ECHO VU HET ZUIQEN
nrTim
32. Zaterdag 18 April '31. 54e Jrg.
TWEEDE BLAD
omtrent de Hervormde Kerk aan
de Haven.
Toestand dier Kerk rond 1800.
door
J, van der Hammen Nicz.
XXXV.
Nadat in het volgend jaar 1808 de
Kegeering had bepaald, dat ook aan
je "leeraren van andere kerkgenoot-
itlwppen> °-a- aan Roomsch-Ka-
lolieke geestelijken, uit 's Rijks kas
mctementen konden worden ver
end, verscheen den 4en Mei 1809 'n
onin'klijk Besluit, gegeven te Bergen-
in-Zoom, waarbij de minister van
jeredienst gemachtigd werd den
Landdrost van Brabant bevel te ge
ien, ook o.a. een onderzoek te doen
0 de Parochiekerken van Baard-
,jlc en Waalwijk, welke door de
fyomsch Catholyken worden gere-
dmeerd, doch waarop de Hervorm
en sustineeren, op bijzondere gron-
dajtêên regt van eigendom te hebben.
Dientengevolge werden: 1. de pre-
likanten en kerkeraden van de Her-
gmde gemeenten van Baardwijk en
ifaalwijk aangeschreven, om, binnen
hM dagen na receptie dezer, hunne
yistenuen van eigendom, met al zulke
kmjzen, als zij zullen vermeenen
lastbaar te zijn, vergezeld, aan hun-
K respective gemeentebesturen in te
■inden; 2. de gemeentebesturen van
Uardwijk en Waalwijk om deze res-
Iactive sustenuen dadelijk, na ont-
mg, te stellen in handen van de
iapectine pastoren en kerkmeesteren
mi de Roomsch Catholgke gemeentes
m Baardwijk en Waalwijk voor-
itfireven, om op ieder der voorschre-
3 sustenuen, hen respectivelijk con-
meerende, binnen acht dagen daar
in hunne contra sustenu of belang
M derzelver gemeentebestuur in te
inden; 3. de gemeentebesturen voor
wind, om è/i sustenuen èn contra
steunen alsdan dadelijk aan hem,
lmddrost, te doen geworden.
Voor de Hervormde gemeente van
aardwijk en andere kerkelijke ge
meenten (o.a. Vlijmen, Besoijen,
Sprang, Capelle, Waspik, Raamsdonk
ra 's-Gravemoer), die reeds in 1610
kort na het sluiten van 't Twaalf
jarig Bestand gesticht waren, viel
het al heel gemakkelijk hunne kerk
gebouwen c.a. ondanks deze aan
schrijving ongestoord te blijven
gebruiken. Immers een Decreet van
Napoleon I van den 11 Juni 1806, het-
wlk ook hier te lande van kracht
ras, bepaalde o.m.que les biens des
éjlises protestantes, fondations ecclé-
mstiques, scholastiques etc., dont les
Mestants étaient en possession en
Ik normale 1624, het eigendom der
toenmalige beheerders of gebruikers
louden blijven.
Hoe deze zaak verder te Waalwijk
is behandeld geworden, kan ik wijl
ik daaromtrent geen voldoende be
scheiden in het archief héb kunnen
vinden niet juist beoordeelen. Ik
vermoed, dat de Hervormde gemeen
te aldaar zich wel weer zal beroepen
hebben op het feit, dat de kerk in
1648 met al hare bezittingen door de
Staten-Generaal aan haar wettiglijk
was toegewezen en op de brieven van
verlij, die, zooals boven reeds is ver
meld, van een overleden kerkmeester
telkens op zijn opvolger overgingen.
Althans daarvan maakt Moltzer in
zijne feestrede van 1848 herhaaldelijk
gewag en hij kon het weten, wijl
hij van 1840 tot 1854 predikant te
Waalwijk is geweest.
Het zij dus voldoende te vermelden,
dat de Hervormde gemeente in het
bezit bleef van haar kerkgebouw,
daarin nog nader bevestigd door de
aanschrijving van den Landdrost van
Brabant d.d. 11 December 1809 aan
de Burgemeesteren en verdere ge
meentebesturen binnen dit Departe
ment, luidende als volgt:
le. Om, na den eersten van Louw
maand 1810, geenerlei betalingen uit
plaatselgke of andere publieke kas
sen meer te doen aan predikanten of
andere geestelijke, kerkelijke bedien
den of eenige objecten van den Eere-
dienst.
2. Om te zorgen, dat zoodanige
kerkgebouwen (welke) althans mogten
zijn onder de beheering van plaatse
lijke besturen, worden overgegeven en
in administratie gelaten aan de ker-
kélgke gemeentes, welke daarvan op
den eersten van Louwmaand aan
slaande het bezit en gebruik zullen
hebben; mitsgaders, dat zoowel het
onderhoud als de inkomsten dier ge
bouwen overgelaten worden aan de
genoemde kerkgenootschappen, be
houdens nogtans nadere schikkingen,
voor zoo verre onder die kerkgebou
wen eenige mogten gevonden worden,
waarover thans reclames aanhangend
zijn, en deze reclames onverhoopt op
den eersten van Louwmaand voor
meld niet mogten zijn beslist.
Mede een gevolg van deze aanschrij
ving was, dat de predikanten van
Waalwijk en vermoedelijk alle andere
predikanten gedurende de jaren 1811,
1812 en 1813 geene bezoldiging ont
vingen. Alle mij bekende geschied
schrijvers stellen deze zaak voor, als
ware zij een rechtstreeksch gevolg
van de inlijving van ons land bij het
Fransche keizerrijk. Dit is, dunkt mij,
een weinig onjuist. Wel werd natuur
lijk bovengenoemd besluit genomen
onder invloed van keizer Napoleon
eilieve, zeg mij, wat geschiedde er
tijdens het bewind van zijn broeder
onder anderen invloed? maar het
was toch een besluit van Lodewijk
Napoleon en als zoodanig moet het,
dunkt mij, eenigszins beoordeeld wor
den. Of heeft Napoleon het besluit
zijns broeders in 1810 of 1811 moge
lijk hernieuwd, zoodat die niet-bezol-
diging toch rechtstreeks aan hem is
te wijten?
Gelijk misschien niet algemeen be
kend is, hebben wij aan koning Lo
dewijk ook de invoering te danken
van het Code Napoleon, zijnde het
Burgerlijk en Strafrechterlijk Wet
boek. Dit geschiedde bij Koninklijk
Besluit van 24 Februari 1809 en be
doelde de invoering vast te stellen op
1 April 1809. Maar door verschillen
de omstandigheden, welke hier niet
Zonder schriftelijke toestemming is
TWEE DEUGNIETEN.
E" die stok werd snel bewogen,
loeide flinke klappen uit.
'aakte telkens een der dieren,
Oorverdoovend werd 't geluid,
Pat de biggen lieten hooren
Oude varken schreeuwde mee.
Eo de haantjes —stumperig zaten,
'5 in een hoekje, alle twee.
Z'l ook hadden van de slagen.
«lm hun deel gekregen, hoor 1
E" toen ze in hun hoekje zaten,
Qin8 't spektakel nog maar door.
J°ldat eindelijk een stem weer,
Bulten 't hok zich hooren liet.
was het, die stond te roepen
ön*e haantjes wisten het niet.
Toen de biggen en het varken,
niet kwamen uit het hok,
toen gebeurde er Iets anders
Berst verdween de dikke stok.
En wal zagen toen de haantjes
™as 't niet, of het hok bewoog.
Ia, zoowaar, twee sterke handen,
nichtten 't groote hok omhoog.
En wie zagen nu de haantjes,
hun schrik daar voor zich staan?
'Was boer Krelis, die dien morgen,
Vtoeg het veld was ingegaan.
eenige overname uit deze rubriek verboden.
„ik breng de varkens eerst nog even'
Zei hij, „naar het erf terug",
Maar dat ging, zooals wij zagen,
Niet gemakkelijk, niet zoo vlug.
Eenmaal in het hok gekropen,
Wilden ze er niet meer uit.
Krelisboer was boos geworden;
En toen nam hij het besluit
Het hok maar van den grond te lichten
Dat zou helpen naar hij dacht,
En toen vond hij ook de zwervers,
Die hij neusch niet had verwacht.
(Wordt vervolgd.)
Uit het kleine Kinderleven.
't Is Donderdagmorgen 10 uur.
Vader is al om 8 uur naar kantoor
gegaan. Nel, |im, Jan en Annie zijn
allen naar school. Moeder is alleen
thuis. Alleen
Gelukkig niet, zegt Moeder, wan
ik heb nog een heerlijke echte jongen
om mij heen. Een benjaminneije is h"
van 2 jaar. Want Annie is al 12 jaar
en die is de jongste altijd geweest
Maar allen zijn heel blij met hun
klein lief broertje, hun aller speelpop,
Ons Egbertje is ook een heele lieve
jongen, maar een echte guit, met vele
en echte jongensstreken.
nader behoeven aangeduid te worden,
duurde het nog tot 1 Januari 1811,
eer die wet van kracht werd.
Langen tijd heb ik gemeend, dat 't
bezoek van koning Lodewijk aan
Waalwijk geschiedde in den loop van
het jaar 1810. Dit is echter niet zoo.
Uit verschillende archiefstukken, die
ik er op heb nagezien, blijkt nu ten
duidelijkste, dat hij in den loop van
April 1809 en wel bepaaldelijk op 23
en 24 April te Waalwijk kwam. En
dat bezoek zou waarschijnlijk achter
wegen zijn gebleven, indien in de
maanden Januari en Februari 1809
niet zulke ontzettende overstroomin
gen en dijkbreuken hier en elders had
den plaats gegrepen. Juist die over-
stroomingsrampen hadden den koning
uitgelokt hier een kijkje te komen
nemen, en aan de arme lieden, die
veel have en goed hadden verloren,
niet alleen moed in te spreken, maar
ook daadwerkelijk hulp te verleenen.
Den 30en Maart 1809 ontvingen de
meeste gemeentebesturen der Lang
straat en inzonderheid Waalwijk en
Besoijen, als liggende in het centrum,
eene aanschrijving van den Land
drost van Brabant, waarbij deze drin
gend verzocht om voor de aanstaande
komst van Zijne Majesteit de wegen
in orde te brengen, de vlaggen op de
torens te plaatsen, eerebogen op te
richten en verder alles te doen, wat
tot luister van het bezoek van Z. M.
in het werk kan worden gesteld.
De toenmalige secretaris van Be
soijen, F. J. Dalleu, was te dien einde
van 5 tot 24 April dagelijks ijverig in
de weer, om niet alleen de rijkst ver
sierde eerebogen te doen oprichten,
maar in het algemeen alles aan te
wenden, om koning Lodewijk een
luisterrijke ontvangst te bereiden.
Dirk Olifiers moest aan de gemeente
een nieuwe vlag van 7 gulden 13 stui
vers leveren, die op den toren moest
wapperen. Aan Maria van der Pot,
winkelierster, wonende in het pand,
dat thans door den heer Jan van der
Heijden wordt bewoond, werd de op
dracht gegeven al haar beschikbaar
goud- en zilverpapier en andere
snuisterijen af te staan ter versiering
der eerebogen, ter waarde van onge
veer 50 gulden. Onderscheidene Be-
soijensche ingezetenen, o.a. Jan van
Hassel, Jan van der Hamsvoort en
Antonie Kuijsten, waren belast om
uit de Loonsche bosschen karrevrach-
ten met dunne mast en masthoornen
aan te voeren; want langs de geheele
lengte der straat moest rijk versierde
mast geplant worden.
De jonge meisjes, die de eerebogen
moesten opschikken en dagelijks na
zien en zuiver houden en ook voor de
aanspraak aan den koning moesten
zorgen, werden voor hare trouwe
zorgen met 20 gulden en een goed glas
wijn beloond.
In één woord, toen de koning den
23 April met zijn gevolg onder vroo-
lijk galmend klokkengelui te Besoijen
aankwam, was het dorp schitterend
versierd. De gansche versiering kostte,
volgens de dorpsrekening van 1809,
aan de gemeente ongeveer 150 gulden:
eene voor dien tijd, toen het geld ta
melijk schaarsch was, aanzienlijke
som!
Als blijk zijner dankbaarheid voor
de allerhartelijkste ontvangst, be
haagde het den Vorst den 3 Mei 1809
een decreet uit te vaardigen, gegeven
te Bergen-op-Zoom, waarbij aan de
gemeente Besoijen de som van 700
gulden werd geschonken, met de be
doeling die tot nuttige doeleinden aan
te wenden.
Denzelfden 23 April 1809 vertrok
Lodewijk Napoleon naar Waalwijk,
waar Adriana Gijsberta Petronella
van IJeijst (geb. 3 Oct. 1800 en over
leden 25 Oct. 1884), het 8-jarig doch
tertje Van Gosuinus van Heijst, drost
van Baardwijk en later vrederechter
van Waalwijk, en van diens vrouw
Hendrina Sophia Marcelis 1), de eer
genoot den koning te mogen begroe
ten met
Vivat Lodewijk
In een klein plaatsje van Uw Rijkl
In het blijde Waalwijk
Vivat Lodewijkl
Omtrent het bezoek van den ko
ning aan Waalwijk, heeft de heer A.
C. van der Heijden alhier, die groot
moeder moest zeggen tegen bovenge
noemde Adriana Gijsberta Petronella
van Heijst, een 12-tal jaren geleden
eenige belangwekkende bijzonderhe
den in dit blad gegeven, die in artikel
XXXVI zullen volgen.
(Wordt vervolgd).
Aanteekeningen:
1. Zij was in 1772 te Rotterdam
geboren uit het huwelijk van Antonie
Marcelis en Gijsina Mulder en over
leed te Waalwiik den 5 Januari 1819.
BUITENLAND.
EX-KONING ALFONSO'S
MANIFEST.
Aan de Fransch-Spaansche grens is,
naar Havas uit Hendaye meldt, het
manifest aangekomen, dat koning Al
fonso bij zijn vertrek uit Madrid heeft
achtergelaten. Dit manifest heeft den
volgenden tekst:
„De verkiezingen, welke Zondag
hebben plaats gevonden, bewijzen mij
duidelijk, dat ik thans de liefde van
mijn volk heb verloren. Mijn geweten
zegt mij, dat deze weerzin niet van
blij venden aard zal zijn, daar ik steeds
er naar gestreefd heb, Spanje te die
nen. Het openbaar welzijn was zelfs in
de meest kritieke omstandigheden
mijn eenig doel. Een koning kan dwa
len en ongetwijfeld heb ikzelf soms
gedwaald. Maar ik weet wel, dat ons
vaderland zich tegenover fouten, waar
aan geen kwade wil ten grondslag ligt,
steeds lankmoedig heeft betoond. Ik
ben de koning aller Spanjaarden en ik
ben zelf Spanjaard. Ilc had verschil
lende middelen kunnen aanwenden
om de koninklijke privileges te hand
haven en mijn tegenstanders kracht
dadig te bestrijden. Maar ik wil alles
achterwege laten wat mijn landslie
den in een moorddadigen broederoor
log zou kunnen dompelen.
Ik doe afstand van geen mijner rech
ten, omdat deze, nog afgezien van mijn
persoonlijke aanspraken, een door de
geschiedenis vergaard goed zijn en
omdat ik eens voor het behoeden van
dien schat strenge rekenschap zal moe
ten afleggen. Ik wacht de ware uiting
der openbare meening van het volk
af, en totdat het volk zich geuit zal
hebben schort ik vrijwillig de uitoefe
ning der koninklijke macht op en ver
wijder mij uit Spanje. Zoodoende er
ken ik, dat Spanje alleen meester over
zijn lot is. Ook thans geloof ik, den
plicht, die mij door mijn liefde voor
mijn vaderland wordt ingegeven, te
vervullen. Ik bid God, dat de andere
Spanjaarden zich van hun plicht even
diep bewust zullen zijn als ik".
DE SPAANSCHE KONING
VERTROKKEN.
Woensdag om vier uur is ex-koning
Alfonso van Spanje met zijn oudsten
zoon en in gezelschap van den hertog
van Miranda en klein gevolg, te Car
tagena aangekomen. Zij begven zich
aan boord van den Spaanschen krui
ser „Principe Alfonso", die om 4.45
vertrok, met bestemming naar Enge
land.
Drie auto's, in een waarvan zich Al
fonso met zijn zoon bevond, reden in
den prillen morgen Cartagena binnen
naar de kade, waar de kruiser gemeerd
lag. Een compagnie matrozen eb ma
riniers brachten de militaire eerbewij
zen. Slechts enkele officieele personen
mochten zich met den koning onder
houden. Aan den ingang van de werf
bevonden zich slechts een paar hon
derd menschen. Nu en dan weerklonk
een zwakke kreet „Leve de Koning",
doch het meerendeel der menschen
reageerde hierop met „Leve de repu
bliek".
Alfonso onderhield zich een wijle
met .admiraal Riviera, die minister van
Marine was in de monarchistische re
geering en met admiraal Magaz, over
de jongste gebeurtenissen, en drukte
de aanwezige hooge officieren harte
lijk de hand.
Toen was het oogenblik ge
komen, waarop de vorst afscheid
moest nemen van zijn land. Een mo
torboot lag gereed om den gewezen
koning, die in burger gekleed was en
den gewezen kroonprins naar den
kruiser te brengen. „Ik bewaar en volg
mijn tradities", sprak de koning, toen
hij admiraal Magaz ten afscheid de
hand drukte. Toen, terwijl Alfonso
zich gereed maakte de motorboot te
bestijgen, riep hij op hartstochtelijken
toon „Leve Spanje", een kreet, die
door alle aanwezigen werd beant
woord. Het gezelschap betrad de mo
torboot, de motoren werden aangezet,
Spanjes vorst had zijn land verlaten...
Om 4.45 koos de kruiser „Principe
Alfonso" zee en voeren da beide gelijk
namige vorsten naar Engeland.
Koningin Ena is Woensdagmorgen
met haar kinderen per trein naar Irun,
aan de Fransch-Spaansche grens ver
trokken. Te Madrid wordt verklaard,
dat de Spaansche koninklijke familie
zich, misschien voorloopig, zal vesti
gen in het Kensington-paleis te Lon
den, waar de moeder van koningin
Ena, prinses Beatrice, woont. Gezegd
wordt overigens, dat Alfonso reeds
verleden jaar een landgoed in Enge
land heeft gekocht.
„EL DEBATE" ROEMT DEN VORST.
„El Debate", het groote katholieke
blad, dat te Madrid verschijnt is he
den uitgekomen met de verklaring:
„De republiek is de regeeringsvorm,
die in feite in ons land gevestigd is.
Bijgevolg is het onze plicht, ons aan
haar te onderwerpen."
Op dezen Donderdagmorgen heelt
Moeder het heel druk. Kleine Egbert
zit in de serre op een heele groote
mat, waarop Moeder een dekentje heeft
gelegd, heel stil te spelen. Hij heeft
een mooie beer bij zich liggen, een
pop enz., te veel om op te noemen.
Maar.... en dat is de hoofdzaak voor
Moeder, hij zit heel lief en zoet te
spelen. Dan neemt hij dit in zijn
handjes dan dat, en zit in zichzelf te
praten, zijn eigen halftalige kindertaal
Moeder heeft het heel druk in de
keuken en komt telkens even om het
hoekje kijken om te zien of haar jongen
nog zoet zit te spelen. En als ze dan
even in de kamer komt en in de kast
iets op moet bergen, dan zegt Egbert
in zijn eigen taalKijk Moe, mooi hé
Nou, mijn lieve jongen, zegt Moeder
dan, of dat mooi is Speel maar lief
hoor. je bent Moeders' jongen, en dan
geeft Moeder hem een kaakje of iets
anders, en weg gaat ze weer naar de
keuken, want om 12 uur wil ze altijd
graag alles in orde hebben
Egbert speelt maar door, maar terwijl
hij dat lekkers opeet, kijkt hij de
huiskamer eens rond en daar valt z'n
oog op de theetafel Hij blijf nog een
oogenblik naar die mooie theekast
kijken, staat dan op en loopt er naar
toe. Hij neemt heel stilletjes de stoof
onder de tafel vandaan en gaat daar
nu opstaan. Met glunderende oogen
kijkt hij naar al die twaalf kopjes en
neemt er een in zijn handjes. Dan gaat
hij weer van de stoof en zet het kopje
heel netjes weer voor het buffzt. Hij
s'apt weer op de stoof en doet precies
met het tweede kopje als met'teerste
en plaatst dit heel zacht en netjes naast
het eerste kopje. En dat doet hij totdat
al die twaalf kopjes en schoteltjes heel
netjes op een rij voor het buffet op
den grond staan, en in zijn zelf
voldaanheid zegt hij: Mooi hé?
Daar valt zijn oog op het mooie rek
met die dure kopjes en schoteltjes aan
den wand. Hij kijkt naar die mooie
kopjes en toen naar die kopjes op den
grond. Maar ook nu was zijn besluit
genomen. Hij zet de stoof vlak voor
een stoel, klimt van de stoof op de
stoel en haalt heel voorzichtig een
kopje van het rekje af. Gaat van de
stoel op de stoof op den grond en zet
het kopje heel netjes naast de andere
neer. Toen hij met het vijfde kopje
naar beneden wilde komen, daar van
het uit zijn handjes op den grond in
stukken, en met den val breekt er ook
een schoteltje op den grond. Wat
schrok Egbertje.
O, wet! daar hoort hij Moeder met
haast aankomen, en toen Moeder de
deur inkwam bleef ze staan De thee-
kast ontroofd van alle kopjes en scho
teltjes, ook het rek en het verschrikte
gezicht van het kind, zittend bij zijn
mooie werk Of hij het nu ook mooi
vond, zal ik maar niet zeggen!
Maar, zei Moeder met een heel boos
gezicht, wat heb je nu gedaan. Nu ben
je mijn lieve jonge niet meer. Denk je
dat ik zulk een ondeugende jongen
wil hebben. Neen, Moeder is boos op
Egbertje dat beloof ik je, en Vader en
al de anderen vinden je nu een heele
stoute jongen.
En Moeder was al begonnen om
alles op z'n plaats te zetten, en deed
of Egbert er niet was. Maar dit was
te erg voor onze kleine guit. Hij had
alles toch zoo heel mooi op een rij
gezet en hij vond het zoo mooi, en
nu is Moeder boos. Hij gaat nu naar
Moeder en vraagt of Moeder niet mser
boos is op broertje. Ik niet meer zal
doen, zegt hij in zijn eigen taal.
Als zij nu ziet dat Egbertje er heel
veel verdriet en spijt van heeft, dan
neemt ze hem op haar schoot en ver
telt hem van het grooie verdriet dat
Moeder heeft nu Egbert zoo stout is.
En Vader is ook dan heel boos op je,
zei Moeder, want qok Vader wil je
lief zien.
Toen later de grooten uit school
kwamen en het aan allen was verteld,
vonden ze het allen heel stout van bun
kleinen broer.Maar's avonds zei Moeder
tegen VaderHeusch, ik heb me in
moeten houden om niet in lachen uit
te barsten. Ais je gezien had dat
gezichtje van hem en al die kopjes en
schoteltjes naast elkander; het was
een heele rij. Maar hij moest er toch
voor gestraft worden. Want het is zijn
spel niet.
Natuurlijk, zei Vader, hij moet dat
aQeeren.
't Is ongeveer veertien dagen later
en heel warm. De tuindeuren staan
open en Egbert zit in de tuinkamer
heel stilletjes te spelen in zijn korte
sportpakje en in de schaduw heeft hij
het niet warm. O/eral waar men ziet
staan de ramen en deuren ver open
om de frissche lucht binnen te laten
stroomen. Egbert zit wel te spelen met
zijn speelgoed, maar wanneer men hem
goed gadeslaat ziet een goed kenner
dat hij niet bij zijn spel is. Dan neetnt
hij dit op en dan dat, en daar Moeder
het druk heeft met strijken is zij al'n
paar keer wezen kijken, doch hij zit
nog in dezelfde houding te spelen.
Maar zoo pas is Moeder door de
reet van de deur wezen kijken en
staat weer lustig te strijken, of daar
staat Egbert op, gaat naar een stoel,
klimt daar op en staat te turen in de
vogelkooi, waarin een mooie kanarie zit.
Al kijkend roept hij Pietje zoet,
Pietje lief, en zijn kleine vingertjes
gaan over de tralies en hij komt al
kijkend en spelend naar Pietje bij het
deurtje van de kooi, daar doet hij per
ongeluk het haakje van het deurtje en
het deurtje springt open.
Nu laat Egbert zich van de stoel
glijden, en staat te kijken met een
verwonderd gezichtje naar de kooi.
wat er nu wd gebeuren gaat.
Hij kijkt maar onophoudelijk naar
Pietje en die vliegt maar de kooi in
't rond, Tot dat.... hij bij het open
deurtje komt en o wee..daar vliegt
het kanarietje den tuin in, in den
appelboom.
Egbert staart hem vol verwondering
na en slaat zijn handjes ver van elkan
der af en zegt; Pietie ech. Dit moet
verbeelden Pietje weg.
Dit herhaalt hl] telkens, totdat Moe
der binnen komt en zegt, wat zeg je
Itts