KERSTMIS.
KERSTTRIPTIEK.
KERSTMIS.
Kerstvertelling,
m
Het jaar spoedt ten einde. De dagen
worden al korter en korter, de grijze
stokoude Decemberdagen, zooals de
dichter hen genoemd heeft.
Langzaamaan is de natuur dood ge
gaan. De bladeren vergeelden, ver
schrompelden en werden daarna afge
rukt door de sterke hand van den No-
vember-storm, die hen op den natten
grond liet vallen, waar zij nu geheel
verteerd zijn. En de kale boomtakken
bleven achter; hoe melancholisch is
die eenzame eik, die in de wazige,
mistige weide zich buigt over een
sloot, alsof hij moede was zijn breede
knot te dragen.
Wel somber is deze laatste maand
van het jaar. Doch gelukkig zijn daar
dan weer de beide jubelfeesten Kerst
mis en Nieuwjaar, die ons tot bode
zyn dat een nieuwe tijd op komst is,
dat de sombere dagen spoedig voorbij
zullen zijn.
Ons christelijk Kerstfeest viert im
mers de komst van den Verlosser,
Die de wereld kwam bevrijden na eeu
wen van knechtschap, duisternis en
onzekerheid. Elk jaar weer opnieuw
brengt Kerstmis ons nieuwe hoop,
nieuwe vreugde en verblijdenis.
Kerstmis is vooral een huiselijk
feest, anders dus dan het de laatste
jaren door velen wordt opgenomen.
We herinneren ons uit Dickens'
kerstverhalen de intieme huiselijke
tooneeltjes die hij daar weet te schil
deren. Wij zien in zyn onsterfelijke
kerstverhalen, dat Kerstmis is een
feest voor het gezin, een feest dat in
huislijken kring gewerd moet worden.
Maar onze moderne tijd hecht niet
zoo sterk meer aan die gezinsbanden,
die enge kring is te klein voor heden-
daagsche menschen, die meenen dat
alleen in 't geroezemoes van alle dag
de vertroosting te vinden is.
Zoo trekt men eruit, naar vrienden
en vermaken, ook op een groot en hei
lig feest als Kerstmis.
Het is een schrille tegenstelling: het
Kerstfeest van voor korte jaren, en
dat van heden, althans zooals 't door
velen wordt opgevat.
Verlaagd als een wereldsche pret-
makerij, viert men Kerstmis in dans
zalen, waar schelle jaszmuziek de
eeuwenoude kerstmelodieën verdre
ven heeft. Daar wordt niet gedacht
aan de beteekenis van het feest dat ge
werd wordt, daar is het slechts ver
maak en losbandigheid wat men zoekt.
Kerstmis, hel godsdienstige, impo-
neerende feest dat de kerk viert, moe
ten wij meevieren in den geest als de
Kerk ons dat voorschrijft, godsdien
stig en huiselijk en bidden dat God
vrede zende over de menschen. Want
nooit heeft 't menschdom vuriger naar
vrede gesnakt dan thans, nu er een
chaos heerscht over geheel de wereld,
in 't geestelijke en wereldlijke. Red
ding lijkt onmogelijk, maar voor God
is alles mogelijk. Bidden wij vooral in
deze tijden, vooral op dezen Kerstdag
tot 't Kindeke Jezus in de kribbe, dat
Hij uitkomst geve! Vieren wij vooral
in dezen geest een Zalig Kerstfeest.
De ster verrees, die koningen gingen wijzen
't witte land, waarheen de kinderen reizen,
't Kindeke sliep fluit floot' melodieus
naar 't zuiver licht dat leidt ten paradijze.
De ster verrijst. De verre steden branden
skycrapers staan gericht den hemel aan te randen,
't Kindeke schreit 'n hart avontureus
doolt door 't tumelt en peinst op moeders handen.
Nu valt de nacht, waarin 'n kind verkozen,
de zwervers van den weg doet stamelen en blozen,
't Kindeke springt en lacht - 'n liedje amoureus
zingt van de herdekens en sneeuw en zomer-rozen.
Gloria in excelsis Deo
Eere zij God in den Hooge
Op een zoelen zomeravond schuil
den we op een boschweg voor een los
brekend onweer. We keken naar bo
ven, waar hoog in een boom een me
rel zat, die zong. Duidelijk immers
zagen we haar het bekje bewegen en
het halsje rekken, waarin de krop af-
en aanzwelde, als een klein blaas-
balgje in een miniatuur orgel. We
wisten, dat die vogel daar een mooi
lied zong met zuivere stem, maar wat
we hoorden, dat was slechts de rol
lende donder en het geloei van koeien.
Andere menschen zagen ook die merel
en ook zij wisten, dat de vogel zong.
Maar niemand beweerde dat de loei-
geluiden of het dondergeroffel van
de vogels kwamen.
Natuurlijk niet! zult ge zeggen,
zóó dwaas kunnen menschen niet
zijn!
Tóch wel
Twee duizend jaar bijna viert de
christenheid het Kerstfeest van den
Vrede. Twee duizend jaren lang gal
men de klanken na van het koor der
engelen, dat het „Gloria in Excelsis
Dea" over de aarde deed ruischen, „et
in terra Pax hominibus", Vrede aan
de menschheid verkondigend. Dat wa-
[Rsb.]
CORNELIS THOEN.
Het is slechts het gevolg van de ver- ren heerlyke woorden, woorden van
zwakking van het gezinsleven, dat be
halve dit eene. nog talrijke andere fan-
tale gevolgen moet hebben. Het ko
mende geslacht is opgegroeid in de
wereld, op straat en in danszalen. Ver
wonderen wij ons dan nog erover dat
het aantal moorden en roofpartijen
den laatsten tijd zoo schrikbarend
toeneemt? Zoo zelfs, dat wij ons bijna
moeten verwonderen indien de krant
een dag eens geen brutale overval be
richtte.
Vooral in dezen tijd, waarin zoovele
gevaren dreigen, dient het familiele
ven in eere te worden gehouden. Een
leest als Kerstmis kan hieraan kracht
en sterkte geven.
Kerstmis gevierd in gezinskring,
zal ons kracht geven om weerstand
te bieden aan de talrijke gevaren die
ons omringen.
troost en verlossing. De Christus was
tot ons gekomen om ons door het of
fer van geboorte en dood te verlos
sen, voor ons met dien prijs den Vrede
koopend. Engelen begeleidden Hem en
zongen Zijn lof ter eere, daarmee aan
de menschheid leerende, hoe deze
haar Verlosser te danken had en te
bejegenen voor den Vrede, dien Hij
bracht, als we van goeden wille wa
ren. Het „Pax hominibus" geldt óns,
maar het „Gloria in Excelsis Deo"
evenzeer.
Maar in plaats dat de wereld eere
brengt aan den God der Hemelen,
brengt ze slechts eere aan de ondeugd
en aanbidt ze haar eigenwaan. Ze
smaalt op God en gebod en baant
eigenwijs haar eigen weg. Uit baat
zucht en kortzichtigheid bestrijden
de volkeren elkaar, uit argwaan,
egoïsme en benepenheid belaagt de
mensch zijn medemensch. Het geluid
dat we verwekten, is het geluid van
den strijd, het gedonder van kanon
nen, het rumoer van onverdraagzaam
heid, en als we dan onder al dat men-
schelijke, onchristelijke misbaar de
hemelsche stemmen niet meer ver
staan, dan smaalt de wereld: twintig
eeuwen christendom en wóar is nu de
Vrede?
Zelfs wie het meest verre van Hem
bleven, zullen toch moeten erkennen,
dat er Vrede zou kunnen zijn op deze
aarde en Vrede in de harten der men
schen, als allen de geboden volgden,
die Christus in Zijn groote liefde voor
ons heeft gegeven.
Maar de wereld is niet van goeden
wille.
Als straks de Kerstklokken luiden,
dan zal- de oprecht geloovige echter
zijn stem verheffen om mee te zingen
in het Vredeskoor, opdat de zoete ge
nade, die in de Kerstboodschap be
sloten ligt, zoo rijk mogelijk over de
aarde zal worden verspreid.
Het waren noch rijken, noch mach
tigen, noch geleerden, die het eerst
het Licht van Betlehem aanschouw
den en zich tot de kribbe lieten lei
den; het waren eenvoudigen van har
te en geest.
De machtigen dezer aarde mogen
ook nu in eigenwaan samenspannen,
de smart en ellende mogen ons ge
troffen hebben, we g'elooven in Chris
tus en we vreten, dat er nog een hoo-
gere Vrede in ons kan zijn, dan die,
welken we kennen als aardsche rust
en wereldlijke welvaart.
De duisternis om ons heen kan ons
niet neerdrukken, omdat we daar
bovenuit het Licht ontwaren, dat ons
vertrouwen in de toekomst schraagt.
Boer Hansen zit in zijn leuningstoel
dicht bij den warmen haard. Lustig
vlamt het vuur met rossige vlammen.
Het opgeworpen hout knettert en hel
dere vonken springen er van.
Hansen is een nog jonge boer. Hij
kan bij de dertig zijn. Flink en forsch
ziet hij er uit. In zijn leuningstoel zit
hij stil, met de courant dichtgevouwen
op zijn knie. Zijn pijp heeft hij op den
wijls aan gedacht te trouwen. Hij be
zit een groote hoeve, is rijken de
dochter van den molenaar heeft hij
lief. Maar hij durft niet trouwen, hij
kan niet
Zuchtend staat de jonge boer op.
De krant legt hij op tafel en werpt een
blik op de klok. Tien uur. Hij
geeuwt en rekt zich uit. Oef, wat een
s!aaie avond weer gehadZou hij
naar den Kerstnacht gaan? De han
den in den zak loopt hij de kamer
rond.
„Naar den Kerstnacht mompelt
hij nee, dank je; naar de kerk ga
schoorsteen neergelegd en met stijven .W®! T* g8/
uuu 1.Ü J dat een spektakel in het dorp, toen ik
niet meer naar de kerk gingEen
Kerstmis is anders wel aardig....
blik staart hij in het lustig vlammend
vuur.
Buiten is het koud. In de donkerte
van den nacht ligt bleek-wittend de
sneeuw over de velden. De lucht is
bewolkt, met grijze en grauwe plek
ken, waarachter de maan zoo nu en
dan heenschijnt. Een koude wind
blaast over de velden en rammelt tel-
maar vannacht door die kou, naar bui
ten, nee, dank je. en dan.
Kwaad stampt hij op den grond.
„God, wat 'n leven. ik zou niet
nazr den Kerstnacht kunnen. De vrede
van Kerstmis is niet voor mij0,
j 't is om wanhopig te worden. Wat
t-q„o I om wannopjg ie worcien. v
I™? ik gedaanGod, wat ben ik
waarin de jonge boer peinzend zit.
Aanhoudend gieren de vlammen hoo-
ger op en loeien den schoorsteen in.
Stil is het overigens in de kamer met
alleen een regelmatig getik-tak van
de groole, ouderwetsche klok in den
hoek. Boer Hansen heeft de courant
al gelezenden heelen avond heeft
hij er in zitten kijken, want hij wist
niet, wat anders te doen; hij verveel
de zich.
begonnen.... mijn leven lang moet
ik er voor boeten.
Zoo in zichzelf sprekend, loopt hij
door de kamer. Zijn ziele-angst is de
zen avond heviger dan ooit. De ge
weldige wroeging van het groote
i kwaad van zijn leven, is door z'n ovre-
peinzen nog grooter geworden
't Slaat half elf
Nog nooit is hij zoolang opgebleven.
i Altijd gaat hij tegen tienen naar bed.
hef Ï!X hi! bemand °P het dorp is nu nog op.
verhei-iitie al te goed. De Morgenochtend, vier uur vroeg, gaan
j s van zyn moeder herinnert K immers naar den Kerstnacht. Boer
hij zich nog, die mooie verhaaltjes
over Kerstmis, over den Kerstnacht,
waarop het kleine Christuskindje op
aarde is gekomen. ,Nu is zijn moeder
dood, zijn goede moeder, en ook zijn
vader is al jaren geleden gestorven.
Hij alleen is over, en heeft de boer
derij gekregen, die hij nu bestuurt.
Hij is rijk, de rijkste boer wellicht
van het dorp, maar toch kent hij geen
geluk. Vroeger, ja vroeger, toen hij
nog kind was, heeft hij gelukkige da
gen gekend en was het Kerstfeest ook
een waar feest voor hem. Maar nu.
alle feestdagen en vooral de Kerstda
gen zijn voor hem geen vroolijke da
gen meer, maar dagen van eindelooze
Hansen wil nu ook naax bed. Hy
steekt een kaars aan en de groote
lamp in de kamer draait hij uit. Nu
gaat hij naar boven, slapen
Het is een mooie avond. De woelige
wolken aan den hemel zyn weggetrok
ken en helder glanst de maan in zil
veren reinheid. Koud is het en de wit
te sneeuw, hard bevroren, glanst in
den helderen nacht. Overal is het rus
tig. Het kleine dorpje ligt met de wit
te daken, blank en mooi, in volle rust.
De hooge kerktoren er tusschen spitst
omhoog. Het koperen kruis glimt in
den glans van de maan. Ook in de
groote hoeve van boer Hansen is het
nu donker en rustig. In het begin van
Zonder schriftelijke toestemming Is eenige overname uit deze rubriek verboden.
Voor het kleine Volkfe.
Beste hinderen,
Inplaats van het gebruikelijke Kerst,
verhaal staat er ditmaal een Tooneel-
stukje in de Jeugdrubriek. Het Too-
neelspel bestaat uit één bedrijf en er
spelen 9 kinderen in mee, nl.:
1. Kerstmannetje.
2. de hulst.
3. de Mistletoe.
4. het Kerstblok.
5. de blokkenschouw.
6. een kandelaar.
7. een kandelaar.
8. de Kerstboom.
9. de ster.
Hoe de kleeding voor de verschil
lende kinderen is, kunnen jullie heel
duidelijk op de teekening zien.
Het Kerstmannetje komt het eerst
op het tooneel en daarna haalt hij een
voor een de andere figuren naar voren.
Ieder, die zijn gedicht heeft opgezegd,
doet een paar stappen achterwaarts en
wacht, tot allen op zijn.
Nu gaan zij in de volgorde als het
plaatje aangeeft op het tooneel staan,
waarna de Kerstman zijn zegewensch
uitspreekt en daarna wordt door alle
kinderen gezongenStille Nacht,
Heilige Nacht".
Als het lied gezongen is, en er is
geen gordijn wat dichtgetrokken kan
worden, ga dan rustig en zwijgend weg
om de plechtige sfeer een oogenblik te
f f v" d ^.cb ldet geluk- den nacht heeft Hansen wel woelend
vtLAÜ» gelukkigAl de gelegen, maar rustig is hij ingeslapen.
dorf hii hT? Cn boe"n"entvan het j Drie uur heeft het geslagen, drie
P'.. Ü-. 1 ze' om" lange ga]men uit den donkeren kerk-
dat zy gelukkig zyn en hy met. Altoos toren. Hier en daar in de kleine huis-
voelt hy de wroeging, die pijniging in j jes wordt het licht, een schemerschijn
zyn ziel. Hy heeft er al zoo dik- van een lamp, uitklarend door de
bewaren.
Het Kerstmannetje komt naar voren
en zegt
Vanaf de oudste tijden her,
Over heel de wereld heen,
Over landen dichtbij en van ver,
Ga ik met Kerstmis,rond.
Alléén kom ik dee'z keer U lieden.
Iets heel bijzonders bieden.
Kwam ik tot nu toe steeds alleen.
Om mijn heilwensch uit te spreken,
Ik bracht mijn vrienden ook hierheen,
Gij raakt er niet aan uitgekeken.
Zij zijn symbolen van dit feest.
Zooals zij door U wel bekend zijn.
Vertegenwoordigen de Kerstmisgeest,
Wil allen, dus nu zeer attent zijn.
Het is vandaag een dag van rust,
Wij hebben nu geen angst of zorgen,
Want Keratmis geeft ons nieuwe lust,
In 't werken op den dag vsn morgen.
Ik spreek nu mijn gelukwensch uit,
Voor een Kerstfeest vol van vrede,
Zend U gedachten van geluk,
Een voorspoed en bid U, wees tevreden.
Ik kom nu met mijn vriendenschaar,
Die elk hunner iets hebben te zeggen,
1 En hopen dat wij met elkaar,
De basis voor dit feest kunnen leggen.
(Hij neemt de Hulst bij de hand en
brengt die naar voren, zeggende):
Mooie Hulst, U breng ik eerst naar
[voren,
Want gij groeit voor het Kerstfeest
[naar behooren.
De hulst:
Ik sta in vazen en kannen,
En hang om de deur en de pannen,
En om de schilderijen,
Ook, doe ik U verblij en.
Heel het buis versier ik,
Met mijn roods besjes,
Heel Uw hart verheug ik,
Door mijn wijze lesjes.
Want mijn altijd groene.
Soms heel scherpe bladeren,
Zijn voor U een teeken,
Mij niet te dicht te naderen.
Doch kunt U zich indenken,
Een Kerstfeest zonder mij
Het zou geen vreugd' U schenken,
Gelooft U dat maar vrij.
(De .Hulst" gaat eenige stappen
achterwaarts). (Het .Kerstmannetje"
komt nu met de Mistletoe naar voren
en zegt):
Het Kerstmannetje:
Kom Mistletoe met uw lieflijke twijgen,
Gij moogt vandaag toch zéker niet
[zwijgen.
De Mistletoe;
In vroeger eeuwen kwam er eens,
Een toovenaar op me toegetreden.
-x?#-. ai?