iilCHOKU set zuiam
PlaltelanSstoestandea.
1
1OKS VRMMKIeI
Eersl alleen
AKKER9*
TWEEDE BLAD.
Hebben we de vorige maal de toe
standen besproken bstnffnde de P.
N. E M. en zijn dienaangaande, als
mede over andere toestanden, van
verschillende zijden blijken van in-
Stemmt'g bij ons ingekomen, zoo voe
len wij ons toch verplicht om mede
te deelen. dat wij in geen geval plaat
selijk of persoonlijk willen zijn. Wel
zouden we willen adviseeren om ook
positieve acne te willen voeren. Met
struisvogel politiek komen we toch
niet verder. Er zijn vele mistoestanden,
dat zijn we volkomen eens. maar deze
zijn op een geheimzinnige wijze niet
tot oplossing te brengen. Wij betreuren
het o in. met de geachte schrijvers zeer,
dat rekenplichtige instellingen en per
sonen, die door de gemeenschap eene
positie bekleeden en die zich zooge
naamd zoodanig voor onze positie
interesseeren, dat zelfs hun conterfeitsel
in de dagbladen wordt afgedrukt,
dat deze toch hunne daden niet laten
zien en daardoor, misschien onbewust
zeer oppervlakkig te werk gaan In
tusschen hopen we van ganscher harte,
dat door gezamenlijke actie betere
toestanden zullen verkregen worden.
In aansluiting op hetgeen we den vori-
gen keer over de P. N E. M. tarieven
geschreven hebben, moeten we dan
ook opmerken, dat het P. N E M
bedrijf een monopoliepositie heeft.
Immers de afnemers zi'ten onder den
duim en de zoetzijnde gemeentebestu
ren vanzelf. Die zitten onder meer ook
nog steeds met de kblenclausule
opgescheept. Als men ziet, dat de
technisch superieure leiding van het
bedrijf schitterend is. waarover in de
provincie een roep uttgaat, dan verstaan
we niet, waarom de uitkomsten zoo
pover zijn; maar dan wil het er bij
ons wel in dat verschillende gemeenten
die nu aan handen eu voeten gebonden
zijn, met een eigen bedrijt beter af
waren. En sedert dat is toegegeven,
dat de machtspolitiek der P.N E M. als
grooibedrijt en als publiekrechterlijk
lichaam gebruikt wordt om haar pri
vaatrechtelijke kapiiaalspositie te ver
beteren en te versteiken, is voor ons
allen, die zich voor deze zaak interes
seeren duidelijk geworden, nat het
bediijf mark gaat aan overkapitalisatie
en we daardoor een onhoudbaren toe
stand van de gedwongenafnemers.dat
zijn de gemeenten (in casu hare in-
woners) alsmede de industrie gekregen
hebben.
Wanneer we van machtspositie spre
ken. dan kunnen we onder meer aan-
halen de feiten, dat bedrijven, welke
vroeger op het gemeentelijk net waren
aangesloten, eenvoudig zijn afgenomen
en thans voor lagere prijzen bediend
worden, zelfs tot 20 pCt. onder die.
welke de gemeente zelf moet betalen,
De onbillijkheid in deze is er omdat
b v. kleinere bedrijven op het Bra-
bantsche platteland, voor hetzelfde
K W U.stroom, komende van dezelfde
P N E M. tot 50 cent en zelfs meer
moeten betalen. Dat mag en kan zoo
niet blijven, daargelaten nog, dat er
geen enkel recht is, om van dien
zwakkeren, kleinen man meer te nemen.
Deze toestand moet veranderen, er
moeten andere tarieven komen, vooral
ook voor den kleinen handeldrijvende,
immers hier springt weer onmiddellijk
de groote onbillijkheid tegenovet de
groote trusts en winkelpaleizen in het
oog. Van bevoorrechting mag geen
sprake zijn, het is een algemeen
Brabantsih bedrijf en het platteland
mag daardoor zeker niet achtergesteld
worden. Komt men nu over het alge
meen des avonds in plattelandsge
meenten. dan is de aanblik over het
algemeen niet schitterend. In de meeste,
zelfs overigens moderne winkels is er
geen of weinig licht te bespeuren en
als er licht is, dan zijn 't meest lamp
jes tot hoogstens 50 kaarssterkte,
regen 40 tot 60 cent per K W U
Terwijl voor dezelfde som minstens
vier maal zooveel lichtsterkte ver
strekt zou moeten worden.
Er wordt wel eens geklaagd over
den dnod^rhen aarbl'k in vele olaat
sen en dan krijgt de winkelier ge
woonlijk op z'r. kop, maar dan wordt
er gewoonlijk vergeten, dat het zoo
genaamde krijpen van het licht z'n
oorzaken heeft en dan zijn deze niet
alleen de hooge tarieven, maar dan
zijn er nog veel meer oorzaken, die
wij in een volgend artikel, betrr ffende
de positie van den winkelier ten
plaitelarde, nader zullen bezien.
G'berg, Jan. 1928.
W SASSEN.
„Die Jahreszelten"
van J. Haydn cp he
Programma van
Waalwijks Gemengde
Zangvereeniglng.
(Vervolg IV
DE ZOMER nDie Einleitung stelli
die Morgenüammarung vorsch» ijlt
Haydn boven de muziek In grauwe
sluters doemt het zachte morgenlicht
op. terwijl de trage nacht er met
loome schreden voor terugwijkt, her
haalt de tenor
Zu düst'ren Höhlen f'ieht der
Leichenvögel blinde Schaar
Dan volgt de bas
„Des 7 ages Her old meldet sich
het gekraai van den haan doet zich
hooren, door de hobo weergegeven.
En dan wordt ons verhaald het uit
trekken van den herder met zijn kudde
hij wil de zonsopgang aanschouwen.
Een prachtig climax volgt hierop: de
verschijning van de dagvorstin wordt
als een gr otsch natuurverschijnsel
verheerlijkt
„Sie steigt herauf. die Sonne",
zingt de sopraan,
„Sie naht, Sie kommt",
volgt de tenor,
„Sie strahlt, Sie scheint",
zingt de bas in extase
waarna tenslotte het geheele koor
mede losbarst
„Sie scheint in heriicher Pracht
in Jlammender Majesteit
Typisch illustreerend is deze natuur,
beschrijving, zoowel door het orkest
als door de zangstemmen; de climax
wordt nog verhoogd door de chroma
tische opeenvolging der tonen. Jam
mer, dat H;ydn de bezetting van het
orkest hier m i. wel wat erg beschei
den heeft genomen; ongetwijfeld zou
hij met een grootscher orkestraal
effect meer bereikt hebben
Hierna volgt een lofzar g op de Zon,
als zijnde de bron van alle leven, de
ziel en het oog van het heelal
Heil. O Sonne. Heil!
Des Lichts und Lebens Quelle, Heil!
enz.
Ook dit koor, afgewisseld met een
terzet van de solisten, brengt weer een
van de mooie verheven momenten uit
het werk.
Achtereenvolgens laten dan bas en
tenor zich in een recitatief hooren,
waarop een cavatlne volgi (muzieksiuk
in liedvorm); hierin doet de tenor in
een breed tempo uitkomen de matte
zwoele toestand, waarin de natuur
verkeert, nu de middagzon in vollen
gloed aan den azuurblauwen hemel
straalt
Und Mensch und Tier schmachten
kraftlos" etc.
Dit gedeelte moet in overeenstem
ming met de werkelijkheid eenigszins
„gedrukt" worden voorgediagtn. Men
zoekt nu 't koele beschuttende bosch
op en de sopraan verheerlijkt de be
jaarde eik, die met zijn groot bladerdak
een welkom zonnescherm biedt. Met
dit recitatief geeft Vader Haydn ons
weer één van zijn mooie natuurbeschrij
vingen achtereenvolgens worden het
geltspel van 't espenloof, 't ruischen
van de beek en 't gegons der insecten
op fijne wijze door het strijkquintet
geïllustreerd, terwijl de hobo de weeke
tonen van de herdersfluit uit het na
burige bosch doet hooren.
Dan volgt een aria voor sopraan:
Welche Labung für die Sinne
Welch' Erhöung für das Herz
het is immers 'n lavenis voor de zin-
luigen, een nieuw leven, dat de zenu
wen met jonge kracht bezielt en door
trilt.
Hetgeen hierna komt, is de vertol
king van den eigenaardigen toestand,
waarin de natuur verkeert bij de na
dering van een onweer, dat straks in
alle hevigheid zal losbarsten.
De bas bereidt ons reeds voor
„O Seht. es stieget in der schwülen
Voorde Borst
Luft am hohenSaume des Gebirgs ein
Juhler Nebel auf"enz.
Als intermezzo hoort men reeds een
zacht dof gerommel (ooor de pauk
aangegeven) dat, zooals de tenor ver
klaart, het naderend onheil aankondigt.
Onder een pizzicato (tokkelende)
begeleiding beeldt de sopraan de angst
wekkende onheilspellende stilte uit,
die alom heerschide dieren zijn ver
stomd. geen geluid wordt gehoord
.Und Todesstille herrscht umher..."
Een oogenblik zwijgt de muziek
Dan schiet plotseling de eerste blik-
serrfl'ts door de lucht, door een rate
Zonder schriftelijke toestemming is eenige overname uit deze rubriek verboden.
Ik ben naar Mijrheer Tielen geweest
en heb er lang met hem over gespro
ken. We waren 'I spoedig eens, da
(Alle stukken deze rubriek betn ffende
te zenden aan OOM W1M, „De Echo",
Waalwijk).
Onze Juhileumprijs vraag.
Lieve Nichtjes en Neefjes.
Nog een paar weken geduld, beste
vriendjes en we komen meteenjubt-
leumprijsvraag
Ja, zoo zal ditmaal onze prijsvraag
worden genoemd. Ik zal jullie dat
eens duidelijk maken.
je hebt misschien wel gelezen of
gehoord van het drievoudige jubilé
dat dezer dagen op zoo'n grootsche
wijze door de firma Tielen herdacht
werd.
Op 1 Januari j I. bestonden n 1
„De Echo van het Zuiden" en de
Waalwijksche Stoomdrukkerij Antoon
Tielen 50 jaar en herdacht mijnheer
Tielen zijn zilveren jubilé als redac
teuruitgever van dit blad
Ter herinnering hieraan ontvingen
jullie ouders een zeer mooi jubileum
nummer van „De Echo-. Natuurlijk
hebben jullie ook daarin gelezen,
want er staan zeer veel belangwek
kende artikelen in. Vooral voor mijn
jeugdige lezers en lezeressen die
gaarne iets willen weten hoe het er
vroeger in Waalwijk en omgeving
naar toe ging. Het is altijd aardig
als men van zijn plaats en streek uil
vroegere tijden iets meer weet, dan
men alleen zoo nu en dan op school
te hooren krijgt.
Miar a! hebben jullie ook iets aan
dat mooie feestnummer gehad, 't is
en blijfr toch bestemd voor uw Vader
en Moeder, die 't wel goed zullen
we ditmaal iets bijzonders moesten
bieden.
En zet nu je ooren eens wijd open
voor dit blijde nieuws Ik kan jullie
mededeelen, dat we over 14 dagen
met een heel bijzondere jubileumprijs
vraag komen, waaraan schitterende
prijzen zijn verborden.
De uitgever draagt ons hoekje wel
een gul en warm hart toe. want bij
stelde vóór deze speciale prijsvraag
beschikbaar
a geldprijzen
b. kunstvoorwerpen;
c nuttige geschenkenen
d. prachtige boeken.
Een volgende maal hierover meer
Tol ziens.
Uw aller
OOM WIM.
bewaren
lk dacht
toch aardig
Nichtjes en
er nu lang op. dat het
zou zijn zoo mijn lieve
Neefjes ter herinnering
aan de Echo—feesten ook iets extra's
ontvingen.
Toen kwam ik plotseling op een
goed idee.
't Sterretje doolt uit.
door PIET.
Hier en daar een gat, waarachter
een glurende ster. Even 'n wolk
komt statig aangedreven, vervolgt on
verstoord z'n weg en blaast t
schitterlampje uit
„Hoep. daar schillert 'n andere. En
ginds. kijk. wal veel. Weg die
daar heb je er weer een. Wat'n mooie
Och die zwarte wolk verbergt ze
achter d'r rug.
Wat donker huWacht daar
verderwat helder is die Zou die
lachen tegen mij Hoe vriendelijk Ha.
daar heb je ze weer. HoeraDe lucht
is vol; toch mooier dan die lampions
verleden jaar. Och!... zie, die valt!
wat 'n streep I lk weet 't wel. die
grappen maakt hij voor mij. Dank je
wel. Daag sterren 'k Kom zoo straks".
Peinzend lag de kleine droomer in
z'n bedje naar de sterren te kijken 't
Kussen, pas door z'n moe recht ge
schud, hing over den rand van het
ledikantje Zijn beentjes hadden de i
dekens weer door elkaar gegooid.
Wanneer hij weer iets nieuws zag
gebeuren, daar boven, hoog, hief hij
bei z'n armpjes van pleizier Van ver
rukking ging z'n vingertje in't mondje
en dan over 't raam.
Heerlijk toch die sterren daar buiien.
„'k Zou hier wel aliijd willen lig
gen," peinsde 't knaapje verder. „Ge
lukkig, dat ik vandaag heb kunnen
slapen, nu ben ik'fijn wakker en ga j
ik kijken naar buiten Als Kees nu ook
maar hier was. Gek toch, dat die j
's middags alleen maar even komt Nu j
is 't toch veel mooier O. kijk. daar
ginds laag. wat 'n groote sterHé
die... o nee, dat is de maan Nu
wordt 't zoo dadelijk heelemaal licht
buiten. Dat Kees toch niet komt O,
ja, die slaapt zeker. Die mag over dag
niet slapen, lk wel. ik lig al 3 weken
eiken dag stil in m'n bedje. Wat kun
je dan fijn denken
Stil lag hij nu, afwachtend of er
iets nieuws gebeun n ging. Hij kende
ze. Avond aan avond lag hij te turen,
't verveelde hem nooit. Hij werschte
niets liever dan z'n bedje. Waarom
hij daar lag. begreep hij ntet.
.Kijk. die boom, wat staat ie stil.
Gister" schudde hij nog zoo Toen was
hij zeker kwaad, om dien wilden wind.
Eu kijk, die blaadjes, wat zijn ze stil.
O nee. die daar beweegt en die
nog meer. Ze vinden ze zeker ook
mooi, die schitte>punijes, Ja, ze den
ken net as ik. En net as de spreeu
wen. Wat hadden die vandaag ock'n
schik. Nu zitten ze zeker op den rand
van 't nest en kijken, net as ik.
Daarom waren ze vanmiddag zoo blij
O. hoorstilze zingen daar bo
ven Wat zachtwat mooiwat
mooi... luider nu... 't wordt weer
stil."
De deur ging zachtjes open
Moeder kwam kijken naai haar zieken
jongen Stil. hij kon wel slapen
O neen, hij beweegt nog. .Foei, ke
reltje, heb je weer niet stil kunnen
liggen. Wacht eens", ze stopte haar
lieveling weer netjes toe, onder de
warme wollige dekens N
.Moe, 't is toch zoo fijn hier Zie
eens die sterren kijken me ^altijd aan
en ze zongen net ook
.Zoo. weet je dan wat ze zongen
„Nee, moe," en oogjes, die graag
wilden weten, openden zich wijd.
Zal ik 't dan eens zeggen
„Kindeke ben je moe,
Gauw, dan de oogjes toe.*
„O, nee. niet slapen, 't Is zoo veel
fijner. O. Kijk, daar is de maan ook
al. Mooi hè? Wat groot, 's Middags
is 't lang niet zoo mooi
.Nu zal ik 't gordijn maar laten
zakken, hé Je wilt toch zeker wel
eens weer beter worotr.
„'k Ben niet ziek, moe, niets van
aan. Kijk die st Tren lachen er om
Wat is die ééne, daa-, nu een groote
vlam. Net groen."
.Kind, 't wordt iijd nu
„Moe, wie steekt toch 's avonds die
lampjes aar? 's Middags zijn ze altijd
uit
„De lieve Heer, ventje Maar als die
lampjes branden, moeten kindertjes
slapen."
„Dan wil ik wachten tot de lieve
Heer ze ook weer uitblaast. Is dat
mooi, moe?"
„Ja, maar dat duurt veel te lang
„Kijk moe, die boom slaapt ook
niet, die wacht ook Moe heelt ook
altijd zoo'n slaap."
Moeder ging weg en liet haar man
neke alleen.
„Gelukkige jongen," dacht ze. haar
oogen vol tranen „Zoo'n stakkerd
Nog vele dagen lag't zieke jongetje
voor 't raam te kijken naar de stenen.
De boom stond ever stil ie turen naar
boven, als zijn blij zwakke oeger. „lk
kom, daar wil ik wezen," zei hij dik
wijls tegen z'n moecer Geen ei kelen
keer had hij ze zien uitblazen
Weer begaf zich de droeve moeder
naar 't zitkbedje. Wat lag hij nu stil.
Zou hij slapen s< ms Voorzichtig trad
ze aan 't ledikantje. Wat was z'n
adem zwak
Hoor, hij prevelde
„Kin de ke ben je... moe,
Gauw dan... de oogjes.,, toe."
Met ingehouden adem luisteide ze,
gebogen over z'n hoofdje.
Daar richtte hij zich iets op
„Moe, daar... lieve Heerblaast
sterretjes uit
't Waren de laatste woorden, die
de diepgetroffen moeder van haar
stervenden, geduldigen jongen opving.
Voor 't bedje zonk ze neer. haar
hoofd op de dekens gezakt prevelde
ze. wat ze in den laatsten tijd zoo
dikwijls had herhaald:
„Heer, maak mij geduldig
Als een klein eenvoudig kind,
Dat de liefde menigvuldig,
In mli woning vind"
Waarom zijn tranen zout?
Zeggen we, dat trar en bitter zijn
dan is dit beeld niet altijd juist, cmoat
het alleen uitdrukt, dat wai t n dikwijls
de droevige ooger blil-ktn van ons
bestaan vergezellen. Maar men stort
even goed trar.en bij blijde aandoe
ningen. en de uitdiukktng „zich trar en.
lachen", bewijst wel. dat de vroolijk-
ste omstandigheden aanitidii g kur ren
geven tot ten overvloedige afschei
ding der traai klieren.
Tranen bestaan uit een kleurlooze.
loogzou'achtige vloeistof, in dichtheid
overeenkomende met water Haar voort
durende afscheiding hielt ten doel,
het oog vochtig te h< uden om de be
wegingen der oogleden te verg>m>k-
kelijktn. Alle natuurlijke vloeisn ffen
zijn min of meer zouthoudend Als de
tranen niet zout waren, zouden de
fijne slijmvliezen van het oog de aan
raking met andere vloeistc ff» i» niet
kunnen verdragen. Oi k is t beker d,
dat men orgestra't de oogen kan
openhouden in zeewater, wat vele
verschillende zouten bevat.
OUDERS, LEZEN OOK UWE KINDE
DEREN ONS JEUGDHOEKJE?
Waf fs de sehemerfrp uit
cosmegraphinh cipiiBl
beschouwd
De schemerirg is het luchtverschijr.*
sel, dat men tofscb'ljf» aan de ver'
spreidirg van het zonbcht in cie
hoogere luchtlagen. Hierdoor blijf de
dag nog voortduren, terwijl de zon
reeds order den horizon is verdwe
nen. ofwel de dag breek' aan. als de
zon nog iets beneden den horizon is.
De waarnemi* g heeft uitgemaakt,
dat de schemering duurt to'dai de
zon 18 graden bereden den horizon
is, op welk oogerblik alle met het
bloote oog zichtbare sterren waar
neembaar worden Dat zijn de sterren
van de eerste tot en met de zesde
grootte.
In het dagelijksch leven rekent men
gewoonlijk dat de schemerirg begint
of eindigt, als de zon zes graden be
reden den horizon is, op welk oogen
blik de planeten en de sterren van
de eerste grootte zichtbaar zijn.
,r 5 Zaterdas 14 Jan. 1928. öle Jrg.
>'r.
Juist omdat verkoudheid zich zoo
onschuldig voordoet, is zij zoo gevaar
lijk. Vergeten wij toch nooit, dat zij
een ontsteking der slijmvliezen is en
dat reeds een simpele verplaatsing
dier ontsteking b.v. naar de stem
banden, de bronches of naar het slijm
vlies van de longen - en hoe gauw
gebeurt dat niet - haar veel ernstiger
maakt. Acute en chronische bronchi
tis. asthma, borstbenauwdheid zijn de
terecht gevreesde gevo gen van een
verwaarloosde ver» oudheid. Maak de
genezing niet mosilijkcr cn duurder
door met de juiste behandeling te
wachten. Begin bij het begin en verzorg
een eenvoudige verkoudheid dadelijk,
met de versterkende, onschadelijke,
maar krachtig slijmoplossende
Per koker: f 1.50,12.75, i 4.50
.1