Onteigeningsplan met 9 tegen 4 stemmen aangenomen. No. 44. Zaterdag 30 Mei '31. 54e Jrg. VIERDE BLAD. Gisteravond kwam de Raad onzer gemeente in openbare vergadering bijeen, onder voorzitterschap van burgemeester Moonen. Alle leden waren aanwezig. Secretaris J. v. Mierlo l.s. De notulen der vorige vergadering worden onveranderd goedgekeurd. Aan de orde: 1. Ingekomen stukken. a. Van de Qed. Staten. Goedgekeurd raadsbesluit van 27 Maart 1931 tot verhuring van een gymnastieklokaal aan de vereeniging „Ons Middelbaar Onderwijs in Noord—Brabant" te Tilburg. b. Van H. G. Langemeijer alhier. Mededeeling aanneming zijner her benoeming, tot lid der commissie voor de lichamelijke opvoeding. c. Van P. G. van Vliet alhier. Mede deeling aanneming zijner benoeming tot plaatsvervangend lid stembureau Nr. 2. d. VanJ.H.Janssen, Utrecht.Proces verbaal van kasopneming bij den gem,- ontvanger op 28 April 1931. e. Van het Centraal Bureau voor Verificatie en Financieele Adviezen der Vereeniging van Nederl. Gemeenten, 'sGravenhage. Rapporten betreffende: kasopneming en controle gem.— ontvanger 2e kwartaal 1931, controle jaarrekening gemeente werken 1930, controle jaarstukken en boekhouding hypotheekbank 1930, controle jaarrekening en boekhouding slachthuis 1930, controle jaarstukken woningbedrijf 1930. f. Van de commissie tot Wering van Schoolverzuim alhier. Verslag 1930. g. Van de Ged. Staten. Aanschrijving betreffende geldelijk beheer instellingen van weldadigheid. Al deze stukken worden voor kennis geving aangenomen. 2. Voorstel tot wijziging van het huurreglement voor het Woningbedrijf. (Zie prae—advies elders in dit nummer.) Wordt met algemeene stemmen goedgekeurd. 3. Voorstel tot verhooging van de subsidie aan de Commissie voor Werk verruiming in de Schoenindustrie. Deze verhooging, welke een gevolg is van de hoogere kosten bij de ont vangst van de pers, wordt na eenige discussie goedgekeurd. 4. Voorstel tot deelname in het aandeelenkapitaal der N V. tot Keuring van Electrische Materialen te Arnhem. (Zie prae—advies in ons blad van j.l. Woensdag.) Wordt zonder opmerkingen aan genomen. 5. Aanbieding verslag volkshuis vesting over 1930. 6. Vaststelling onteigeningsplan in het belang der volkshuisvesting. (Zie prae—advies van B. en W. in ons blad van Woensdag j.l.) Wethouder Eibers wenscht even zijn standpunt in deze aangelegenheid toe te lichten. Hij heeft altijd gehoopt dat langs minnelijken weg door over leg met de eigenaars deze voor de gemeente zoo belangrijke zaak zou kunnen worden geregeld, inplaats van door een rechterlijke uitspraak. Dat hij aan dit prae advies toch zijn medewerking heeft verleend, komt hierdoor, dat de Voorzitter hem ver zekerd heeft dat na de goedkeuring door den Kroon toch nog een bespreking met de eigenaren moet plaats hebben om te trachten tot een minnelijke schikking te komen. De heer Pullens zegt dat. alhoewel het niet de gewoonte is op een een maal genomen raadsbesluit terug te komen, het in de gegen omstandig heden wei gewenscht is, een uitzon dering te maken betreffende het raads besluit van 27 Februari 1931, tot ont eigening der perceelen grond, behoo- rende aan een zevental ingezetenen dezer gemeente. In hetgeen mij van verschillende zijden is medegedeeld zegt spr. heb ik aanleiding gevonden mij persoonlijk eens nauwkeurig van de gebeurtenis sen, welke in deze kwestie zijn voor afgegaan, op de hoogte te stellen en welk onderzoek mij aanleiding heeft gegeven, alsnog op deze aangelegen heid terug te komen. Op de vraag, of de grondeigenaren mede oorzaak zijn, dar de raad over is gegaan, tot het nemen van een onteigening—besluit, kan ik niet anders dan bevestigend antwoorden, dat echter de volle schuld hiervoor op deze belanghebbenden drukt, is mij bij dit onderzoek geenszins gebleken, integendeel, het komt mij voor, dat van de zijde van het gemeentebestuur, gesproken moet worden. Weliswaar zijn in 1927 onderhandelingen gevoerd, die na afgebroken te zijn in 1929 zijn heropend of hierna van een weigering door de grondeigenaren gesproken mag worden, moet ik ten sterkste in twijlel trekken. Wel zijn deze belanghebbenden in gebreken gebleven, het gemeetebe- stuur een antwoord te zenden, hoe of door hen over deze aangelegenheid gedacht werd. Van absolute onwil mag in deze niet gesproken worden, doch wel van een niet voldoende me dewerking om tot een goede oplossing te komen. Hier mag verder niet uit het oog worden verloren, dat wij hier te doen habben met zeven eigenaren, die ieder voor zich verschillende belangen heb ben en waardoor het voor deze zeer moeilijk was, accoord te gaan met voorstellen, die voor allen hetzelfde waren. Was met deze belanghebbenden persoonlijk onderhandeld geworden, dan zou er m. i. eerder een oplossing te bereiken zijn geweest. Bij het vaststellen der schuld, van wege het niet kenbaar maken van hun standpunt, moet in deze wel rekening worden gehouden met de moeilijk heden hierboven aangehaald. Verder komen wij voor een tweede punt waarin door B. en W. alsmede door den raad niet juist is gehandeld. De onderhandelingen welke destijds gevoerd zijn en die niet hebben ge leid tot een afdoende oplossing, liepen over een strook grond van 65 meter. B. en W. stelden in Februari in de vergadering voor, tot onteigening over te gaan, doch dan niet over een strook van 65 meter, doch van 80 meter diepte. Hier is dus zonder meer een onteigeningsbesluit genomen over een strook grond, zonder dat ooit den eigenaren een voorstel tot verkoopen van dezen grond is gedaan. Ook hier heeft naar mijne meening de raad een fout te herstellen. Waar nu door belanghebbenden tot den raad een verzoek is gericht om nogmaals met B. en W. in onder handeling te kunnen treden, daar zou ik ten sterkste willen adviseeren, hier aan gevolg te geven. Mijne persoon- lijke indruk is, dat ditmaal een overeenkomst wordt getroffen, die, zoo deze besprekingen op een soepele wijze worden gevoerd., naar beider tevredenheid wordt opgelost. Wel heeft het gemeentebestuur van den raad de bevoegdheid gekregen, tot onteigening over te gaan, doch afg^ scheiden nog van de fout door den raad gemaakt, komt het mij in de gegeven omstandigheden zeer gewenscht voor, niet tot onteigening over te gaan voor aleer de eigenaren nogmaals worden gehoord. Krachtmaatregelen als ont eigening mogen eerst in het uiterst geval worden aangewend en waar ik thans de vaste overtuiging heb, dat van de zijde der grondeigenaren mede werking zal worden verleend, acht ik het niet alleen gewenscht, doch zelfs noodzakelijk, deze aangelegenheid nogmaals aan te grijpen. üe Voorzitter wil het verloop der zaak hier nog eens in het kort weer geven, teneinde te doen zien dat z.i. de fout die de heer Pullens het college van B. en W. aanrekent, n.i. dat dit niet voldoende soepelheid heeft be tracht, geheel misplaatst is. In 1927 is getracht onderhandelingen met de betrokken eigenaars aan te knoopen. Toen is hun een brief ge schreven waarin vermeld was dat B. en W. bereid waren aan den raad voor te stellen op de volgende voor waarden tot aanleg van een verbindings straat Mr. v. Coothstraat—Statlonsstr. over te gaan. De eigenaars zouden den grond voor de straat afstaan en de helft in de kosten van aanleg, welke op f 25 000 waren begroot betalen. Dit beteekende f33.— per strekkende Meter langs den nieuwen weg. Daarbij werd van de veronderstelling uitge gaan dat die grond dan minstens f 120.— per strekkende Meter waarde zou krijgen. Zoodoende zou men na aftrek der bijdrage van f33,— in den straataanleg nog f 87,— per strekkende Meter kunnen maken of f2.60 per M2 hetgeen een zeer gunstige prijs geacht mocht worden. Bovendien had men zoo goed als zeker het vooruit zicht dat die grond in werkelijkheid wel meer dan deze basis zou op brengen, misschien wel f 3.60 per M2 of nog meer. Dit vond de raad des tijds ook een zeer gunstig perspectief voor de eigenaars. Het resultaat van het eerste overleg dat we met de eigenaars hebben getracht te bereiken. Is zeer gering geweest. Eén heeft medegedeeld dat hij zich r neerleggen en een ander gaf als zijn meening te kennen dat de eigenaars meer dan genoeg meenden te doen door gratis den grond voor de straat aan de gemeente af te staan. Dat was het eenige wat we hoorden. Wel hielden ze onderlinge besprekingen, maar geen oordeelde het noodig zich met B. en W. of met spr. persoonlijk in verbinding te stellen, uitgezonderd natuurlijk wethouder Eibers, die in deze steeds tot overleg bereid was Spr. vindt dit geen vriendelijke of tegemoetkomende houding. In 1929 is opnieuw getracht met die eigenaars In onderhandeling te komen, maar nie mand liet iets van zich hooren; wel stak men onderling weer de hoofden bij elkaar. B. en W. moesten dus wel den weg bewandelen die door de Woningwet was aangegeven en na vele moeilijkheden overwonnen te hebben is van Ged. Staten goedkeuring verkregen een onteigeningsprocedure in te stellen mits een nieuw uitbrei dingsplan werd ontworpen. De kosten van zoo'n nieuw plan beloopen f 3000 - a f 5000 terwijl een minnelQke schikking niets gekost had, dus weer hooge kosten als gevolg van de houding der eigenaren. Spr. vraagt of men na zulk een houding nog met die menschen moet gaan onderhandelen, te meer waar men, na de koninklijke goedkeuring, toch nog met hen onder handelen moet om te trachten een schikking te treffen alvorens een rech telijke uitspraak kan worden uitgelokt In dat stadium zullen zij misschien tegenover de gemeente wat smeuïger zijn. Bovendien moet de geheele on teigeningskwestie in 6 maanden haar beloop hebben en er is reeds geruimen tijd van dezen termijn verstreken. Onderhandelingen duren gewoonlijk lang, zoodat men de kans zouloopen weer geheel van voren afaan'te kunnen beginnen, De raad en verschillende andese ingezetenen waren destijds van meening, dat het aanbod van de ge- meente zeer mooi was en spr. gelooft daarom niet dat er thans eenig motief is om voor de koninklijke goedkeuring nog met de eigenaars in onderhande ling te treden. Spr. ontraadt daarom het voorstel van den heer Pullens. De heer Spapens zegt verschillende bezwaren van den heer Pullens ook te deelen. Toen de vorige keer deze onteige ningskwestie aan de orde was, zegt spr., kreeg ik als jong raadslid wer kelijk den indruk, dat door B. en W. al het mogelijke was gedaan om met de betrokken eigenaars tot overeen stemming te komen, doch dat met de heeren niet te onderhandelen viel en dat dus voor de gemeente niets anders overbleef dan onteigenen. Thans ech ter na de door eigenaren ingediende bezwaarschriften gelezen te hebben, kom ik tot een eenigszins ander in zicht. Op de allereerste plaats doet een onteigening op zichzelf reeds een ge- voel ontstaan bij de betrokkenen als een geweldpleging op hun rechtmatig eigendom, waarover zij de vrije be schikking zullen verliezen. Voor een groote plaats is dit van mindere be- teekenis, doch in een kleinere plaats als de onze, waar bij elke gelegenheid alle burgers op elkaar zijn aangewe zen, daar moet eenieder, maar zeer zeker de gemeente zelf, alles in het werk stellen en alles vermijden wat mogelijk is om den goeden burgerzin te verstoren. Zoolang ik dus niet beter overtuigd ben, dat niets is nagelaten om alsnog tot een voor beide partijen bevredigende oplossing te komen, sta ik onsympathiek tegenover deze ont eigeningskwestie. De bezwaren zijn in groote lijnen deze, dat ze voor iederen eigenaar ver schillend zijn en dat ze allen over één kam geschoren worden. In één opzicht zijn ze het echter allen eens, dat zij nooit een definitief bod van de ge meente ontvangen hebben, althans niet op deze basis. Er is met hen wel on derhandeld over 65 meter, maar nooit over 80 meter. Er had dus m. i. wel degelijk op deze nieuwe basis ook een nieuw onderhoud moeten plaats hebben. Zoo thans het plan voorligt, worden de terreinen zoozeer versnipperd door die straten die weer achter de bouw- perceelen zullen worden aangelegd, dat het restant dat nog voor de eige naars overblijft, bijna of geheel waar deloos wordt. Dit zijn toch bijkom, stigheden, die ook zeer zeker'bij het bepalen van den prijs in aanmerking moeten komen. De terreinen liggen toch ook midden in de bebouwde kom en kan men deze toch ook niet met elders gelegen weiland vergelijken. Ik zou zeker aannemen dat men bij hernieuwde onderhandelingen tot een voor beide partijen bevredigende op lossing zal komen. De gemeente moet bij dergelijke kwesties een breed stand punt innemen en de belanghebbenden in elk geval alsnog een onderhoud toestaan. Zoo ook het bezwaar van de Broeders om de gelegenheid te krijgen aan de nieuwe straat een uitweg te [rijgen door op eigen kosten bouwen van een door de gemeente goed te keuren muur met poortje. Is dit dan toch zoo erg, moet dit die menschen nog geweigerd worden, die zich hun heele leven met al hun krachten, Fmet liefde en toewijding opofferen voor de opvoeding der Waalwijksche jeugd, moet die menschen nadat zij gedwongen worden hun eigen terrein af te staan tegen wil en dank, 't is nogal erg. Bovendien van Dongen met zijn kweekerij zal men toch ook een uitweg moeten geven aan die straat; zal dit dan geen ontsiering geven en hiertoe zal men toch de Gemeente kunnen verplichten. M. H. de Voorzitter, wij kunnen hier heel gemakkelijk zitten decreteeren en alles maar over één kam scheren en als wij niet ad 100 pCt. onzen zin krijgen dan de knoet er maar op en maar onteigenen, hetgeen de gemeente toch ook geld zal kosten, ik zou daarom als zakenman liever trachten op minnelijke wijze met die heeren tot accoord te komen en geen goed naar kwaad geld gooien. Ik zou dus willen voorstellen de belanghébbende alsnog in de gelegen heid te stellen en een onderhoud toestaan daarin is voor de gemeente niets kleineerend gelegen. De Voorzitter zegt, naar aanleiding van het betoog van den heer Spapens, nog meer tot de conclusie te moeten komen, dat de weg van onteigening de aangewezen weg is. Immers dan zal met de verschillende belangen dei- eigenaars het beste rekening worden gehouden. Elk hunner bezwaren wordt dan nog eens onder het oog ge zien en na een advies van een schat tingscommissie worden ten slotte door den rechter voor eiken eigenaar af zonderlijk de voorwaarden gesteld, waarop de afstand van het terrein zal plaats hebben. Niet B. en W., doch de eigenaars hebben in deze voor 100% hun zin willen hebben. Wat het maken van onkosten betreft, merkt spr. op, dat de goedkeuring door de Kroon niets kost en voor men een rechterlijke uitspraak uitlokt, zal men toch nog gelegenheid krijgen langs minnelijken weg deze aangelegenheid te regelen. De heer v. d. Geld vraagt, of hij uit het prae-advies van B. en W. moet lezen, dat het niet de bedoeling is aan het verzoek der Eerw. Broeders, om een gedeelte van hun tuin terug te koopen, te voldoen. De Voorzitter zegt, dat het de be doeling is, thans nog geen definitieve beslissing daarovfer te nemen, om geen precedent te scheppen, doch t.z.t. komt dit verzoek natuurlijk in den Raad en kan deze alsnog beoor- deelen of dit kan worden toegestaan. De heer v. d. Geld kan zich daarbij neerleggen. De heer Spapens blijft het wensche- lijk vinden, alsnog te trachten een minnelijke schikking te krijgen, voor al nu de eigenaars zelf om het her openen der onderhandelingen hebben gevraagd. Men kan daartegen aan voeren, dat zij vroeger meer toeschie telijker hadden moeten zijn, doch, zoo merkt spr. schertsend op, berouw komt gewoonlijk na de zonde en er behoort immers vreugde te zijn als een zondaar zich bekeert. De Voorzitter blijft van meening, dat de Raad, nu hij eenmaal besloten heeft den koninklijken weg te bewan delen, daarop moet blijven doorgaan en vindt geen enkel motief daarop nu terug te komen, nu de heeren begin nen te merken, dat het voor hen voor- deeliger zou kunnen zijn als ze met de gemeente, inplaats van met arbiters onderhandelen kunnen. De gemeente heeft destijds een mooi bod gedaan. Nu zou het noodeloos tijd verspillen zijn en na de Koninklijke Goedkeu ring zal toch nog de gelegenheid tot onderhandelen geboden worden. Spr. kan zich het standpunt van de eige naars goed indenken. Die redeneeren: er uithalen wat er uit te halen is. Misschien zou spr., als hij eigenaar was, er net eender over denken, maar de gemeente moet het terrein op de voordeeligste manier trachten te krij gen, zonder dat de eigenaars er scha de bij lijden. Die eigenaars hebben zich van de gemeente niets aangetrok ken, maar nu ze zien dat de gemeen te doorzet, beginnen ze bij te draaien. De heer Pullens zegt, dat uit alles blijkt, dat de vroeger gevolgde weg niet de juiste is geweest. Waar B. en W. zelf toegeven dat langs dien weg geen resultaat te bereiken was, had den zij van taktiek moeten verande ren. Waar men wist, dat de belangen der eigenaars zoo uiteenliepen, had men moeten trachten met hen afzon derlijk in onderhandeling te treden, inplaats van een aanbod te doen waar bij ze allen over een kam geschoren werden. Spr. is er met den heer Spa pens sterk tegen hier in Waalwijk scherpe verhoudingen te doen ont staan, door langs gerechtelijken weg de eigenaars tot afstand te dwingen. Hij zou het althans betreuren als de gelegenheid die thans nog wordt ge boden om voor de Koninklijke Goed keuring nog tot overeenstemming te komen, niet werd te baat genomen. De Voorzitter meent, dat de heer Pulles is omgedraaid. Hij meent vroe ger een ander geluid van hem te heb ben gehoord in deze kwestie. De heer Pulles interrumpeert, dat hij graag zou willen vernemen, welke uitlatingen de Voorzitter hier bedoelt, De Voorzitter zegt niets positiefs beweerd te hebben. Alleen heeft hij gezegd, den indruk te hebben gehad, dat de heer Pullens vroeger anders tegen deze kwestie aankeek. Hens zegt, dat, zoover hii zijn licht heeft opgestoken, het bij hem vaststaat, dat de onwil bij de eigenaars niet zoo groot is als het werd voorgesteld. De Voorzitter meent, dat de heer Pullens zich thans eenzijdig heeft la ten voorlichten; waarom gaat hij zijn licht bij de eigenaars en niet bij de andere belanghebbende, n.l. bij de ge meente, opsteken. De heer v. d. Waerden zegt, zich geheel met de zienswijze van B. en W. te kunnen vereenigen, gezien de on willige houding vroeger door de eige naars aangenomen. Hij herinnert er aan, hoe de heer Timmermans des tijds ook deze houding gehekeld heeft en zelfs heeft voorgesteld een nieuwe straat te projecteeren en de reeds in het bezit der gemeente zijnde straat- aanzetten te verkoopen. Spr. acht 'het noodzakelijk, dat de gemeente zelf de beschikking over dien grond krijgt. Dan wordt alles aan eenzelfden rede lijken prijs verkocht en wordt specu latie door de grondeigenaren uitge schakeld. Alleen op die basis mogen verdere onderhandelingen nog ge voerd worden. De Raad dient in dit geval den koninklijken weg te bewan delen, dan volgt vanzelf nog het over leg met de eigeparen. Men kan er ze ker van zijn, dat bij een uitspraak van de arbitrage-commissie de gemeente er géén nadeel bij zal hebben. Wel mag verwacht worden dat verschillen de perceelen dan niet zooveel waard zullen blijken als de gemeente er des tijds reeds voor geboden heeft en die wel 6 a 7 maal de waarde van wei land is. De eigenaars wilden echter de gemeente zelf den weg laten beta len, waardoor hun grond 10 maal de waarde van weiland krijgen zou. Wanneer men op basis van 120 per Meter met die menschen tot over eenstemming zou kunnen komen, acht spr. dit te prefereeren boven het uitlokken van een procedure. Wethouder Eibers wil er nogmaals den nadruk op leggen, dat bij deze nieuwe straat een groot gemeente-be lang acht en er steeds naar gestreefd heeft zoo 'groot mogelijke soepelheid te betrachten, teneinde te voorkomen, dat tot onteigening zou worden over gegaan. Met de Mr. v. Coothstraat is dit immers ook niet gebeurd Alsmenechter nu gaat onderhandelen is er weer gauw een maand verloren en moet men bij mislukking weer opnieuw beginnen. Spr. is er niet voor met het zwaard in de hand te gaan staan, doch in dit geval vindt hij de voorgestelde weg de beste. Wethouder Smolders wijst er op dat deze aangelegenheid nu reeds 4 jaar hangende is en in Oct. 1930 enFebr. 1931, dus nog zeer kort geleden, heeit de raad met algemeene stemmen het uitbreidingsplan en het voorloopig ontwerp tot onteigening goedgekeurd. Nu komen er een 2-tal leden met be zwaren naar voren tegen het voorstel van B. en W. Men moet deze zaak z. i, bezien uit het oogpunt van alge meen gemeente-belang, zonder de be langen der eigenaars daarbij uit het oog te verliezen. De heer Pulles schijnt zijn licht echter alleen bij de eigenaars te hebben opgestoken. Na 3 jaar daarvoor de gelegenheid te hebben gehad, hebben de eigenaars, twee uitzonderingen daargelaten, niets van zich doen hooren, waaruit wel valt vast te stellen dat bij hen de ernstige wil om tot een schikking te komen ontbreekt. Alleen als gevolg van de nadien door den Raad genomen besluiten blijken ze nu wel tot onderhandelen bereid te zijn. Waar toch, alvorens tot onteigening wordt overgegaan, nog getracht moet worden tot een minne lijke schikking te komen, acht spr. de door B. en W. voorgestelde weg de beste, waardoor aan recht en billijk, heid niets wordt te kort gedaan. De heer v. d. Geld meent uit de discussies op te maken dat de mee ningen der raadsleden niet zooveel verschillen als oppervlakkig lijkt. De heer v. d. Waerden immers wil alleen onderhandelen op basis dat de grond aan de gemeente komt. Die meening zullen de meesten onzer wel deelen. Zou het nu met een beetje goeden wil niet mogelijk zijn de eigenaars nog eens bij elkaar te krijgen en hun de gelegenheid te geven alsnog van hun goeden wil blijk te gevén. Daar mede behoeft de zaak niet zooveel vertraging te ondervinden. Ook de heer v. Schijndel meent dat met onderhandelen niet zooveel tijd verloren behoeft te gaan. De Voorzitter zegt dat die onder handelingen gewoonlijk langer duren dan men denkt en verondersteld dat ze afspringen, dan moet men even later, na de Kon. goedkeuring, toch weer opnieuw onderhandelen. De heer Spapens en de heer Pullens vragen beiden nog het woord over deze aangelegenheid, doch beiden antwoordt de Voorzitter dat zij reeds tweemaal hierover het woord gehad hebben en hij dus, volgens het pas genomen besluit, niet voor de derde maal het woord kan geven. De heer Pullens vindt het toch. een beetje kras als men niet meer mag antwoorden, als men in een vorig betoog is betrokken. Hij meent, dat de raad toch kan beslissen of al of niet meer dan 2 maal het woord mag ii wil dan ook De Echo van het Zuiden. Gemeenteraad Waalwijk.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1931 | | pagina 11