DEtCHO VAN HET ZUIDEN R. K. Jeugdorganisatie. GEMEENTERAAD. Ill No. 49. Zaterdag 16 Juni 1928. 51e Jrg. TWEEDE BLAD. In de parochie van St. Clemens bestaat sinds geruimen tijd een uit- stekende jeugdorganisatie op katho lieken grondslag in den vorm van het R.K. Jongenspatronaat. Daar de meesten echter nog lang niet voldoende overtuigd zijn van het nut en de groote waarde eener derge lijke instelling voor de vorming der rijpere jeugd, meen ik dat het niet overbodig is bij deze nog eens een ernstig woord te richten tot al onze parochianen, om hun steun in te roe pen voor onze Katholieke eugdactie tot onze Katholieke jongens vooral, om zich te organiseeren. ook op het ge bied van lichamelijke opvoeding en sport, in katholieke vereenigingen, zulks op uitdrukkelijk verlangen van het Nederlandsche Episcopaat; tot de ouders ook, om zooveel mogelijk te zorgen dat hun jongens zich bij katholieke vereenigingen aansluiten, en deze in alle omstandigheden te steunen. Oogenschijnlijk mag het u lijken dat steun voor onze R.K lichamelijke opvoeding niet zoozeer noodzakelijk is, maar wij, die met de jongelui op de leeftijden van 14 tot 24 veel in aanraking komen, weten maar al te goed dat deze hulp dringend noodig is willen we niet het treurige feit bele ven dat de jongelui door neutrale en anti—godsdienstige vereenigingen wor den ingelijfd, tot schade van hun ziel en tot schade ook van het katholieke openbare leven Dat weten de Neder landsche Bisschoppen eveneens, en daarom hebben zij richtlijnen vastge steld waarlangs de katholieke lichame lijke opvoeding zich zou bewegen. Het is een zaak van het hoogste gewicht Of zoudt u meenen dat de Bisschop pen hun waarschuwende stem lieten hooren wanneer er geen gevaar was? En dat zij hun hooge sanctie zouden geven aan een actie, wanneer zij er niet diep van overtuigd waren dat die actie inderdaad noodzakelijk is? Laat mij ter illustratie hiervan een schrijven aanhalen van Z.D.H. Mgr. Diepen, voorkomende in de „St.Jans klokken" van 18 Febr. 1928: „Wijl de R.K. Jeugdorganisatie ge roepen is tot geheele vorming dtr leerplichtviije jeugd, mag zij niet onverschillig staan tegenover 't vraag stuk der georganiseerde beoefening der lichamelijke vorming, hetzij door middel van gymnastiekclubs of voet balclubs, of van welke andere vormen ook van georganiseerde beoefening der lichamelijke ontwikkeling. Het feil, dat de rijpere jeugd gaarne tot zulke organisaties toetreedt en meer nog het feit, dat zoovelen dit doen op een met hun hoogere belangen strijdige wijze, is meer dan reden genoeg voor de R.K. Jeugdorganisatie al hare aan dacht aan deze verschijnselen te wijden. Die toestanden toch verbetert men niet door een bloote afkeuring zonder meer; evenmin lost men dit ernstige vraag stuk op door een georganiseerd verzet. Slechts door het geven van de juiste voorzichtige leiding kan men die jeugd beweging voor de onzen tot heil doen strekken. Overeenkomstig haar doel dient onze R K. Jeugdorganisatie er naar te streven, zelf de lichamelijke ont wikkeling van de rijpere jeugd ter harte te nemen. Zij kan dit doen hetzij door het stichten van eigen clubs in de jeugdverenigingen, heizij door het stichten van afzonderlijke clubs voor jongeren in het verband der R K. Sportorganisaties te bevor deren. Aan de R K. Sportorganisaties is de taak toevertrouwd, de beoefening van een bepaalden vorm van lichamelijke ontwikkeling te regelen, te propagee- ren en te vervolmaken, doch ze hebben deze taak aldus op te vatten, dat de harmonie in de ontwikkeling der rij pende jeugd niet worde gestoord, noch de algemeene R K. Jeugdbelangen worden geschaad. Daartoe dienen de leiders er zich terdege rekenschap van te geven, dai alle sportbeoefening zedelijke gevaren met zich brengt en dat zij allereerst ten plicht hebben, deze te voorkomen en te bestrijden. Een sporibeoefening. die zedelijke of geestelijke belangen schaadt, kan voor de katholieke jeugd niet geduld worden." Volgen verdei de algemeene regelen voor de sport clubs der R K. Jeugd in ons Bisdom. Katholieken dezer parochie, U kunt helpen, 't is uw plicht te helpen. En daarom doen wij een beroep op u en laat ik hopen, niet tevergeefs. De kapelaan-directeur, M THOMASSEN. De Volkenbond in 1927. Het was, gelijk men zich zal her inneren, een resolutie van de Assem blee van 1925, die leidde tot het bijeenroepen eener internationale eco nomische conferentie .teneinde de moeilijkheden van economischen aard te onderzoeken, welke zich verzetten tegen het herstel van de algemeene welvaart en in het licht te stellen de beste middelen om deze moeilijkheden te overwinnen en coi fl eten te vermij den. De econ. conferentie was van 4 tot 23 Mei 1927 bijeen; zij ver- eenigde 194 leden en 157 experts, vertegenwoordigde de landen en in ternailonale organisaties als het Ar beldbbureau, het Internationale Insti tuut van Landbouw te Rome, de In tem. Kamer van Koophandel e a. Zij vormde de meest omvangrijke en tevens de meest representatieve con ferentie onder de auspiciën van den Volkenbond gehouden; zij omvatte tegelijk industrieelen, handelslieden, bankiers, economisten, landbouwers, deskundige functionarissen en ver tegenwoordigers van den arbeid en het verDruik. Zij was de meest vrije, zonder in academische uiteenzettingen te vervallen, want de gedelegeerden aanvaardden voor hun siem siecnis hun eigen verantwuoraeiijKheia. Zij was ook de best gedocumenteerde, want de voorbereiding, die ruim een jaar geduurd had, is geieid door een eveneens representatie! comné, dat wetenschap en pracujk op gelukkige wijze vereenigde. De econ. conferentie was, al evenmin als in 19z0 die te Brussel, de aangewezene om oesiuiten te nemen: zij kwam tot de conclusiën en aanbevelingen, die zij eenstemmig voteerde t.a.v. handel, nijverheid en landbouw. Alle deze aanbevelingen hebben hoofdzakelijk ten doei den internationalen handel te bevrijden van de traditioneele hindernissen, welke de oorlog heeft achtergelaten Daar nevens om meer methode te brengen in de indusirieele organisatie, meer van nabij de ontwikkeling van kartels en industrieele afspraken te volgen, en de organisatie van de landbouw- voortbrenging te versieiken. De Econ. Conferentie kristalliseerde, om het zoo uit te drukken, een ge zamenlijke meening over de voor waarden, de beginselen en de waar oorgen, vereischt om te dienen tol oasis voor de verbetering en den vooruitgang, noodig om aan de inter nationale uitwisseling meer soepelheid en meer vrijheid te geven. Als een op zichzelf staande gebeurtenis valt zij niet te beschouwen; in Volken bondskringen ziet men haar als een stap, een belangrijke siap in geheel den arbeid van samenwerking, die het essentieele kenmerk van den Vol kenbond is. De Conferentie toch noodigde den Volkenbond, welken zij een belangrijke erfenis naliet en meer dan één omvangrijke taak opdroeg, uit om een speciaal organisme te scheppen voor de uitvoeringen van deze aanbevelingen. Tot de benoeming van dit economisch organisme is de Raad in zijn laatste vergadering over gegaan, en voorzien is in het samen komen eener Volkenbondsconferentie in het late voorjaar van 1928, die over de toepassing der aanbevelingen van 1927 zal hebben teoordeelen De leiding dezer conferentie is opgedragen aan onzen landgenoot Colijn, die als president van de eerste en zeker niet de minst belangrijke der drie commis siën van de conferentie van 1927 zulk een groot doorzettingsvermogen en tact toonde. Hij ook was het, die in het najaar de Conferentie over de in— en uitvoerverboden leidde en deze bracht tot een zeker niet onbe langrijk resultaat. Deze conferentie kwam niet rechtstreeks, gelijk veelal is gemeend, uit de Econ Conferentie voort; zij was reeds tevoren voorbe reid. Het zal nog moeten blijken oi het succes, dat zij oogenschijnlijk heeft te boeken, blijvend zal zijn 4mmers eerst in 1928 vervalt de datum, die voor de toepassing van het geslo ten verdrag van groot belang is Maar dat men eens rustig en ronduit de ongewenschtheld van in— en uitvoer verboden heeft bespr- ken dat men elkander heeft kunnen wijzen op de nadeellge gevolgen, die voor allen zonder uitzondering uit het bestaan daarvan voortvloeien, dat mag reeds een eerste stap op den goeden weg worden. Beursspiegel. Oeen der aciieve fondsen in binnen- of buitenland wist zich aan de pes simistische stemming te onttrekken. Te Amsterdam was er toch één uit zondering op den regel. Aandeelen Maekubee werden in enorme posien tegen stijgende koersen omgezet. Hei is overbodig om nogmaals op de intrinsieke waarde van dit papier ie wijzen, waarmee natuurlijk niet is gezegd, dat men kan nagaan welken prijs dit papier precies waard is. Mei eenige spanning wordt het verslag over 1927 afgewacht. De andere kunsi- zijdewaarden konden zich in geenen dcele met hun collega meten E.N.K.A. speciaal aangeboden door de Duiische speculatiein aandeelen Hollandschc Kunstzijde was vrijwel niets te doen. De autobezitters in Nederland zijn ge lukkig voor het overgroote deel hou ders van aandeelen Kon. Petroleum, hetgeen bij een nieuwe benzineprijs verhooging wederom noodzakelijk □leek. Hoe dit zij, de aandeelen van dit hoofdfonds hielden zich uitstekend. Rubberwaarden met weinig handelen toom gestemd, daar de rubberprijs op djn klagelijk niveau blijft hangen. Suikeraandeelen kwamen onder den indruk van den zoeten overvloed uit Java, nu de Visp oogst 1928 ander maal een goede honderd duizend ton hooger taxeerde, waarvoor zelfs de New Yorksche termijnmarkt gevoelig bleek. Diverse_fraaie dividenden ver mochten hier de stemming niet te stimuleeren Scheepvaartwaarden onder invloed der neergaande vrachtenmarki wisten zich slechts met moeite te handhaven. Tabakswaarden onttrok ken zich natuurlijk niet aan de alge meene stemming. Aandeelen Margarine- Unie bleken geheel ongevoelig voor het aangekondigde interim—dividend ad 4 pCt Dit fonds daalde tol twee maal pari in sympathie met de stem ming te Londen. Aandeelen Ned. Ind Gas kwamen op aanzienlijk lager niveau, nu de steun uit België ontbrak De Geldmarkt bleef geheel onbe wogen tegenover de credielsensaiies der buitenlandsche beurzen. De laatste dagen gaven zelfs een redelijk lage no teering van 4 pCt., die onder eenige belangstelling van buitenstaanders tot stand kwam. Korte financieele berichten. Voor de Koloniale Cult. Maatschappij slechts 10 pCt. dividend, (vorig jaar <5 pCt); de tabakscultuur zal veel rubberleed moeten goedmaken Voor de Westlandsche Stoomtram op de 7 pCt. prefs 9'/2 pCt. dividend (waarbij 2'/2 pCt. achterstallige uit- keering); ook de aangename verras singen zijn gelukkig de wereld niet uit Voor de eerste 4 maanden van 1928 bij de Nationale Mij. der Belgische Spoorwpgen netto frs. 121.6 mlllioen •egen 86.7 mlllioen in 1927, hetgeen dus weer aangename perspectieven opent voor het superdividend over 1928. Zonder schriftelijke toestemming is eenige overname uit deze rubriek verboden. Wereldreis van Professor Weetgraag, slimme Joctiem en Tipple, de poes. 56 Te midden van het vreemd gedruisch Gevoelde poes zich gansch niet thuis Fluks sprong ze van professor's arm Dat heerlijk plaatsje, zacht en warm. 57 Ging langs de loopplank naar beneen, Naar d'overkant der kade heen Maar och daar was een nieuw gevaar, Wat zag die Tippie plotseling daar? 58 Een groote hond schoot op haar af En maakte door zijn woest geblaf Ons poesje heelemaal van streek. Och wat zij angstig om zich keek! 59 Het rugje kromde, omhoog de staart Toen vloog ze met een dolle vaart Een boom in waar ze op haar gemak Bleef zitten onder 't bladerdak. 60 Professor stond van angst te beven En Jochem vreezend voor het leven Van Tippie heel alleen op straat Krabde aan zijn oor en wist geen raad 61 „Och, Tippie," riep hij, „kom toch hier." En Weetgraag snikt: „'t Arme dier Haal. Jochem. haal haar toch. terug De boot vaart weg, dus doe het vlug." 62 Eti Jochem liep de plank weer af Reeds weer de bel een teeken gaf. Toen Jochem poesje kreeg In 't oog Ging daar opeens de plank omhoog. 63 De kleine Tip zag Jochem staan De booze hond was weggegaan En liet zich glijden langs den stam Naar Jochem die haar medenam. 64 Heel blij dat hij de poes weer had, Maar- had hij 't mishoe vreemd was dat Het schip had reeds den wal verlaten Professor stond heel druk te praten. 65 „Kaptein," riep hij, „och wees zoo goed Laat even stoppen, d'arme bloed, Die Jochem. slaat nog op den kant; Zie maar hij wuift al met zijn hand." (Wordt vervolgd). HET BIJEN PRINSESJE. Er leefden heel lang geleden in een prachtig paleis een Koning en een Ko ningin. De Koningin had twee kamer meisjes, Amanda en Falka. Er was een groot verschil tusschen die twee: Amanda was vlijtig in haar werk, eer lijk en oprecht. Falka daarentegen lui en valsch, en toch hield de Koningin meer van. haar dan van Amanda. Hoe dat kwam? Wel, omdat zij het werk, dat Amanda gedaan had, aan de konin gin liet zien, en net deed, of zij het had gedaan, want zij wilde graag geprezen worden, daar hield ze wel van. Amanda verdroeg het altijd stil en deed net of ze het niet wist. Op zekeren dag was de gouden arm- hand van de koningin op eens verdwe nen. In alle hoekjes en gaatjes werd ge zocht, doch nergens was zij te vinden. Een, wist het wel en u kunt wel raden, wie het was. Het was de valsche Falka. Ze was des morgens heel stil, toen al les nog in diepen rust lag, naar de Ka mer van de Koningin geslopen en had de armband weggenomen. Heel stil nu ging ze naar Amanda's kamertje en verborg haar daar, met de gedachte: als ze dan hier gaan zoeken en ze vin den haar, dan denken ze natuurlijk, zij heeft haar gestolen. Zoo was ook het geval. Overal werd gezocht, toen HEUSDEN. De vergadering was voltallig, be houdens een vacature. Punt I. Notulen der vorige vergade ring. Na voorlezing maakte het lid Metselaar de opmerking, dat zij niet juist waren met betrekking tot het behandelde omtrent de nieuwe bestra ting, wat de Voorzitter beslist tegen sprak, waarbij het lid Ruitinga, den loop der zaak nogmaals weergevend, den laatsten spreker In 't gelijk stelde, zoodat toen de Voorzitter vrotgofnu nog iemand aan of opmerkingen had, niemand zich Het hooren, zoodat de notulen onveranderd waren goedge keurd. Punt II. Mededeeling van ingek. stukken. Ingekomen was 't proces-verbaal van Kasopneming bij den gem.-ont vanger en den administrateur van het vleeschkeurirgsbedrljf op 6 Juni j I., waarbij alles was in orde bevonden. Verder een paar besluiten van Ged. Staten, goedkeurend de wijziging der Gem. begrootingen over 1927 en '28, welke ook voor kennisgeving werden aangenomen. Voorts een bezwaarschrift van Van Berkel tegen de heffing van school geld. Aangezien deze zaak thans niet kon worden afgewerkt, stelde de Voorzitter ze uit tot zoodra men zeker heid kon hebben. Dan een verzoek van den R K. Politiebond „St. Michaël" te 's Bosch om subsidie. Dit had achterwege kun- nen blijven, daarin 1924 besloten was jaarlijks f 10 subsidie te verleenen tot wederopzeggens toe. Eindelijk een schrijven van den Minister van O.K. en Wetenschappen. De raad heeft n 1. 12 Dec. '27 beslo ten de ouders der leerlingen, die door de opheffing der school voor MULO. verplicht zijn de kinderen naar elders te sturen een vergoeding in de on kosten toe te kennen. De Minister verzocht intrekking van dit besluiF, als zijnde in strijd met de wet op het Lag. onderwijs en de Gemeentewet. Daar niemand er be zwaar tegen had, werd genoemd be sluit ingetrokken. Punt UI. Onderzoek der geloofs brieven van het nieuw benoemde raadslid B. Stap. Als commissie van onderzoek wijst de Voorzitter aan de leden De Haan en De Mol en schorst de vergadering. Na't onderzoek wordt de vergadering heropend en verklaart De Haan als rapporteur, de stukken in orde te hebben bevonden, waarop de Voorzitter na een vraag, of een der leden bezwaar had en zulks niet 't geval was. verklaarde, dat de heer Stap zitting kan nemen en hem zulks zal worden bericht. Punt IV. Benoeming van een lid der schoolcommissie (vac. Leenhouts), waarvoor worden aanbevolen de hee- ren P. Maassen en J C. de Graag. De eerste werd met alg. stemmen benoemd. Punt V. Benoeming van een lid der Commissie tot wering van schoolver zuim (vac Leenhnuts). waarvoor wor- cen van de hofdames in Amanda's ka mertje kwam en de armband daar vond. Gauw ging ze naar de koningin en vertelde waar ze hem gevonden had. Dadelijk werd Amanda bij de Koningin gebracht. Ze keek vreemd op, want zij wist nergens van. Toen ze dan ook hij de koningin kwam, keek ze haar met haar oprechte oogen aan. De koningin was vertoornd op haar. Ze zeide: „Ga naar den tuin en wacht, totdat de ge vangenbewaarder je komt halen." Amanda ging bedroefd heen, den tuin in. Toen ze daar stil zat te denken, kwam er op eens een bijtje aangevlo gen. Zoem, zoem, gonsde het bijtje en sprak tot haar: „Wil je een bijtje wor den?" Amanda zeide: „Heel gaarne, lief beestje." Nu sprak weer het bijtje: „Als ik je een prikje geef, ben je een bijtje." Het gaf haar een zacht prikje, en ze was een bijtje. Het bijtje zeide: „Nu ben je ons prinsesje eii wij zullen al tijd aan je gehoorzamen. Ga nu voor dezen nacht hier in dit bloempje zitten, totdat ik je morgen weer kom halen." Zij deed wat haar gezegd was en vloog in het bloempje, haar door het bijtje aangewezen. Het bloempje sloot zich spoedig. Den volgenden morgen opende zich het bloempje en ze vloog vroolijk de wijde lucht in. Toen zij over den hoo- gen muur was gevlogen, kwam het bij tje naar haar toe gevlogen en sprak: „Neemt een dropje dauw en gij zijt weer een meisje." Pas had zij dat gedaan, of daar was zij weer de oude Amanda van vroeger, maar nu stond zij in een groot bosch. In de verte zag ze een klein huisje staan; daar ging ze naar toe. Er woon de een oude vrouw. Zij vroeg of ze geen boterham voor haar had, want ze had zoo'n honger. Het kind moest alles vertellen. Ze noemde zichzelf nog bij enprinsesje. Toen zij alles verteld had, vroeg het vrouwtje, of ze niet hij haar wilde blijven. Dadelijk stemde zij toe. Zij hielp goed mee en het vrouwtje had echt pleizier in haar. Maar in het paleis ging het anders. Sinds Amanda weg was, hadden zij voortdurend last van bijen. Wat ze ook maar gebruikten, nergens lieten ze hen met rust. Toen hoorde de koning zeggen, dat er een bijenprinsesje in het bosch woonde. Hij zou haar eens een bezoek brengen. Hij zou den volgenden mor gen al gaan. Het was den volgenden morgen prachtig weer. De koning ging op stap. Al gauw had hij het huisje gevonden en stapte naar binnen. Toevallig vond hij het meisje net alleen. Ze keek ver baasd op, dat daar ineens een heer voor haar stond, maar al gauw was zij gerustgesteld. De koning vertelde haar alles en vroeg of zij eens met hem mee wilde gaan. Zij ging dadelijk mee. In het paleis aangekomen, vlogen er. zwermen bijen overal rond. Toen zij hun gebood weg te gaan, vlogen ze al len naar hun korf. Toen de koningin haar zag, begon ze te twijfelen, of het niet Amanda was, doch ze zeide niets. Maar toen zij haar stem hoorde, herkende zij haar en riep uitt „Het is Amanda; Amanda is weer terug." Allen keken verwonderd en be grepen er niets van. Maar de koningin gebood Falka voor te brengen. Maar- waar men ook zocht, nergens was zij meer te vinden. Toen zij gehoord had, dat Amanda er weer was, was ze heel ver weg gevlucht. En zoo kwam het uit. dat niet Amanda, maar Falka de schul dige was. PRINSESJE.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1928 | | pagina 5