DÜCHOVMÏ IET H No. 44. Zaterdag 1 Juni '29. 52e^lrg. TWEEDE BLAD. *„Im Westen nichts neues". Onder dezen titel heelt Erich Maria Remaique een boek geschreven, dat in het Degtn van 1929 door der lm- propylam-Verlag, Berlin, is uitgegeven en aiieen reeds in Ouitschland meer dan 200.000 maal verkocht. Vertalingen verschenen ook reeds in ons land (van Annie Salomons) Frankrijk en Engeland Dit alleen is al opzienbarend, waar de meeste oorlogslitteratuur een zeer sobere afname vindt, wat op zichzelf niet zoo verwonderlijk is, omdat bijna alle z.'g. oorlogsboeken overloopen van tendenz, bepaalde propaganda en strijdvragen. Rematque's boek wist aan eenzijdige sympathieën en antipathieën te ont komen en wil niet zijn een aanklacht, noch een bekentenis. .Es soli nur den versuch machen über eine Generation zu berichten, die vom Kriege zersiört wurde auch wenn sie seinen Granaten entkam". Nog bijna kinderen, met de onbe zorgdheid hunner 20-jarige jeugd, zijn ze in dichte scharen naar 't front ge trokken. Met 't hoofd vol van wat hen op de schoolbanken was inge- pompt over vaderlandsliefde, de eer der slagvelden en den roem der over winningen. Maar onder 't eerste trommelvuur is dat jonge, vloeibare geesus-en ge moedsleven verstold en als een harde klomp weggezonken in 'n diepe duis ternis. En de verzuchtingen en veilan. gens die nog opstegen, ploften weer loodzwaar neerals geschoten patrijzen. Bittere ontgoocheling,nu hun oogen dof werden onder de niet te ontloo- pen slagschaduwen van den dood. Het is werkelijk tragisch het lang zame vernielingsproces gade te slaan van de ziel van den jongen soldaat. Remarque had zijn boek ook kun nen noemen: .De ondergang van een ziel". Het geestelijk leven werd aan 't front verschrikkelijk afgestompt zóó dat er zelfs geen plaats meer bleef voor haat. Men is bot, men is hard en mee- doogenloos. En dat een jeugd, de .Eiseren |u- gend". Wij kunnen ons de bittere opmer king begrijpen van een hunner, die een brief van zijn vroegeren leeraar had ontvangen over de .ijzeren jeugd". .Ja, zoo denken zezoo denken ze.. IJzeren jeugd, jeugd! Wij zijn allen niet ouder dan 20 jaar. Maar -jong JeugdDat is al lang geleden. Wij zijn oude menschen Welk een ontstellend antwoord van iemand, die nog aan 't begin van het leven staat. Twintig jaar en dan al naar de waarheid te kunnen zeggen wij zijn oud, wij hebben met het le ven afgedaan. Deze jonge menschen, die het leven begonnen lief te hebben en zijn die pere beteekenis gingen begrijpen, had den niets meer over. Is 't wonder, dat ze wrang en oud werdenNeen, want zij, die 't leven zoo sterk liefhadden, begrepen im- mers niets van een wereld, die met wetenschappelijke zekerheid ingericht was om te dooden en te vernielen. Remarque zegt, dat men al spoedig de ondervinding opdeed, dat men aan 't front niet te veel moest denken, wilde men althans niet krankzinnig worden. .Zoolang wij hier in 't veld moeten zijn, zakken de dagen aan front als steenen naar beneden, omdat zij te zwaar zijn om er direct over na te denken. Deden wij het toch, dan zou het tot ons eigen nadeel zijn, want zooveel heb ik wel geleerdde af schuw voor dit alles is te dragen zoolang men haar uit den weg gaat; maar zij doodt, wanneer men erover gaat nadenken. Maar vergeten doen we niets 1 Wat in de kranten staat van den humor der soldaten, die alweer een vroolijk dansje maken als ze pas van het front zijn teruggekeerd, is een ge- meene leugen. Wij doen zooiets niet, omdat wij gevoel voor humor hebben, maar wij hebben humor noodig, om dat wij anders kapot gaan. De dagen, de weken, de jaren hier zullen nog eens terugkomen en onze doode kameraden zullen dan opstaan en met ons marcheerenons hoofd zal helder zijn, wij zullen een doel hebben en zoo zullen wij optrekken, onze doode kameraden naast ons, de jaren van het front achter ons; tegen wie tegen wie?" Verschrikkelijke vraag I Tegen wie zullen deze armzaligen, beladen met den zwaren last hunner geteisterde menschelijkheid, optrek ken Tegen wie En wij denken aan Genè/e, waar de roep der dooden nog steeds niet schijnt doorgedrongen te zijn. Mogen zij daar hoorende en ziende worden, voordat de storm der gerech tigheid hen zal wegvagen. V Treurige huwelijks moraal. Binnen negen maanden, van ljan. 1928 tot 1 October 1928. werden in de Sovjet hoofdstad 20.433 huwelijken gesloten en 16.374 ontbonden. Zijn dit geen verschrikkelijke en afschuwelijke cijfers, die boekdeelen spreken over de .huwelijksmoraal* in Rusland Een Zwitsersch journalist, die eeni gen tijd in Moskou vertoefde,consta teerde, dat het dikwijls meer moeite kost, om een rijbewijs te krijgen dan te trouwen of te scheiden. BUITENLAND. Overeenstemming in de Herstelkwestie bereikt De Duitsche hersteldelegatie heeft hedenavond het volgende meegedeeld De deskandigen der crediteurstaten en de Duitscbe deskundigen hebben zich reeds sinds eenigen tijd bereid verklaard, de Amerikaansche cijfers van 2050 millioen Mark, zooals voor gesteld door den voorzitter der con ferentie, te aanvaarden, hoewel er met betrekking tot enkele kwesties van interpretatie nog geenovereenstemming bestond. De meeningsvêrschillen zijn nu uit den weg geruimd en er is thans een interpretatie gevonden., welke zoowel voor de crediteurstaten als voor Duitschland aannemelijk is, met voor behoud echter van die onopgehelderde reserves, die nog op een beslissing wachten. De Sovjet-regeering heeft in antwoord op Trotski's verzoek om naar Rusland te mogen terugkeeien, dezen geseind, dat hij op 1 Juli a s naar Rusland mag terugkomen. Het wordt evenwel mogelijk geacht, dat de Sovjet-regeering onder invloed van Stalin op het laatste oogenblik Trots ki's terugkeer nog zal verhinderen. Trotski vertoeft op het oogenblik op Prinkipo. BINNENLAND. De accijnsverlaging op gedistilleerd. De Haagsche redacteur van de „Msb." meldt: Toen met ingang van 1 Maart j.l. de accijns op gedistilleerd werd ver laagd van f 330 tot f 198 per hecto liter ad 50 percent (opcenten inbe grepen) is er opgericht de „Centrale Vereeniglng voor den Gedistilleerd- handel", die zich blijkens destijds verspreide circulaires voorstelde,zoo wel in het publieke als in het be- dtijfsbelang, allerlei misstanden te voorkomen, welke zich konden voor doen, indien de prijs van den borrel ineens zou dalen. Deze meening heeft haar doel be reikt van misstanden is althans niet veel vernomen. Maar daartegenover staat, dat de prijs van den borrel niet niet overal zooveel is gedaald, als wel had gekund Naar het schijnt, vreest nu de be- astingadministratie dat in dit laatste een gevaar kan schuilen voor het voortduren van de smokkelarij. In verband hiermede heeft de minister van Financiën thans aan de hoofd ambtenaren der belastingen een on- derzoek opgedragen naar den omvang van de plaats gehad hebbende prijs- verlaging en voorstellen gevraagd teneinde eventueel deaccijnsverlagirig beter te doen beantwoorden aan haar doel: het fnuiken der smokkelarij. In de betreffende aanschrijving moet tevens zijn gevraagd, of de uitkeering van i ten honderd van den accijns, die de distillateurs en de handelaars thans nog genieter, voor renteverlies en gevaar van onverhaalbaarheid, niet kan vervallen, nu zij door hooge prij zen reeds tegen die gevaren zijn ge- dekt. Voorts moet daarin zijn herin nerd aan de uitlating van den minis- ter in de Tweede Kamer, dat indien de belanghebbenden de prijzen zou den hoog houden, de oplossing zou zijn den accijns te herstellen op het vroeger bedrag. Het wetsontwerp tot wijziging van de Waterstaatsbegrooting voor 1929 is Donderdag door de Eerste Kamer zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Hierbij is een bedrag van f 20.000 aangevraagd als eerste gedeelte van het rijkssubsidie van de aanlegkosten van een kanaal van Eindhoven naar het Wilhelminakanaal en f 100 000 als eerste post j>m te DE WATERGEEST IN DEN VIJVER. (Naar Grimm). Door Piet. Er was eens een molenaar, die met zijn vrouw gelukkig leefde. Ze had den geld en goed en hun rijkdom groeide van jaar tot jaar. Maar een ongeluk komt plotseling. Zooals hun rijkdom gegroeid was, zoo verdween hij ook en tenslotte kon de molenaar nauwelijks nog de molen waarin hij werkte zijn eigendom noemen. Nu kwamen zorg en smart. Wanneer hij zich 's avonds na het werk ter ruste begaf, kon hij den slaap niet vatten, maar woelde door zorgen geplaagd in zijn bed om en om. Op zekeren morgen stond hij reeds vóór het aanbreken van den dag op, ging naar buiten en dacht dat zijn hart verlichting zou voelen. Toen hij over den molendijk voort schreed, brak juist de eerste zonne straal door en hoorde hij in den vijver iets ruischen. Hij keerde zich om en zag een schoone vrouw, die zich lang zaam uit het water verhief. Haar lange haren, die over de schouders naar beide zijden over haar lichaam vielen en het bedekten, streelde ze zacht met haar teere handen. Hij zag wel dat het de watergeest was en wist uit vrees niet of hij zou wegloo- pen of blijven staan. Maar de water geest liet haar zachte stem hooren, noemde hem bij den naam en vroeg waarom hij zoo bedroefd was. De molenaar was eerst stom van verba zing, toen hij haar echter zoo vrien delijk hoorde spreken, vatte hij moed. Hij vertelde haar, dat hij vroeger in geluk en rijkdom had geleefd, maar beginnen met de uitvoering van de werken tot verbetering van de Maas voor groote afvoeren, om een einde te maken aan het overstroomings- gevaar. Reizigersverkeer. Belangrijke stijging. Ook in de le klas méér reizigers. Spoor- en Tramwegen schrijft: Teneinde een beeld te krijgen van den omvang van het reizigersverkeer, moeten ook de abonné's worden in aanmerking genomen, omdat hun rei zen meer dan de helft vanhet overige verkeer uitmaken. En bovendien kan niet volstaan worden met het aantal reizigers, omdat de lengte der reizen daarbij zou worden verwaarloosd. Daarom wordt als maat genomen de reis van één reiziger over één K M. In Juli 1926 daalde de enkele reis prijs met meer dan 15 pet. Van 1926 op 1928 steeg de omvang van het reizigersverkeer zonder abonnées met 22 peten totaal met 14 pet. De ontvangsten van dit verkeer zonder abonnées stegen met 11 pet. en totaal met 7 pet. In hetzelfde tijdsverloop bleven omvang en op- brengst der abonnementen nagenoeg ongewijzigd. Ook in de le klasse is het verkeer sterk toegenomen: in twee jaren steeg (zonder abonnées) de omvang met 19 pet. KATHOLIEKE ILLUSTRATIE. De Katholieke Illustratie van deze week bevat de volgende interessante foto's: De vroolijke driehoek, Langs Limburgs wegen, 1000 jarig onafhan- kelijkheidsfeest in Bulgarije, Auto ongeluk in Rilland-Baih, De St. Servaesprocessie te Maastricht, Nieuw reddingsapparaat, De verkiezingen in Engeland, Oefening van de Amster- damsche burgerwacht, Duiven voeren, Het royal Tournament. H. M de Koningin te Utrecht, 100 jarig bestaan der Londensche politie. Internationale tentoonstelling te Barcelona, Landdag te Stuttgart, Zeilwedstrijden op het Brasemer-meer, Een ontzettend onge luk in het hospitaal te Cleveland, Een pagina foto's „Uit het rijke Roomsche Leven", Een oud Turksch kerkhof, De Graf Zeppelin, Een bakker die beweert graaf te zijn, In den Londenschen dierentuin, Een bibliotheek aan kettingen. Het slag schip Arkansas, De snelste boot der wereld. TekstHet Ratdsel van Medelo, door J. C. W. Dunkier, Op klein tooneel, door Joan Kat, Het weekblad, door Rombout Pancras, Een huwelijks reis door de Tropen, artikel met foto's, Een merkwaardig bouwwerk door A. T artikel geïllustreerd met een zestal foto's, Een vader, door Henk van Geldrop. De wolven en het Lam, door J. Fletcher, Een pagina voor onze vrouwen, benevens een bladzijde voor de kinderen en een damrubriek. smaakt als room. UIT HET DAGBOEK VAN P1ETER POR. 27 Mei. Met dit mooie weer op den. wandel geweest; vroeg aan Buurman: hoe moet het nu als men op leeftijd gekomen is. Vermoeid, wil je even rus ten. Volgens politie-verorde ning mag men niet op dijken, langs wegen, enz., zitten. Best maar waarom zorgt men niet voor rustpunten? Waar om niet een paar rustbanken bij station, op den dijk, langs Paralleweg, enz,, Een uitste kend punt voor Waahvijks Belang. Gewone banken hiel en daar is voldoende. 28 Mei. Vanavond is buurman weer eens bij me geweest, 'n Harte lijk woordje gesproken over onzen Middenstand. Er moet iets gebeuren. Hij vertelde me dat de Gruyter veel moeite doet in het centrum een pand te krijgen. Binnen een jaar zou er wel ergens een filiaal zijn. Buurman vertelde het niet zonder zorg. Jamin, Bis- schof, de Gruyter; waar blij ven ohze zakenlui vroeg ie. Misschien worden ze nooit wakker. 29 Mei. Gelezen het optreden van mijnheer W. in de vergade ring Doktersfonds. Die mijn heer zal het nog wel eens héél ver brengen met zijn protes ten! Stil! men moet voorzich tig zijn met onnadenkende, ongebreidelde menschen. Het antwoord van mijnheer H. was waardig en getuigde van eën gezonden, breeden blik. En hoe durft mijnheer W. zijn persoonlijk, onoordeel kundig protest het gevoelen eener gansche vergadering noemen. «30 Mei. Vandaag was m'n vrouw in een héél kwade bui. Ze was verbolgen op de mannen van Gemeente-werken. De vegers gingen door de droge straten. Onder den wind waaiden dik ke stofwolken langs de hui zen en waar de ramen open stonden. Enfin, men begrijpt het. „Waarom laat men niet eerst even den sproeiwagen vooraf gaan?" vroeg mijn vrouw. „Ja", zei ik, „en als dat niet gaat, laat men dan vooraf even afroepen: De straatve gers komen. Ramen en deu ren sluiten". 31 Mei. Straks zal ik eens effentjes naar een bevriend Raadslid gaan. Ik ben toch zeer nieuwsgierig hoe het van avond onder de vroede vade ren gaat. En natuurlijk voor al, hoe het afloopt met het belastingpunt. In de krant is er van alle mogelijke zijden al meer dan genoeg toelich ting op gegeven. Onze leden zijn dus op dit punt zeer „ver licht" geworden. Als het be sluit nu ook maar voor alle beurzen „verlichting" brengt. Zonder schriftelijke toestemming is eenlge overname uit deze rubriek verboden, FLIK EN FLOK. Flok trachtte Flik te troosten. „Kom, trek het je niet aan! En laten we maar samen Een eindje wand'len gaan. Den dag daarop, des morgens. Toen Flik wou eten gaan. Vond hij zijn bak met eten Niet in de keuken staan. Hij wachtte nog een poosje Toen werd hem dit gezegd: „Flik. 'k heb jouw brood maar buiten Al bij je hok gelegd. Jij moet maar buiten eten, Jij houdt met poes geen vree Toen ging de vrouw naar binnen Droeg Poes op d'armen mee. Wat stond die Flik te kijken! Hoe vrees'lijk vond hij dat! De deur voor hem gesloten, Terwille van een kat! Stil liep hij naar zijn hok, Waar 't brood hij liggen zag. Maar, eten deed hij niet Den heelen langen dag. Des middags ging hij even Naar Flok, die daad'lijk vroeg „Zeg Flik, wat is er nu weer, Zeg, eet jij wel genoeg?" Of heeft je baas vanmorgen Je weer beknord, zeg Flik, Me dunkt, je ziet jr uit nog, Geheel ontdaan van schrik". Wordt Vervolgd. nu zoo arm was, dat hij geen raad wist. „Wees gerust", antwoordde de wa tergeest, „ik zal je rijker en gelukki ger maken, dan je ooit geweest bent, maar je moet me beloven, dat je me geeft, wat juist in je huis jarig ge worden is". Wat kan dat anders zija, dacht onze molenaar, dan een jonge hond of een jong katje, en hij beloofde haar wat ze vroeg. De geest verdween weer in het water en de molenaar snelde getroost en vol moed naar zijn molen. Hij had deze nog niet heelcinaal bereikt of daar kwam de dienstmeid de huis deur uit en riep hem toe, dat er juist een knaapje geboren was. Hij zou zich maar verheugen. Als door den blik sem getroffen stond hij daar. Nu be greep hij, dat de listige watergeest dat geweten en hem bedrogen had. Met gebogen hoofd trad hij toe naar het bed, waar het kleintje lag. „Waar om verheug je je niet over onzen inooien jongen!" vroeg zijn vrouw. Toen vertelde hij wat hem overko men was en wat voor belofte hij had gedaan. „Wat helpt mij geluk en rijk dom", voegde hij er aan toe, t,wan neer ik m'n kind verliezen moet? Wat kan ik er aan doen?" Ook de familieleden die dichterbij kwamen staan, wisten geen raad. Onderwijl keerde het geluk weer in het molenaarshuis terug. Wat hij ondernam gelukte hem. Het was, als of de kasten vanzelf vol werden en het geld in de brandkast plotseling was vermeerderd. Het duurde niet lang of zijn rijkdom was grooter dan ooit tevoren. Maar hij kon zich daar over niet ongestoord verblijden: de belofte die hij aan de watergeest had gedaan, kwelde hem. Zoo vaak hij langs de vijver kwam, vreesde hij, dat ze op zou duiken om hem aan zijn belofte te herinneren. Den knaap zelf stond hij niet toe dicht bij het water te komen: „Pas op!" zei hij tot hem, „als je het water aanraakt, komt er een hand naar boven; die grijpt je en trekt je de diepte in". Maar toen jaar op jaar de watergeest zich niet weer vertoonde, begon de molenaar zich gerust te stellen. De knaap groeide op tot jongeling en kwam in de leer bij een jager. Toen hij uitgeleerd was en een flinke jager geworden was, nam hem de dorpsheer in zijn dienst. In het dorp was een schoon en trouw meisje. Toen de dorpsheer be merkte dat deze twee elkander trouw gezworen hadden, schonk hij hun 'n klein huisje. Ze vierden bruiloft en leefden verder rustig en gelukkig. Eens achtervolgde de jager een ree. Het dier liep uit het bosch in het vrije veld.. Onze jager achtervoglde het steeds en doodde het eindelijk met één schot. Hij bemerkte niet dat hij zich in de nabijheid van den ge vaarlijken vijver bevond en ging, na dat hij het dier geslacht had, naar 't water om zijn handen van het bloed te zuiveren. Pas had hij ze er inge dompeld of de watergeest steeg op. Lachend slingerde deze haar natte handen om hem heen en trok hem de diepte in. Dit ging zoo snel, dat 't water spattend en bruisend boven hem dichtsloeg. Het werd avond. De jager kwam niet thuis. Toen werd zijn vrouw

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1929 | | pagina 5