Kerstvaria* Kerstliedje» Kerstmis in 't hooge Noorden» De Mistletoe» Varia» Kerstlied» nige, wat een kinderleven rijk kan ma ken, dat hij zich sterk tot lien voelt aangetrokken, scherp luisterend naar hun uitroepen* van bewondering en verlangen. Het is hem of deze jongens en meisjes, arm en verlaten als hij, zijn eigen kinderen zijn, en plotseling, onbewust en impulsief, noodigt hij hen uit met hem mee te gaan. „Jelui krijgt van mij, wat je hebben wilt". Zonder verwondering over die rijke belofte, volgen alle twintig hem; Rem brandt gaat voorop met een kwiek meisje, dat op de Rozengracht „nog mooier winkel weet dan deze in de Warmoesstraat." Het is een bazar, een waar kinderparadijs. De schilder geeft zijn beschermelingen over aan den eigenaar, die den drukken troep naar liet achterste gedeelte van den winkel brengt. Daar kunnen zij ongestoord de volle vreugde genieten 0111 te zoeken wat zij hegeeren uit den overstelpenden voorraad van allerlei Zuidvruchten, fi guren en poppen van marsepain en nougat, verpakt in ritselend en blin kend goudpapier, kleine spiegeltjes, poppen, fluitjes, sabels, trompetten, duiveltjes indoosje, arken van Noë, tinnen soldaten, volledig opgetuigde fregatten en schoeners, kaarsjes in al le kleuren en honderd andere dingen, die een kind rijk maken. Zakken en handen vol met geschen ken, verlaten de kinderen den winkel en volgen Rembrandt over den Dam naar zijn huis in de Jodenbreestraat de vijf sterkste jongens van het troepje zwoegen met een reusachtigen kerst boom. Hijgend en vermoeid, opgewon den van geluk, bereiken zij het huis van den schilder, waar de oude Hen- driekje op hun kloppen hun de voor deur opent. Rembrandt brengt zijn jeugdige gasten naar het groote atelier. Het groote huis wordt onmiddellijk ge vuld met blij gezang en geschater van drukke kinderstemmen, in hel atelier draven jongens en meisjes heen en weer en werken met haastigen ijver om den Kerstboom op te stellen en te ver sieren; op de trap maken drie jongens een heidensch lawaai met een ladder, die zij van den zolder gehaald hebben om de groote zilverpapieren ster bo ven den Kerstboom te hangen. Maar als de boom klaar is en de vele kaarsjes branden, wordt het rumoer minder. Het gezicht van den Kerstboom, dien velen voor het eerst zien, maakt de kinderen stil, tot Hendrickje zich bij hen voegt en een kerstliedje aanheft. De schrille, ongeoefende kinderstemmen zingen met een vuur en een gevoel, dat ont roert. Vanuit een hoekje bekijkt Rem brandt den boom en de kinderen, en I schijnt hem toe, dat zijn eigen ge storven kinderen in het huis zijn terug gekeerd, om met hun vriendjes kerst mis te vieren. Als de jongens en meisjes, met een blos van genot op de wangen en een schittering in hun oogen, zijn vertrok ken, is het oude huis weer stil en don ker. Alleen in het atelier brandt een enkele lamp. Met de ronde fluweelen muts op hel hoofd en een warmen man tel om zich heen geslagen, zit Rem brandt over een stuk koper gebogen, waarin hij met forsche trekken een schets graveert. De herinnering aan den zonnigen avond die hij den steeds vreugdéloozen kinderen kon schenken, vervult zijn hart met een diep medelijden en war me teederheid, welke zijn hand met den graveerstift besturen. Zoo heeft hij de schets opgezet, het begin van het machtige stuk, dat als een samenvat ting zou worden van geheel zijn oeuvre. Aangevangen in dezen Kerstnacht van 1048, den arbeid vragend van een I geheel jaar 0111 voltooid te worden op het volgende Kerstfeest, van 1649, is dit het sublieme doek, dat bekend is als het „Honderd guldenstuk", zoo ge noemd naar den prijs waarvoor het stuk van Rembrandt is gekocht. Chris tus, gezeten aan de bron van Bethseda, heft Zijn hand over de scharen om al len te zegenen, te vergeven en te ge nezen. I11 deze van Goddelijk licht overstraalde figuur, schijnt Rembrandt het geheele leven van Christus te heb ben willen verbeelden; de woorden van troost en medelijden tot de lijdenden, de gezondheid welke Hij den zieken teruggaf, die aanbiddend hun handen tot Hem opheffen, de roep tot de kin deren die Christus niet vergeefs laten vragen, den vrede en de liefde die Hij de wereld gaf. Het is een Rembrandt een werk bij uitstek door de meester lijke uitvoering van een grootsch con cept, door de heerlijke schakeering van licht en schaduw en vooral omdat Rembrandt zijn gansche ziel in dit schilderij heeft gelegd! MIDWINTERS OF KERSTHOORN. Nog steeds is er bij de landbouwende bevolking van Oostelijk Overijsel een overoud gebruik in zwang, n.l. het bla zen op den zoogenaamden midwinters- of Kersthoorn. Van 4 weken voor Kerst mis tol Driekoningen (6 Jan.) weer klinkt daar over de eenzame akkers en uitgestrekte heidevelden, bij morgen en avond, een eigenaardig jodelend ge luid. Dat geluid wordt voortgebracht door '11 houten hoorn, waarop de boe- renzoon of knecht met veel inspanning blaast. Gewoonlijk bestaat deze hoorn uit twee stukken geknipt wilgenhout, welke stevig met houten banden tot 'n soort hoorn worden-samengevoegd. De lengte bedraagt pl.m. 1 a VI* M., ter wijl 't geheele „instrument" wel eenigs- zins den vorm heeft van 'n hoorn des overvloeds. Maar hij is minder sierlijk gebogen. Tot mondstuk dient 'n stuk van 'n uitgeholden vliertak. De toon afstand tusschen hoogsten en laagsten toon, welke men kan voortbrengen, be draagt niet veel meer dan één octaaf. Om echter meer „kracht", meer „sterk te" aan '^voortgebrachte geluid te ge ven, legt men bij 't blazen 't uiteinde van den hoorn over den rand van den waterput en zoo kan men het jodelen op den Kersthoorn op uren afstands hooren. Geen regen en geen korde weerhouden den koenen boerenzoon, om door zijn „instrument" de bewoners in den omtrek te verkondigen, dat het Kerstfeest genaakt, of reeds weer voor bij is. En in den Kerstnacht zelve is 't geluid van dien hoorn niet uit de lucht. Jammer, de echte midwinterhorens, hierboven bedoeld, beginnen' tot de zeldzaamheden te behooren. Zoo gaat 't meestal met onze volks gebruiken, de nieuwe tijden doen er geen goed aan. DE OUDE KERSTMARKT. Het gebruik, 0111 met Kerstmis fami lieleden en vrienden te verrassen met geschenken, is al van ouden datum. Het is voortgekomen uit de in Katho lieke landen heerschende gewoonte op Sinterklaasavond jong en oud met ver rassingen te bedenken. Om het koopen te vergemakkelijken werd en wordt ook 1111 nog de St. Nicolaasmarkt ge houden en 't ligt voor de hand, dat daarop een Kerstmarkt volgen moest. Vooral in vroegere eeuwen, toen nog niet in iedere plaats van eenige beteekenis de winkelstand in de he lmetten der kooplustigen kon voorzien en zeker niet in een tijd dat ieder een naar geschenken uitzag was zoo'n markt onmisbaar. Zij begon met het opstellen van kramen tegen de 11111 ren der kerken. Eerst werden daar al lerhande religieuze voorwerpen ver kocht, later kwam de verkoop van ho ningkoeken en „mit landesvaterlicher Genehmigung" werd in de Breiten Strasse geopend. Het oude gebruik 0111 met Nieuwjaar elkander geschenken te geven, werd door Frederik den Groote veranderd £oortaan was Kerstmis daarvoor aangewezen en in het midden der negentiende eeuw werd algemeen op die wijze de „Heilige Abend" ge vierd. In Berlijn breidde de Kerstmarkt zich voortdurend uit, jong en oud, arm en rijk genoot er van en ook de koninklij ke familie bezocht ze geregeld. Maar 1111 is zij voor de Berlijners niet meer dan een stuk kostbare herinnering, waarmee ook een deel van het eigen aardige Berlijnsche volksleven tot ge schiedenis is geworden. KERSTMIS IN HET PLANTENRIJK. Als men 't woord „kerstplanten' noemt, denkt iedereen aan denneboo- men, hulst en mistletoe. Het rijk der legenden echter brengt nog menige an dere plant met de Geboorte des Ver lossers in verband. Wij willen van die schoone legenden er eenige verhalen. Allereerst de wijd verbreide: Legende van de Kerstroos. Een arm kind uil het stadje Bethle hem had de schaapherders, die den jonggeboren Verlosser gingen aanbid den, gevolgd en „het Kindje, in doeken gewonden" van verre gezien. Zij brand de van verlangen 0111 Hem ook te be zoeken en een klein geschenk aan te biedep. Maar zij bezat niets ter wereld, en hoe lang zij ook peinsde om een uitweg te vinden uit deze moeilijkheid, zij vond niets. Eindelijk, ten einde raad, greep zij een handvol helderwitte, glin sterende sneeuw van een heuvelhelling en ging zoo dapper zij maar kon naar den stal. Maria lachte haar toe; zij knielde neer voor de kribbe en strek te haar hand met het schamele ge schenk naar het Kindje uit. Het Kind je lachte heel vriendelijk en onder den invloed van dat hemelsche zonlicht kre gen de kille sneeuwvlokken leven en schoonheid, en het kleine meisje zag in haar hand een bundel prachtige wit te bloemen, Kerstrozen. sprak: „Uw wensch zal méér dan ver vuld worden... te zijner tijd." De ster trok voort langs den hemel, weg uit Palestina, naar een vreemd Al penland. Daar bleef zij door haar slui er neerzien op de sneeuwvelden en de groene weiden, en het vrome volk, dat daar woonde, zij wachtte en hoopte. Jaren gingen voorbij. De Verlosser hing aan 't smadelijk kruishout. Heel de natuur treurde; de ster van Bethle hem beefde. De Alpenherders zagen verschrikt op. „Wat is dat?" riepen zij uit. „Of de wereld vergaat, of Hij, die haar ge schapen heeft, lijdt." E11 de vrome, eenvoudidgc menschen knielden neer, en baden lot den onbekenden God, van wicn de profetieën spraken en Die nu wellicht leed en stierf. Op hetzelfde oogenblik sprong de ster van Bethlehem uiteen in duizen den vonken. Verbaasd zagen de her ders, hoe een verblindende lichtregen op de bergweiden neerdaalde. En toen de morgen aanbrak bespeurden zij op hun bergen een menigte prachtige wit te sterbloempjes. Dat was het Edel- weisz, dat uit de vonken was opge bloeid om de menschen te blijven her inneren aan de liefde des Verlossers. DE PLAATS VAN CHRISTUS GEBOORTE. De plek der geboorte van Christus is een der weinige waarvan de authentici teit ontwijfelbaar vaststaat. De ge schiedenis, de oudheidkunde en de to pografie zeggen ons eenparig, op wel ke plaats juist de Verlosser het levens licht aanschouwde. De H. Helena, ge holpen door haar zoon, Constantijn de Groote, bouwde er een basilisk en ver anderde de geboortegrot in een heilig dom. De prachtvolle kerken der By zantijnen zijn do een 11a de andere ver dwenen onder de slagen der barbaren, maar de Voorzienigheid beschermde de Basiliek der Geboorte; door de woeli ge eeuwen heen werd zij steeds ge spaard en na twintig eeuwen mogen wo nog bidden in de grot, waar de En gelen het „Gloria" zongen in den Kerst nacht. EEN KAPITAAL VOOR EEN KERSTGROET. Een jonge Engelsche dokter, die maar heel weinig ter wereld bezat, kreeg eens ruzie met zijn tante, een even zonderlinge als rijke dame. Zij verzekerde plechtig, dat zij hem nooit meer aankeek. Eenige jaren gingen voorbij. De tan te deed alsof haar neef niet bestond. Diens boosheid echter was al lang ver smolten; en toen het Kerstmis was be sloot hij, haar een prentbriefkaart, een „Kerstgroet" te zenden, 't Zou wel de eenige zijn dien ze ontving, want vrien den had ze niet. Hij zond sindsdien ieder jaar zoo'n kaart, zonder eenige aanduiding van afzender. Op een dag ontving de dokter, die in 't geheel niet aan zijn tante dacht (het was zomer) een brief van een notaris, waarin hem bericht werd dat zijn tan te gestorven was en hem 500.000.- had nagelaten, benevens de vijf Kerst kaarten, die zij de laatste jaren ont vangen had. STERRENVONKEN. Toen Christus geboren werd ver scheen aan den hemel een helder lich tende ster. Zij was het die de Drie Ko ningen naar Bethlehem geleidde. Daarna echter bedekte God haar met een dichten nevelsluier, want Hij wil de niet dat haar glans die der andere sterren zou blijven verdonkeren. Toen bad de wonderster, dat zij vóór haar vernietiging nog iets goeds zou mogen verrichten..., dat zij haar loopbaan waardig zou mogen besluiten. En God Gaan wij stil en vroom op reis Naar die verre kinderwijs. Eja, eja, Kindje mijn, Laat het leed geleden zijn. O, Je koele handje leg Op dit voorhoofd en zijn pijn. En strijk alle rimpels weg. Over Bethlehem Zingt een heldre jongensstem Eja, eja, Kindje mijn. En schalmeien Begelcien Het refrein. Zal ik weer gelooven mogen, Kindje, dat ik neergebogen Op mijn knieën tot Je reiken mag Met een kinderlijk gebaar Heel dit droeve hart, nu in Je zachten lach Schamel wel, maar klaar. En mag staren, staren diep bewogen Door de tranen in mijn oogen Naar mijn ziel, nu zuiver Opgeheven Met een glans van huiver, Met een zalig beven Als een druppel helder water In het putje van mijn hand. t Als een ver en koel geklater Gaat er IJl en zilver over 't land 't Lied van fluiten en gezangen Uit de bolle kinderwangen: Eja, eja, Kindje mijn, Laat het leed geleden zijn. BERNARD VERHOEVEN Zelfs in de streken van 't eeuwig ijs wordt Kerstmis gevierd. De christelijke Eskimo's op Groenland vieren het Kerstfeest in de heilige gebruiken, die zij van de missionarissen geleerd heb ben. De Eskimo's wonen in armzalige steenen hutten of houten huisjes op een wijde vlakte van sneeuw en ijs. Des avonds van den 24en December komt er leven in de christelijke dorpen. Licht jes flikkeren hier en daar, en uit de hutten treden kleine schepseltjes, ge heel gehuuld in leer en wol. Het zijn de kinderen die voor den eersten keer mee ter kerke gaan. Hel kleine kerkje is door eenige pe troleumlampen spaarzaam verlicht. Daarheen beweegt zich de lange rij der kleinen, terwijl zij met hun heldere stemmen het oude Kerstlied zingen „Klein hart, luister vroom, heden is we derom de avond, dat Christus geboren werd." Achter de rij der kleinen volgen de ouders. De kleedij der vrouwen bestaat uit een rood geborduurde broek van zeehondenvel en een wit wollen jak waaronder een leeren vest. Rood leeren schoenen en een hals ketting van glazen paarlen voltooien den feestdos. De meeste mannen dragen de haren kort geknipt, slechts weinigen hebben aan 't oude gebruik der lange vastge houden. De zwarte, glimmende vlechten der vrouwen zijn hoog op 't hoofd bijeen gebonden en met een blauw lint ver sierd. Zoo spoeden zij zich allen ter kerke, want ook voor hen schijnt helder de sterre, die eens fn 't verrre Oosten voor 't menschdom opging. Zij zingen met ruwe stem, maar met een geloovig hart hun Kerstliederen. De kleine kerk is gevuld met den wasem van het aan de klceren smeltend ijs. Een goede maaltijd vormt het slot van hun Kerst feest. Den volgenden morgen is de jeugd van het dorp reeds vroeg ter been. Zij wekken de langslapers met 't overoude Kerstlied. „Een Kind is ge boren in Bethlehem, Alleluja." Hartroerend is dit heerlijke lied, dat daar gezongen wordt te midden van den eeuwigen nacht, die juist in den Kersttijd in Groenland heerseht Van Engeland is zij de Noordzee overgestoken en heeft in ons ietwat nuchtere Nederland bestaansrecht en burgerrecht verkregen. Alleen in Lim burg groeit de maretak of vogellijm bij ons in 't wild, doch onder meer zuide lijken hemel verrast, midden in den winter, op goeddeels ontbladerde boo- men, een frisch groen stekje, met on gesteelde witte besjes prijkend, den wandelaar, die een open oog heeft voor de wonderen der natuur. Zoo is de mistletoe eigenlijk een woe kerplant, maar doel den stam, waar op zij huist, slechts weinig schade, om dat haar blaadjes en stengel zelve voed sel uit de lucht kunnen opnemen. Ze strekken, in 't koude jaargetijde aan sommige vogels weer tot voedsel en als deze met hun snavel het zaad uil de besjes drukken, hecht een deel ervan, door zijn kleverige bestanddeelen, zich vast aan den stengel van sommige hoo rnen, waar 't ontkiemt en, op zijn beurt stengels, bloesems en vruchtjes krijgt. Reeds bij de oudste Germaansche volken stond de mistletoe of maretak in hooge eere, schreef men haar wel dadigen invloed en wonderbare krach ten toe. Deze vereering strekte zich uit lot den boom (meestal een eik), waar op de heilige plant groeide. De druïden, de priesters bij de Germanen, achtten een godsdienstige plechtigheid zónder maretakken ondenkbaar. Hoewel onze waardeering hiervan nog al verschilt, geven wij haar toch gaarne met Kerstmis een plaats in de feestelijk getooide huiskamer. Hij: Kom vanavond bij ons op een glas wijn. Zij: Onmogelijk, ik ga naar „Tris tan en Isolde". Hij: Geeft niet. Breng ze mee! Waarom geef je je jongen een pak slaag? Morgen krijgt hij zijn rapport mee naar huis, en dan ben ik op reis. DE KERSTGANS. „Met Kerstmis zullen we een gans eten", zei meneer Hokus tot zijn vrouw. „Dat hoort." „Goed", zei z'11 vrouw. Meneer Hokus ging naar een boer, die pluimvee hield. „Kun je me Vrijdag 'n gans bezor gen? Maar... de beste die je hebt, het komt er niet op aan wat ie kost." „Goed", zei de boer. De gans kwam, werd toebereid en kwam op tafel. Maar 't vleesch was zoo verschrikkelijk taai, dat de geheele ge reedschapskist er aan te pas moest ko men. Woest ging menheer Hokus naai den boer en vroeg nijdig: „Wat heb je me toch voor 'n gans geleverd?" „Wat voor '11 gans?"vroeg de boer verbazend. „Deugde ie soms niet?" „Natuurlijk niet. Hij was zoo taai als een stuk leer. Ik heb nog nooit zoo'n ellendige gans gezien!" „Nou", zei de boer, „dan kan ik U toch zwart op wit bewijzen dat ie wèl deugde, hij is twaalf jaar achter elkaar op de pluimvee-tentoonstelling be- krorind." Het fonkelt en straalt aan den hemelschen trans, Het sterrenheir schittert alom. De maan spreidt haar zilveren, lichtenden glans, 'l Is- stil, alles luistert rondom. Geheimzinnig leven doortrilt de natuur, Het Oost' baadt in purperen gloed. Daar klinkt langs 't onmetelijk, peilloos azuur, Van Eng'lcn en herders de groet: „Stille nacht, „Heilige nacht, „Gij, die vóór eeuwen den Heiland ons bracht, „Geef, dat ook wij „Vurig en blij „Danken den Redder van Adam's geslacht." Nauw hebben de herders den jubel gehoord, Den oproep naar Belhlehems stal, Of allen vertrekken naar 't vreedzame cord, Waar sluimert de Heer van 't heelal. De fluit- en schalmeitoon weerklinkt door de lucht, En komend, waar 't kribbeken wacht, Aanbidden zij 't Kind met een traan en een zucht, En zingen eerbiedig en zacht: „Stille nacht" enz. O Kerstmis, zoo heilig en dierbaar aan 't hart, Gij brengt ons verlossing en vreê. Gij adelt de vreugde en balsemt de smart, Deelt hemelsche gunsten ons mee. Gij zijt en gij blijft ons het heerlijkste feest, Het beeld van wat schoon is en goed. Geef, Jezus, dat jaarlijks met juichenden geest Wij zingen uit dankbaar gemoed: „Stille nacht" enz.' A. C. v. d. H. Bovenstaand gedicht, vervaardigd op muziek van Otto Zeegers, zal ook op het Volksmatinée onzer Lie dertafel op Tweeden Kerstdag, gezongen worden dooi den bekenden bariton, den heer Tom Buurmanje, nadat het ook iii de Kerstmis ten gehoore is gebracht.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1928 | | pagina 3