DEECH1 V&H HET ZUIDEN
Een oud vooroordeel.
Mr
No. 101. Zaterdag 24 Dec. 1927. 50e Jrg.
TWEEDE BLAD.
(Een Kerstsprookje).
Zooals 't met vele machtige heer-
schors gaat, kreeg eens het Sprookje
den inval om zijn tooverland te verla
ten en zich op reis te hegeven; 't wilde
eens rond kijken in de wereld, of er
ook iets gevonden kon worden om ver
beteringen in zijn eigen land aan te
brengen. Het verkondigde dus aan de
bewoners van zijn rijk, dat het op
groote en gewichtige dingen zon, en op
reis wilde gaan, maar niet in schitte
renden glans en heerlijkheid, maar stil
en ongemerkt, zoodat de bewoners der
aarde het niet meer zouden herkennen,
in de gedaante van een jong meisje.
Met verbazing en smart zagen de
mensehen van het tooverland hunne
koningin gaan. Roodkapje, Doornroos
je, Sneeuwwitje, ja zelfs Twee-oogje
kwamen tot haar en deden haar wee-
nend uitgeleide.
„Kom toch spoedig terug!" riep men
uit alle hoeken des lands, „breng ons
iets goeds mee en toef niet te lang op
die akelige, koude aarde!"
Toen werden achter het Sprookje de
poorten des rijks gesloten en naar he
neden ging het, in vliegende vaart, ge
zeten in het rijtuig dat Asschepoester
altijd gebruikte, wanneer zij naar het
bal des konings reed. Rrt, men was
op de aarde aangeland.
Ja, het zag er hier heel anders uit
dan in het Sprookjesland; hier waren
geen beren, die vermomde koningszo
nen waren geen kikvorschen, die bij
princessen konden gaan om haar te
vragengeen broeders, die lust hadden
om zwarte raven te worden; geen ge
laarsde katten, die men gaarne aan de
deur zag verschijnen; hier waren
afschuwelijke katers, die den aardbe
woners het leven verbitterden, en
groote, zwarte, rook uitstootende mon
sters renden woedend van plaats tot
plaats.
Locomotieven noemden de inenschen
die.
Hel Sprookje gevoelde zich bang en
zonderling te moede, en er ontbrak
maar weinig aan of 't zou bitterlijk zijn
gaan weenen; maar terug kon men
toch niet meer zoo dadelijk gaan, an
ders zouden de bewoners van het Too
verland hebben gelachen en gespot.
Mosluiteloos bleef het Sprookje
eenigen tijd staan en dacht bij zichzelf:
„Met het eerste, 't beste kind dat hier
op Roodkapje gelijkt, gaat ge mee en
waar het blijft, daar zoekt ge u een
onderkomen!"
Nu ja, dat waren echt sprookjes
achtige gedachten, zooals men ziet,
maar kon men dan ook iets anders
verwachten? Zoo de lieve God in den
hemel zich niet had erbarmd, wetende
Hij zond alzoo een blond kindje op
weg een jongetje weliswaar, maar
toch zóó schoon, dat Sprookje aan
stonds vertrouwen in hem kreeg en
vroeg:
„Ventje, waar gaat ge heen?"
„Naar moedertje!"
„Mag ik meegaan, lieve jongen?"
„Zeker, maar hebt u-dan geen moe-
dertje?"
„Neen, die heb ik niet," antwoordde
Sprookje treurig en ditmaal zei het
voor het eerst in haar leven de volle
waarheid.
Het ging dus met hem mee.
Hoe verbaasd was 't echter, toen het
in de moeder van 't jongetje de vrouw
herkende, wier zuchten het op reis had
den doen gaan.
j „Hoe is uw naam, lief kind?" vroeg
de vrouw, op vriendelijke loon, „wilt
ge hij ons blijven? Ik heb juist een
dienstmeisje noodig."
Sprookje vond dit heel goed. „Ik
heet Ilse", zeide het, „en ik wil u gaar
ne helpen."
De vrouw keek Sprookje van terzij
de aan. „Ilse" klinkt wel zonderling,
dacht zij en zuchtte even.
Sprookje bemerkte dit heel goed en
ging vlijtig aan den arbeid, opdat de
goede vrouw tevreden en voldaan zou
zijn.
En het verblijf aldaar beviel haar
zoo goed op den cjuur, dat 't misschien
in het geheel niet meer had willen
heengaan.
Hoe mooi was 't er ook, en hoe ge
zellig! In de kamer, aan de muren,
hingen de portretten van vader en van
moeder, van de lieve kinderen en te
genover die allen hel portret van eene
sehoone vrouw.
Die had het jongetje op den arm, en
lachte zoo gelukkig tegen hem, als wil
de zij het kind nooit meer loslaten. Des
avonds ging men om de groote, ronde
tafel zitten, en dan brak voor Ilse hel
heerlijkste oogenblik aan.
De moeder las uit een boek de mooi
ste geschiedenissen voor uit Sprook
jesland.
Dan schitterden de oogen der kinde
ren en zij lieten haar geen rust, voor
dat zij de eene historie na de andere
had voorgelezen.
Maar zij sloeg er ook wel over; na
melijk waar van de booze stiefmoeders
werd gesproken. Dan werden hare
vriendelijke oogen treurig.
„Waarom toch," dacht Ilse, „daar
moet ik toch zien achter te komen."
En Ilse kwam het te weten.
Op zekeren dag was moedertje ern-
het jongetje.
Ilse stond er sprakeloos bij. .Ia, zoo
zagen er inderdaad hare stiefmoeders
niet uit; nu begreep zij wel, waarom de
tweede moeder zooveel mooie sprook
jes uit het boek oversloeg.
Plotseling scheen er een heldere
glans over het graf Ilse was verdwe
nen. Maar hel stiefmoedertje hoorde
'zacht fluisteren: „Vergeef het Sprook
je, het zal om uwentwille geen boóze
stiefmoeders meer op de aarde zenden;
'zij blijven allen in Tooverland geke-
I tend, met stevige, onbreekbare boeien.
Op de aarde is geen plaats voor haar
waarom, dat weet ik!"
In gepeins verzonken, keerden allen
huiswaarts. Ilse ontbrak.
I Toen echter het Kerstfeest aanbrak:
Kerstmis, wanneer ook het armste hart
wordt gekoesterd, Kerstmis, met zijn
eeuwige, onvergankelijke bekoring,
toen prijkte het portret van de doode
mpedeï in een heerlijken krans van
vergeet mij-nietjes, en op de plaats van
stiefmoedertje, onder den denneboom.
schitterde alles geheimzinnig.
Niemand begreep er iets van. Wil ik
het maar verklappen? Ilse, en niemand
anders, had 't gedaan, tot eeuwigen
roem en tot lof voor alle trouwe en
goede stiefmoeders.
Het Heidensch Kerstfeest.
Vele gebruiken van Kerstmis herin
neren nog aan de heidensche feesten,
waarin onze christelijke herdenkingen
-wortelen. Rond die heidensche feesten
I hadden zich tal van volksgebruiken
gevormd, die ook na den overgang
tot het Christendom moeilijk uitroei
baar bleken. Lang heeft de Kerk er
strijd tegen gevoerd, maar tenslotte
een oplossing gezocht en gevonden
door de viering der voornaamste
christelijke feestdagen zoodanig vast
te stellen, dat deze met de vroegere
heidensche feesten samenvielen, waar
na aan de gebruiken in den loop der
tijden ook zoodanige wijzigingen wer
den gegeven, dat deze een christelijk
karakter kregen.
De heidensche Germanen vierden
op den tijd, waarop nu Kerstmis valt,
hun Joel- of Midwinterfeesten. De
eerste naam, die in het noorden van
Meckelenburg nog voortleeft, is hier
met het heidendom ondergegaan, maar
de laatste bleef in de middeleeuwen
algemeen in gebruik en in sommige
oostelijke streken van ons land wordt
stiger dan gewoonlijk; toen werd een de Kerstdag nog „Midwinter" genoemd.
krans van immortellen om het portret
van de sehoone vrouw7 gelegd, en Ilse
hoorde, hoe zij tegen vader zeide: „Va
dertje ik heb goed voor allen'gezorgd,
vanmiddag ga ik met de kinderen uit,
dat laat ik mij niet ontnemen.
Na het eten gingen allen het huis uit,
ook Ilse, en ieder droeg een schoonen
krans naar een stil graf, dat van eene
moeder, wier liefde de w7eesjes niet
meer kon bereiken; maar tot het stief
moedertje sprak zij dagelijks, sprak zij
Het Joelfeest was aan den Germaan-
schen zonnegod gewijd. Kerstmis is
dus wel een zeer juiste vervanging
van het oude Joelfeest, omdat voor de
Christenheid de zonne in Bethlehem
opging, inhoudende de belofte van de
redding der menschheid.
De Germaansche zonnegod werd in
het Noorsch Freijer, in de taal onzer
voorouders Fro geheeten volksgebrui
ken en spreukjes herinneren nog aan
hem. In de graafschap Zutfen voer tot
voor kort en misschien hier en daar
door de dankbaarheid van den man,
waarom Sprookje op aarde toefde, nie- j sprak zij door de beden van de kinde- no8 we' oen Kerstnacht „Uerk
mand anders zou 't hebben gedaan! ren, door de sehoone blauwe oogen van I met ^erl ^eer om' een SP00*> °P
een zwijn rijdendeen de landman
bergt zorgvuldig zijn akkergereedschap
weg, want als het zwijn er op trapt,
is het bedorven. Dat spook is de oude
Fro, wien het zwijn gewijd was
Eveneens tot voor enkele tientallen
jaren was nog in het gebruik, dat de
nachtwacht van Kerstmis tot Nieuwjaar
of Driekoningen (6 Jan.), dus gedu
rende de heilige nachten, de ooren
der slapende menigte streelde met zijn
maatgezang; in 't midden der vorige
eeuw zelfs nog in Amsterdam. Het
geldt hier alweer een herinnering aan
't Germaansche volksfeest. „Detwaalf
nachten" behield men ook als tijds
bepaling nog lang. In een brief van
Maxlmiliaan van 14 Febr. 1492, waar
bij hij een nieuw dijkbestuur instelde
voor West-Friesland, lezen we: „be
ginnende nae den twaalf nachten van
Kermisse", d i. op Driekoningen of
Dertiendag". Nog eeuwen daarna
zelfs handhaafden „de twaalf nachten"
zich in 't spraakgebruik der landlie
den het waren, naar oude traditie,
heilige nachten en de boer lette in die
nachten nauwkeurig op het weer om
daaruit zijn voorspellingen voor de
twaalf maanden van 'i jaar te maken
Hoe en op welken datum vierden
de heidensche Germanen hun Joelfeest?
Oorspronkelijk was het feest waar
schijnlijk aan de zielen der afgestor
venen gewijd, die volgens het volks
geloof omstreeks het winteracquinoc
tium (21 Dec.) hun ommegang hielden
en aan feestmalen aanzatenbij som
mige stammen werd het tegen het
einde van December, bij andere eerst
in Januari gevierd en duurde twaalt
dagen. Er werd dan vooral aan de
groote goden Thor en Freijer (Fro)
geofferd en zegen voor den oogst van
het volgend jaar afgesmeekt. Het was
een gebruik om op het Joelfeest een
grooten ever in de voorhal te brengen
en op den kop daarvan geloften af te
leggen.
De Kerstboom.
De met veel
kaarsjes of ande
re lichtjes en al
lerlei siersels op
getooide, metlek
kers en geschen
ken behangen(of
aan den voet om
ringende) sparre-
boom, waarom
men in gezin,
kerk of openbaar
lokaal met kinde
ren feestviert, is
als in Skandina-
vië en Engeland, ook hier overgeno
men uit Duitschland, waar hij echtpr
eveneens, van bepaalde streken uit.
pas in de 19e eeuw volstrekt alge
meen is geworden. De geschenken en
lekkernijen aan den Kerstboom heeten
althans in Duitschland door 't
Kerstkindje voor de kinderen te zijn
meegebracht; bovenin of onderaan is
vaak een beeldje van het Kerstkindje
in de Kribbe in het bijzonder in
de Katholieke gezinnen of de top
is met een engel of een ster bekroond.
In streken, waar deze christelijke wij
ding en alle christelijke viering ont
breekt. waar deze niet anders dan
middel of middelpunt is voor een
vroolijk kinder— of familiefeest, is
soms het „Kerstmannetje" een be
denksel uit den nieuwen tijd, z.g.n.
de brenger der goede gaven.
Het vroegste gewag, tot hiertoe,
van een kerstboom in Nederlandsche
gezinnen, is in den Gelderschen Volks
almanak van 1837 te vinden, in een
artikel „Een huiselijk feest". Daarin
staat o m.
„Ook op onzen vaderlandschen bo
dem wordt dit feest (t.w. het Duitsche
Kerstfeest) reeds meer en meer in-
heemsch. Ik zag hetzelven hier in een
huiselijker! kring gevierd.... wij (zagen)
in de verte talrijke lichten aan een
groenend dennenboompje schitteren....
tusschen het groene loof en de lichtjes
hingen appelen, noten enz."
Aanvankelijk, en nog lang, heeft de
kerstboom hier vele en dikwijls heftige
bestrijders gehad. „Laat die giftplant
aan onze Duitsche naburen", schreet
iemand omstreeks 1859. Deze bestrij
ders keerden uit godsdienstige en/of
vaderlandsche motieven, de vervan
ging en de verdringing, door een
Duitsch gebruik, van het bij de Neder
landers sedert eeuwen tot volkszede
geworden Sinterklaasfeest af. Tegen
woordig is de toestand zoo, dat de
Sinterklaasviering onverminderd be
staat, en dat buitendien in vele ge
zinnen en kringen jaarlijks in den
Kersttijd een meer of minder christelijk
getint kinder— of familiefeest om den
Kerstboom wordt gevierd.
GEMEENTERAAD.
H A A R ST E E< i H ED1KHUIZ10 X.
De Raad dezer gemeente vergaderde
Donderdagavond ten raadhnize onder
voorzitterschap van den Edelachtba-
ren lieer van Bokhoven, Burgemeester.
Secretaris dhr. II. Comvenherg.
Aanwezig alle leden.
De Voorzitter opent de vergadering
en verzoekt den secretaris voorlezing
van de notulen der vorige vergadering.
v. d. Dobbelsteen. Maer de vorige no
tulen zijn nog niet goedgekeurd. Bij de
discussies is dat heelemaal vergeten.
Voorzitter. Dat zullen we straks
doen.
De secretaris leest dan de notulen
voor.
v. d. Dobbelsteen. Maar de vorige no-
al opgemerkt, dat er de vorige maal
niet over de goedkeuring van de notu
len is gestemd. Als er stemming was
geweest, dan had ik tegen gestemd.
Dan moet ik nog opmerken, dat in de
laatste notulen sommige dingen niet
goed worden omschreven en woorden
worden gebruikt die niet zijn gebezigd.
Men geeft verkeerde voorstellingen.
Zoo zijn er ook verscheidene passages,
b.v. wat de secretaris heeft gezegd, dat
heel breedvoerig is uitgewerkt, terwijl
hetgeen ik heb gezegd, Tot een mini
mum wordt teruggebracht. Ik zag
gaarne, dat voortaan met deze opmer
king wordt rekening gehouden.
Voorzitter. Me dunkt, de notulen
zijn toch uitvoerig genoeg en
Zonder schriftelijke toestemming is eenige overname uit deze rubriek verboden.
Kerstboom in gereedheid
Wie iets te vragen heeft kan zich
wenden tot:
OOM WIM,
„DE ECHO VAN HET ZUIDEN",
WAALWIJK.
De wensch der kinderen.
Vijf Kerstfeesten had de echtgenoot
en vader reeds in Russische krijgs
gevangenschap doorgebracht
Misschien! Want wellicht had de
dood hem reeds verlossing uit zijn
lijden geschonken. Hier in Berlijn
wist men het nietreeds meer dan
twee jaar was geen enkel woord,
niets, niets meer van hem gehoord.
Nog droeg men geen rouwkleederen,
want de hoop leefde nog steeds in
de harten, hoe gering zij dan ook
mocht zijn. Maar toch vervulde een
droefheid des doods reeds de moeder,
en vaak hadden de kinderen haar
verrast, terwijl zij snel <een traan uit
de diepliggende oogen wegvaagde.
Nu ging het zesde Kerstfeest zon
der man en vader gevierd worden.
Reeds dagen te voren hadden de
kinderen zij waren zes in getal en
de jongste was juist vijf jaar, hij was
kort na de mobilisatie geiboren - alles
voor den
gebracht. Ach, hun droefheid was
zooveel geringer dan die van moeder,
want zij hadden vader nauwelijks of
in feet geheel niet gekend, en daarbij,
de jeugd vergeet zoo snel. Moeder
had trouwens de voorbereidingen voor
het heerlijke Kerstfeest zelf geleid. Zij
leed, ja, maar de kinderen moesten
blijde zijn hun zou het verdere leven
nog smart genoeg brengen....
Morgen was het dan Kerstmis. En
gelijk ieder jaar had de moeder den
kinderen gezegd, het Kerstkindje op
een briefje hun wenschen voor te
leggen. Wat zij het liefst wilden,
moesten zij vragen: het Kerstkindje
kon alles geven, al was het nog zoo
groot
En nu zat de moeder over al die
briefjes gebogen. Zij was rijk. Wat
die kinderen aan speelgoed, snuiste
rijen en lekkers konden vragen, kon
zij hun geven, al die hartewenschen
zouden vervuld worden. Maar de
kinderen hadden niets van dit alles
gevraagd. Elk op zijn manier had een
wensch te kennen gegeven, welke zij
niet kon vervullen. Alleen het Kerst
kindje zou in dit geval uitkomst kun
nen brengen.
Nog bleef 't briefje van den kleinste
over. Moeder aarzelde het te openen.
Haar gemoed was overvol. Eindelijk,
langzaam opende zij de enveloppe
Met onvaste hand bijna onleesbaar,
was het briefje geschreven. Zij las
„Lief Kerstkindje, laat pappie van
avond thuis komen!"
De moeder barstte in tranen los.
En als met magische kracht werd
ook haar hart plotseling tot die ééne
groote bede gedreven
„Lief Kerstkindje, laat mannie van
avond thuis komen
In het verre Siberië was een man
uit het kamp der krijgsgevangenen
ontsnapt. Overal was alarm gemaakt
om den vluchteling te achterhalen.
De bosschen had men afgezocht, de
wegen werden bewaakt, maar nergens
was een spoor van den verdwenene
te vinden.
En toen eenige dagen later in het
kamp de bewaking verscherpt werd
en represaille maatregelen genomen
werden, wisten de achtergebleven
ongelukkigen, dat de ontsnapte aan
de oogen der spieders ontglipt was
en de gevaarlijke en moeilijke reis
naar het vaderland, waarnaar aller
harten zoo innig en vurig verlangden,
onder goede voorteekenen was be
gonnen.
Onvermoeid, bijna niet verder kun
nende, met bloedende voeten, schreed
een man door den nacht voort. Nog
eenige uren en dan was het vurig
verlangde doel, de Duitsche grens,
bereikt. Midden door Siberië, dwars
door Rusland, was de moeizame tocht
voltrokken. Twee maanden lang had
hij als opgejaagd wild zich bij dag
licht verborgen, slechts bij nacht had
hij het gewaagd weder een étappe af
te leggen, levende van de kruiden der
aarde en van de harde korsten brood,
welke hij met doodsangst in het hart.
dat men hem zou verraden, hier en
daar bij de goedhartige Russische
boeren gebedeld had.
Hoe lang hij nu reeds op reis was,
wist hij niet. hij had de eentonige
dagen en nachten niet geteld en hij
dacht er niet meer aan, dat Kerstmis
nabij was. Slechts een gedachte be
zielde hem nogNaar huis, naar
huis, naar vrouw en kinderen
En ook nu weer gaf deze gedachte
hem kracht om 't uitgeputte lichaam
voort te sleepen.
Daar, op eenigen afstand stond een
huisje. Hij sloop naderbij. Nog brandde
er licht, al naderde het middernachte
lijk uur met rassche schreden. En door
het venster zag hij, hoe een man en
een vrouw den Kerstboom met een
kribje gereed maakten.
Als een bliksemstraal schoot het door
zijn hoofd: Kerstfeest moet nabij zijn
Een heerlijk verlangen maakte zich
van hem meester, op dit heerlijk feest
bij vrouw en kinderen te zijn En
voort ging hij, alle vermoeienis al
vergetend naar die grens, die voor
hem vrede en geluk beteekende.
Kerstavond Tien uur.
Voor de Kribbe, bij den met tal van
lichten versierden Kerstboom, ligt het
gezin neergeknield. Er wordt gebed2n,
vurig gebeden. De kinderen bidden,
dat vader moge terugkeeren. en de
moeder vereenigt zicht in de volle
innigheid van haar hart, met dien
bijna onvulbaren wensch harer lieve
lingen. Als het Kerstkindje eens zoo
goed was. Maar neen, het was onmo
gelijk. De vader zou niet terugkeeren,
hij was reeds dood. En zelf als hij
niet dood was, kon hij niet komen,
hij werd immers vastgehouden en
bewaakt.
De kinderen hieven het „Stille nacht,
heilige nacht!" aan. Roerend zongen
die reine stemmel jes.Zlj moesten 't lieve
Kindje in de kribbe verteerderen, neen,
de kleine Jezus kon geen weerstand
bieden.
Dan klonk het weer uit dezes
monden: „Kerstkindje,geef ons vader
terug." Maar alleen de jongste durfde
er aan toe te voegen„En laat pappie
nog vanavond komen,"
Opnieuw stroomden de tranen der
moeder en de kinderen bemerkten,
hoe zoe zij snikte Zij keken voor zich
heen, ze begrepen eenigzins wat moe-
der leed Maar de kleinste dacht slechts
aan pappie. Hij vloog moeder om den
hals en zeide troostend:
„En pappie komt, mammie: het
Kerstkindje zal hem brengenhet
Kerstkindje kan alles".
Nog kust de kleine de moeder, als
plotseling de bel met volle kracht
weerklinkt, en alles doet opschrik
ken.
„Daar is pappieroept de kleine
en moeder vliegt naar de deur. Hij moest
daar eens zijn.
De kinderen staan op; zij gaan
naar de geopende deur der kamer. En
in den gang klinken twee stemmen,
in de geweldigste ontroeringeendoor
tranen verstikte: „Mijn mannieen
een zware„Mijn lieve vrouw
De kinderen vliegen nu ook den
gang in
Vader, vader, vader
En zij weten niet,hoe zij hem zullen
kussen, en als hij in de kamer gebracht
Is zien zij niet, hoe verwaarloosd hij
er uit ziet Zij hebben man en vader
terug! Hel Kerstkindje heeft vader
teruggebrachtEr is vreugde en jubel,
er is feesten blijdschap.
Lang nog zaten zij bij elkaar onder
den kerstboom, en zij kwamen niet
uitgekeken en uitgepraat- En vader
vertelde en moeder vertelde, maar de
kleinste zeide alleen Het Kerstkind
heeft pappie teruggebracht.
OUDERS, LEZEN OOK UWE KINDE
DEREN ONS JEUGDHOEKJE?