mï mijnhardt-s poeders \0. 45. Zaterdag 4 Juni '32. 55e Jrg. TWEEDE BLAD. 0" Zij die zich nu op dit Blad abonneeren, ontvangen de tot 1 Juli verschijnende nummers GRATIS. Burgemeestersbenoemingen. Vorig jaar November verscheen in jet Nieuwsblad voor 't Land van Heasden en AUena" te Heusaen een reer lezens waardig artikel over Bur gemeesters-benoemingen". Wij nebben jat artikel niet overgenomen om alle gevoeligheden en „tdee's-fixes" van .gezags aantasting" e.d.te ontzien, hoe pel we het met vele punten in dit artikel eens waren. Wij hebben dat ook niet gedaan toen jns dit blad van zekere zijde werd ,oegezonden, het hoofdartikel met jlauw omlijnd, of men zeggen wilde: dat is nu juist iets voor jullie o Waalwijk". Mij meenen echter dat nu wel de (d gekomen is om onze lezers met iet bedoelde belangwekkende artikel in kennis te stellen. Het luidt dan als volgt: „Over het karakter van het burge- aeestersambt is reeds sedert jaren reel strijd gevoerd. Waar de gemeente nder ons staatsrecht is te beschouwen n als onderdeel van den geheelen iaat èn als zelfstandig geheel, zal loodwendig het burgemeestersambt, iensibaar gemaakt zoowel aan het iiaats- als aan het gemeentebelang, sen min of meer tweeledig karakter moeten vertoonen. Meer bepaald heeft dan ook de vraag het een staats- of een gemeente* iinbt en of de burgemeester isstaats- gemeente-ambtenaar, steeds veel scussie uitgelokt. Niet onwaarschijn is het, dat die strijd zeer is aan- emoedigd door den wensch om in len burgemeester toch te blijven zien, :ooals overal bijna regel was, den Commissaris der Koningin ln de ge rente en ook in den opzet om hem an de regeering afhankelijk te doen ilijven, hetgeen in sommige gevallen, ooral bij zijn optreden als rijKsagent, oor verscnillende organen van het laatsgezag, gemak kan opleveren. Wij zullen hier niet trachten een ittef antwoord op de vraag te geven ndat onze lezeis daar weinig aan ouden hebben, maar wel willen we tggen, dat alleen personen, geschikt oor hun ambt, tot Burgemeester be- loemd behooren te worden. Van den urgemeester toch behoort ongetwijfeld II te gaan eene groote stuwkracht, oor het heil der gemeenten ten op- Ichie van eene goede regeling der uishouding of van eene verstandige ilivoering der rijkswetten, is de mate nn zijn kennis en ondervinding, zijn zedelijk overwicht op de ingezetenen, maar ook de werkkracht en het beleid, welke hij ontwikkelt als voorzitter van den Raad en van het College van burgemeester en wethouders, van het hoogste belang. Dat dan ook een burgemeester inge- volge de gemeentewet niet door oen gemeenteraad woidt benoemd, maar door de Kroon, lijkt ons ln beginsel volkomen juist. Wanneer toch een gemeenteraad den burgemeester zoude benoemen zouden we dikwijls vooral ln plattelands—gemeenten, vreemde heeren bezig zien met presldeeren van raadsvergaderingen. Dat echter de raad niet den minsten middellijken of on- middellijken invloed op de benoeming heeft, is iets dat onze onverdeelde ty apathie geenszins heeft. De Kroon toch is in haar benoeming van den burgemeesier geheel vrij al ontvangt ze dan ook eene aanbeveling van twee of meer personen van den betrokken Commissaris der Koningin, maar in dat absoluut onafhankelijke van eiken gemeentelijken invloed zit juist bij de benoeming van een burgemeester iets dat o.i. strijdt met het karakter van het ambt. Nu zijn er de laatste jaren benoe mingen geschied, die bij velen be- vreemding hebben gewekt. Zoo is het b v. opgevallen dat vele oud-oificieren zoowel van het Indische als van het Hollandsche leger tot Burgemeester worden benoemd. Dat zoodanige be noemingen hare groote schaduwzijde hebben is duidelijk. Een Burgemeester behoort te zyn een man van ontwikkeling, van wets- en rechtskennis, van tact. van beleid en ook een ijverig man. Nu missen vele oud-olficieren twee dezer eigen schappen n.l. de noodige wets- en rechtskennis en de noodige tact om met het volk om te gaan op de voor een burgervader gewenschte wijze. Dat gemis aan wets- en rechtskennis is in den tegenwoordigen tijd een factor van beteekenis omdat vele raadsleden niet meer zooals vroeger met een kluitje in het riet zijn te sturen, wanneer in eene raadsvergadering punten aan de orde worden gesteld, die van den leider wets- en rechtskennis eischen. En waar zouden olficieren die kennis vandaan halen Zeker zal er wel eens een enkeling zijn die zich in een en ander flink en degelijk vóór zijne be noemingheeft ingewerkt, maar dezulken zijn toen witte raven. Het meerendeel weet op het gebied van wet en recht buitengewoon weinig. Dat oud-olficieren veelal den noodl- gen tact missen om als burgervader te fungeeren blijk! wel hieruit dat de inwoners der gemeenten, aan wier hoofd een oud-otficier is gesteld, dezen maar al te vaak gaarne zouden zien verdwijnen. En dat is ook geen wonder 1 Immers komt de militair telkens en telkens weer om een hoekje gluren en de menschen zijn er niet van gediend om behandeld te worden als een troep soldaten, die zich moeten laten com- mandeeren en rechtzetten. De Neder lander ziet nu eenmaal in een burge- meester veeleer een burgervader, die zorgt voor zijn gemeentenaren dan iemand, die maar commandeert en alles naar zijn hand wil zetten zonder tegenspraak te dulden. Voor dit laatste zijn de tijden reeds lang voorbij. Waarom oud-olficieren benoemd als men weet dat er tal van hoogst be- kwame en zeer geschikte mannen bij de gemeente-administratie werkzaam zijn, die hunkeren naar eene burge meestersplaats? Meerderen toch, die op een secretarie werken, zouden zeker In alle opzichten uitnemend geschikt blijken te zijn voor de functie van hoofd eener gemeente. Wanneer de regeering met burge meestersbenoemingen op den ingesla gen weg voortgaat door mannen te benoemen, die geheel buiten de ge meente-administratie staan, dan roept zij niet slechts een verkeerden geest onder het coips gemeente-ambtenaren wakker, maar zij ontneemt ook aan hen, die gehoopt hadden nog eens eenmaal burgemeester te kunnen wor den, den ijver en den lust om zich steedsdoor in de administratie te blijven bekwamen. En van dit laatste is een noodzakelijk gevolg vermindering van gehalte van hen, die geen ex-militairen zijn en naar het ambt van burgemees ter dingen. Er is nog iets. Wanneer gepensioneerde ambtenaren, waaronder dan ook gepensioneerde officieren zjjn begrepen, beslag leggen op vele der vacant komende burge meestersbetrekkingen, dan ontnemen zij die aan anderen, die geen pensioen genieten. Een gepensioneerd militair heeft by eventueele benoeming tot burgemeester pensioen als militair plus salaris als burgemeester. En nu vragen wij ons af of het in dezen tijd van algemeene malaise, waarin door zoo talloos vele hoogst geschikte personen naar een baantje wordt gezocht, wel juist is gezien om allerlei gepensio neerden te benoemen en geschikte menschen zonder betrekking of zonder pensioen te passeeren. Den door de regeering ingeslagen weg achten wy verkeerd en wy hopen dan ook van harte dat zy spoedig op de dwalingen haar weegs moge terugkomen." een onderwiizer bij 35 leerlingen, door twee onderwijzers zoodra het getal 76 wordt (in plaats van 91), door drie onderwijzers zoodra het 131, door vier onderwijzers zoodra het 186 bedraagt; daarboven wordt voor elk vijftigtal leerlingen een onderwijzer meer gerekend. Wetsontwerp tegen Godslastering. De Tweede Kamer heeft het wets ontwerp van strafbaarstelling van de Godslastering aangenomen met 49 tegen 44 stemmen. Regenval in de maand Mei. Biykens een opgave van het Amster- damsche filiaal van het Kon. Mei. Insti uut te De Bilt is in de afgeioopen maand Mei te Amsterdam 73 m.m. regen gevallen tegen 54 m m. gemid deld over de laatste 23 jaar. Diiemaal kwam in die periode de hoeveelheid boven de 100 m.m. (max mum 124 m m. in 1923); viermaal beneden de 25 m.m. (minimum 14 m.m. In 1922.) BUITENLAND. BINNENLAND. Herziening der L. 0..wet. Naar de Tel. verneemt zal het uit- voerig verslag der schriftelijke en mondelinge gedachtenwisseling tus- schen de Commissie van Voorberei ding uit de Tweede Kamer en den minister van Onderwijs, K. en W. over de voorgestelde wijzigingen in de Lager-Onderwijswet 1920 aan de 1 weede Kamer worden toegezonden. Het verslag telt ruim honderd blad zijden en is vergezeld van een even eens uitvoerige nota met de wijzigin. gen, die door de Regeering worden voorgesteld. Van gewicht is dat de uniforme schaal van 45 leerlingen per onder wijzer vervalt, waardoor de bekende éénmansscholen eenisgzins uit het ge- drang komen. In plaats van eerst bij 46 wordt nu het hoofd bijgestaan door Zonder schriftelijke toestemming is DE WONDERREIS VAN KNIP EN KNAP. I] werd gevolgd door Knip c locht werd ondernemen. spoedig waren zy r op de plaats gekomen. ^ar duidelijk zichtbaar nu e pyramiden stonden, ie zy op hun gemak u eens bewonderen konden. °o iets, dacht Knip, heb ik och waariyk nooit aanschouwd. 5 zijn, naar 'k denk, toch vast 'oor reuzen hier gebouwd. tot is in elk geval." Ifak Knap, „heel lang geleden. <anneer het is geschied :a wie het dan wel deden, jjl weet ik waariyk niet. Joch laat ons verder kyken, :{8. als het mogelijk is 'k graag den top bereiken, tor boven heb je vast {n Prachtig vergezicht. "zien we, of ergens ook •to stad of dorp soms ligt." •Wuif dan maar,"- sprak Knip ;le 't eerste boven is. niet zoo moeiiyk zyn bereik den top gewis." tor ach, de kilmparty ;e hen toch heusch niet mede. moeite kwamen zi eenige overname uit deze rubriek verboden. „Ik denk", sprak Knip, „dat wy Den top toch niet bereiken. Kom mee, den and'ren kant. Dien gaan wy nu bekijken." Zy dwaalden lang nog rond, Maar zij bemerkten niet, Dat eensklaps by de tent Iets vreeselijks was geschied. (Wordt vervolgd). Ook een, die zich verdienstelijk maakte voor het Vaderland. Van een kleinen held zal ik jelui nu wat vertellen. Een standbeeld is er nog niet voor hem opgericht en een rid derorde heeft hy ook nog niet gekre gen. En toch heeft hy zyn vaderland een dienst bewezen, die van niet wei nig beteekenis geacht mag worden. 'I Is al jaren geleden, 't was in den tyd toen Pruisen zyn grondgebied ging uitbreiden en daartoe andere Duitsche staten ais vijand aanviel. In dien oorlogstijd woonde er in een kleine grensstad aan den Ryn, een ontvanger met zijn vrouw en zijn zoon Lodewljk. Die Lodewljk wordt de held van ons verhaal. Hy was echter een heel gewone jongen, die net als alle andere, wel eens veel fouten in zyn schoolwerk en gaten in zyn broek of kiel wist te maken. Die fouten gaven Vader en die gaten Moeder veel zorg. t Was dan ook niet voor de eerste den mooien zomermorgen, waarop we met onzen held kennismaken. „Loe," zoo werd hy genoemd sprak moeder ernstig, „je klimt me nu niet weer op den tuinmuur, 'k Heb geen zin eiken avond je broek te ver stellen. Denk er om hoorl" Loe greep met beide handen naar de lendestreek in de buurt van een nieuw groot stuk, dat moeder in zijn broek gezet had. Hij was zich zyn schuld bewust, dat was hem aan te zienhij leed onder moeders verwij lenden blik. Hij schoof achterwaarts naar de deur van de kamer en ver dween stilletjes door de kier. Lang echter duurde die deemoedige stem ming niet. Op het portaal had hl zelfvertrouwen en levenslust terugge vonden. Drie treden nam hy tegeiyk by het naar beneden gaan en het deuntje, dat hy fljot, schalde omhoog Moeder schudde het hoofd, maar moest toch eventjes glimlachen. Vader hoorde op zijn kantoor ook de herrie Hy schudde zyn hoofd niet, maar stak het buiten de deur en riep „W1 je je kalm houden, 'k Ben bezig myn kas op te maken." Dat werkteLoe voelde het in de beenen en in de keel. Als een bedaard lief jorgetj wandelde hij den tuin in. Daar lag Moor in de zon. Voor Moortje was Loe altijd, in alle omstandigheden een welkome verschyning. Moor be hoefde zich niet te storen aan ge scheurde broeken of kas-op maken. Vroolijk blaffend holde Moor op zijn vriend toe. Loe keek onwillekeurig even naar 't raam van vaders kantoor en toen renden ze samen de paden langs, om de perken heen. Loe hitste den hond aan, die keffend tegen hem opsprong en dan weer vooruitsnelde. Krachtig trommelde vader met de vin gers op de ruit: uit was de pret. Wat nu? Met de handen ln de broekzakken slenterde Loe voort. Moortje trippelde achter hem aan, liet nu en dan een zacht, uitdagend gekef hooren, of duwde zijn zwart neusje tegen de kuiten van zyn vriend. Dan schopte Loe even achterait, maar Moor maakte vlug een zijspronge'je. Zoo gingen de twee de tuindeur door, den weg op. Juist kwam een troep jongens voorbij, ln schreeuwerige samenspraak. Britsch voorstel voor nieuwe conferentie. Na voorafgaande oificieele besprekin gen tusschen den Amerikaanschen gezant te Londen, Mellon, en den Britschen premier MacDonald, heeft de Engelsche regeering tot de Ver. Staten de vraag gericht of Amerika zou deelnemen aan een internationale eco nomische conferentie ter bestudeering van de stabilisatie van de prijzen der koopmansgoederen. De regeering der Ver. Staten heeft vandaag door bemiddeling van haar gezant te Londen medegedeeld, dat zy aan een dergeiyke conferentie wil deelnemen. Deze conferentie zal niets uitstaande hebben met de conferentie, die 16 Juni te Lausanne moet beginnen, en waar voor de vooruitzichten, na de verkla ringen van Amerika en de jongste gebeurtenissen in Duitschland zoo weinig gunstig zyn. Een oogenblik zag het eruit alsof MacDonald, de Engel sche premier, wilde probeeren die conferentie grooter uitbreiding te geven en algemeene oeconomische problemen daar ter sprake te brengen. Dit ware hoogst ongewenscht geweest. Het kan niet anders dan groote be langstelling en eenige hoop wekken wanneer van zoo gezaghebbende zijde iet denkbeeld wordt geopperd de oeconomische ramp als internationaal verschijnsel internationaal in behande ling te nemen. Wellicht is het mogeiyk dit te doen op een basis, die niet te voren door politieken wrok en politiek wantrouwen vergiftigd is, een verschyn- sel dat de vloek vormt der meeste conferenties. De Duitsche crisis. De benoeming van den rechtschen ex centrum man Von Papen tot kabldets- ormateur is zoowel in Duitschland als elders niet zeer gunstig beoordeeld De Duitsche bladen spreken algemeen van een overgangskabinet. In Amerika en Engeland, waar men sedert den wereldoorlog onaangename heHnnerin- naar de Pruisen kyken I" riep er een. Die mededeeling miste haar uitwer king niet, Loe moest mee. Gisteren würen de Pruisen aangekomen In het kleine dorp, dat aan den anderen oever van de zy.rivier van den Ryn lag en verheugden zich in aller belangstelling, doch vooral in die van de school jeugd. „Naar de Pruisen kijken!" anders hoorde je niet. De brug. die over de zijrivier voerde was steeds door nieuwsgierigen bezet, die elke beweging van den „vijand" bespiedden. Loe met Moortje draaide dus met de jongens mee. Plotseling echter viel Loe een centenaarslast op 't geweten, toen hy dacht aan vaders woorden „Loe, ik wil in geen geval, dat je op de brug komt, hoorJe blijft in den tuin in oorlogstyd hooren kleine jongens niet op den weg." Zoo had vader beslist en ernstig gesproken en daar viel niet mee te spotter! Loe hield zoo plotseling den pas In, dat Moortje kop over staart nog een paar meter verder rolde. „Wil je wefeens hier komen, Moor," riep Loe heel streng. In oorlogstijd zwerft een hond niet langs de wegen Loe vond zichzelf op dat oogenblik bepaald waardig: 't Leek wel, of hij Vader was. Moor'je liet dan ook den staart zakken en keerde deemoedig om. Een oogenblikje later stonden ze samen weer achter de beschermende deur van den ouderiyken tuin. Loe wrong zyn hoofd door de staven van het hekwerk en keek Ingespannen naar het voorwerp van zijn verlangen. De groote weg. die naar de brug Iep, kon hij hier vandaan overzien, maar de brug zelf, die hooger lag, was geheel achter de dichte kruinen der boomen verborgen. Ja, als hy maar op den muur mocht klimmen, dan kon hij ook de brug zien. Maar zyn broek! Moeder! Van avond droog brood 1 Was hy maar een straatjongenDie konden doen wat ze wilden. Ze mochten naar de )rug gaan, ze mochten op muren dimmen, geen vader of moeder, die tun zoo iets verbood. Ze stoorden zich niet aan oorlogstyd of gescheurde broeken. Die gelukskinderen Loe zuchtte diep. E_r 0Vj Hootd-enKi'esp/7^ gen aan Von Papen heen, Is de indiuk die de benoeming gemaakt heeft niet zeer gunstig, ln Frankryk spreekt men van een voorloopig kabinet, sommigen zelfs van een militaire regeering, die met revanche-Ideeën bezield is. De houding van het Centrum. De fractie van het centrum van den Ryksdag heeft een verklaring gepubll- ceeid, waarin zy elke medewerking aan het kabinet von Papen in zeer scherpe bewoordingen van öe hand wyst. Ue verklaring zegt o.a dat de tractie eensgezind en zoo scherp mogeiyk de gebeurtenissen der jongste dagen, die aanleijing tol den val van tiiü ilng hebben gegeven, veroordeelt, vooral omdat deze val is uitgelokt vlak voor het begin van zorgvuldig voorbereide internationale onderhandelingen. Men heeft hier te doen met lichtzinnige intrigues van onveraniwoordeiyke per sonen, die den nationalen opbouw onderbroken hebben en door wier op treden alle kringen der bevolking ln haar bestaan worden bedreigd. Het centrum veroordeelt dit systeem van dwarsdryvery. voor hetwelk zy de ver- antwoordeiykheld niet kan aanvaarden. Het is tegen een politiek van experi- menlen en de voorgestelde verlegen heidsoplossing, die geboren is uit de vrees van de pariyen van rechts om de verantwoordelijkheid op zich te nemen. Zy kan er geenszins een nationale concentratie in zien en daarom wijst zij deze oplossing van de hand. Ook de Beiersche Volkspariy heeft een verklaring gepubliceerd, die in inhoud overeenkomt met die van het centrum. De verklaringen van het centrum en van de Beiersche volksparty bevestigen de opvatting, dat beide partyen in oppositie zouden gaan. Hieruit volgt, dat het kabinet von Papen in den Ryksdag geen meerderheid zal hebben. Men heefi reeds uitgerekend, dat on geveer 250 leden voor de regeering zullen stemmen en 320 tegen. Onder deze omstandigheden schynt het zeer twytelachiig of het nieuwe kabinet het wel tot een stemming zal laten komen en of men niet dadelyk tot ontbinding van den Rijksdag zal overgaan. VON PAPEN EN HET CENTRUM. De rijksdagfractie van het centrum heelt het volgende communique aan genomen De gebeurtenissen der laatste da gen, welke geleid hebben tot de de missie van het kahinel-Bi lining en die in hei land ten sterkste bevreem ding hebben gewekt, wordeu eenstem mig en ten scherpste veroor* eeld. Onmiddellijk vóór doelbewust voor bereide internationale onderhandelin gen hebben lichtvaardige intriges van constitutioneel onverantwoordelijke personen de hoopvolle structuur van een in grooten samenhang ingeleide Oplossingen van de vorige week. 1. Ziekten komen te paard en gaan 2. d vos emmen domburg bruin erg g te voet heen. 3. Zandvoort Aalsmeer Naarden Donker Voorn O'ga Oor Ru T Nieuwe Raadsels. 1. Ik ben een spreekwoord van 31 letters: 2—25—6—27 deel van een schip 8—z0—4-2—13 plaats in 't Gooi 10 14—23 schrijfmateriaal 11 5—21 duw 29-28 22 8 niet weinig 1—17 15 naaldboom 19-9 18 opening 27—30 -31—24 plaats ln België 7 5 26 htfkauwend dier 16 1224 lidwoord 1-17-29-6-23-18-30-21 plaats tn Overijsel 2. Van links naar rechts en van boven naar beneden ben ik iets, waar door men, volgens een oud versje grooter wordt xxxxxxxx het gevraagde woord xxxxxxx meisjesnaam xxxxxx tegenovergestelde van .„schering" xxxxx vochtuilslag op metalen xxxx tegenovergest. van „begin" xxx kleefmiddel xx voegwoord x medeklinker 3. Van boven naar beneden en van links naar rechts zyn wy bloemen die nu bloeien xxxxxxxx het gevraagde woord xxxxxxx man van adel xxxxxx plaats in Overysel xxxxx wonen in Ierland xxxx voorzetsel xxx schelle kreet xx verkorte meisjesnaam Doos ^5ct. Per stuk 8 ct drogist.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1932 | | pagina 5