0111 voor
dat kille, weinig aanzienlijke voor
werp. dat microfoon heet, haar woor
den te richten, die omgezet in ether-
golven, het ruim met lichtsnelheid
doorklieven en fabelachtig zwakke
stroompjes doen ontstaan in de ont
vangapparaten aan den anderen kant
van den Oceaan, waar ze als geluid
te voorschijn getooverd worden uit
telefoon en luidspreker. Aan het bui
tenland was draadloos telefonisch
kond gedaan van het voornemen dei-
vorstelijke personen, zoodat wij rede
lijkerwijs mogen verwachten dat ook
in de verre uithoeken der aarde haar
stemmen, die voor de eerste maal de
radio-microfoon-korreltjes in beroe
ring gebracht hebben, gehoord zijn.
Tien minuten 11a middernacht zette
de Philips-harmonie liet Wilhelmus in
en daarna sprak de Koningin West-
Iiulië toe en daarna Prinses Juliana.
Kort 11a (1e beëindiging kwamen te
legrammen in dat men in West-Indië
TI. M. overal duidelijk had verstaan,
ook op schepen onderweg, zoowel als
uit Oost-lndië.
Woensdagavond spraken II. M. en de
Prinses Oost-lndië toe.
TI. M. de Koningin sprak tot Oost-
lndië 0.111. 't volgende.:
Het eerste woord, dat ik recht
streeks tot Nederlandsch-Indië richten
kan, zij een groet van hart tot hart aan
het overzeesche gewest, dat ondanks
den afstand Mij zoo 11a ligt. Gij allen,
die in het verre land op dit uur luis
tert naar het over de wereldzeeën tot
11 komende geluid uit het moederland,
weet, dat dit oogenblik voor mij een
oogenblik van vreugdevolle ontroe
ring is, omdat ik Mij thans met Ne
derlandsch-Indië in persoonlijke aan
raking gevoel. Het was steeds een on
vergetelijk oogenblik, wanneer mij de
bewijzen bereikten hoe Nederlandsch-
Indië medeleeft met liet moederland.
Wanneer een natuurramp Nederland
trof, bleek Nederlandsch-Indië altijd
1 met de daad .bereid 0111 den nood te
1 helpen lenigen en evenzeer toonde Xe-
derlaiidsch-Indië mede te leven met
het wel en wee van Mijn Huis. Met
diepgevoelde erkentelijkheid gedenk
ik de teekenen van aanhankelijkheid,
i
die mij in allerlei vormen uit Indië
gewerden. Zij hebben een onuitwisch-
baren indruk bij mij achter gelaten.
Ik richt mij in het bijzonder tot u,
mijnheer den gouverneur-generaal,
drager in mijn naam van de verant
woordelijkheid voor Nederlandsch-In
dië. Ik wensch 11 van ganseher harte
kracht toe 0111 u te blijven wijden aan
de taak, die u reeds metterdaad ge
toond hebt al{s een levensroeping te
willen vervullen.
Ik richt mij ook tot u allen, kinde
ren van het land of die het tot een
tweede vaderland hebben gekozen en
in het bijzonder tot hen die door het
aanvaarden van een post van ver
trouwen in den Volksraad of in de
raden der zelfbesturende gebiedsdee-
lén getoond hebt de verantwoordelijk
heid voor den bloei van land en volk
te gevoelen of door hun ambt geroepen
zijn 's lands belangen te dienen. Moge
de ontwikkeling van Indië u de vol
doening geven dat deze mede door in
spanning van uw beste krachten werd
verkregen.
Voortbouwende op wat internatio
nale samenwerking op het gebied van
wetenschap en techniek tot stand
bracht tot verbetering van de verbin
ding tusschen alle (leelen der wereld,
heeft thans Nederlandss energie en Xe-
derland's organisatievermogen weten
te bereiken, dat ik tot zoovelen uwer
rechtstreeks het woord kan richten.
Moge ook dit voor u een teeken zijn
van de nieuwe verhoudingen, welke
zich vormen en een bewijs, dat de toe
komst ook nieuwe eisclien stelt. Die
eischen moeten wij met moed aanvaar
den. Dan kunnen wij gezamenlijk den
hoogen plicht vervullen 0111 te werken
aan het heil van Nederland en Neder
landsch-Indië. Het nieuwe middel van
gemeenschap tusschen deze beide (lee
len van het rijk zij de zinrijke belicha
ming van mijn hartelijken wensch dat
Nederland en Nederlandsch-Indië el
kaar daarbij steeds bpter zullen mogen
verstaan.
Prinses Juliana sprak tot West-
1 Indië 0.111. 'tvolgende:
l „Het is een zoo bijzonder aardig
denkbeed, dat Ik vandaag met V allen
spreek en wel langs dezen nieuwen
weg, waarvan de ontdekking immers
van zoo groote beteekenis zal blijken
te zijn. Zij het ook van uit de verte en
voor U onzichtbaar, toch doet het mij
oprecht veel genoegen 0111 thans met
IT in verbinding te komen.
Gaarne grijp Ik deze gelegenheid
aan 0111 naast de dankbetuiging, die
Tk reeds aan den Gouverneur van Su
riname en Curasao heb gericht voor
de Mij aangeboden gelukwensehen, nog
maals uiting te geven aan Mijn harte
lijken. dank voor (le vele bewijzen van
belangstelling en medeleven, waar
mede Ik kort geleden op Mijn acht
tienden verjaardag werd verrast en
voor (le wijze, waarop ook bij l die
dag werd herdacht.
Hoewel Ik nog nimmer onze West
heb aanschouwd, voel Ik mij toch ge
lukkig tegenover dat gedeelte van ons
Rijk niet meer. geheel een vreemde, om
dat Ik door Mjjn studie reeds het een
en ander heb geleerd van de staatsin
stellingen en verhoudingen in de ver
schillende deelen van ons gebied in
Amerika en van de vraagstukken, die
de ontwikkeling daarvan bekeerschpn.
Natuurlijk hoop Ik Mij zooveel moge
lijk op de hoogte te blijven stellen van
al hetgeen met de welvaart en den
vooruitgang van West-Indië samen
hangt."
Woensdagmorgen hebben de Konin
gin en de Prinses vele uren doorge
bracht '111 de Pliilipsfabrieken en zich in
alles laten voorlichten. Des namid
dags had het geheele personeel, dat
vrijaf was, gelegenheid II. M. en (le
Prinses te huldigen. Van alle huizen
in Philipsdorp, meer dan 1000, wap
perde de driekleur. De heer Philips*
een tweetal ingenieurs en eenige ar
beiders kregen ridderorden.
De Strijd in den Aether.
Gisteren verscheen het eerste num
mer van „De Aetherbode", het officieel
orgaan van den Algemeenen Nederland
schen Radio Omroep, onder redactie
van Willem Vogt. Daarin wordt 0. m.
gepubliceerd het contract gesloten tus
schen de N. V, „De Eenheid" en
„De Radio-Omroep", waarvan alle aan-
deelen in 't bezit zijn van den A.N.R.O.
en welke N. V. is opgericht met het
doel de exploitatie van het eigen orgaan
ter hand te nemen.
Bij het contract teekent de redactie
aan, dat het daarin voorkomende cijfer
van tweehonderdduizend gulden, voor
de luistervinken een even aangename
verrassing en openbaring zijn zal als
het voor het A. N. R. O.-bestuur was.
Ter vergelijking wordt vermeld, dat aan
den H. D. O. over 1926 slechts een
goede dertien duizend gulden werd uit
gekeerd. Zooals uit de gepubliceerde
documenten blijkt, heeft de Drukkerij
„Jacob van Campen" aan den A. N.
R O. een voorstel gedaan, dat bij een
abonnementsprijs van acht gulden per
jaar, neerkwam op zes en zestig duizend
gulden per jaar. Vele andere reflec
tanten gingen zeer beduidend boven
dit cijfer uit, hetgeen meer dan iets
anders de commercieele waarde van
het A. N. R. O.-orgaan demonstreert.
Twee aanbiedingen kwamen neer op
tweehonderdduizend gulden per jaar,
de eene (van de N.V. „De Eenheid")
noemde dit bedrag direct beschikbaar,
de andere na verloop van zekeren tijd.
Er heeft zich inmiddels een nieuw
feit voorgedaan. Door een beslissing
van den Minister van Waterstaat moe
ten alle omroepvereenigingen voortaan
haar volledige programma's aan elkaar
ter publicatie in haar organen afstaan
de andere op radiogebied verschij
nende bladen zullen beknopte pro
gramma's moeten ontvangen.
De oprichting van de N V., die een
particulier drukkersbelang dient en
den centralen omroep verbrokkelen
wil, dwingt het A.N.R O.-bestuur over
te gaan tot een verlaging tot op de
helft van den abonnementsprijs, die
aanvankelijk gebaseerd was op een
niveau van acht gulden per jaar. „De
Aetherbode" zal derhalve een gulden
per kwartaal kosten, terwijl de in Juni
verschijnende nummers gratis worden
verstrekt aan nieuwe abonné's.
Ondanks den getroffen maatregel
blijft het A.N R.O.-bestuur zich tot doel
stellen, zijn orgaan binnen den kortst
mogelijken tijd te maken tot een hecht
fundament van den omroep. Dat dit
mogelijk en met de hulp van alle luis
tervinken zeker is, bewijst de ervaring,
aldus „De Aetherbode".
ADYERTENTÏëN
te Capelle,
zal op VRIJDAG 10 JUNI 1927
de gewone jaarlijksche verpach
tingen houden en wel
a. des voormiddags 0111 9 uur
precies, in de KORENBEURS te
Waalwijk, de perceelen onder
Waalwijk en Besoijen voor:
Mevr. de Wed. W. C. Vermeu-
len-Quirijns, den heer W. B. Rij
ken, Mej. N. de Iïoon, den heer E.
C. van Dissel en de Herv. Kerk
van Sprang.
1). 's namiddags 0111 5 uur ten
herberge van L. F. VAN DON-
GEN te Capelle, den Capclschen
Dijk voor de Provincie Noord-
Brabant, de wegen onder Capelle,
hooiland onder Waspik, voor
den heer A. P. de Bruin, onder
's-Gravemoer voor Mej. TI. C.
Sagt en de Diaconie van Waspik,
onder Capelle voor den heer
G. de Bie en den heer P. v. d.
Hoek en onder Vrijh. Capelle
voor den heer J. Timmermans.
Breeder omschr. bij biljetten.
StoombiljartfabrieK
TILBURG
WOUTER MARTINUS PAYMANS,
Directeur der N.V. Pay mans' Schoenfabrieken te Oisterwijk op 34-jari*cn leeftüd overleden.