I ECHO VAN HET ZUIDEN
No. 63. Zaterd. 9 Aug. '30. 52e Jrg.
TWEEDE BLAD.
DUSSEN.
Vergadering van den gemeenteraad
op Dinsdag 5 Aug. j I. nam 3 uur.
Er was veel belangstelling op de
publieke tribune.
Voorzitter de Edelachtb heer Snijders.
Afwezig de heer Jongbloets.
De notulen der vorige vergadering
werden onveranderd goedgekeurd.
AAN DE ORDE:
1. Ingekomen stukken en mededee-
lingen.
Verslag met bijlagen van de commis
sie van toezicht op het Lager Onder
wijs. Zal ter inzage worden gelegd
Bewijsschrift dat de gemeente is
toegetreden tot den Provincialen Brand-
weerbond.
Van Ged. Staten 2 goedkeuringen
van raadsbesluiten tot af— en over-
schrijving op de gemeentebegrooting.
Deze stukken worden voor kennis
geving aangenomen.
Van de R K. Mil. Vereeniging te
Venlo is ingekomen een verzoek tot
het toekennen van een subsidie van
flO voor het jaar 1931. Er is een
kort verslag der vereeniging bijgevoegd.
Evenals vorige jaren is de toestand
van de gemeentekas niet zoo gunstig
dat de raad kan besluiten om een
subsidie toe te kennen. Het verzoek
wordt dan ook afgewezen.
Door den Boerenbond is aan de
gemeentebesturen van Noordbrabant.
Zeeland en een gedeelte van Gelderland
een schrijven gezonden met betrekking
tot de nieuwe wet op de financieele
verhouding tusschen rijk en gemeente.
Er wordt vooral op aangedrongen om
in dezen crisistijd geen nieuwe opcenten
op de grondbelasting te heffen, dit is
in het algemeen belang van den boeren
stand. Bovendien worden de meer
gegoede land— en tuinbouwers toch
reeds zwaar getroffen door andere
belastingen, en de kleinere boeren
door lasten als hypotheek e.d.
Dit schrijven wordt voor kennis
geving aangenomen.
Van Ged. Staten is ingekomen een
schrijven om de politieverordening aan
te vullen. Het betreft de in een der
vorige vergaderingen gemaakte ver
ordening op de „snorders". Ged Staten
willen inplaats van het woord „straat"
lezen „den openbaren weg".
Op voorstel van B. en W. besluit
de raad de gevraagde wijziging aan
te brengen.
2. Vaststelling verordening op de
heffing en invordering van opcenten
op de Personeele Belasting.
De Voorzitter zegt dat het voorstel
van B. en W. is, volgens het toege
zonden prae—advies, om de Pers.
Belasting onveranderd te laten en 50
opcenten te heffen, dus de vroeger
door het rijk en de provincie geheven
opcenten te laten vervallen.
De heer Smink protesteert ertegen
dat voor den grondslag „motorrijtuigen*
een belangrijke ontheifing wordt ver
leend. Volgens hem gaat de feitelijke
grondslag voor motoren minstens 170
opcenten naar beneden. Hij stelt voor
om de bedragen genoemd in art. 31
bis te vermenigvuldigen met 1 Va-
De Voorzitter ziet dit niet in. Er is
wel een verzoek gericht om den grond
slag paarden te laten vervallen. Hij wijst
erop dat de provincie de 27 opcenten
die ze thans moet laten vallen niet Jcan
missen. Die zal ze dus wel op een
andere manier binnen zien te krijgen.
Bovendien is een auto voor vele men
schen onmisbaar, het is een bestaans-
kwestie. Spr. kent in Dussen geen
wagens die uitsluitend voor plezier
gereden worden. Wanneer men dus
die bedrijfswagens gaat belasten, dan
belast men feitelijk den arbeid, heigeen
een geheel verkeerd principe is. Daarom
kunnen B. en W. niet met de ziens-
wijze van den heer Smink meegaan.
De heer Smink meent dat de pro
vincie de opcenten niet meer zal
mogen heffen.
Nogmaals wijst de Voorzitter erop
dat de provincie die inkomsten niet
kan missen. Die zal ze dus op een
andere manier moeten zoeken, zoodat
het geen voordeel is voor de menschen.
Wat de gemeente betreft, deze heft
wat ze tot nu toe geheven heeft, alleen
wordt de belasting te haren behoeve
geïnd.
v, Drunen. Ik zou wel eens willen
weten hoe het staat met den verlaagden
grondslag paarden. U zegt dat de f 300
die van motorrijtuigen worden geheven
den arbeid belasten, dat geldt toch ook
voor paarden.
Voorzitter. Die belasting wordt niet
van werkpaarden geheven, die zijn vrij.
v. Drunen. Ik geloof dat er in de
geheele gemeente geen enkel paard
is dat niet voor den arbeid wordt
gebruikt.
De heer Smink zegt dat men overal
kan zien dat de grondslag „paarden"
teruggaat, terwijl de grondslag „mo
toren" altijd verhoogd wordt.
De heer Middelkoop zegt dat er,
behoudens misschien een enkele uit
zondering, geen enkel paard uitsluitend
voor plezier is te Dussen.
De heer v. Drunen meent dat door
deze verordening de vijfde grondslag
verlaagd en de vierde verhoogd wordt,
De Voorzitter zegt dat tot nog toe
op beiden 80 opcenten worden geheven,
waarvan 50 door de gemeente. Die 50
opcenten blijven geheven, doch dat
wat het rijk en de provincie laten
vallen dat gaat de gemeente niet meer
heffen.
Nogmaals zegt spr. dat een auto niet
uitsluitend luxe is, doch ook voor het
bedrijf onmisbaar kan zijn, temeer waar
het geldt een geïsoleerde plaats als
Dussen, die vrijwel van alle verkeers
middelen is afgesloten.
Er worden toch al 50 opcenten
geheven op de vermogensbelasting.
Spr. vraagt zich af: moeten wij de
hoogere inkomens nog zwaarder gaan
belasten en deze ten slotte de gemeente
uitjagen Als wij nu een rijke bevol
king hadden, maar dat is niet't geval.
Wij moeten het van de kleine inkomens
hebben. Die enkele menschen die een
flink inkomen hebben kunnen wijniet
op elke manier drijven, dan zullen zij
op den duur uit de gemeente vluchten,
zoodat de arbeiders er nog slechter
zullen komen voor te staan.
Herman. Wordt de personeele be
lasting jaarlijks gewijzigd
Voorzitter. De personeele belasting
wordt voornamelijk een sluitpost voor
de begrooting, die kan gewijzigd wor
den naar gelang de behoefte voor de
begrooting
Herman. Wanneer het jaarlijks
gewijzigd kan worden dan zouden wij
met het voorstel genoegen kunnen
nemen voor één jaar.
Voorzitter. Nu een hooge belasting
heffen en het volgend jaar weer terug
gaan, dat is geen handelwijze.
Hierna maakt de Voorzitter een eind
aan de discussies.
Het voorstel Smink wordt niet ge
steund, zoodat het niet in omvraag
kan worden gebracht.
Het eerste voorstel van B. en W.
(geen verandering te brengen in de
personeele belasting) wordt zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
Hierna komt aan de orde 't voorstel
van B. en W. tot het heffen van 50
opcenten op de personeele belasting.
De heer Smink zegt dat de cijfers
niet met de werkelijkheid overeen
komen. Hij is van meening dat de
ontheffing voor groote en kleine huur
waarden niet gelijk is, daarom stelt hij
voor om de opcenten bij een huur
waarde tot f150 te brengen op 50,
bij een huurwaarde van f 150—f300
op 60, en bij een huurwaarde boven
f300 op 70. Spr. is van oordeel dat
alsdan de verlaging voor ieder perceel
gelijk zal zijn.
De Voorzitter zegt dat de gemeente
zich aan hetzelfde houdt, maar het rijk
geeft opcenten cadeau. Bovendien zijn
er in de gemeente niet veel groote
gebouwen, en die er zijn kunnen niet
gemakkelijk verhuurd worden. Wanneer
men die grootere gebouwen nu nog
zwaarder gaat belasten dan zullen zij
in waarde dalen en hebben de eigenaars
er een strop aan.
Smink. Het is niet mijn bedoeling
extra opcenten te heffen voor die
perceeler., die menschen krijgen daar
door geen verzwaring. Ik zou iedereen
over een kam wBtsa scheren en ieder
gelijke ontheffing verleenen.
De Voorzitter meent, dat de minister
zijn ambtenaren in deze goed gezien
hebben. Moeten wij nu in deze ge
meente nog hooger gaan belasten
De meeste gemeenten doen het niet
Villa's en groote gebouwen zijn er
niet veel in onze gemeente en de huur
is toch al tamelijk hoog. Waarom
t?lkens die lasten voor die menschen
opvoeren B. en W. kunnen zich daar
mee niet vereenigen. De groote ge
bouwen hebben hier toch al een
betrekkelijk kleine waarde, waarom die
waarde dan nog geringer te maken
door een hoogere belasting?
De heer Smink wenscht zijn voorstel
in stemming te zien gebracht.
De heer v. Balkom is het wel eens
met den heer Smink, omdat ook hij
graag gelijkstelling ziet.
Voorzitter. Wij geven geen verlaging,
het rijk doet het. De opcenten die het
rijk afstaat wil de heer Smink nu door
de gemeente laten heffen. Het is voor
de gemeente van belang dat er ook
flinke gebouwen zijn en wanneer wij
die hooger zou belasten, blijven w$
op hun duur alleen met kleine wonin
gen zitten.
Het voorstel-Smink wordt niet ge
steund.
Het Voorstel van B. en W, wordt
zonder hoofdelijke stemming aange
nomen.
3. Intrekking der verordeningen op
de Zakelijke Bedrijfsbelasting.
De Voorzitter zegt, dat van de pa
pierfabriek een schrijven is ingekomen
om afschaffing van de Zakelijke Be
drijfsbelasting, waardoor hei bedrijf,
als eenige in de gemeente, zwaar ge
troffen wordt. In het schrijven worden
de motieven naar voren gebracht, die
indertijd ook door de Kamer van
Koophandel zijn genoemd. In deze
malaisetljd worden toch reeds vele
bedrijven zwaar bedreigd en ook deze
fabriek moet zich zware offers troosten.
Het is ook van belang voor het
aanzienlijk aantal arbeiders uit de ge
meente, dat daar werk vindt, dat de
fabriek hare productie onverminderd
kan voortzetten. Bovendien wordt de
belasting algemeen als hoogst onbillijk
beschouwd en in slechts weinig plaat
sen wordt ze nog toegepast.
B. en W. stellen voor om de belas
ting met ingang van 1 Jan. 1931 af ie
schaffen. De belasting is ingesteld toen
de gemeente in de klem zat en alle
mogelijke middelen moesten worden
aangepakt om er weer boven op te
houden. Het is onbillijk, dat het werk
belast wordt, de menschen betalen
toch reeds meer door tantièmes en
dividendbelasting.
Deze maatregel geldt natuurlijk ook
voor de andere bedrijven in de polder
De heer Herman gaat volkomen me
het voorstel ven B. en W. accoord
temeer dan de toestand niet bijzonder
rooskleurig is
De heer Smink meent, dat de ge
meente de belasting niet zal kunnen
missen. De gemeente zal ongeveer
noodig hebben f 12000 waarvan
reeds f 7000.— verzekerd zijn. Waar
zullen echter de overige f 5000.
vandaan moeten komen? Spr. meent,
dat hiervan de belastingbetalers weer
de dupe zullen worden.
Bovendien treft het geen persoon
maar een N.V. was het een individu
dan betaalde hij er in de fondsbeias
ting zelf aan mee. Spr. is van meening
dat die verlaging dan zal drukken op
de schouders der Dussensche inwoners
De Voorzitter zegt, dat het niets ter
zake doet, dat hetgeen individuee
persoon betreft, maar een N.V. De
ondsbelasting wordt over het geheele
rijk geheven, ook de aandeelhouders
betalen daarin.
Bovendien heeft men het voordeel
der tantième—belasting, tot nog toe
heeft deze wel niet veel opgeleverd,
omdat de fabriek voortdurend is uit
gebreid, wat echter voor Dussen ook
van belang is. Maar er is reden om te
verwachten, dat de tantième-belasting
binnenkort meer zal opleveren.
In een industrieele gemeente als
Waalwijk zal men er nooit op komen
om deze belasting te heffen en dat is
maar goed ook. De menschen zouden
er schrik van hebben om hier een
bedrijf te vestigen.
Tenslotte zullen er de arbeiders de
dupe van worden, die^ zullen geen
werk meer kunnen vinden.
De heer Smink wijst erop dat de
aandeelhouders die in het buitenland
wonen niet in de fondsbelasting be-
alen.
De heer Middelkoop gelooft niet
veel van de Dividend- en Tantième»
lelasting te moeten verwachten. In
jrincipe is hij er echter voor om de
belasting af te schaffen.
De heer van Drunen is van meening
dat de gemeente het geld niet zal
kunnen missen en dat de N.V. de
lasten beter kan dragen dan de fonds
belasting-betalers.
De Voorzitter heeft gegronde hoop
dat wanneer het bedrijf eenmaal op de
hoogte van den tegenwoordigen tijd is
gebracht, de tantième-belasting een
flinke winst zal opleveren.
Het voorstel van B. en W. wordL
met 6 tegen 4 stemmen aangenomen.
Tegen stemde de heeren Smink, v.
Drunen, v. Balkom en de Graaff.
4. Wijziging der verordening ex art.
13 der L O.—wet 1920.
In de vorige vergadering is over deze
kwestie gesproken. B. en W. stellen
nu voor een wijziging aan te brengen
onder B. en wel zoodanig dat er een
tegemoetkoming kèn worden verleend
van 70, 60 of 55 °/0 wanneer echter
de kosten een bedrag van f 2 50 per
week en per kind te boven gaan wordt
over het meerdere bedrag geen tege
moetkoming verleend.
De raad kan zich hiermee vereenigen.
5 Afschrijving hondenbelasting.
Dit punt zal in besloten vergadering
worden behandeld.
Rondvraag.
De heer Herman wijst op de gevaar-
ijke toestand aan den Kortendijk. Het
gevaar is daar zeer ernstig. Er moeten
maatregelen genomen worden. Pas
geleden heeft zich weer een ongeval
voorgedaan, er kwamen twee auto's
van verschillende zijden en zij reden
een vrouw tegen den grond, zoodat
zij naar binnen gedragen moest worden.
Ook aan de school is het gevaar
groot. Spr. zou B. en W. willen ad-
viseeren om te zorgen dat daar waar
schuwingsborden worden geplaatst.
De Voorzitter zegt dat het hier het
werk is voor het polderbestuur om in
te grijpen. Hij raadt de heer Herman
Zonder schriftelijke toestemming is eenige overname uit deze rubriek verboden.
UIT WANDELEN.
Gelukkig deed ze zich geen pijn
Was vlug weer op de been.
Hoe was gebeurd het ongeval?
'I Kwam door een grooten steen.
Die steen lag midden op het pad
En met haar mooien wagen
Waarin nog steeds heel stil en zoet
Haar beide poppen lagen,
Reed 't kind precies ertegen aan
Viel zelf toen op den grond,
Toen zij weer vlug was opgestaan,
Keek ze eens even rond
En o, wat was het dat opeens,
Haar lieve oogjes zagen
In stukken lag daar op den grond
Haar mooie poppenwagen.
De poppen lagen alle twee
Dichtbij in 't natte gras
En van de mooie bloemen, heusch
Haast niets te zien meer was.
Wat huilde die Marietje toen 1
Wat had ze een verdriet 1
De ramp was echter nu gebeurd,
En huilen hielp haar niet,
„Dat heeft, zoo sprak het kind „die
steen"
Die stoute steen gedaan.
O was ik toch maar niet alleen
Zoo ver in 't bosch gegaan.
Met beide handjes wierp ze nu
Den zwaren steen op zij,
En ging naar 't plekje weer lerug
Waar nog haar wagen lei.
Voorzichtig nam ze één voor één
De beide poppen op,
Keek of er niets gebroken was
Aan arm of been of kop.
Gelukkig was er niets kapot
De kleertjes waren nat.
Terwijl er hier en daar ook wel
Een moddervlekje zat.
Wordt vervolgd.
Ongeduld.
Albert keek de oogen uitHet was
ook werkelijk mooi en ook een massa
groote menschen bleven geboeid staan
kijken. Maar hij moest verder: er
waren al verscheidene trams langs
hem heen gegaan, dus hij wilde niet
i lang meer wachten. Doch opeens
1 daar zag hij 'n winkel voor visscherij-
artikelen en dergelpe dingen. Dat was
nog eens wat anders dan Jansen op
het hoekje. De geheele etalage lag vol
met allerlei fijne dingen. De mooiste
dobbers en allerlei soorten van haken.
Maar er stonden ook groote voorwer
pen uitgestald. Vijf prachtige aquariums
met goudvisschen en salamanders en
torren en nog een terrarium met
slangetjes en padden én hagedissen.
Heele bosschen hengeis waren er. te
veel om alles goed te zien. Albert
drukte de neus plat tegen de ruiten
zooiets moois had hij nog nooit gezien.
Zonder het te weten zocht hij naar 'n
vischsnoer hij kon het immers
net zoo goed hier koopen als bij
jansen 1
Daar zag hij het, precies hetzelfde
snoer als van jansen op het hoekje,
maar het kostte hier 30 centen
en bij jansen maar 'n kwartje. Albert
dacht na. Als hij het hier kocht was
hij zijn vijf centen kwijt, maar aan
den anderen kant had hij er best vijf
centen voor over om een poosje in
dien prachtigen winkel te zijn
Wie weet hoeveel er binnen nog te
zien was
Een Albert nam zijn besluit. Hij
kon niet langer wachten. Hij moest
het snoer nu hebben en het kon hem
niet scheien of het vijf centen meer
kostte 1 In den winkel werd hij vlug
geholpen zoodat hij eigenlijk niet veel
gelegenheid had om rond te kijken
maar toch kon hij nog even blijven
staan voor een bak met levende
kreeften
Toen ging hij naar buiten. Hij had
betaald met 'n kwartje en 'n dubbeltje
en vijf centen terug gekregen. Die
stopte hij nu in zijn zak bij de andere
vijf. Vlug liep hij de straat uit naar
de halte om denjhoek en daar wachtte
hij op den tram, terwijl hij't papiertje
van zijn snoer afdeed om het eens
goed te bekijken.
Ting, ting de tram was vlugger dan
hij dacht. Hij stapte in en vond weer
een goed plaatsje, want er waren niet
veel reizigers in den tram. De bestuur
der belde af en reed weg en een paar
straten verder kwam de conducteur bij
hem Albert greep in zijn broekzak om
te betalen. Hij haalde de tien losse
centen te voorschijn, maar o wee, het
waren er maar vijf
Daar zat hijHij voelde hoe de
conducteur hem boos aankeek en met
een hoogroode kleur begon hij al zijn
zakken na te zoeken, maar alles was
tevergeefs. Bijna huilend stotterde hij
eindelijk
ik ik heb vijf centen ver-
loren 1
Het spijt me voor je, jongen, zei
de conducteur, maar dan kan ik je
niet verder meenemen. Stap dan hier
maar uitl
En tegelijk belde hij voor de vol
gende halte en Albert moest er uit.
Tot zijn schrik zag h]j dat hij in 'n
eenzame laan stond, eindeloos lang
en zonder dat er iets was, dat hij
herkende. Hij wist den weg niet, hoe
moest hij nu thuiskomen Diep on
gelukkig slenterde hij een eindje de
laan door, maar nergens zag hij
iemand. De zijstraten die hij zag
waren ook eenzaam en verlaten: hij
was hier wel in een heel stille buurt.
Tot overmaat van ramp begon 't nog
te regenen ook. Mooi zoo, nu kon hij
nog een nat pak halen bovendien. En
opeens begon het zelfverwijt in hem
te knagen
Als ik nu toch maar op den
tram gestapt was, dan had me dit niet
kunnen gebeuren. Bij jansen had ik
immers voor een kwartje hetzelfde
kunnen krijgen en al had ik dan vijf
centen verloren, dan had ik nog niet
te weinig gehad. O, o, dat ik nu zoo
graag in dien winkel wilde koopen.
Tranen kwamen in zijn oogen, want
al kon hij zelf een boodschap doen,
zoo heel erg flink was hij nog lang
niet hoor. En zoo liep hij maar voort
en het werd steeds maar later. Wat
moest moeder nu toch wel ongerust
zijn, misschien was vader wel thuis.
Ongelukkig en moe zette Albert zich
eindelijk even neer aan den kant van
den weg en hier was het dat iemand
hem eindelijk zag.
Wat is er jongen hoorde hij
plotseling iemand zeggen, terwijl hij
een zware hand op zijn schouder
voelde.
Verschrikt sprong hij op. Hij was
een politie—agent 1
Zenuwachtig vertelde Albert, dat hij
verdwaald was en uit de tram gezet
was, omdat hij zijn geld verloren had.
Waarom ben je dan niet in de
richting van de rails verder geloopen?
vroeg de agent.
Verdrietig wees Albert naar een
kruispunt van vier lijnen, waar wel
tien wissels lagen. De agent keek en
lachte. Hij begreep wel dat Albert daar
geen wijs uit worden kon.
Ga maar meêzei hij eindelijk
en gerust gesteld stapte Albert met
den langen agent meê naar het politie
bureau. De agent zei hem, dat hij
wachten moest, want dat zijn ouders
een boodschap zouden krijgen om hem
te halen.
Albert schaamde zich diep. Daar zat
hij nu en zijn moeder of vader moest
hem als een heel klein kindje komen
halen. De tranen liepen hem over de
wangen. Neen, dat het tramritje zoo
ongelukkig zou afloopen, dat had hij
niet gedacht. Hij voelde zich niets op
zijn gemak tusschen al die politie
mannen.
Zoo zat hij wel een uur. Niemand
zei iets tot hem en niemand keek hem
aan. Eindelijk ging de deur open en
moeder stapte binnen. Zij was opge
wonden en hoogst ongerust, dat zag
Albert dadelijk. Kwaad keek zij hem
aan, wenkte hem om mee te komen
en bedankte vlug den agent die hem
gevonden had.