Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Hel Huis der Stille Smarten.
m
FEUILLETON
1)
JfollóJid
ieróclafb V
ah bijverdiende
7)e breimacfiinem
NUMMER 20.
ZATERDAG 9 MAART 192».
ÜU JAARGANG.
UITGAVE:
WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN.
Telefoon No. 38. Telegr.-Adres: ECHO.
DIT NUMMER BESTAAT UIT
DRIE BLADEN.
EERSTE BLAD.
HET BELGISCH—FRANSCH
MILITAIR VERDRAG.
Wij hebben in ons vorig nummer
nog kunnen opnemen de regeeringsver-
klaring door minister-president de
Geer in de Tweede Kamer terzake de
onthulling van het geheim verdrag
afgelegd.
Niet alleen de buitenlandsche pers,
maar ook de binnenlandsche is hier
over niet org te spreken.
„De Maasbode" geeft haar kritiek
in zachten vorm. Zij noemt het onbe
grijpelijk, dat Min. Beelaerts de zaak
twee, drie weken onder zich heeft ge
houden en in dien tjjd niets gedaan
heeft, zelfs niet aangedrongen op
spoed en deskundige voorlichting na
enkele dagen.
Was dit geschied, dan zouden on
getwijfeld maatregelen genomen
kunnen zijn om het incident te voor
komen. Langs niet-diplomatieken
weg hadden dan zoo noodig informa
ties kunnen worden genomen, maar
men werkte ambtelijk, dat wil zeg
gen in het tempo van een vertraag
de film.
Het blad vraagt ook, waarom de Re
geering op 22 Febr. niet gepoogd beeft
de publicatie te verhinderen.
Ook de N. R. Crt. wijst op dit laat
ste feit.
Ingrijpen in den zin van preven
tieve censuur was natuurlijk uitge
sloten, had echter geen zachte
aandrang kunnen plaats hebben? In
den oorlogstijd heeft de regeering
menigmaal den bladen verzocht, ten
opzichte van bepaalde geruchten of
berichten voorzichtigheid te betrach
ten.
Uit „Het Vaderland" (lib.)
Het is werkelijk onverklaarbaar, dat
de Minister van Buitenlandsche zaken
het „opzienbarend stuk", waarvan de
publicatie een „dieptreurig incident" j
ging worden, toen hij wist, dat het des
anderen daags verschijnen zou, welk
vooruitzicht door hem en den minister- j
president „in hooge mate betreurd"
werd, eenvoudig zijn weg naar de open
baarheid heeft laten afleggen, zonder
een hand uit te steken.
De minister wist wat het stuk in
hield. Hij had bet ter onderzoek aan
deskundige handen toevertrouwd en
toen geen aanleiding gevonden aan de
zaak verdere aandacht te schenken.
Maar had hij, toen hem des Vrijdags
werd meegedeeld (door wie? Niet door
dr. Ritter van het Utrechtssch Dag
blad), dat het stuk des Zaterdags in
het Utrechtsch blad het licht zou zien,
die deskundige instantie niet eens
kunnen opbellen met de vraag, of niet
alvast een oordeel over het stuk gege
ven-kon worden, omdat de zaak nu
dringend was geworden? Had hij niet
een telefoontje aan dr. Ritter kunnen
geven met verzoek de publicatie op te
schorten? De minister-president en de
minister van buitenlandsche zaken
waren beiden overtuigd, zoo heet het,
dat geen ingrijpen van de regeering
publicatie zou kuunen voorkomen.
Waarop steunde deze meening? En
waarom, als men van een rechtstreek-
schen stap bij dr. Ritter geen heil ver
wachtte (ten onrechte blijkbaar, want
dr. Ritter heeft verklaard, dat als men
hem gevraagd had het stuk achterwege
te laten, hij het zou hebben gedaan),
zich dan niet gewend tot den deskun
dige in persaangelegenheden, mr. L. J.
Plemp van Duiveland, oud hoofdredac
teur van de Nieuwe Courant, voor zul
ke aangelegenheden aan het Departe
ment van B. Z. verbonden? Deze had
den minister zeker verteld wat wel en
wat niet te bereiken was met den lei
der van een Nederlandsch dagblad,
zonder den schijn op zich te laden pre
ventieve censuur te willen toepassen.
En dan was er het bestuur van den
Nederlandschen Journalistenkring nog
welks voorzitter om zoo te zeggen, on
der het bereik van zijn hand was.
Het „Huisgezin" is van oordeel dat
het regeeringsbeleid inzake de docu
mentenkwestie bezwaarlijk te loven is.
Eer staat men versteld over een volko
men gemis aan beleid.
Als men in het oog houdt, dat de
regeeringsverklaring gewaagt van een
„diep treurig" incident en van „ramp
zalige" dagen, en als haar overtuiging
uitspreekt, dat ons land van geen en
kele andere natie gevaar dreigt (waar
mee duidelijk te kennen wordt gege
ven, dat voor haar aan het document
iedere juistheid ontbreekt en het be
staande FranschBelgische verdrag
niet meer beteekent dan een afspraak
bijvoorbeeld om samen te picniccen of
iets dergelijks) dan w-ordt de houding
van minister Beelaerts onbegrijpelijk.
Een paar weken kent hij het docu
ment (en het daaraan verbonden ge
vaar) en zegt er zijn ambtgenooten
niets vaneerst op het uiterste nipper
tje brengt hjj den minister-president
op de hoogte en gaat zelf voori een ple
zierreisje naar Londen.
En minister De Geer laat zijn ambt
genoot gaan zonder jiein te zeggen
NAAR HET ENGELSCH.
y- J. SCHEEPENS.
47
De mand was er een van flinke af
metingen en was gedeeltelijk gevuld
met nimmer geopende brieven, bedel
brieven, zooals Ruth zeide. Een half
uur lang was David Steel bezig oude,
verfrommeide vodjes papier uit te
zoeken en glad te strijken, totdat ten
shotte zijn moeite beloond werd. In zijn
hand hield hij een pakje schrijfpapier,
zooals gewoonlijk zes ineen gestoken
velletjes goed postpapier. Ze waren
verfrommeld doch Steel streek ze vlak
en hield het voor de oogen vanRuth.
„Wat 'n vondst!" riep hij uit. „Kijk
eens naar het groen gedrukte adres
boven aan de bladzijde: „15, Dowend
Terrace". Vijf velletjes van mijn eigen
best briefpapier, voor mij speciaal ge
rukt, in deze mandDit was oorspron
kelijk een pakje van zes velletjes, maar
op het eene heeft hij natuurlek wat
geschreven en de rest heeft hij ver
frommeld. Ongetwijfeld is dat papier
uit mijn werkkamer ontvreemd. En...
wat is dit?"
Hij hield een dik velletje papier voor
h«t Ikcht Onder aan dq bladzijde «ton
den de door elkander gewerkte initia
len: „D. S."
„Mijn eigen initialen", merkte Steel
op. „Ik gebruik deze initialen bijna
steeds als het geen zaken van groot
belang betreft".
„En wat moeten we nu doen?" vroeg
Ruth.
„Den brief vinden waaronder deze
keurig nagebootste initialen zijn ge
schreven", zeide Steel grimmig en
vastberaden, blij dat hij nu een spoor,
al was het nog zoo gering, had gevon
den.
HOOFDSTUK XXII.
NIEUWE VERWIKKELINGEN.
Bell volgde dokter Cross in het
ziekenhuis met 'n gevoel van blijde
gewoonte. De koele, zachte geur in de
gangen, de wijdsche stilte, de orde en
netheid overal, maakte oude indruk
ken bij hem wakker. Hij was als een
oud oorlogspaard dat van verre reeds
het slagveld ruikt en trappelt van on
geduld. En de strijd met den dood was
voor Bell nog steeds een vreugdevolle
worsteling geweest.
„Dit is natuurlijk tegen alle regelen
in", merkte hij terloops op.
„Inderdaad is het dat", gaf Cross
droogjes toe. „Maar ik ben een enthou
siast mensch, en men heeft niet dik
wijls het geluk eens te kunnen babbe
len met een schitterende, zij het dwa
lende ster als dokter Bell. Bovendien,
de man ligt niet in het eigenlijke zie
kenhuis. Hij ligt in een soort bijge
bouw, vlak bij mijn afdeeling en hij
vindt het bespottelijk, dat hij wordt
verpleegd"
Kerel (of Excellentie), je blijft hier en
we zullen morgen met de ïindere leden
der regeering overleggen wat ons te
doen staat om de openbaarmaking van
het valsche stuk (dit moest het deskun
dig onderzoek van een paar weken in
middels toch wel hebben uitgemaakt)
te voorkomen en daarmee het „diep
treurig" incident en de „rampzalige"
dagen af te wenden.
In plaats van iets, van alles te doen,
hebben de Excellenties niets gedaan.
Het is een onvergeeflijk tekort,
waaraan vooral minister Beelaerts
schuldig staat, en de Eerste Kamer
zal bij de behandeling der begrooting
niet nalaten het nationale misnoegen,
men mag wel zeggen verontwaardi
ging, te vertolken
Na erop gewezen te hebben, dat de
minister de echtheid van het document
in het midden heeft gelaten, zegt het
„Alg. Handelsblad", dat het aan het
slot van de ministerieele rede een an
deren toon had verwacht. Het blad
schrijft dan
Er wordt geen enkele verklaring ge
zocht van het bij ons heerschende „in
ternationaal wantrouwen". De rede
had o.i. mannelijker geklonken, indien
de minister niet alleen gezegd had,
dat hij betreurde, dat het Nederland-
sche publiek dit wantrouwen getoond
had door te spoedig geloof te hechten
aan een stuk, waarvan de echtheid
niet bewezen was, hij had er uitdruk
kelijk hij moeten voegen, dat het on-
omstootelijk zeker bestaan van een ge
heim militair verdrag tusschen Blegië
en Frankrijk de eerste oorzaak moet
genoemd worden van dien geest van
wantrouwen. Indien, er geen verdrag
bestond of indien dat verdrag volle
dig bekend was gemaakt, zou het Ne-
deriandsche volk reeds sinds jaren
de consequenties daarvan hebben kun
nen overzien en zou het zich niet door
de eerste de beste publicatie in opwin
ding hebben laten brengen.
Te meer had dit naar voren ge
bracht kunnen worden, nu het wel dui
delijk is, dat de falsificatie op buiten-
Vrvagt stalen van onze
groote sorteering
uitsluitend alléén
PRIMA KWALITEITEN.
II
FRITS VAN DER VEN
Markt 25 Tel. 1315
'S-BOSCH. 42166
gewoon handige wijze geschied is,
waarschijnlijk met hulp van bekwame
deskundigen.
Toen de minister de hoop uitsprak,
dat het Nederlandsche volk hieruit ge
leerd zou hebben, het buitenland niet
te wantrouwen, verzuimde hij er bij
te voegen, dat hij ook hoopte, dat het
buitenland hieruit zou leeren, hoe
licht een atmosfeer van wantrouwen
Bell knikte. Hij begreep het volko
men. Tenslotte kwamen zij aan een
schitterend verlichte kamer, waar een
sombere man met verbazend groot
voorhoofd en doordringende oogen in
bed zat. Zijn donkere oogen begonnen
van genoegen te schitteren, toen hij
het vriendelijke, aanmoedigende gelaat
van Bell bemerkte en diens witte ha
ren.
„Het werk in physieke pijn dat we
zoo aangenaam vinden", begroette hij
Bell met oen grijnslach! „Het is wel
een slecht gezette schouder waard om
't genoegen te hebben dokter Hatherly
Bell nog eens te zien. Beste kerel, hoe
gaat het met je?"
De stem was zangerig diep en aan
genaam er was in den spreker geen
zweem van krankzinnigheid te ont
dekken.
Bell schudde krachtig de uitgesto
ken hand. Gedurende eenigen tijd wil
de de conversatie nog al vlotten. De
vreemdeling was een aangenaam pra
ter: zijn opmerkingen waren juist en
ad rem.
„Ik hoop dat ge hier naar je zin
ligt!" merkte Bell opeens voor den
neus weg op.
Op het gelaat van den aangesproke
ne kwam een andere, fijne uitdruk
king.
„Heel goed, op een enkel punt na",
sprak hij. „Maar maak er geen drukte
van, want Cross doet uitstekend zijn
best voor me en is erg aardig. Maar
ik kan dat electrisch licht maar niet
uitstaan. Het herinnert aan de groote
tragedie van mijn leven. Als dat er
$iet geweest w*«, zoq ik op heden een
vrij man zijn met een goede praktijk!"
„Zóó, begin je weer op die snaar te
spelen", zei Bell op kouden, bereken
den toon. „Ik dacht, dat ik je dat nu
wel uit het hoofd gepraat had! Ge
weet even goed als ik, Hermitage, dat
het allemaal maar verbeelding van je
is-"
Hermitage streek zich met de lin
kerhand over de oogen als een verle
gen kind.
„Als ge me zoo aanziet, zou ik het
zelf ook gaan gelooven", zei hij ten
slotte. „Toen ik onder jouw behande-
'ing was, begon ik alles zoetjesaan te
vergeten. Heb ik je alles al eens ver
teld, Cross?"
Bell wierp een beteekenisvolle oog
opslag naar Cross en deze schudde van
neen.
„Welnu, zóó is het gegaan", begon
Hermitage op levendigen toon. Zijn
oogen glinsterden nu en geheel zijn
uiterlijk scheen te veranderen. „Ik
was destijds nog maar een doktertje
zonder groote praktijk, en arm, doch
ik had een schitterende toekomst voor
me. Doch ik kreeg een rijke patiënt
met een zeer ernstige keelziekte. En
hij zou me al zijn geld nalaten als ik
hem genas. Ik kon op dat oogenblik
nog al wat geld gebruiken. Toen ik
hem dus ging opereeren, maakte ik
gebruik van een zeer sterke lamp, ge
weet wel wat ik bedoel. Maar de ope
ratie gelukte niet en de patiënt stierf.
De operatie echter mislukte omdat
juist op het kritiekste moment het
licht uitging en mijn patiënt door een
verkeerde manipulatie aan bloedver
lies ten onder ging. De menschen, ver-
per u>ee/
telden dat het voor mij een groote te
genslag beteekende, omdat ik op het
punt stond mijn naam te verbinden
aan een groote uitvinding. Maar neen.
Ik heb zelf den draad van 't electrisch
licht doorgesneden,, zoodat het licht
wel uitgaan moest en mijn paiënt wel
doodbloeden moest, en op die manier
zou ik immers al zijn geld ineens krij
gen En hij is ook gestorven, zooals ik
zei, en niemand heeft me ooit verdacht
niemand kan me immers ooit ver
denken. Maar toen werd ik ziek,
krankzinnig en hebben ze mij aan de
zorg van Bell toevertrouwd. Bij hem
zou ik zeker genezen zijn, maar hfj gaf
zijn praktijk op en begon opnieuw zijn
zwerftocht door de wereld. Mijn goede
vriend Reginald Henson hoorde van
het geval en heeft me, met eenige be
langstellende menschen, hierheen ge
bracht, waar ik op het oogenblik ver
toef.
„Dus Reginald Henson kent die
geschiedenis ook?" vroeg Bell droog
jes.
„Beste kerel, hij is de beste vriend
dien ik ter wereld bezit. Hij interes
seerde zich bijzonder voor mijn geval.
Meer dan honderdmaal heeft hij het
met mij besproken. Ik heb hem precies
getoond hoe alles in z'n werk is ge
gaan. En nu weet ge waarom ik het
electrisch licht haat. Als het me in
m'n oogen schijnt, word ik er gek
van: het brengt al die gebeurtenissen
weer voor mijn oogen terug, met al de
herinneringen aan dien mooien tijd,
door die vreeselijke operatie mis
(Wordt vervolgd).
De Echo van het Zuiden,
Waalwpsc&e en Lingstraatsche Courant,
Dit blad verschijnt
WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs per 8 maanden 1.25.
Franco per post door het geheele rijk 1.40.
Brieven, Ingezonden stukken, gelden, ens.
franco te zenden aan den Uitgever.
Prfls der Advertentifin
20 cent per regel; minimum 1.50.
By contract flink rubat.
Reclames 40 cent per regel.
Advertentiên moeten Woensdag en Vrijdag
des morgens om uiterlijk 9 uur ln ons bezit
zQn.
eo* ,J)E ECHO VAN BET ZUIDEN".
I
I
GEEN AFB£TALinG5Sy5TE£MSTRIKT COHTAflt
100^ GOEDKOOPDAfl BW OflZE COttCuRfcNTin