Onteigeningsplan met 9 tegen 4 stemmen
aangenomen.
No. 44. Zaterdag 30 Mei '31. 54e Jrg.
VIERDE BLAD.
Gisteravond kwam de Raad onzer
gemeente in openbare vergadering
bijeen, onder voorzitterschap van
burgemeester Moonen.
Alle leden waren aanwezig.
Secretaris J. v. Mierlo l.s.
De notulen der vorige vergadering
worden onveranderd goedgekeurd.
Aan de orde:
1. Ingekomen stukken.
a. Van de Qed. Staten. Goedgekeurd
raadsbesluit van 27 Maart 1931 tot
verhuring van een gymnastieklokaal
aan de vereeniging „Ons Middelbaar
Onderwijs in Noord—Brabant" te
Tilburg.
b. Van H. G. Langemeijer alhier.
Mededeeling aanneming zijner her
benoeming, tot lid der commissie voor
de lichamelijke opvoeding.
c. Van P. G. van Vliet alhier. Mede
deeling aanneming zijner benoeming
tot plaatsvervangend lid stembureau
Nr. 2.
d. VanJ.H.Janssen, Utrecht.Proces
verbaal van kasopneming bij den gem,-
ontvanger op 28 April 1931.
e. Van het Centraal Bureau voor
Verificatie en Financieele Adviezen der
Vereeniging van Nederl. Gemeenten,
'sGravenhage. Rapporten betreffende:
kasopneming en controle gem.—
ontvanger 2e kwartaal 1931,
controle jaarrekening gemeente
werken 1930,
controle jaarstukken en boekhouding
hypotheekbank 1930,
controle jaarrekening en boekhouding
slachthuis 1930,
controle jaarstukken woningbedrijf
1930.
f. Van de commissie tot Wering van
Schoolverzuim alhier. Verslag 1930.
g. Van de Ged. Staten. Aanschrijving
betreffende geldelijk beheer instellingen
van weldadigheid.
Al deze stukken worden voor kennis
geving aangenomen.
2. Voorstel tot wijziging van het
huurreglement voor het Woningbedrijf.
(Zie prae—advies elders in dit
nummer.)
Wordt met algemeene stemmen
goedgekeurd.
3. Voorstel tot verhooging van de
subsidie aan de Commissie voor Werk
verruiming in de Schoenindustrie.
Deze verhooging, welke een gevolg
is van de hoogere kosten bij de ont
vangst van de pers, wordt na eenige
discussie goedgekeurd.
4. Voorstel tot deelname in het
aandeelenkapitaal der N V. tot Keuring
van Electrische Materialen te Arnhem.
(Zie prae—advies in ons blad van
j.l. Woensdag.)
Wordt zonder opmerkingen aan
genomen.
5. Aanbieding verslag volkshuis
vesting over 1930.
6. Vaststelling onteigeningsplan in
het belang der volkshuisvesting.
(Zie prae—advies van B. en W. in
ons blad van Woensdag j.l.)
Wethouder Eibers wenscht even
zijn standpunt in deze aangelegenheid
toe te lichten. Hij heeft altijd gehoopt
dat langs minnelijken weg door over
leg met de eigenaars deze voor de
gemeente zoo belangrijke zaak zou
kunnen worden geregeld, inplaats van
door een rechterlijke uitspraak. Dat
hij aan dit prae advies toch zijn
medewerking heeft verleend, komt
hierdoor, dat de Voorzitter hem ver
zekerd heeft dat na de goedkeuring door
den Kroon toch nog een bespreking
met de eigenaren moet plaats hebben
om te trachten tot een minnelijke
schikking te komen.
De heer Pullens zegt dat. alhoewel
het niet de gewoonte is op een een
maal genomen raadsbesluit terug te
komen, het in de gegen omstandig
heden wei gewenscht is, een uitzon
dering te maken betreffende het raads
besluit van 27 Februari 1931, tot ont
eigening der perceelen grond, behoo-
rende aan een zevental ingezetenen
dezer gemeente.
In hetgeen mij van verschillende
zijden is medegedeeld zegt spr. heb ik
aanleiding gevonden mij persoonlijk
eens nauwkeurig van de gebeurtenis
sen, welke in deze kwestie zijn voor
afgegaan, op de hoogte te stellen en
welk onderzoek mij aanleiding heeft
gegeven, alsnog op deze aangelegen
heid terug te komen.
Op de vraag, of de grondeigenaren
mede oorzaak zijn, dar de raad over
is gegaan, tot het nemen van een
onteigening—besluit, kan ik niet anders
dan bevestigend antwoorden,
dat echter de volle schuld hiervoor
op deze belanghebbenden drukt, is mij
bij dit onderzoek geenszins gebleken,
integendeel, het komt mij voor, dat
van de zijde van het gemeentebestuur,
gesproken moet worden. Weliswaar
zijn in 1927 onderhandelingen gevoerd,
die na afgebroken te zijn in 1929 zijn
heropend
of hierna van een weigering door
de grondeigenaren gesproken mag
worden, moet ik ten sterkste in twijlel
trekken. Wel zijn deze belanghebbenden
in gebreken gebleven, het gemeetebe-
stuur een antwoord te zenden, hoe of
door hen over deze aangelegenheid
gedacht werd. Van absolute onwil
mag in deze niet gesproken worden,
doch wel van een niet voldoende me
dewerking om tot een goede oplossing
te komen.
Hier mag verder niet uit het oog
worden verloren, dat wij hier te doen
habben met zeven eigenaren, die ieder
voor zich verschillende belangen heb
ben en waardoor het voor deze zeer
moeilijk was, accoord te gaan met
voorstellen, die voor allen hetzelfde
waren. Was met deze belanghebbenden
persoonlijk onderhandeld geworden,
dan zou er m. i. eerder een oplossing
te bereiken zijn geweest.
Bij het vaststellen der schuld, van
wege het niet kenbaar maken van hun
standpunt, moet in deze wel rekening
worden gehouden met de moeilijk
heden hierboven aangehaald.
Verder komen wij voor een tweede
punt waarin door B. en W. alsmede
door den raad niet juist is gehandeld.
De onderhandelingen welke destijds
gevoerd zijn en die niet hebben ge
leid tot een afdoende oplossing, liepen
over een strook grond van 65 meter.
B. en W. stelden in Februari in de
vergadering voor, tot onteigening over
te gaan, doch dan niet over een strook
van 65 meter, doch van 80 meter
diepte. Hier is dus zonder meer een
onteigeningsbesluit genomen over een
strook grond, zonder dat ooit den
eigenaren een voorstel tot verkoopen
van dezen grond is gedaan. Ook hier
heeft naar mijne meening de raad een
fout te herstellen.
Waar nu door belanghebbenden tot
den raad een verzoek is gericht om
nogmaals met B. en W. in onder
handeling te kunnen treden, daar zou
ik ten sterkste willen adviseeren, hier
aan gevolg te geven. Mijne persoon-
lijke indruk is, dat ditmaal een
overeenkomst wordt getroffen, die, zoo
deze besprekingen op een soepele
wijze worden gevoerd., naar beider
tevredenheid wordt opgelost.
Wel heeft het gemeentebestuur van
den raad de bevoegdheid gekregen, tot
onteigening over te gaan, doch afg^
scheiden nog van de fout door den raad
gemaakt, komt het mij in de gegeven
omstandigheden zeer gewenscht voor,
niet tot onteigening over te gaan voor
aleer de eigenaren nogmaals worden
gehoord. Krachtmaatregelen als ont
eigening mogen eerst in het uiterst
geval worden aangewend en waar ik
thans de vaste overtuiging heb, dat
van de zijde der grondeigenaren mede
werking zal worden verleend, acht ik
het niet alleen gewenscht, doch zelfs
noodzakelijk, deze aangelegenheid
nogmaals aan te grijpen.
üe Voorzitter wil het verloop der
zaak hier nog eens in het kort weer
geven, teneinde te doen zien dat z.i.
de fout die de heer Pullens het college
van B. en W. aanrekent, n.i. dat dit
niet voldoende soepelheid heeft be
tracht, geheel misplaatst is.
In 1927 is getracht onderhandelingen
met de betrokken eigenaars aan te
knoopen. Toen is hun een brief ge
schreven waarin vermeld was dat B.
en W. bereid waren aan den raad
voor te stellen op de volgende voor
waarden tot aanleg van een verbindings
straat Mr. v. Coothstraat—Statlonsstr.
over te gaan. De eigenaars zouden den
grond voor de straat afstaan en de
helft in de kosten van aanleg, welke
op f 25 000 waren begroot betalen.
Dit beteekende f33.— per strekkende
Meter langs den nieuwen weg. Daarbij
werd van de veronderstelling uitge
gaan dat die grond dan minstens
f 120.— per strekkende Meter waarde
zou krijgen. Zoodoende zou men na
aftrek der bijdrage van f33,— in den
straataanleg nog f 87,— per strekkende
Meter kunnen maken of f2.60 per
M2 hetgeen een zeer gunstige prijs
geacht mocht worden. Bovendien had
men zoo goed als zeker het vooruit
zicht dat die grond in werkelijkheid
wel meer dan deze basis zou op
brengen, misschien wel f 3.60 per M2
of nog meer. Dit vond de raad des
tijds ook een zeer gunstig perspectief
voor de eigenaars. Het resultaat van
het eerste overleg dat we met de
eigenaars hebben getracht te bereiken.
Is zeer gering geweest.
Eén heeft medegedeeld dat hij zich
r neerleggen en een ander gaf als zijn
meening te kennen dat de eigenaars
meer dan genoeg meenden te doen
door gratis den grond voor de straat
aan de gemeente af te staan. Dat was
het eenige wat we hoorden. Wel
hielden ze onderlinge besprekingen,
maar geen oordeelde het noodig zich
met B. en W. of met spr. persoonlijk
in verbinding te stellen, uitgezonderd
natuurlijk wethouder Eibers, die in
deze steeds tot overleg bereid was
Spr. vindt dit geen vriendelijke of
tegemoetkomende houding. In 1929 is
opnieuw getracht met die eigenaars In
onderhandeling te komen, maar nie
mand liet iets van zich hooren; wel
stak men onderling weer de hoofden
bij elkaar. B. en W. moesten dus wel
den weg bewandelen die door de
Woningwet was aangegeven en na
vele moeilijkheden overwonnen te
hebben is van Ged. Staten goedkeuring
verkregen een onteigeningsprocedure
in te stellen mits een nieuw uitbrei
dingsplan werd ontworpen. De kosten
van zoo'n nieuw plan beloopen f 3000 -
a f 5000 terwijl een minnelQke
schikking niets gekost had, dus weer
hooge kosten als gevolg van de
houding der eigenaren. Spr. vraagt of
men na zulk een houding nog met die
menschen moet gaan onderhandelen,
te meer waar men, na de koninklijke
goedkeuring, toch nog met hen onder
handelen moet om te trachten een
schikking te treffen alvorens een rech
telijke uitspraak kan worden uitgelokt
In dat stadium zullen zij misschien
tegenover de gemeente wat smeuïger
zijn. Bovendien moet de geheele on
teigeningskwestie in 6 maanden haar
beloop hebben en er is reeds geruimen
tijd van dezen termijn verstreken.
Onderhandelingen duren gewoonlijk
lang, zoodat men de kans zouloopen
weer geheel van voren afaan'te kunnen
beginnen, De raad en verschillende
andese ingezetenen waren destijds van
meening, dat het aanbod van de ge-
meente zeer mooi was en spr. gelooft
daarom niet dat er thans eenig motief
is om voor de koninklijke goedkeuring
nog met de eigenaars in onderhande
ling te treden. Spr. ontraadt daarom
het voorstel van den heer Pullens.
De heer Spapens zegt verschillende
bezwaren van den heer Pullens ook
te deelen.
Toen de vorige keer deze onteige
ningskwestie aan de orde was, zegt
spr., kreeg ik als jong raadslid wer
kelijk den indruk, dat door B. en W.
al het mogelijke was gedaan om met
de betrokken eigenaars tot overeen
stemming te komen, doch dat met de
heeren niet te onderhandelen viel en
dat dus voor de gemeente niets anders
overbleef dan onteigenen. Thans ech
ter na de door eigenaren ingediende
bezwaarschriften gelezen te hebben,
kom ik tot een eenigszins ander in
zicht.
Op de allereerste plaats doet een
onteigening op zichzelf reeds een ge-
voel ontstaan bij de betrokkenen als
een geweldpleging op hun rechtmatig
eigendom, waarover zij de vrije be
schikking zullen verliezen. Voor een
groote plaats is dit van mindere be-
teekenis, doch in een kleinere plaats
als de onze, waar bij elke gelegenheid
alle burgers op elkaar zijn aangewe
zen, daar moet eenieder, maar zeer
zeker de gemeente zelf, alles in het
werk stellen en alles vermijden wat
mogelijk is om den goeden burgerzin
te verstoren. Zoolang ik dus niet beter
overtuigd ben, dat niets is nagelaten
om alsnog tot een voor beide partijen
bevredigende oplossing te komen, sta
ik onsympathiek tegenover deze ont
eigeningskwestie.
De bezwaren zijn in groote lijnen
deze, dat ze voor iederen eigenaar ver
schillend zijn en dat ze allen over één
kam geschoren worden. In één opzicht
zijn ze het echter allen eens, dat zij
nooit een definitief bod van de ge
meente ontvangen hebben, althans niet
op deze basis. Er is met hen wel on
derhandeld over 65 meter, maar nooit
over 80 meter. Er had dus m. i. wel
degelijk op deze nieuwe basis ook
een nieuw onderhoud moeten plaats
hebben.
Zoo thans het plan voorligt, worden
de terreinen zoozeer versnipperd door
die straten die weer achter de bouw-
perceelen zullen worden aangelegd,
dat het restant dat nog voor de eige
naars overblijft, bijna of geheel waar
deloos wordt. Dit zijn toch bijkom,
stigheden, die ook zeer zeker'bij het
bepalen van den prijs in aanmerking
moeten komen. De terreinen liggen
toch ook midden in de bebouwde kom
en kan men deze toch ook niet met
elders gelegen weiland vergelijken.
Ik zou zeker aannemen dat men bij
hernieuwde onderhandelingen tot een
voor beide partijen bevredigende op
lossing zal komen. De gemeente moet
bij dergelijke kwesties een breed stand
punt innemen en de belanghebbenden
in elk geval alsnog een onderhoud
toestaan. Zoo ook het bezwaar van de
Broeders om de gelegenheid te krijgen
aan de nieuwe straat een uitweg te
[rijgen door op eigen kosten bouwen
van een door de gemeente goed te
keuren muur met poortje.
Is dit dan toch zoo erg, moet dit
die menschen nog geweigerd worden,
die zich hun heele leven met al hun
krachten, Fmet liefde en toewijding
opofferen voor de opvoeding der
Waalwijksche jeugd, moet die menschen
nadat zij gedwongen worden hun
eigen terrein af te staan tegen wil en
dank, 't is nogal erg. Bovendien van
Dongen met zijn kweekerij zal men
toch ook een uitweg moeten geven aan
die straat; zal dit dan geen ontsiering
geven en hiertoe zal men toch de
Gemeente kunnen verplichten.
M. H. de Voorzitter, wij kunnen
hier heel gemakkelijk zitten decreteeren
en alles maar over één kam scheren
en als wij niet ad 100 pCt. onzen zin
krijgen dan de knoet er maar op en
maar onteigenen, hetgeen de gemeente
toch ook geld zal kosten, ik zou
daarom als zakenman liever trachten
op minnelijke wijze met die heeren
tot accoord te komen en geen goed
naar kwaad geld gooien.
Ik zou dus willen voorstellen de
belanghébbende alsnog in de gelegen
heid te stellen en een onderhoud
toestaan daarin is voor de gemeente
niets kleineerend gelegen.
De Voorzitter zegt, naar aanleiding
van het betoog van den heer Spapens,
nog meer tot de conclusie te moeten
komen, dat de weg van onteigening
de aangewezen weg is. Immers dan
zal met de verschillende belangen dei-
eigenaars het beste rekening worden
gehouden. Elk hunner bezwaren
wordt dan nog eens onder het oog ge
zien en na een advies van een schat
tingscommissie worden ten slotte door
den rechter voor eiken eigenaar af
zonderlijk de voorwaarden gesteld,
waarop de afstand van het terrein
zal plaats hebben. Niet B. en W., doch
de eigenaars hebben in deze voor
100% hun zin willen hebben. Wat het
maken van onkosten betreft, merkt
spr. op, dat de goedkeuring door de
Kroon niets kost en voor men een
rechterlijke uitspraak uitlokt, zal men
toch nog gelegenheid krijgen langs
minnelijken weg deze aangelegenheid
te regelen.
De heer v. d. Geld vraagt, of hij uit
het prae-advies van B. en W. moet
lezen, dat het niet de bedoeling is aan
het verzoek der Eerw. Broeders, om
een gedeelte van hun tuin terug te
koopen, te voldoen.
De Voorzitter zegt, dat het de be
doeling is, thans nog geen definitieve
beslissing daarovfer te nemen, om
geen precedent te scheppen, doch
t.z.t. komt dit verzoek natuurlijk in
den Raad en kan deze alsnog beoor-
deelen of dit kan worden toegestaan.
De heer v. d. Geld kan zich daarbij
neerleggen.
De heer Spapens blijft het wensche-
lijk vinden, alsnog te trachten een
minnelijke schikking te krijgen, voor
al nu de eigenaars zelf om het her
openen der onderhandelingen hebben
gevraagd. Men kan daartegen aan
voeren, dat zij vroeger meer toeschie
telijker hadden moeten zijn, doch, zoo
merkt spr. schertsend op, berouw
komt gewoonlijk na de zonde en er
behoort immers vreugde te zijn als
een zondaar zich bekeert.
De Voorzitter blijft van meening,
dat de Raad, nu hij eenmaal besloten
heeft den koninklijken weg te bewan
delen, daarop moet blijven doorgaan
en vindt geen enkel motief daarop nu
terug te komen, nu de heeren begin
nen te merken, dat het voor hen voor-
deeliger zou kunnen zijn als ze met de
gemeente, inplaats van met arbiters
onderhandelen kunnen. De gemeente
heeft destijds een mooi bod gedaan.
Nu zou het noodeloos tijd verspillen
zijn en na de Koninklijke Goedkeu
ring zal toch nog de gelegenheid tot
onderhandelen geboden worden. Spr.
kan zich het standpunt van de eige
naars goed indenken. Die redeneeren:
er uithalen wat er uit te halen is.
Misschien zou spr., als hij eigenaar
was, er net eender over denken, maar
de gemeente moet het terrein op de
voordeeligste manier trachten te krij
gen, zonder dat de eigenaars er scha
de bij lijden. Die eigenaars hebben
zich van de gemeente niets aangetrok
ken, maar nu ze zien dat de gemeen
te doorzet, beginnen ze bij te draaien.
De heer Pullens zegt, dat uit alles
blijkt, dat de vroeger gevolgde weg
niet de juiste is geweest. Waar B. en
W. zelf toegeven dat langs dien weg
geen resultaat te bereiken was, had
den zij van taktiek moeten verande
ren. Waar men wist, dat de belangen
der eigenaars zoo uiteenliepen, had
men moeten trachten met hen afzon
derlijk in onderhandeling te treden,
inplaats van een aanbod te doen waar
bij ze allen over een kam geschoren
werden. Spr. is er met den heer Spa
pens sterk tegen hier in Waalwijk
scherpe verhoudingen te doen ont
staan, door langs gerechtelijken weg
de eigenaars tot afstand te dwingen.
Hij zou het althans betreuren als de
gelegenheid die thans nog wordt ge
boden om voor de Koninklijke Goed
keuring nog tot overeenstemming te
komen, niet werd te baat genomen.
De Voorzitter meent, dat de heer
Pulles is omgedraaid. Hij meent vroe
ger een ander geluid van hem te heb
ben gehoord in deze kwestie.
De heer Pulles interrumpeert, dat
hij graag zou willen vernemen, welke
uitlatingen de Voorzitter hier bedoelt,
De Voorzitter zegt niets positiefs
beweerd te hebben. Alleen heeft hij
gezegd, den indruk te hebben gehad,
dat de heer Pullens vroeger anders
tegen deze kwestie aankeek.
Hens zegt, dat, zoover hii
zijn licht heeft opgestoken, het bij
hem vaststaat, dat de onwil bij de
eigenaars niet zoo groot is als het
werd voorgesteld.
De Voorzitter meent, dat de heer
Pullens zich thans eenzijdig heeft la
ten voorlichten; waarom gaat hij zijn
licht bij de eigenaars en niet bij de
andere belanghebbende, n.l. bij de ge
meente, opsteken.
De heer v. d. Waerden zegt, zich
geheel met de zienswijze van B. en W.
te kunnen vereenigen, gezien de on
willige houding vroeger door de eige
naars aangenomen. Hij herinnert er
aan, hoe de heer Timmermans des
tijds ook deze houding gehekeld heeft
en zelfs heeft voorgesteld een nieuwe
straat te projecteeren en de reeds in
het bezit der gemeente zijnde straat-
aanzetten te verkoopen. Spr. acht 'het
noodzakelijk, dat de gemeente zelf de
beschikking over dien grond krijgt.
Dan wordt alles aan eenzelfden rede
lijken prijs verkocht en wordt specu
latie door de grondeigenaren uitge
schakeld. Alleen op die basis mogen
verdere onderhandelingen nog ge
voerd worden. De Raad dient in dit
geval den koninklijken weg te bewan
delen, dan volgt vanzelf nog het over
leg met de eigeparen. Men kan er ze
ker van zijn, dat bij een uitspraak van
de arbitrage-commissie de gemeente
er géén nadeel bij zal hebben. Wel
mag verwacht worden dat verschillen
de perceelen dan niet zooveel waard
zullen blijken als de gemeente er des
tijds reeds voor geboden heeft en die
wel 6 a 7 maal de waarde van wei
land is. De eigenaars wilden echter
de gemeente zelf den weg laten beta
len, waardoor hun grond 10 maal de
waarde van weiland krijgen zou.
Wanneer men op basis van 120
per Meter met die menschen tot over
eenstemming zou kunnen komen,
acht spr. dit te prefereeren boven het
uitlokken van een procedure.
Wethouder Eibers wil er nogmaals
den nadruk op leggen, dat bij deze
nieuwe straat een groot gemeente-be
lang acht en er steeds naar gestreefd
heeft zoo 'groot mogelijke soepelheid
te betrachten, teneinde te voorkomen,
dat tot onteigening zou worden over
gegaan.
Met de Mr. v. Coothstraat is dit
immers ook niet gebeurd Alsmenechter
nu gaat onderhandelen is er weer gauw
een maand verloren en moet men bij
mislukking weer opnieuw beginnen.
Spr. is er niet voor met het zwaard
in de hand te gaan staan, doch in dit
geval vindt hij de voorgestelde weg
de beste.
Wethouder Smolders wijst er op dat
deze aangelegenheid nu reeds 4 jaar
hangende is en in Oct. 1930 enFebr.
1931, dus nog zeer kort geleden, heeit
de raad met algemeene stemmen het
uitbreidingsplan en het voorloopig
ontwerp tot onteigening goedgekeurd.
Nu komen er een 2-tal leden met be
zwaren naar voren tegen het voorstel
van B. en W. Men moet deze zaak
z. i, bezien uit het oogpunt van alge
meen gemeente-belang, zonder de be
langen der eigenaars daarbij uit het
oog te verliezen. De heer Pulles schijnt
zijn licht echter alleen bij de eigenaars
te hebben opgestoken. Na 3 jaar
daarvoor de gelegenheid te hebben
gehad, hebben de eigenaars, twee
uitzonderingen daargelaten, niets van
zich doen hooren, waaruit wel valt
vast te stellen dat bij hen de ernstige
wil om tot een schikking te komen
ontbreekt.
Alleen als gevolg van de nadien
door den Raad genomen besluiten
blijken ze nu wel tot onderhandelen
bereid te zijn. Waar toch, alvorens
tot onteigening wordt overgegaan, nog
getracht moet worden tot een minne
lijke schikking te komen, acht spr. de
door B. en W. voorgestelde weg de
beste, waardoor aan recht en billijk,
heid niets wordt te kort gedaan.
De heer v. d. Geld meent uit de
discussies op te maken dat de mee
ningen der raadsleden niet zooveel
verschillen als oppervlakkig lijkt. De
heer v. d. Waerden immers wil alleen
onderhandelen op basis dat de grond
aan de gemeente komt. Die meening
zullen de meesten onzer wel deelen.
Zou het nu met een beetje goeden
wil niet mogelijk zijn de eigenaars
nog eens bij elkaar te krijgen en hun
de gelegenheid te geven alsnog van
hun goeden wil blijk te gevén. Daar
mede behoeft de zaak niet zooveel
vertraging te ondervinden.
Ook de heer v. Schijndel meent
dat met onderhandelen niet zooveel
tijd verloren behoeft te gaan.
De Voorzitter zegt dat die onder
handelingen gewoonlijk langer duren
dan men denkt en verondersteld dat
ze afspringen, dan moet men even
later, na de Kon. goedkeuring, toch
weer opnieuw onderhandelen.
De heer Spapens en de heer Pullens
vragen beiden nog het woord over
deze aangelegenheid, doch beiden
antwoordt de Voorzitter dat zij reeds
tweemaal hierover het woord gehad
hebben en hij dus, volgens het pas
genomen besluit, niet voor de derde
maal het woord kan geven.
De heer Pullens vindt het toch. een
beetje kras als men niet meer mag
antwoorden, als men in een vorig
betoog is betrokken. Hij meent, dat
de raad toch kan beslissen of al of
niet meer dan 2 maal het woord mag
ii wil dan ook
De Echo van het Zuiden.
Gemeenteraad Waalwijk.