Voor Huis en Hol. Pluimveeteelt. ten elke maand met den stand van zaken op de hoogte zijn. Voorzitter, 't Percentage was toch niet zoo bijzonder hoog v. d. Sluis. Toch wel in verband met andere gemeenten. Voorzitter. Een enkele gemeente was iets lager. De heer de Weijs merkte op dat 't rijwielpad bij Lensveld een moeras is. Toen spr. den wegwerker daarop wees gat deze te kennen, dat er niets aan te doen is. Voorzitter. Daar is wel Iets aan te doen, maar nu toch niet. In 't voor jaar is 't een betere tijd Maar er loopt toch nog een goed rijpad. De heer v. d. Veeken heeft gehoord dat men den weg Made— Geeriruiden- berg zal verbeteren, 't Materiaal uit dezen weg zou men dan misschien kunnen aanwenden voor bedoeld rij wielpad. De Weijs. Ik heb er niets oplegen dat 't werk tot a s zomer wordt uit gesteld. als 't maar geen afstel wordt. Vervolgens vraagt spr. wanneer wederom de haververpachting plaats heeft Voorzitter. Dat zal de Secretaris even nazien. De heer A. Segeren is van oordeel dat men te kwistig is met de straat verlichting. De Voorzitter en andere leden van den Raad bestrijden zulks. Dan deelt de Voorzitter mede, dat de pacht van de haven tot 31 Dec. 1929 loopt. De heer van Beek klaagt over de baldadigheid van de straaijeugd ge durende lessen van de Land en Tuin bouwschool. De Voorzitter zegt, dat men er den veldwachter reeds op heeft ge wezen. De heer Ligtvoet merkt op. dat 't ook in de school een groote rommel is. Olienoten liggen er soms voetendik onder de banken. De heer W. Segeren beaamt zulks. Spr. voegt daaraan toe, dat er onder de leerlingen ook baldadige jongens zijn. Spr. wil den veldwachter machtigen om dergelijke jongens uit de klas te verwijderen. B. en W. zijn van oordeel, dat hei handhaven van de orde in de school, de taak van den leeraar is. Hierna sluiting. inwrijven. Voorts verdient het aanbe veling om practische drinkbakken tc gebruiken, bij voorkeur dezulken welke slechts een kleine ronde opening hebben, waar de snavel doorgestoken kan worden, zonder dat de lellen het water raken, want natte lellen be vriezen het gauwst. Doch zooals ge- zegd, meer zorg is noodlg om de beesten te beschermen tegen vocht en tocht Het hok moet zoo groot zijn, dat we de hoenders desnoods eenige dagen achtereen binnen kunnen hou den, want met koud regenweer en in een bemoüderden grond moeten we ze niet uitlaten. Let dan ook vooral er op. dat de hokken geen kieren en spleten vertoonen. want behalve dat de regen daar door heen naar binnen sijpelt, veroorzaken die spleten in den winter een kouden tochi, die ver koudheid met al de gevolgen van dien snot en diphtentis veroorzaken. Na sneeuwval kan dikwijls een gezonde, droge kou heerschen, die het uulaten der kippen mogelijk maakt. Dat kan gebcuien, maar mei dan nadat een ruimte geheel sneeuw vrij is gemaakt, daar het loopen daarin hoogst nadeeiig is Houdt de dieren op den dag warm, door ze te laten werken, wat de meesi natuurlijke en beste meihode is. Voer ze dus niet dadelijk vol met ze handen vol graan toe te werpen, waarna de kippen in een hoek gaan zitten kleumen, maar hark het hard voer dooreen in een dik krabbed van turfmolm, zand, droge blaren, kori gesneden stroo e.d., opdat ze heel den dag krabben moeien om haar rantsoen bijeen te brengen. Let vooral op het drinkwater, als het vriest. Zorg geregeld voor nieuw, als het bevroren is, of, indien ge zinken bakjes hebt, plaatst er dan een petroleumlichte onder. Onze lezers weten, dat het niet goed is om kippen, waarvan men veel eieren verlangt, ruim rnais te voeren, omdat zulk graan te veel vei aanzet, maar bij vorst is het toch goed om er flink wat van te ver strekken, omdat mais het lichaam verwarmtook hennepzaad kan voor dat doel gebezigd worden. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN. Ruwe Schra Vragen, deze rubriek betref fende, kunnen door onze abonné's gezonden worden aan „De Combinatie" Postbus 895. Rotterdam. Postzegel van 7'/a cent insluiten. Winterzorgen. De winter is voor onze hoenders een kwade tijd. Slechts enkele rassen hoorden oorspronkelijk in onze streken thuis, maar ook zij zijn vaak gekruist met bloed van hoenders, die uil streken met een meer constant klimaat werden geimporteerd Bovendien be- hooren onze inheemsche rassen be houdens 'n enkele uitzondering, niet tot de eigenlijke nutrassen, wat de eierenproductie betreft. De beste leg rassen zijn gekweekt uit Italiaansche en Aziatische hoenders, 'tls dus te begrijpen, dat deze afstammelingen nog wel wat te lijden hebben van ons guur en ongestadig winter weertje. De meeste kippenhouders meenen in den winter te kunnen volstaan met eenige maatregelen ter bescherming van hun dieren tegen de kou; hei streven is inderdaad lofwaardig, maar eerstens is kou niet de grootste vijand van de hoenders en tweedens zijn de genomen maatregelen vaak zoo ondoelmatig, dat ze meer na- dan voordeel opleveren. Immers, als men niet beter weet te doen, dan de kippen in nauwe nachthokjes op sluiten en alle luchttoevoer afsluiten opdat de beestjes „lekker warm zullen zitten", dan beloopen die slachtoffers allereerst kans op allerlei ziekten door besmetting of door giftige gassen en bedorven lucht, maar veroorzaakt men tevens, dat de dieren die 's morgens met haar oververwarmde lichamen in de ren worden gelaten, plotseling door de kou worden bevangen, dikwijls met het gevolg, dat kam en andere kopversierselen bevriezen. Men moet natuurlijk de hoenders tegen té groote vrieskoude beschermen, maar in het algemeen kunnen ze heel wat koude verdragen, beter dan tocht en vocht, welke beide de ernstigste gevaren van het winter seizoen voor de hoenders zijn. Tegen koude beschermen we ze het best. door de dieren op te houden, dus ze juist niet in te kleine hokken op te sluiten, en voor de noodige ventilatie te zorgen, die nimmer geheel ont breken mag. Vriest het hard, dan kunnen we de kopversierselen der hoenders, d z. kam en kinlellen om de paar dagen meteen weinig vaseline Als we zoo in deze dagen bij vrien den en kennissen een bezoek brengen, dan valt het ons altijd op. hoe teeder de zoigen zijn der huisvrouw vooi haar kamerplanten. Vooral het gieten wordt nimmer vergeten, met het ge voig, dat de planten min of meer drijven in een papperig moöderije en de potten ten overvloede nog in de schotels staan, die met water zijn ge vuld. Zulke gevallen, die we toch hier vaak meemaken, lijken ons volstrekt nopeloos. 't Gebeuit vaak, dat we nier of daar komende, onze bewon dering uiten voor een mooie planten dat we daarbij nog van eenigen goe den raad dienen ter verdere behande ling. Maar menschen, die hun planten verdrinken in het water en vooral de genen, die deze misdaad in den win ter plegen, blijken zóó gespeend te zijn van de allereerste begrippen om trent het plantenleven, dat we er maar niet aan beginnen om te trachten ze te bekeeren. Zelfs zijn we in staai om met een schijnheilig gezicht te verzekeren, dat we de potten schitte rend vinden, als ze ons om ons oor deel vragen. En inderdaad, niet zelden staan de planten, rijkelijk van water voorzien en op een lekker warm plaatsje bij de kachel geplaatst, er een zekeren tijd schitterend voor, wat het uiterlijke betreft. Er zit zelfs groei in, nieuwe stengels en bladeren ontluiken zich waarop niet zonder trots gewezen wordt. Och armel al die planten zijn veroordeeld om over eenige weken, uiterlijk in het voorjaar te sterven; ze hebben haar krachten dan verbruikt en gaan tot rotting over. Voor alle planten geldt, dat ze een groeiiijd en een rusttijd hebben; dit rust is in den winter. We moeten dan alles doen om die rust niet te ver storen Een volstrekte rust is het niet want in de wortels en in de stengels heeft een omzetting, een vergaring van stoffen plaats noodig om dt plant in het voorjaar te doen uitschie ten en en bloemen en vruchten voort te brengen. In den winter moeten we dus alles nalaten, wat een directen groei bevordert, d.w.z. warmte, water en mest. In het najaar scheiden we uit mei bemesten der planten en hervatten dat niet eer vóór de groei weer een aanvang neemt in het voor;aar. Alle planten moeten voorts in den winter vorstvrij gehouden worden, maar een warme plaats is verkeerd Het best staan de planten op een lichte plaats in een niet gestookte, vorstvrije kamer, aangrenzende b v, aan een wel gestookte kamer. Heb ben we geen andere kamers beschik baar dan een verwarmde, dan ptaai sen we de planten zoo ver mogelijk van de warmtebron at. Dal geldt ook voor bollen, die wc, om ze te vervroegen, op water ot in z g, potten gctiokken hebben. Die Olijven in een onverwarmde kamer op een itente plaats en worden eerst in de gestookte kamer gebraent, als de Oioemknoppcn zien zoover ontwtkkeiu heboen, dat de kleur zicntbaar wordt Hetzelfde geldt voor vroeg bloeiende planten, ais Clivia's en Azalea's. En nu tenslotte over het watergeven Kan men planten nergens anders plaatsen dan ineen ver waimde kamci, oau mogen ze wat meer water heb ben dan planten in een niet gestookte kamer, ornaat ze door de warmte wat meer vocht verdampen, maar in het algemeen moet de grond in den win ter aan den drogen kant gehouden worden. Al IS de bovenlaag droog dan wil dit nog niet zeggen, dat wa ter benoodtgd isbeter kan men dat Oeoordeelen door den vinger in dt aarde te steken, in het algemeen kan men in den winter volstaan met eens per week aan de planten een weinig water te verstrekken, in verwarmdt kamers twee maal per week. Telkens echter weinig, hoeveel precies is n het algemeen niet aan te geven, daat zulks afhankelijk is van de planten soort, oe temperatuur, het vochtge nalte der lucht enz. de praciijk moet de juiste maat doen kennen. Wei kan men zeggen, dat planten met fijne oladeren, omdat ze meer vocht ver dampen, ook meer water behoeven, dan de planten met groote stugge er» harde bladerentot de eerste benoo ren b.v. de fijne varens, tot de laaistt de Clivia's. Geen water is zoo goed voor plan ten dan regenwater, zoodat leiding water slechis gebruikt mag worder als we het eerste niet bezitten. Vooi we de planten gieten wordi het watei op kamertemperatuur gtbrachi vol doende is dat we in de kamer steeds een kan water hebben staan. Zakt he water tot op de schotels door, dan heb ben we te veel gegeven en dan moe ten we het doorgeloopen water in ieder geval wegwerpen, omdat water in dt schotels de luchttoevoer naar de plan ten en de aarde afsluit en leidt toi verzuring van den grond. Cactus- en vetplanten hebben des wege des winters al héél weinig water noodig; die kunnen bijna droog staan, want de dikke bladeren en schijven zijn eigenlijk niet anders dan water-reservoirs, die 's zomers gevuld worden en voor de instand houding van het leven in den winter zorgen. Eigenaardig is ook hier, dai in den winter rijkelijk begoten Cac tussen en vetplanten er nu schitterend voorstaan; ze lijken inderdaad véé mooier dan de droog-staande planten In het voorjaar echter vindt ge die mooie planten plots buiten de pot ge rold en als ge ze dan opneemt, ziel ge, hoe ze aan den wortelhals doorgerot. zijn GEMENGD NIEUWS. „DE „M AF ALD A"-RAMP. Foto's van documentaire waarde. De prestatie's van de „Alhena". La Prensa van 4 dezer bevat enkele foto's van de zinkende „Principessa Mafalda", het Italiaansche schip, dat onlangs, gelijk men uit de uitvoerige berichten, destijds gepubliceerd, weet, met 'n verlies van honderden men- schenlevens ten onderging. Aan deze foto's wijdt „Ons Week blad", in een artikel over „De twee da gen van de Alhena...", een documen taire beschouwing, waaraan wij het volgende ontleenen: Het zijn toto's van een zeldzame tra giek. En van een zeldzame documen taire waarde. Een ruime zee, de spie gel ternauwernood gebroken door golf jes. Het schip, dat begint over te hel len; op het eene beeld meer, op het an dere minder. De foto's zijn op zulk een afstand genomen, dat je ternauwer nood ziet, dat daar aan boord iets ge beurt, en je moet scherp kijken, om te zien, dat de valreep neergelaten is en menschen omlaag klimmen in een boot langs zij, en dat aan den steven men schen als trossen hangen aan een loop plank. Maar hier en daar op het water zie je, onduidelijk, bijna als vage scha duwen want de foto's zijn opgeno men tegen het vallen van den avond de reddingsbooten van de Alhena, vol geladen met geredden. Overigens niets op het rustige water. Er zit in deze foto's zoo weinig, zoo heelemaal geen beweging. Maar je voelt het tragische conflict. Daar, in dit kalme, rustige tafereel, vreedzaam als een avondschemering, zijn een drie honderd menschen aan liet verdrinken en ten doode gedoemd. Die foto's zijn van een geweldige do cumentaire waarde. Je ziet, hoe kalm de zee was; je ziet dat de „Mafalda" slechts weinig slagzij heeft; je ziet, dat althans aan die zijde van de „Mafalda" die de foto toont, alle booten te water zijn gelaten; je ziet ook, dat wijd en zijd geen ander stoomschip te beken nen is, noch reddingsbooten van een ander vaartuig. Maar je wéét: die fo to's zijn genomen van de Alhena af. Die foto's, alleen op zichzelf reeds, zeggen, wat herhaaldelijk gezegd is: dat het onbegrijpelijk is dat niet meer menschen gered zijn; immers, bij een goede organisatie van het reddings werk aan boord van het schip, dat daar zóó rustig ligt, had het mogelijk moe ten zijn, allen te redden. Die foto's be wijzen nog iets anders; dat op dat oogenblik de Alhena het eenige red dende schip in de buurt was, en de booten van de Alhena de eenige, die op dat oogenblik aan het werk waren. Voor een kenner van fotografie, die weet, hoezeer foto's de perspectief overdrijven, korte afstanden groot doet schijnen, is bovendien één ding duide lijk; dat de „Alhena" heel dicht bij de Mafalda was. Niets had, onder die omstandighe den, kunnen beletten, dat allen gered werden. In plaats daarvan: aan boord van de „Mafalda" een heillooze verwarring. Officieren, die misschien hun plicht doen, maar zeer zeker de noo dige energie missen, om hun wil aan de wilde massa op te dringen. Een dui zendtal passagiers, waarvan het groot ste gedeelte in doodsnood den kop heeft verloren, en wild heen en weer rent, terwijl een ander gedeelte blind vertrouwt op het optimisme van den kapitein, die zegt, dat er nog tijd ge noeg is, en die dit blijft zeggen nog een paar seconden voor het schip mèt hem in de diepte verdwijnt. En dan, een op-1 is. Toch slaagthij roerige bemanning, die, schreeuwend, dat zij nu geen schepelingen meer zijn, de bar en de hutten openbreekt, geld en juweelen steelt, flesschen met ster ken drank leegdrinkt, en dan, zonder zich om de passagiers te bekommeren, ja, in vele gevallen hen zelfs afwerend, naar de „Alhena" toeroeit, aan boord klimt, en zich verder noch om „Mafal da noch om passagiers bekommert. En eindelijk: reddingsbooten, van de Mafalda", die te water worden gela ten, volloopen en zinken... Zóó is het vreedzame tooneel, dat de foto's te zien geven, geworden tot tra giek. Die niet noodig geweest ware, hadden aan boord der „Mafalda" allen op dezelfde stoutmoedige, koelbloedige wijze hun plicht gedaan als de mannen van onze „Alhena". Dit zijn geen theorieën. Dat de red ding mogelijk was, blijkt uit de foto's: authentieke documenten. De foto's zijn tegelijkertijd, als dit schip en zijn mannen 't nog noodig hadden, een getuigschrift voor de „Al hena." Een getuigschrift, vooral, dat de bescheidenheid onzer menschen verde digt tegen de zelfverheffing van ande ren, die, wat vroeger land bereikend dan de „Alhena" van het begin tot het einde geroepeen hebben: „ik, ik, ik!" Zij bewijzen, wat het aantal door de Alhena" geredden meer dan de helft van hel totale getal opvarenden der „Mafalda", en zélf gered, niet van andere redders overgenomen alleen reeds zegt: dat de „Alhena" het eerst ter plaatse was, oogenblikkelijk met het reddingswerk begon, en dicht ge noeg kwam bij de „Mafalda", om dat reddingswerk zóó vruchtbaar te ma ken als het geworden is. Een korte, zakelijke beschrijving, door kapitein Smolenaars gegeven, in lakonieke zinnetjes, die niets meer ge ven, dan feiten, schildert kinetisch wat de foto's in rust aantoonen. Op den dag van het ongeluk achter haalt, zoo ongeveer te half vier, de „Mafalda" de „Alhena" en vaart voor bij. Zoodra zij voorbij gevaren is, meent men aan boord van de „Alhena" iets vreemds te bemerken in de gang der „Mafalda", en de radiotelegrafist van de „Alhena", de heer Wentzel seint aan de „Mafalda": „Is er iets aan het handje?" De „Mafalda" antwoordt: „alles in orde", en vaart verder, lang zaam en op toenemenden afstand ge volgd door de „Alhena". Om vijf uur, als de afstand tusschen beide negen kilometers geworden is, bereikt den radiotelegrafist der „Alhe na" opeens het sein S. O. S. van de „Mafalda". De „Mafalda" ligt vrijwel stil, de „Alhena" versnelt de vaart en bevindt zich veertig minuten later, te 5.40 uur op 180 meter afstand van de „Mafalda". Oogenblikkelijk laat zij de booten te water, die met den grootsten spoed naar de „Mafalda" toeroeien. Het reddingswerk begint, en vijftig minuten later te 6.30 uur op dit oogenblik is de laatste van de foto's heeft, en op de foto ziet men, dat het donker begint te worden hebben de booten van de „Alhena" reeds belang rijk werk gedaan, hebben aan de „Ma falda" aangelegd, passagiers aan boord genomen en menschen, die in paniek over boord waren gesprongen, uit het water opgevischt. Drie booten vm de „Mafalda", hebben, geladen, hoofdza kelijk met de bemanning van de „Ma- lalda maar ook met eenige passagiers de „Alhena" bereikt en de menschen zijn er in geslaagd, aan boord te ko men. Op de „Alhena" zelf staat kapitein Smolenaars aan het wiel: zijn officie ren, zijn menschen zijn in de booten, aan het reddingswerk; de weinige aan boord achtergeblevenen, geholpen door de passagiers, lieljjen de in de booten naderenden, aan boord te komen. De afstand tusschen „Alhena" en „Mafal da" is nog steeds 180 meter. De kapi tein wordt thans aan het stuurrad ge holpen door den dokter van de „Mafal da", onervaren in dit werk, maar die de bevelen van kapitein Smolenaars gehoorzaamt. Zoo gaat een uur voorbij. Nog steeds is de „Alhena" bezig met het reddings werk. Maar de booten van de „Alhena" zijn afgedreven door de sterke stroo ming, en de „Alhena" moet zich iets van de „Mafalda" verwijderen om in de buurt van haar booten te blijven. Ondertusschen is een tweede schip begonnen met het reddingswerk: de „Empire Startot op dat oogenblik niet nader dan een 900 meter. Ook dit schip heeft booten uitgezet en neemt aan het reddingswerk deel. Vanaf de „Mafalda" bereiken de „Al hena", waar de radiotelegrafist ruste loos werkt, en in blijvende verbinding met zijn collega van de „Mafalda" een man, die zijn plicht deed! is, smeekbeden om langszij te komen. Dit is op zichzelf reeds een delicate manoeuvre, en wordt nog veel moei lijker doordat kapit. Smolenaars geen technisch personeel tot zijn beschik king heeft dat immers in de booten er in, na ongeveer een uur tijds, de „Alhena" te brengen, eerst op 200 meter afstand van de „Ma falda" op dit oogenblik komt in de verte, op 3000 meter afstands, de „For mosa" opdagen en dan op een af stand van slechts 15 meter de „Mafal da" te passeeren, in evenwijdige lig ging. Dat was zoo ongeveer te 8.50. Dit is 't oogenblik van grootste krachtsinspanning voor allen. De boo ten van de „Alhena" vliegen heen en weer, en van de tallooze passagiers der „Mafalda die overboord gesprongen zijn mede op raad van de „Alhena" hun van boord van dit schip toegeroe pen immers, d5n kan men lien ge makkelijker uit het water halen wordt het grootste gedeelte vanaf de „Alhena" direct opgevischt en aan boord getrokken. De passagiers der „Alhena" werken flink mede, evenals de Chineezen, van welke laatsten overigens eenigen ook mee zijn gegaan in de booten. De „Formosa" is thans ook nader gekomen, en bevindt zich op 200 me ter afstand. En nieuwe hulp daagt op: de „Mo- sella" en de „Rosetti". Ongeveer te 10.10 begint de „Mafal da" te zinken. De „Albena" is thans op 50 meter, de „Formosa" op 120, de „Mosella" en de „Rosetti" op ongeveer 300. In de verte dagen nog een paar schepen op. Er zijn nog heel wat men schen aan boord van de „Mafalda", menschen, die het schip niet meer kon den verlaten omdat geen reddingsboot meer aan kon leggen; omdat zij niet in het water durfden springen, of om- dat men hun gezegd had, dat het schip wel drijvende zou blijven, althans nog langen tijd. Dan zinkt de „Mafalda" voor goed weg, en met haar die menschen, die nog aan boord waren. Enkelen, heel weinigen, worden nog door de booten opgepikt, zoodra dezen het waagden, dicht bij dien door het zinkende schip gemaakte draaikolk te komen. Dan vaart de „Alhena" in een dichten cir kel om dien draaikolk, waaruit aller lei voorwerpen, en een voortdurend borrelende stroom van luchtblazen om hoogstijgen, heen, hier en daar nog een drenkeling oppikkend. Het is erg donker, en men kan bijna niets meer zien. Maar toch blijft de „Alhena" nog voor een uur ongeveer ter plaatse, en wie niet bezig is met de zorgen voor de geredden, tuurt uit over het water of men niets drijven, niets spartelen ziet. Dan is het voorbijde „Alhena" zet koers naar Rio de Janeiro...". genomen, die La Prensa gepubliceerd In 1913 is de landeigenaar Steven Thomka te Szabatka wegens moord op zijn 18 jarige dochter Eva veroordeeld tot den dood door den strop, welk vonnis den 2lsten Maart van dat jaar is voltrokken. Toen on langs het huis, waarin Thomka woonde gerestaureerd werd, vond men een verzegelden brief, waarin de dochter schreef, dat zij vrijwillig den dood

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1927 | | pagina 6