Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Witte !Rozen.
m
i
m
FECJILLETO
Kamer van Koophandel
voor de Langstraat.
KH
51e JAARGANG.
UITGA FE:
WAALWIJKSCHE STOOMDRU KKERIJ, ANTOON TIELEN.
Telefoon No, 38. Telegr.-Adres: ECHO.
DIT NUMMER BESTAAT UIT
TWEE BLADEN.
EERSTE BLAD.
De Vrifwilllge dienst
neming.
Zooals bekend heeft de Minister van
Oorlog in de Kamer het voorstel, om
art. 27 der Dienstplichtwet zoodanig
te wijzigen, dat het jaarlpsch contin
gent der nationale militie zou worden
verminderd met het aantal dergenen,
die een vrijwillige verbintenis tot ver
vulling der verplichtingen welke op
den milicien rusten zouden aangaan,
ingetrokken.
Men weet, dat dit denkbeeld is ge-
propageerd door majoor Boele en
Oud minister Posthuma en wel met de
bedoeling het leger zooveel mogelijk
van antimilitaristische met name
communistische elementen te bevrijden.
Men zou o.m. trachten dit doel te
bereiken door de werkgevers er toe te
bewegen degenen, die zich voor zulk
een vrijwillige verbintenis aanmeldden,
te bevoordeelen. Vele werkgevers waren
er reeds toe bereid gevonden.
Ie Hun invloed aan te wenden,
dat jongelieden, zooals boven aange
duid vrijwillig aan de militie deelnemen;
2e. Bij hst ontstaan van vacatures
in hun bedrijven aan die sollicitanten
de voorkeur te geven, dat in den vorm
van vrijwillige dienstneming bij de
militie 'een persoonlijk offer aan de
gemeenschap hebben gebracht;
3e. Aan bij hen te werk gestelden,
die vrijwillig voor de militie onder de
wapenen moeten komen, hetzij voor
eerste oefening, hetzij voor herhalings
oefeningen, te waarborgen
a. dat zij daarvan geen geldelijk
nadeel zullen ondervinden
b. dat de tijd, dien zij onder de
wapenen moeten doorbrengen niet zal
worden afgetrokken van hun verlof.
Men zou kunnen zeggen dat deze
regeling voor een deel het idee zou
kunnen wegnemen van een nationaal
leger, maar daartegenover toch staan
groote voordeelen, want het zooveel
mogelijk weren van communisten e.d.
uit het leger is van 't allergrootste
belang en daarenboven zou het kunnen
zijn de eerste stap naar een vrijwilli
gersleger. Ook dit laatste kan bezwaren
hebben, omdat het leger dan eigenlijk
buiten het geheele volk staat, maar
deze bezwaren zullen bij nadere studie
ook wel te ondervangen zijn of ten
minste voor een deel weg te nemen,
zoodat toch het contact iusschen leger
en volk zooveel doenlijk bewaard blijft.
O. i. is dit een zaak van belang en
daarom Is het o. i. jammer dat deze
proef niet door de Kamer Is genomen.
Voor de 50e maal is ook thans
wederom bij de Waalwijksche Stoom
drukkerij Antoon Tielen verschenen
het Jaarverslag der Kamer van Koop
handel en Fabrieken voor de Langstraa
over 1927.
Het is een lijvig boekdeel van on
geveer 200 pagina's, een zeer belangrijk
werk, bevattende behalve de gewone
rubrieken, staten en statistieken, een
hoofdstuk gewijd aan het gouden
jubileum der Kamer, met een foto van
de jubileum zitting, den oud voorzitter
en den huidigen voorzitter.
Na het eigenlijke jaarverslag vindt
men het Rapport der Commissie uit
de Noord-Brabantsche Kamers van
Koophandel tot onderzoek der Electri-
citeltstarieven in Noordbrabant.
Qebruikelljkerwljze zullen wij in
verschillende nummers een en ander
aan dit omvangrijk en belangwekkend
stuk arbeid ontleenen, opdat eenieder
zooveel doenlijk een idee krijgt van
't geen er gedaan is en wordt door
onze Kamer, maar raden elk industrieel
en handelsman aan te trachten een
exemplaar in zijn bezit te krijgen om
daarvan met alle ernst kennis te nemen.
Wij beginnen voor heden met de Al-
gemeene Beschouwingen.
Algemeene Beschouwingen.
Ongetwijfeld heeft in ons land de
algemeene toestand op economisch
gebied de tendenz wan een langzame
vordering in de richting van het her
stel van het sinds den oorlog zoo
sterk verstoorde, evt iwicht. Deze ont
wikkeling van den gang van zaken
sluit volkomen aart bij de verbetering
van de internationale verhoudingen,
die steeds meer veld wint. De zeker
heid op monetair gebied is door
verdere stabilisatie van vreemde valuta
toegenomen. Daardoor is een factor
van groote onzekerheid in den wereld
goederenhandel zoo goed als uitge
schakeld en treden daarvoor weer in
de plaats de natuurlijke grondslagen,
waarop deze zich heeft te ontwikke
len. De veldwinnende gedachte van
de noodzakelijkheid van internationale
samenwerking tot oplossing van de
moeilijkheden, die de staten ieder
voor zich bezigho; den, draagt mede
bij tot het vorderen in de goede
richting.
Met dat al is de tijd van normale
toestanden nog lang niet bereikt en
draagt de economische toestand van
ons land, al moge in het algemeen
vooruitgang worden geconstateerd,
daarvan de duidelijke sporen. Welis
waar kan verbetering worden aange
toond o.a. uit de dalende lijn, waarin
het aantal faillissementen zich be
weegt, de ruime opbrengst der
geldmiddelen van het Rijk, onze
verbeterde handelsbalans en de gun
stige cijfers van het scheepvaartver
keer, doch zoowel in de kringen van
de Industrie als in die van den
landbouw worden hier en daar nog
ernstige klachten over groote moei
lijkheden vernomen.
Wanneer wij ons bepalen tot de
indnstrie, blijven wij nog steeds in
de ongunstige positie verkeeren, dat
andere landen ons niet volgen op den
weg van de handhaving van het
vrijhandelsstelsel, zoodat wij daarmede
vrijwel alleen zijn komen te staan,
en de bultenlandsche nijveiheid de
voordeelen van dit stelsel geniet ten
opzichte van de exportgelegenheid
naar ons land, terwijl onze vaderland-
sche nijverheid de groote nadeele»,
die daaruit voortspruiten door gemis
aan wederkeerigheid, heeft te dragen.
Ondanks de resoluties van de Econo
mische Conferentie te Genève en die
van de Internationale Kamer van
Koophandel, is nog steeds niet de
minste neiging te bespeuren om zelfs
maar een begin te maken met bet
in practijk brengen van de in die
resoluties als noodzakelijk erkende
beginselen voor de internationale
handelspolitiek. Integendeel, wat de
industifën betrefl, die voor ons dis
trict van overwegend belang zijn,
doen courantenberichten van recemen
datum vreezen, dat enkele staten niet
zullen schromen de tolmuren nog
nog hooger op te trekken en nieuwe
moeilijheden voor onze export in den
61
Sigrid scheen met liaar „brieven
schrijven" volstrekt geen haast te heb
ben. Zij bleef op het terras zitten en
zag met duisteren blik het ongelijke
paar na, tot het onder de hoornen ver
dween. Toen ging zij weder in haar
stoel zitten en bleef strak voor zich
uitstaren, zonder te bemerken, dat de
bedienden stil de tafel afruimden; en
zoo stil zat zij, dat de musschen kwa
men om de boodkruimeltjes aan hare
voeten op te pikken.
Eerst het geluid van den tamtam,
dat door de open voorzaal in de lucht
dreunde, deed haar opschrikken.
„Zoo moet het gebeuren, zonder dat
iemand kan nagaan, dat ik het gezegd
heb,'' fluisterde zij, toen zij met wan
kelende schreden naar haar kamer
ging, om zich daar voor het middag
maal te verkleeden.
Het gesprek aan tafel was niet over-
mate levendig. Iris gevoelde zich door
Sigrids bijzijn beklemd en zenuwach
tig zij begreep den blik niet, dien
Sigrid dikwijls op haar vestigde; zij
wist niet, wat zij daarin moest lezen,
en dat deed haar onrust toenemen.
Mevrouw Chrysopras had nog hoofd
pijn, die haar evenwel niet belette de
spijzen alle eer aan te doen. Daar ook
de professor moede scheen te zijn, be
schouwde J risj het als een welkom iets,
toen zij een telegram kreeg, dat haar
van een. zijspoor het bericht bracht,
dat eene wegversperring de reizigers
een aanmerkelijken tijd had opgehou
den en hen in het onzekere liet, wan
neer zij zouden terugkeeren. In elk ge
val moest men maar wachten met het
opsturen der koffers van mevrouw
UkatschinChrysopras. Hoezeer Iris
de vertraging natuurlijk betreurde,
had zij er zich tot gedwee in geschikt,
wanneer Sigrid er niet geweest
was. Zij schrok bijna van die gedachte.
Was het al zoover tusscken haar en
hare zuster gekomen? Hoe kwam zij
aan dat onuitsprekelijke verlammende
gevoel, dat haar onder Sigrids scherpe
glinsterende oögen bekroop en dat haar
het hart van vrees haast deed meen -
krimpen?
„Ik wou maar dat Marcellus liter
was, om mij te bewijzen en te zeggen
hoe dwaas, hoe kinderachtig ik ben,"
dacht zij bij zich zelve, terwijl zij zich
inwendig inspande, om dit loome ge
voel meester te worden.
„Wil u muziek hooren?" vroeg zij met
een lachje aan den geleerde, toen de
tafel was afgeloopen.
„Heel graag!" antwoordde deze, ter
hij Iris' hand kuste iets, dat hem
ontzettend veel genoegen deed, omdat
hij daardoor het fijne, schoon gevorm
de blanke handje in zijn dikke roode
vuist met de korte roode vingers kon
weg te leggen.
Weliswaar is ook de export van
industrieproducten over het afgeloo
pen jaar toegenomen, doch het zou
niet moielijk vallen voor menig artikel
aan te toonen, dat deze toename toe
te schrijven is aan het verder prijs
geven van een behoorlijke winst op
het exportartikel, terwijl voor som-
mige artikelen de exportcijlers zijn
gedaald.
Het is onbegrijpelijk, dat bij dezen
stand van zaken door onze Rageering,
die het landsbelang meent te dienen,
door ongewijzigde handhaving van
hare handelspolitiek, niet op andere
wijze getracht wordt de industrie
tegemoet te komen om de gevolgen
van onze ongunstige posilie bij de
nog steeds toegepaste praktijken en
aanzien van de handelspolitiek door
nagenoeg alle andere landen, te ver
zachten.
De belastingen blijven even zwaar
de industrieele onderderningen druk
ken, de zakelijke bedrijfsbelasting
behoort nog steeds niet tot het ver
leden, de offers voor sociale wetten
blijven onveranderd zwaar van eenige,
zij 'net tijdelijke verruiming van den
bij de wet toegemeten arbeidstijd is
niets te verwachten, nieuwe lasten
zullen worden opgelegd door de aan
gekondigde ziekteverzekeringswet die
volgens het ontwerp van wet een
onnoodig duur verzekeringsapparaat
opdringt en het op dit terrein gunstig
ontwikkelde particulier initiatief dood
drukt.
Het moge eindelijk toch wel eens
tot onze volksvertegenwoordiging
doordringen, dat het niet aangaat te
blijven doorgaan de industrie lasten
op te leggen tot het verkrijgen van
maatschappelijk zeer lofwaardige za
ken en dat het eenzijdige opleggen
van de lasten de grens van het eco
nomisch mogelijke overschrijden.
Dat zoo weinig aandacht wordt
geschonken aan de nooden der indu
strie en niets gedaan wordt om de
bewonderen.
„Kom, Sigrid, dan zullen wij pro
fessor Glaucliau eens iets van Chopin
laten hooren," aeide Iris, terwijl ze
met weerzin naar haar zuster toe ging.
„Ik dweep niet met Chopin,'' ant
woordde Sigrid scherp. „Je hebt het
zelf dikwijls gezegd."
„Nu, misschien niet met woorden.
Maar je strijkstok beefde dikwijls van
ongeduld en je voet raakte den grond
in vertwijfeling, wanneer ik niet zoo
vlug mee kon spelen, als jij wilde,"
antwoordde Sigrid. „O, men merkt zoo
iets gauw."
„Dat spijt mij," zeide Iris kortaf.
„Dus geen Chopin. Laat ons in elk ge
val dan maar in het muzieksalon
gaan, daar zullen wij wel vinden, wat
wij samen kunnen spelen."
Iris nam haar viool uit de kast,
streek er zacht met den strijkstok over
heen en legde vervolgens een blad mu
ziek op den lessenaar van den kostba
ren Steinway-vleugel.
Sigrid ging zonder tegenspraak aan
de piano zitten en begon liet voorspel
het was het „Ave Maria" van Gou
nod.
De professor liet zich zacht in een
lagen, met zeegroen damast overtrok
ken stoel glijden, waarin men zoo pret
tig kon luisteren naar de tonen der
zoete melodie. Iris legde de kleine brui
ne viool tegen de borst en ging aan
een der ramen staan, waarlangs de
ranken van bloeiende klimrozen neer
hingen en waardoor des zomeravonds
een zacht bedwelmend zoete geur van
de bloembedden naar binnen stroomde.
Van uit het Westen blonk het avond
rood nog tusschen de hoornen door en
verguldde de toppen, die zich door liet.
zachte windje droomerig heen en weei
wiegden.
En door dezen geruischloozen avond-
vrede heen klonk het „Ave Maria",
zacht, nauw hoorbaar aanvangend, le
vendiger bij het vurig smeekgebed van
het met zonden beladen menschenhart,
plechtig wegstervend in een zalige
lioop. En toen die witte gedaante daar
zoo stond aan den deurpost, tegen den
betooverenden, groenen achtergrond,
eigenaardig verlicht door den gloed
van het laatste avondrood, da.t om haar
zacht golvend haar een schijnsel
wierp als een aureool, terwijl de viool,
tegen de zachte wang geleund, de zoe
te aceoorden van liet „Ave Maria"
door de zoele zomerlucht, liet weerklin
ken, toen geleek zij op een van die gees
ten, die het penseel der oude, vrome
meesters zoo gaarne op een gouden
grond placht te schilderen.
„God verhoede, dat haar de vleugels
groeien, waarmede zij de wereld zou
kunnen ontvliegen," (lacht de eenzame
toehoorder ontroerd, terwijl hij beeld
en toon tegelijk in zich opnam. Sigrid
accompagneerde baars vaders lieve
lingsstuk al sedert lang van buiten
hare oogen rustten daarom niet op de
muziek, maar ook op de witte gedaan
te tegen den post van de deur, en ook
zij gevoelde dat de tonen, die Iris aan
de viool ontlokte, een gebed waren,—
het gebed van een liart, dat niets af
wist van nijd en haat, van schuld en
zonde. Maar het trof haar niet.
„Het moet tocli ééns komen," (lacht
zij midden tusschen de aangrijpende
klanken door. „Eens zal zij hem toen
ongelukkig maken, zooals zij zijn naam
reeds bezoedeld heeft, alleen door haar
tegenwoordigheid, door het Kainstee-
ken op haar voorhoofd. Maar ik, ik zal
hem voor dit lot bewaren
Sigrids handen deden een verkeer
den greep op de toetsen het gaf een
wanklank, en eer Iris nog verrast het
hoofd kon omkeereu, omdat ze in haar
hemelsclie stemmig gestoord was, gle
den Sigrids vingers al over de toetsen
en speelden een straatdeuntje, zooals
men dikwijls uit een kroeg van de min
ste soort hoort klinken. En daarbij
lachte Sigrid dat zij schaterde, lachte
onafgebroken door, tot. haar (le tranen
uit de oogen sprongen.
„Sigrid, Sigridklonk het onthutst
van Tris lippen, „ik geloof dat zij waan
zinnig is." Zij fluisterde het maar, zoo
was zij geschrokken.
„Is het niet mooi?" riep zij. „Dat is
muziek voor onzen professor!"
En weer lachte) Sigrid als een waan
zinnige, terwijl professor Glaucliau
verontwaardigd opstond. Toen echter
plooide zicli om Iris' liefelijken mond
een zeldzaam, vastbesloten trek. Zacht
legde zij haar viool op de piano, ging
vlug naar Sigrid toe en vatte haar bij
de hand.
„Ik verbied je, in mijn huis mijne
gasten te bcleedigen,'' zeide zij zacht,
maar met eene beslistheid, waardoor
zij merkbaar in grootte toenam. En
toen, terwijl zij zich tot den professor
wendde „Ik geloof, (lat wij goed-zul
len doen, nog wat te gaan wandelen,
ja? En neemt u niet kwalijk, dat
„Maar allerliefste vorstin
JFordt vervolgd.
HUMMER 52.
WOENSDAG 27 JUNI 192S.
cho van het Zuiden,
aalwybscbe en Langsiraatselie Courant,
Dit blad verschijnt
WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs per 3 maanden 1.25.
Franco per post door bet geheele rtjk 1.40.
Brieven, Ingezonden stukken, gelden, en*,
franco te zenden aan den Uitgever.
Prfls der Advertentlën
20 cent per regel; minimum 1.50.
BU contract flink rabat.
Reclames 40 cent per regel.
Advertentlën moeten Woensdag en Vrijdag
des morgens om uiterlijk 9 uur in ons bezit
■Dn.
van „DE EOHO VAN EET ZUIDEN
Uit het Dultsch
van
EUFEMINA VON ADLEBSFELD-BALLE8TBEM.
XVIII
n