Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
(l
ÏÏÏIjëBs
1
FEÜiLLETOil
UITGAVE:
WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN.
Telefoon No. 38.
Telegr.-Adre»: ECHO.
GEMEENTERAAD.
SPRANG-CAPELLE.
Vrijdagmiddag 3 uur kwam de raad
dezer gemeente in openbare vergade
ring bijeen.
Voorzitter de EdelAchtb. Heer Meijer.
Secretaris de heer v. d. Bergh.
Afwezig de heer Vos.
De notulen worden onveranderd
vastgesteld.
Ingekomen stukken.
Van Ged. Staten is goedkeuring
ontvangen van de raadsbesluiten tot
regeling van het sluitingsuur, tot aan.
koop van grond aan het Westeinde te
Sprang en tot wijziging der begroo
ting.
Van de Gezondheidscommissie te
Waalwijk werd ontvangen de raming
voor 't jaar 1932, waarin de bijdrage
dezer gemeente is vastgesteld op
i 172.09.
Het gemeentebestuur van Aarle—
Rixtel heeft aan de Kamer een adres
gezonden waarin het verzoekt snel
heidswedstrijden op den openbaren
weg te verbieden, en verzoekt om
adhaesiebetuiging aan dit adres.
B. en W. achten het adres van geen
belang voor deze gemeente en stellen
daarom voor het voor kennisgeving
aan te nemen. Overigens lijkt het spr.
niet juist dat dit adres gericht wordt
aan de volksvertegenwoordiging met
voorbijgaan van de regeering.
De heer Kraak vraagt of voor deze
wedstrijden vergunning moet worden
aangevraagd.
De Voorzitter zegt dat vergunning
moet gevraagd worden aan Ged. Sta
ten het gemeentebestuur krijgt hier
van dan mededeeiing
van „De Echo van het Zuiden".
Uit het Engelsch van
ALFRED WILSON BARRETT.
(Nadruk verboden).
De heer Verheiden protesteert in
dit verband tegen het harde rijden
van auto's.
Van verschillende inwoners is het
verzoek ingekomen tot het aanbrengen
van nachtverlichting en het vroeger
ontsteken der verlichting.
B. en W. meenen te kunnen volstaan
met nachtverlichting bQ den Viersprong
te Sprang. De financieeie toestand der
gemeente laat geen verdere uitbreiding
der verlichting toe.
B. en W. stellen daarom voor het
adres voor kennisgeving aan te nemen
De heer Dalmeijer verzoekt ook bij
de gevaarlijke tramwissel aan den
Meerdtjk eveneens nachtverlichting aan
te brengen. HQ wil er tevens bij de
bevoegde autoriteiten op aandringen
die wissel, die voor menigeen gevaar
oplevert, ondergronds te doen leggen.
De Voorzitter zegt dat de opzichter
indertQd belooft heeft dit in orde te
maken zoo gauw als de aansluiting
goed gelegd is. Spr. meent overigens
dat niet op eik punt nachtverlichting
kan worden aangebracht, daar dit
groote kosten meebrengthet bedoelde
punt is trouwens niet zeer gevaarlQk.
De heer Michael meent dat er nog
wei iets anders zal komen kQken ais
men iedereen moet gaan beveiligen.
Het lijkt hem niet gewenscht dat de
gemeente kosten gaat maken omdat er
bij de wi3sel enkele ongelukken ge
beurd zijn. De Viersprong is een ge
vaarlijk punt daar is alle reden om
door de gemeente verlichting te doen
aanbrengen.
De Voorzitter merkt op dat de tram
maatschappij heeft toegezegd daar een
hek te plaatsen, hetgeen tot nu toe
nog niet gebeurd is.
De heer Timmermans zou er een
afscheidingsteeken maken.
De inwoners der QuirQnsche Steeg
verzoeken om verbetering van dezen
weg.
B. en W. hebben het plan om dezen
weg te verbreeden, en daartoe in
overleg te treden met de gemeente
Loon—op—Zand, welke de onder-
houdsplichtige van dezen weg is.
Het adres wordt voor kennisgeving
aangenomen,
Wegenbelasting.
Naar aanleiding van een schrijven
van den Bond van Huisverhuurders
zegt de heer DalmaQer de wegen
belasting die hier geheven wordt zeer
onbiUQk te vinden. Deze ondervindt
dan ook overal grooten tegenstand.
Spr. vindt het onbillijk dat niet de
draagkracht der ingezetenen als basis
voor deze belasting is genomen, zoa
dat iemand met een hoog inkomen
hetzelfde betaalt als iemand die weinig
verdient. Spr. verzoekt daarom B. en
W. in de volgende vergadering te
komen met een oplossing om de be-
noodigde gelden voor de wegenzorg
op andere wQze te heffen.
De heer de Boer steunt dit voorstel.
Verschillende landeigenaren met hooge
salarissen vallen er thans geheel buiten
en daarom zou spr. de verordening
gewQzigd willen zien, zoodat ieder
naar draagkracht betaalt. Zoo dit niet
mogelijk is beveelt spr. een andere
oplossing aan, nl. om zoowel de
ongebouwde als de gebouwde eigen
dommen te belasten. Verschillende
menschen die hier eigendommen heb
ben en buiten de gemeente wonen
vallen thans buiten de belasting. De
eigenaars der ongebouwde eigendom
men maken trouwens meer gebruik
van de wegen dan die der gebouwde
De Voorzitter zegt dat er indertijd
wel over gesproken is om de onge
bouwde te belasten, doch dit is niet
gedaan omdat deze evengoed kunnen
volstaan met een zandweg en geen
goeden weg noodig hebben.
De heer DalmaQer vindt dat de
eigenaars der landerijen die op den
grooten weg uitkomen wel degelijk
ervan profïieeren. Zij halen er immers
voordeel uit door mindere slijtage aan
karren enz.
Weth. v, d. Wiiligenburg vindt het
moeiiQk iets over de zaak te zeggen.
Bij de vaststelling dezer belasting heeft
hij tegen gestemd. Spr. vindt dat B.
en W. de kwestie onder 't oog kunnen
zien om te trachten een betere oplossing
te krijgen. De Bond van Huisverhuur
ders heeft besloten de straatbelasting
om ie siaan over de bewoners B. en
W. hebben we! gezegd dat dit niet
noodig zou zijn, maar desondanks
gebeurt het en een groot deel der
belasting wordt zoodoende afgewikkeld
op de schouders van hen die B. en W.
niet bedoeld hebben. Daarom vindt
spr. het gewenscht een wQziging in
de belasting te brengen.
De heer Verheijden toont met enkele
cQfers aan dat de menschen met hooge
inkomens wel degelQk aan de kosten
van den wegenaanleg betalen. Elk jaar
moet aan aflossing en rente f18 000
worden betaald. De belasting brengt
slechts f5000 op, zoodat er nog een
tekort blijti van f 13.000. In dit tekort
wordt door de groote inkomens wel
degelijk betaald.
Weth. v, d. Wiiligenburg. Maar die
hebben vroeger ook reeds betaald.
De heer Kerst vindt ook verschillende
moeilijkheden. Op belasting der onge
bouwde eigendommen heeft ook hQ
bQ de eerste regeling reeds aange
drongen. Uit zQn toch de voornaamste
gebruikers van den weg. Doordat zQ
van een goeden weg kunnen gebruik
maken, besparen zQ op hun materiaal.
Bovendien stijgt de waarde der onge
bouwde eigendommen doordat deze
aan een goeden weg liggen. Wat de
afwikkeling der belasting op de huur
ders betreti, dit ligt niet op het terrein
van het gemeentebestuur, maar moet
door de huurders en verhuurders
onderling worden geregeld. Spr. meent
dat een belasting naar draagkracht
grootere moeilijkheden zou scheppen
dan de nu bestaande.
De heer Michael was indertQd mede
samensteller van de verordening op de
wegenbelasting. Het gemeentebestuur
is toen niet onbeslagen ten Qs gekomen
en 't voor en tegen der belasting is eerst
goed onder 't oog gezien. Per slot van
rekening werd het voorstel van B. en
W. bestreden en werd de belasting
naar het inkomen naar voren gebraebt.
Tegen dit laatste waren eenter ook
verschillende bezwaien. Nu de wegen
belasting doorwerkt ziet spr. de
(Wordt vervolgd).
\TMMER 92.
WOENSDAG 18 NOVEMBER 1931.
64* JAARGANG.
De Echo van het Zuiden,
Waalwpschc en Langstraatsche
Dit blad verschijnt
WOENSDAG en ZATERDAG.
Brieven, Ingezonden stukken, gelden enz.
franco te zenden aan den Uitgever.
Abonnementsprijs per 3 maanden 1.25.
Franco p. post door 't geheele rijk 1.40.
Prijs der Advertentiën:
20 cent per regel; minimum 1.50.
Bij contract flink rabat.
Reclames 40 cent per regel.
Advertentiën moeten Woensdag en
Vrijdag des morgens om uiterlijk 9 uur
in ons bezit zijn.
DIT NUMMER BESTAAT UIT
DRIE BLADEN.
EERSTE BLAD
De Zlluerkoiiinp
kreunde hardop: Mijn arme kleine baas,
moet ik je nu zoo terugvinden, zoo ver-
vallen en ziek?
I Het kind bewoog in zijn slaap. Denver
keek er naar met schrik, hij was bang
dat hij het had wakker gemaakt.
Doch het jongetje sliep door en met
bittere tranen in zijn oogen, verliet Den
ver stil het vertrek.
26)
Cissy gehoorzaamde. Ik ga even
naar meneer Skinner aan den anderen
kant van het eiland, om te zien of moe
der er nog is. Van wien moet ik zeggen
(lat ik het geld gekregen heb?
Zeg maar dat je het geld gekregen
hebt van iemand die dacht dat jij het
kleine meisje was, dat hij verloren heeft
én zeg haar ook.
Door verdriet overmand zweeg hij.
Ja, en wat moet ik nog meer zeg
gen?
Neen, lieveling, er is niets meer
te zeggen, je moeder kent mij niet.
Zacht duwde hij haar naar de deur,
en keek haar na met een kloppend hart
en een droge keel. Toen ging hij weer
langzaam het huisje binnen.
Ik kan niet weg gaan zonder mijn
lieven kleinen jongen gezien te hebben,
mompelde hij.
Behoedzaam, eerbiedig, alsof hij een
heiligdom betrad, trad hij het slaapka
mertje binnen.
t Een kindje lag daar te slapen op een
''ustbed, schamel toegedekt. Een koorts
gloed bedekte het magere gezichtje, de
doorschijnende handjes bewogen ruste
loos heen en weer.
Verslagen van smart en gekweld door
heftige verwijten, stond daar de vader
en keek naar het doodzieke kind. Hy
HOOFDSTUK XVIII.
De ouden Jaikes strompelde in den
vallenden avond huiswaarts, zijn gerim
peld gezicht had een heel andere uit
was uitgegaan. Zijn handen had hij diep
was uitgegaan. Zijn hanen had hij diep
in de zakken en voor zich uit mompelend
baggerde hij moeizaam door de sneeuw.
Met slimheid was er dezen keer
ook al niets te verdienen. Geen rooie
cent heb ik om thuis te brengen, bromde
hij, toen hij de deur van het huisje open
duwde en naar binnenstapte.
Het was er stil en donker, behalve een
gloeiend kooltje in den haard. Een don
kere gedaante kwam de kamer binen.
Hé daar, wat doet u hier, riep hij.
Hij zocht naar zijn lucifers en stak een
kaars aan.
Toen zag hij dat de onverwachte be
zoeker een forsch gebouwde man was
met een dikke, met bont gevoerde over
jas aan en dat hij wit haar had. Het on
derste gedeelte van zijn gezicht bleef ver
borgen door de kraag van zijn jas. Jaikes
wachtte tot de vreemdeling zou spreken.
Ik vraag u wel excuus, dat ik hier
ben binnengekomen, sprak hij met een
zachte, diepe stem. Toevallig liep ik dit
huisje voorbij en daar ik veel voel voor
de zieken en behoeftigen, kon ik de
verleiding niet weerstaan, even naar
binnen te gaan. Dat kleine jongetje in
die slaapkamer daar is heel ziek. Is hij
onder dokters handen? U moet hem de
beste verpleging geven die maar mo
gelijk is en hij moet versterkende mid
delen hebben.
Vol verbazing hoorde Jaikes hem aan.
U hebt het maar voor het zeggen,
zeide Jaikes geprikkeld. Maar waar moet
liet geld vandaan komen?
De ander maakte een gebaar om zijn
portemonnaie voor den dag te halen,
doch hij scheen zich opeens iets te her
inneren.
Ik zal alles betalen wat noodig is.
zei hij ten slotte. Ik heb zoo juist al het
geld dat ik bij mij had, uitgegeven, doch
u kunt mij de rekeningen laten sturen.
Mijn adres is John Franklin, Kensington
Gardens Avenue te Londen.
Jaikes schudde bedenkelijk zijn hoofd.
Denkt u maar niet dat de leveran
ciers mij een pond thee of koffie of
brood zullen leveren als ik hen zeg: 't is
voor rekening van mijnheer Franklin,
Kensington Gardens Avenue, Londen,
bromde de oude.
Doe nu maar wat ik je zeg, je zult
zien dat het best in orde komt.
Wie is die mijnheer John Franklin
dan, vroeg Jaikes, die nog lang niet over
tuigd scheen.
Hij hield de kaars vlak bij het geizcht
van den vreemdeling en keek hem
scherp aan. De andere sloeg zijn kraag
neer en deed zijn das af.
Meneer Will, stamelde de oude man
ontzet, meneer Will, uit den doode op
gestaan. Bent u het werkelijk, meneer?
Zejjt u toch dat u het bent. Ik heb ui
nooit zoo gezien met dat witte haar en
ik heb niet beter geweten dan dat u ver
ongelukt was!
Denver legde de hand op den schou
der van den ouden man.
Ja, Jaikes, ik ben het werkelijk, ik
benteruggekeerd van den dood.
Mijn vrouw, vroeg hij gretig, hoe gaat
het met haar? Heeft zij veel geleden?
Spreekt zij wel eens over mij?
Jaikes staarde hem aan met een ge
zicht waarop vreugde en smart te lezen
stond.
O, meneer Will, hernam hij, ik
kan u niet zeggen hoe moeilijk mevrouw
het gehad heeft. Het was een harde bit
tere strijd, maar zij heeft haar verdriet
dapper gedragen. O meneer, u bent juist
op tijd gekomen, wij hadden niets meer
te eten.
Jaikes, beste jongen, dat is nu
achter den rug, zei hij en voor het eerst
was er een opgewekte klank in zijn stem.
Ik ben nu rijk, heel rijk zelfs. Toen ik
uit Engeland vertrok, ben ik naar Ame
rika gegaan, naar de zilvermijnen van
Nevada. In het begin had ik het zwaar
te verantwoorden, ik kon jullie maar
weinig geld sturen, ik verhongerde zelf
bijna. Maar op een gelukkigen dag ont
dekte ik een zilverader en nu bezit ik
meer geld dan ik kan tellen. Ik heb een
half jaar geleden duizend dollars ge
stuurd, hebben jullie die niet ontvan
gen?
Neen, meneer Will, was dat maar
waar geweest, zuchtte Jaikes, maar wij
zijn zoo dikwijls van adres veranderd,
omdat.
Hij zweeg en keek naar zijn meester,
wiens gelaat pijnlijk nerveus vertrok.
Ik begrijp het, sprak Denver, die
ellendige geschiedenis werd natuurlijk
telkens weer opgehaald en dan had
mijn vrouw zeker geen leven.
O, meneer, riep Jaikes, die geen
moeite meer deed zijn tranen te bedwin
gen. U zoo te zien terugkomen is te veel
voor een ouden man als ik. Ik kan mijn
oogen nog niet gelooven, wat zal me
vrouw gelukkig zijn.
Zij mag er niets van weten, Jaikes,
zei Denver haastig.
Mag ik haar dan niets zeggen, me
neer Will?
Neen Jaikes, nu nog niet, maar ver
geet dit niet: Ik ben naar Engeland te
ruggekomen, met één doel: haar geluk
kig te maken.
Maar meneer Will, na al die jaren
zult u nu toch wel in veiligheid zijn?
Denver bleef even buiten de huisdeur
stilstaan. Neen, Jaikes, antwoordde
hij somber. Ik zal pas vrij zijn, als ik
voor mijn misdaad geboet heb. Dan eerst
zal ik veilig zn. Wil je wel gelooven Jai
kes, dat ik mij wel honderdmaal heb
voorgenomen, mezelf aan te geven, maai
steeds werd ik weerhouden door de ge
dachte dat ik dien vreeselijken nacht
niet aansprakelijk was voor mijn daden.
De oude man zuchtte zwaar.
Och, meneer Will, smeekte hij, mag
ik mevrouw dan niet alleen vertellen,
dat u leeft? Als zij dat eens wist.
Nog niet Jaikes, sprak Denver ern
stig, luister eens goed naar my. Je moet
mijn vrouw uit deze armoede halen en
haar terugbrengen naar haar eigen huis,
waar ik haar ontmoette toen ze nog een
meisje was en waar wij samen gewoond
hebben toen wjj pas getrouwd waren.
Breng haar daar terug en geef haar alles
wat voor geld te koop is en dan, als zy"
weer vrooljjk en tevreden is, zal ik be
slissen of ik in haar leven kan terugko
men. Beloof mij dat je haar in dien tus-
schentyd niets zult zeggen, beloof me
dat.
De oude man keek zijn meester aai.
met de oogen van een trouwe hond.
Maar dat spreekt vanzelf, meneer
Will, stamelde hij.
En nu Jaikes, vervolgde Denvei,
zou ik haar zoo vreeselijk graag even
zien. Daar kan jij toch wel voor zorgen,
hé Jaikes? Zoo, dat ik zelf niet gezien
wordt.
Jaikes gezicht klaarde op.
t
J ff