ECHO VU HET ZUIQEN nrTim 32. Zaterdag 18 April '31. 54e Jrg. TWEEDE BLAD omtrent de Hervormde Kerk aan de Haven. Toestand dier Kerk rond 1800. door J, van der Hammen Nicz. XXXV. Nadat in het volgend jaar 1808 de Kegeering had bepaald, dat ook aan je "leeraren van andere kerkgenoot- itlwppen> °-a- aan Roomsch-Ka- lolieke geestelijken, uit 's Rijks kas mctementen konden worden ver end, verscheen den 4en Mei 1809 'n onin'klijk Besluit, gegeven te Bergen- in-Zoom, waarbij de minister van jeredienst gemachtigd werd den Landdrost van Brabant bevel te ge ien, ook o.a. een onderzoek te doen 0 de Parochiekerken van Baard- ,jlc en Waalwijk, welke door de fyomsch Catholyken worden gere- dmeerd, doch waarop de Hervorm en sustineeren, op bijzondere gron- dajtêên regt van eigendom te hebben. Dientengevolge werden: 1. de pre- likanten en kerkeraden van de Her- gmde gemeenten van Baardwijk en ifaalwijk aangeschreven, om, binnen hM dagen na receptie dezer, hunne yistenuen van eigendom, met al zulke kmjzen, als zij zullen vermeenen lastbaar te zijn, vergezeld, aan hun- K respective gemeentebesturen in te ■inden; 2. de gemeentebesturen van Uardwijk en Waalwijk om deze res- Iactive sustenuen dadelijk, na ont- mg, te stellen in handen van de iapectine pastoren en kerkmeesteren mi de Roomsch Catholgke gemeentes m Baardwijk en Waalwijk voor- itfireven, om op ieder der voorschre- 3 sustenuen, hen respectivelijk con- meerende, binnen acht dagen daar in hunne contra sustenu of belang M derzelver gemeentebestuur in te inden; 3. de gemeentebesturen voor wind, om è/i sustenuen èn contra steunen alsdan dadelijk aan hem, lmddrost, te doen geworden. Voor de Hervormde gemeente van aardwijk en andere kerkelijke ge meenten (o.a. Vlijmen, Besoijen, Sprang, Capelle, Waspik, Raamsdonk ra 's-Gravemoer), die reeds in 1610 kort na het sluiten van 't Twaalf jarig Bestand gesticht waren, viel het al heel gemakkelijk hunne kerk gebouwen c.a. ondanks deze aan schrijving ongestoord te blijven gebruiken. Immers een Decreet van Napoleon I van den 11 Juni 1806, het- wlk ook hier te lande van kracht ras, bepaalde o.m.que les biens des éjlises protestantes, fondations ecclé- mstiques, scholastiques etc., dont les Mestants étaient en possession en Ik normale 1624, het eigendom der toenmalige beheerders of gebruikers louden blijven. Hoe deze zaak verder te Waalwijk is behandeld geworden, kan ik wijl ik daaromtrent geen voldoende be scheiden in het archief héb kunnen vinden niet juist beoordeelen. Ik vermoed, dat de Hervormde gemeen te aldaar zich wel weer zal beroepen hebben op het feit, dat de kerk in 1648 met al hare bezittingen door de Staten-Generaal aan haar wettiglijk was toegewezen en op de brieven van verlij, die, zooals boven reeds is ver meld, van een overleden kerkmeester telkens op zijn opvolger overgingen. Althans daarvan maakt Moltzer in zijne feestrede van 1848 herhaaldelijk gewag en hij kon het weten, wijl hij van 1840 tot 1854 predikant te Waalwijk is geweest. Het zij dus voldoende te vermelden, dat de Hervormde gemeente in het bezit bleef van haar kerkgebouw, daarin nog nader bevestigd door de aanschrijving van den Landdrost van Brabant d.d. 11 December 1809 aan de Burgemeesteren en verdere ge meentebesturen binnen dit Departe ment, luidende als volgt: le. Om, na den eersten van Louw maand 1810, geenerlei betalingen uit plaatselgke of andere publieke kas sen meer te doen aan predikanten of andere geestelijke, kerkelijke bedien den of eenige objecten van den Eere- dienst. 2. Om te zorgen, dat zoodanige kerkgebouwen (welke) althans mogten zijn onder de beheering van plaatse lijke besturen, worden overgegeven en in administratie gelaten aan de ker- kélgke gemeentes, welke daarvan op den eersten van Louwmaand aan slaande het bezit en gebruik zullen hebben; mitsgaders, dat zoowel het onderhoud als de inkomsten dier ge bouwen overgelaten worden aan de genoemde kerkgenootschappen, be houdens nogtans nadere schikkingen, voor zoo verre onder die kerkgebou wen eenige mogten gevonden worden, waarover thans reclames aanhangend zijn, en deze reclames onverhoopt op den eersten van Louwmaand voor meld niet mogten zijn beslist. Mede een gevolg van deze aanschrij ving was, dat de predikanten van Waalwijk en vermoedelijk alle andere predikanten gedurende de jaren 1811, 1812 en 1813 geene bezoldiging ont vingen. Alle mij bekende geschied schrijvers stellen deze zaak voor, als ware zij een rechtstreeksch gevolg van de inlijving van ons land bij het Fransche keizerrijk. Dit is, dunkt mij, een weinig onjuist. Wel werd natuur lijk bovengenoemd besluit genomen onder invloed van keizer Napoleon eilieve, zeg mij, wat geschiedde er tijdens het bewind van zijn broeder onder anderen invloed? maar het was toch een besluit van Lodewijk Napoleon en als zoodanig moet het, dunkt mij, eenigszins beoordeeld wor den. Of heeft Napoleon het besluit zijns broeders in 1810 of 1811 moge lijk hernieuwd, zoodat die niet-bezol- diging toch rechtstreeks aan hem is te wijten? Gelijk misschien niet algemeen be kend is, hebben wij aan koning Lo dewijk ook de invoering te danken van het Code Napoleon, zijnde het Burgerlijk en Strafrechterlijk Wet boek. Dit geschiedde bij Koninklijk Besluit van 24 Februari 1809 en be doelde de invoering vast te stellen op 1 April 1809. Maar door verschillen de omstandigheden, welke hier niet Zonder schriftelijke toestemming is TWEE DEUGNIETEN. E" die stok werd snel bewogen, loeide flinke klappen uit. 'aakte telkens een der dieren, Oorverdoovend werd 't geluid, Pat de biggen lieten hooren Oude varken schreeuwde mee. Eo de haantjes —stumperig zaten, '5 in een hoekje, alle twee. Z'l ook hadden van de slagen. «lm hun deel gekregen, hoor 1 E" toen ze in hun hoekje zaten, Qin8 't spektakel nog maar door. J°ldat eindelijk een stem weer, Bulten 't hok zich hooren liet. was het, die stond te roepen ön*e haantjes wisten het niet. Toen de biggen en het varken, niet kwamen uit het hok, toen gebeurde er Iets anders Berst verdween de dikke stok. En wal zagen toen de haantjes ™as 't niet, of het hok bewoog. Ia, zoowaar, twee sterke handen, nichtten 't groote hok omhoog. En wie zagen nu de haantjes, hun schrik daar voor zich staan? 'Was boer Krelis, die dien morgen, Vtoeg het veld was ingegaan. eenige overname uit deze rubriek verboden. „ik breng de varkens eerst nog even' Zei hij, „naar het erf terug", Maar dat ging, zooals wij zagen, Niet gemakkelijk, niet zoo vlug. Eenmaal in het hok gekropen, Wilden ze er niet meer uit. Krelisboer was boos geworden; En toen nam hij het besluit Het hok maar van den grond te lichten Dat zou helpen naar hij dacht, En toen vond hij ook de zwervers, Die hij neusch niet had verwacht. (Wordt vervolgd.) Uit het kleine Kinderleven. 't Is Donderdagmorgen 10 uur. Vader is al om 8 uur naar kantoor gegaan. Nel, |im, Jan en Annie zijn allen naar school. Moeder is alleen thuis. Alleen Gelukkig niet, zegt Moeder, wan ik heb nog een heerlijke echte jongen om mij heen. Een benjaminneije is h" van 2 jaar. Want Annie is al 12 jaar en die is de jongste altijd geweest Maar allen zijn heel blij met hun klein lief broertje, hun aller speelpop, Ons Egbertje is ook een heele lieve jongen, maar een echte guit, met vele en echte jongensstreken. nader behoeven aangeduid te worden, duurde het nog tot 1 Januari 1811, eer die wet van kracht werd. Langen tijd heb ik gemeend, dat 't bezoek van koning Lodewijk aan Waalwijk geschiedde in den loop van het jaar 1810. Dit is echter niet zoo. Uit verschillende archiefstukken, die ik er op heb nagezien, blijkt nu ten duidelijkste, dat hij in den loop van April 1809 en wel bepaaldelijk op 23 en 24 April te Waalwijk kwam. En dat bezoek zou waarschijnlijk achter wegen zijn gebleven, indien in de maanden Januari en Februari 1809 niet zulke ontzettende overstroomin gen en dijkbreuken hier en elders had den plaats gegrepen. Juist die over- stroomingsrampen hadden den koning uitgelokt hier een kijkje te komen nemen, en aan de arme lieden, die veel have en goed hadden verloren, niet alleen moed in te spreken, maar ook daadwerkelijk hulp te verleenen. Den 30en Maart 1809 ontvingen de meeste gemeentebesturen der Lang straat en inzonderheid Waalwijk en Besoijen, als liggende in het centrum, eene aanschrijving van den Land drost van Brabant, waarbij deze drin gend verzocht om voor de aanstaande komst van Zijne Majesteit de wegen in orde te brengen, de vlaggen op de torens te plaatsen, eerebogen op te richten en verder alles te doen, wat tot luister van het bezoek van Z. M. in het werk kan worden gesteld. De toenmalige secretaris van Be soijen, F. J. Dalleu, was te dien einde van 5 tot 24 April dagelijks ijverig in de weer, om niet alleen de rijkst ver sierde eerebogen te doen oprichten, maar in het algemeen alles aan te wenden, om koning Lodewijk een luisterrijke ontvangst te bereiden. Dirk Olifiers moest aan de gemeente een nieuwe vlag van 7 gulden 13 stui vers leveren, die op den toren moest wapperen. Aan Maria van der Pot, winkelierster, wonende in het pand, dat thans door den heer Jan van der Heijden wordt bewoond, werd de op dracht gegeven al haar beschikbaar goud- en zilverpapier en andere snuisterijen af te staan ter versiering der eerebogen, ter waarde van onge veer 50 gulden. Onderscheidene Be- soijensche ingezetenen, o.a. Jan van Hassel, Jan van der Hamsvoort en Antonie Kuijsten, waren belast om uit de Loonsche bosschen karrevrach- ten met dunne mast en masthoornen aan te voeren; want langs de geheele lengte der straat moest rijk versierde mast geplant worden. De jonge meisjes, die de eerebogen moesten opschikken en dagelijks na zien en zuiver houden en ook voor de aanspraak aan den koning moesten zorgen, werden voor hare trouwe zorgen met 20 gulden en een goed glas wijn beloond. In één woord, toen de koning den 23 April met zijn gevolg onder vroo- lijk galmend klokkengelui te Besoijen aankwam, was het dorp schitterend versierd. De gansche versiering kostte, volgens de dorpsrekening van 1809, aan de gemeente ongeveer 150 gulden: eene voor dien tijd, toen het geld ta melijk schaarsch was, aanzienlijke som! Als blijk zijner dankbaarheid voor de allerhartelijkste ontvangst, be haagde het den Vorst den 3 Mei 1809 een decreet uit te vaardigen, gegeven te Bergen-op-Zoom, waarbij aan de gemeente Besoijen de som van 700 gulden werd geschonken, met de be doeling die tot nuttige doeleinden aan te wenden. Denzelfden 23 April 1809 vertrok Lodewijk Napoleon naar Waalwijk, waar Adriana Gijsberta Petronella van IJeijst (geb. 3 Oct. 1800 en over leden 25 Oct. 1884), het 8-jarig doch tertje Van Gosuinus van Heijst, drost van Baardwijk en later vrederechter van Waalwijk, en van diens vrouw Hendrina Sophia Marcelis 1), de eer genoot den koning te mogen begroe ten met Vivat Lodewijk In een klein plaatsje van Uw Rijkl In het blijde Waalwijk Vivat Lodewijkl Omtrent het bezoek van den ko ning aan Waalwijk, heeft de heer A. C. van der Heijden alhier, die groot moeder moest zeggen tegen bovenge noemde Adriana Gijsberta Petronella van Heijst, een 12-tal jaren geleden eenige belangwekkende bijzonderhe den in dit blad gegeven, die in artikel XXXVI zullen volgen. (Wordt vervolgd). Aanteekeningen: 1. Zij was in 1772 te Rotterdam geboren uit het huwelijk van Antonie Marcelis en Gijsina Mulder en over leed te Waalwiik den 5 Januari 1819. BUITENLAND. EX-KONING ALFONSO'S MANIFEST. Aan de Fransch-Spaansche grens is, naar Havas uit Hendaye meldt, het manifest aangekomen, dat koning Al fonso bij zijn vertrek uit Madrid heeft achtergelaten. Dit manifest heeft den volgenden tekst: „De verkiezingen, welke Zondag hebben plaats gevonden, bewijzen mij duidelijk, dat ik thans de liefde van mijn volk heb verloren. Mijn geweten zegt mij, dat deze weerzin niet van blij venden aard zal zijn, daar ik steeds er naar gestreefd heb, Spanje te die nen. Het openbaar welzijn was zelfs in de meest kritieke omstandigheden mijn eenig doel. Een koning kan dwa len en ongetwijfeld heb ikzelf soms gedwaald. Maar ik weet wel, dat ons vaderland zich tegenover fouten, waar aan geen kwade wil ten grondslag ligt, steeds lankmoedig heeft betoond. Ik ben de koning aller Spanjaarden en ik ben zelf Spanjaard. Ilc had verschil lende middelen kunnen aanwenden om de koninklijke privileges te hand haven en mijn tegenstanders kracht dadig te bestrijden. Maar ik wil alles achterwege laten wat mijn landslie den in een moorddadigen broederoor log zou kunnen dompelen. Ik doe afstand van geen mijner rech ten, omdat deze, nog afgezien van mijn persoonlijke aanspraken, een door de geschiedenis vergaard goed zijn en omdat ik eens voor het behoeden van dien schat strenge rekenschap zal moe ten afleggen. Ik wacht de ware uiting der openbare meening van het volk af, en totdat het volk zich geuit zal hebben schort ik vrijwillig de uitoefe ning der koninklijke macht op en ver wijder mij uit Spanje. Zoodoende er ken ik, dat Spanje alleen meester over zijn lot is. Ook thans geloof ik, den plicht, die mij door mijn liefde voor mijn vaderland wordt ingegeven, te vervullen. Ik bid God, dat de andere Spanjaarden zich van hun plicht even diep bewust zullen zijn als ik". DE SPAANSCHE KONING VERTROKKEN. Woensdag om vier uur is ex-koning Alfonso van Spanje met zijn oudsten zoon en in gezelschap van den hertog van Miranda en klein gevolg, te Car tagena aangekomen. Zij begven zich aan boord van den Spaanschen krui ser „Principe Alfonso", die om 4.45 vertrok, met bestemming naar Enge land. Drie auto's, in een waarvan zich Al fonso met zijn zoon bevond, reden in den prillen morgen Cartagena binnen naar de kade, waar de kruiser gemeerd lag. Een compagnie matrozen eb ma riniers brachten de militaire eerbewij zen. Slechts enkele officieele personen mochten zich met den koning onder houden. Aan den ingang van de werf bevonden zich slechts een paar hon derd menschen. Nu en dan weerklonk een zwakke kreet „Leve de Koning", doch het meerendeel der menschen reageerde hierop met „Leve de repu bliek". Alfonso onderhield zich een wijle met .admiraal Riviera, die minister van Marine was in de monarchistische re geering en met admiraal Magaz, over de jongste gebeurtenissen, en drukte de aanwezige hooge officieren harte lijk de hand. Toen was het oogenblik ge komen, waarop de vorst afscheid moest nemen van zijn land. Een mo torboot lag gereed om den gewezen koning, die in burger gekleed was en den gewezen kroonprins naar den kruiser te brengen. „Ik bewaar en volg mijn tradities", sprak de koning, toen hij admiraal Magaz ten afscheid de hand drukte. Toen, terwijl Alfonso zich gereed maakte de motorboot te bestijgen, riep hij op hartstochtelijken toon „Leve Spanje", een kreet, die door alle aanwezigen werd beant woord. Het gezelschap betrad de mo torboot, de motoren werden aangezet, Spanjes vorst had zijn land verlaten... Om 4.45 koos de kruiser „Principe Alfonso" zee en voeren da beide gelijk namige vorsten naar Engeland. Koningin Ena is Woensdagmorgen met haar kinderen per trein naar Irun, aan de Fransch-Spaansche grens ver trokken. Te Madrid wordt verklaard, dat de Spaansche koninklijke familie zich, misschien voorloopig, zal vesti gen in het Kensington-paleis te Lon den, waar de moeder van koningin Ena, prinses Beatrice, woont. Gezegd wordt overigens, dat Alfonso reeds verleden jaar een landgoed in Enge land heeft gekocht. „EL DEBATE" ROEMT DEN VORST. „El Debate", het groote katholieke blad, dat te Madrid verschijnt is he den uitgekomen met de verklaring: „De republiek is de regeeringsvorm, die in feite in ons land gevestigd is. Bijgevolg is het onze plicht, ons aan haar te onderwerpen." Op dezen Donderdagmorgen heelt Moeder het heel druk. Kleine Egbert zit in de serre op een heele groote mat, waarop Moeder een dekentje heeft gelegd, heel stil te spelen. Hij heeft een mooie beer bij zich liggen, een pop enz., te veel om op te noemen. Maar.... en dat is de hoofdzaak voor Moeder, hij zit heel lief en zoet te spelen. Dan neemt hij dit in zijn handjes dan dat, en zit in zichzelf te praten, zijn eigen halftalige kindertaal Moeder heeft het heel druk in de keuken en komt telkens even om het hoekje kijken om te zien of haar jongen nog zoet zit te spelen. En als ze dan even in de kamer komt en in de kast iets op moet bergen, dan zegt Egbert in zijn eigen taalKijk Moe, mooi hé Nou, mijn lieve jongen, zegt Moeder dan, of dat mooi is Speel maar lief hoor. je bent Moeders' jongen, en dan geeft Moeder hem een kaakje of iets anders, en weg gaat ze weer naar de keuken, want om 12 uur wil ze altijd graag alles in orde hebben Egbert speelt maar door, maar terwijl hij dat lekkers opeet, kijkt hij de huiskamer eens rond en daar valt z'n oog op de theetafel Hij blijf nog een oogenblik naar die mooie theekast kijken, staat dan op en loopt er naar toe. Hij neemt heel stilletjes de stoof onder de tafel vandaan en gaat daar nu opstaan. Met glunderende oogen kijkt hij naar al die twaalf kopjes en neemt er een in zijn handjes. Dan gaat hij weer van de stoof en zet het kopje heel netjes weer voor het buffzt. Hij s'apt weer op de stoof en doet precies met het tweede kopje als met'teerste en plaatst dit heel zacht en netjes naast het eerste kopje. En dat doet hij totdat al die twaalf kopjes en schoteltjes heel netjes op een rij voor het buffet op den grond staan, en in zijn zelf voldaanheid zegt hij: Mooi hé? Daar valt zijn oog op het mooie rek met die dure kopjes en schoteltjes aan den wand. Hij kijkt naar die mooie kopjes en toen naar die kopjes op den grond. Maar ook nu was zijn besluit genomen. Hij zet de stoof vlak voor een stoel, klimt van de stoof op de stoel en haalt heel voorzichtig een kopje van het rekje af. Gaat van de stoel op de stoof op den grond en zet het kopje heel netjes naast de andere neer. Toen hij met het vijfde kopje naar beneden wilde komen, daar van het uit zijn handjes op den grond in stukken, en met den val breekt er ook een schoteltje op den grond. Wat schrok Egbertje. O, wet! daar hoort hij Moeder met haast aankomen, en toen Moeder de deur inkwam bleef ze staan De thee- kast ontroofd van alle kopjes en scho teltjes, ook het rek en het verschrikte gezicht van het kind, zittend bij zijn mooie werk Of hij het nu ook mooi vond, zal ik maar niet zeggen! Maar, zei Moeder met een heel boos gezicht, wat heb je nu gedaan. Nu ben je mijn lieve jonge niet meer. Denk je dat ik zulk een ondeugende jongen wil hebben. Neen, Moeder is boos op Egbertje dat beloof ik je, en Vader en al de anderen vinden je nu een heele stoute jongen. En Moeder was al begonnen om alles op z'n plaats te zetten, en deed of Egbert er niet was. Maar dit was te erg voor onze kleine guit. Hij had alles toch zoo heel mooi op een rij gezet en hij vond het zoo mooi, en nu is Moeder boos. Hij gaat nu naar Moeder en vraagt of Moeder niet mser boos is op broertje. Ik niet meer zal doen, zegt hij in zijn eigen taal. Als zij nu ziet dat Egbertje er heel veel verdriet en spijt van heeft, dan neemt ze hem op haar schoot en ver telt hem van het grooie verdriet dat Moeder heeft nu Egbert zoo stout is. En Vader is ook dan heel boos op je, zei Moeder, want qok Vader wil je lief zien. Toen later de grooten uit school kwamen en het aan allen was verteld, vonden ze het allen heel stout van bun kleinen broer.Maar's avonds zei Moeder tegen VaderHeusch, ik heb me in moeten houden om niet in lachen uit te barsten. Ais je gezien had dat gezichtje van hem en al die kopjes en schoteltjes naast elkander; het was een heele rij. Maar hij moest er toch voor gestraft worden. Want het is zijn spel niet. Natuurlijk, zei Vader, hij moet dat aQeeren. 't Is ongeveer veertien dagen later en heel warm. De tuindeuren staan open en Egbert zit in de tuinkamer heel stilletjes te spelen in zijn korte sportpakje en in de schaduw heeft hij het niet warm. O/eral waar men ziet staan de ramen en deuren ver open om de frissche lucht binnen te laten stroomen. Egbert zit wel te spelen met zijn speelgoed, maar wanneer men hem goed gadeslaat ziet een goed kenner dat hij niet bij zijn spel is. Dan neetnt hij dit op en dan dat, en daar Moeder het druk heeft met strijken is zij al'n paar keer wezen kijken, doch hij zit nog in dezelfde houding te spelen. Maar zoo pas is Moeder door de reet van de deur wezen kijken en staat weer lustig te strijken, of daar staat Egbert op, gaat naar een stoel, klimt daar op en staat te turen in de vogelkooi, waarin een mooie kanarie zit. Al kijkend roept hij Pietje zoet, Pietje lief, en zijn kleine vingertjes gaan over de tralies en hij komt al kijkend en spelend naar Pietje bij het deurtje van de kooi, daar doet hij per ongeluk het haakje van het deurtje en het deurtje springt open. Nu laat Egbert zich van de stoel glijden, en staat te kijken met een verwonderd gezichtje naar de kooi. wat er nu wd gebeuren gaat. Hij kijkt maar onophoudelijk naar Pietje en die vliegt maar de kooi in 't rond, Tot dat.... hij bij het open deurtje komt en o wee..daar vliegt het kanarietje den tuin in, in den appelboom. Egbert staart hem vol verwondering na en slaat zijn handjes ver van elkan der af en zegt; Pietie ech. Dit moet verbeelden Pietje weg. Dit herhaalt hl] telkens, totdat Moe der binnen komt en zegt, wat zeg je Itts

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1931 | | pagina 5