Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. M WInkelnieuws. Voor. FEÜILLETOfl DOORLEVERING. Exm ZATERDAG 25 JUNI 1932. daarnai Colpartl leren i de ge|] 55e JAARGANG. in nek Hij tra ichterha et hem nige d erzeke angst v d bij fvaarsch 'den. cs half Rotterd ïoogte erdams' Duurbetaalde Autonomie. i zïJ OïQe samenvoeging van kleinere ge- ®or '«enten komt in dezen tijd, waar alle9 ee w i bezuiniging en versobering gericht om*;n' meer dan ooit onze aandacht vragen. ':er terecht want dit is een van de l 0 inige bezuinigingsmaatregelen die e nc"l]et op een of andere manier een onomische teruguitgang beteekenen. )verled(jn veje gevallen is van de samen. 'M auto.iïêinê van gemeenten zelf8 een heil- d b t||(nen >nvl°ed te verwachten zoodat mes van twee kanten snijdt. UITGAVE: WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN. Telefoon No. 38. Telegr.-adres: ECHO. Prfjs der Advertentiên: 20 cent per regel; minimum 1.50. Bü contract flink rabat. Reclames 40 cent per regel. Advertentiën moeten Woensdag en Vrijdag des morgens om niterlijk 9 uur in ons bezit zijn. uit teö ^aar waar dergelijke annexaties nde or^en aa"gekondigd hoort men alom luo Da' eten van ontstemm'në opgaan. Tot op zekere hoogte lijkt ons die f1 /'ouding van de dorpsbevolking te Vklaren, men wenscht nu eenmaal jn eigen zelfstandigheid te behouden ■n' i het plaatsje waar men geboren en lochtei stogen is, waaraan men gehecht is usderwoi het zoo te zeggen Die gehechtheid ar schoiat echter vaak over in&en dorps- d van lauvinisme dat blindelings een strijd od. oert om eigen zelfstandigheidsbehoud ander daarbij de werkelijke belangen oeraanin plaats en streek in het oog te leheim ouden. Wij hebben in onze onmid. ig 0lellijke nabijheid weer ee voorbeeld een au' de aangekondigde samenvoeging ;ve mi an Vlijmen en Nieuwkuik. shingti Hoe fel wordt er in laatstgenoemd de lucl'hatsje van pl.m. 1500 inwoners niet gen, d estreden om de verbinding met de len das tostelijke buurgemeente te voorko ;urig b >en et Win Wij stellen ons ten deze geen ien zijjatdj. maar wenschen de zaak over algemeen even te beschouwen. De Centrale Commissie voor bezui- ing der Nederlandsche maatschappij r Nijverheid en Handel pleitte in t Mei-nummer van Maatschappij- langen voor de vorming van bestuurs- nheden in den geest van de Friesche attelandsgemeenten. Het historisch echt der talrijke lilliput-gemeenten in eeland, Zuid-Holland en Utrecht, van „De Echo van het Zuiden". Naar het Eugelsch van Concurrentie machteloos De concurrentie staat machteloos tegenover de lage prijzen en prima kwaliteiten die MOL brengt. MOL blijft goedkooper. beteekent in de oogen der commissie een historisch onrecht. Waarom moet dit geslacht een offer brengen aan in zichten, die men honderd jaar geleden had over de gemeentelijke gebiedsin. deeling? zoo vraagt men zich af. De autonomie in eigen kring is een principe, waaraan men in ons land niet graag raakt, en juist dit principe brengt men graag naar voren om het bestaan der kleinste gemeenten te verdedigen. De commissie stelt echter duidelijk aan de kaak dat men daar mede aan de ingezetenen ongelijke rechten toekent. Zij redeneert aldus: de kleinste gemeenten hebben een eigen gemeentebestuur en volledige autonomie en staan wat bevoegdheden betreft dus op gelijke lijn met de ge. zamenlijke inwoners van Amsterdam. Daartegenover stelt de commissie dan de Friesche gemeenten bestaande uit een samenvoeging van verschillen de, soms groote dorpen. De dorps bewoners gezamenlijk hebben daar geen autonomie en beschikken dus slechts over een deel van de macht die aan vele kleinere groepjes in andere provinciën is toegekend. De commissie wijdt vervolgens haar aandacht aan een tweede argument dat men sedert de totstandkoming der gewijzigde Gemeentewet dikwijls hoort aanvoeren: men kan veel makkelijker samenwerking tusschen de gemeente besturen bevorderen dan vroeger, zelfs kunnen de gemeenten tot deze samen werking gedwongen worden. Terecht twijfelt de commissie aan de goede uitwerking eener samenwerking die van hoogerhand moet worden opgedrongen. „Maar ook wanneer men aan dezen dwang nog in het geheel niet denkt, aldus de commissie, zal ieder toch moeten toegeven, dat men met de samenwerkingsbepalingen niet kan goedpraten het bestaan van kleine gemeenten. Zooveel hoofden, zooveel zinnen. Men heeft het zoo dikwijls over de tallooze schijven in de admi- nistratieve machinerie. Zou het niet een groote sprong vooruit zijn, als men het aantal autoriteitjes beperkte en het niet liet afhangen van het goedvinden van allerlei kleine groepjes of een bepaald openbaar belang behartigd moet worden en hoe het behartigd zal worden? Elke wet moet in elke gemeente worden uitgevoerd Wat een verspilling van energie, wanneer elk dorpje afzonderlijk voor zijn dorps huishouden het noodige moet voor schrijven". Ter illustratie van dit laatste wordt gewezen op den toestand in de pro- vincie Zeeland, waar voor nog geen 250 000 inwoners 109 gemeenten moe ten worden in stand gehouden met al de rompslomp van dien: begroetingen, rekeningen, verordeningen, ambtena ren, gemeenteraden. Arbeidsverspilling op groote schaal! ZIJ die opgeroepen werden. Ir. J. schrijft in de Avst. Het kan wel waar zijn dat tegen woordig de „massa- opgeld doet; het groot aantal leden eener organisatie, het millioenen-aantal stemmen eener partij, de bundels handteekeningen van actie-voerenden of protesteeren- den en dat alles dikwijls tegen den draad in van den gezonden, dikwijls alleen staanden denker, deze komt te voorschijn in de herin nering en de waardeering der men. schen, als hij dood is. 't Is dan wel eens te laat, maar 't doet toch goed te zien, dat diep in het binnenste der menschen de waar deering nog aanwezig is. Zoolang die blijft bestaan, zoolang is er nog hoop dat we aan den ban der massa-ver- goding zullen ontkomen. Daarvoor mogen we gerust bidden. Als de man, die de Wereldbiblio. theek stichtte L. Simons over lijdt, wordt hij geëerd om zijn stich ting, die zeer vele goede boeken bij het lezend publiek populair wist te maken en hel koopen van boeken, het maken van huisbibliotheekje9 wist te bevorderen. De heer Simons was niet Katholiek zijn instelling geen instelling voor Katholieke goede boeken, maar wij hebben ons te herinneren dat hij meer boeken deed uitgeven, die wij katholieken lezen kunnen dan andersom. Nu RenédeCiercq gestorven is, die door zijn gedichten en zijn volkszang, door zijn woord en zijn pen aan het Hollandsche publiek boven de groote rivieren, Vlaamsche cultuur deed ken- nen, is er gelukkig geen enkele krant die hem voor dit werk niet dankbaar herdenkt. We kunnen zoo internationaal zijn als we willen, we kunnen zelfs nog meer zoodanig doen dan we het in werkelijkheid zijn, het behoud van den Nederlandschen stam en van een welvarend Nederland eischt een ge leidelijk samengaan met België. Dit vraagt geen arbeid der massa's, dit is de taak der intellectueele wegberei ders. Een daarvan is René de Clercq geweest, die als Vlaamsche balling in ons land is gestorven en hier, op een zeer gedegen wijze, de Vlaamsche cultuur heeft doen kennen. Het doet goed te zien dat men hem zich herinnert. Heemskerk is dood I dat is vol doende, Heemskerk, zoo was het vóór 1880 met z'n vader ook. Het is de jurist Heemskerk; het lid der 2e Kamer; de oud-minister van Binnenlandsche Zaken en van Justitie de Staatsraad de parlementariërde man in de politiek met het eerlijke hart, die nu door iedereen wordt gewaardeerd. Een van de oude garde is heen zuchten allenmet een klank van jalouzie over het heengaan der oude garde 1 Natuurlijk weten allen dat strakjes ook de nieuwe garde mannen als Heemskerk leveren zal. Maar bij het heengaan van Heemskerk ziet men een van de oude garde der denkers, niet voortgekomen uit de massa, maar uit het intellect van onze aan intellect zoo arme levenstijd af gescheurd worden. Zij, die opgeroepen werden, zijn heen en ze komen nooit weer terug. Dat men de resultaten van hun arbeid en hun denken tenminste in eer houdt. overval i e 58-jj die erscheid i eenigi ieerde, )ning L iat nabil door len. i hem «nige sljj portefeu klein b; De man en verd e Echo van het Zuiden, aalwjjkscbe en Langstrnatsehe Conrant» Dit blad verschijnt O E N S D A G en ZATERDAG, irieven, Ingezonden stukken, gelden enz. franco te zenden aan den Uitgever, a bonnementsprjjs per 3 maanden 1.25. riïanco p. post door 't geheele rijk 1.40. DIT NUMMER BESTAAT UIT VIER BLADEN. EERSTE BLAD. Archibald Marshall. Juist, viel Calthorp hem een beetje igeduldig in de rede. Het was dus den Mtsten dag van Maart voor vijfentwintig aar. Ga door, alsjeblieft. Ja, meneer. Ik was aan de kust op een mijl ongeveer van Floutsham bij een boot, die daar lag.... meneer hoeft ze- ier niet precies te weten wat ik uitvoer- voegde hij er met een schichtigen blik op den advocaat bij. Het was middernacht; er woei een balve storm en het was pikdonker. Ik taurde misschien een minuut naar de iee, zoover ik in de dichte duisternis 4an zien kon en daar was niets te zien. Toen keek ik even landwaarts in en de folgende minuut keek ik weer naar de «e en toen zat er een boot op het strand, k had geen geluid gehoord, maar dat kan wel door den hevigen wind geko men zijn. Er zaten een hoop mannen in de boot, die niet verder van mij af was, dan ik nu van u ben. In het midden stond iets donkers, dat ik eerst niet goed kon on derscheiden. Ik hurkte neer tegen de schuit, waarhij ik stond, om te zien wat tr verder zou gebeuren. Een groote man in een lange jas kwam vlak bij mij staan, dichtbij, dat ik hem had kunnen aanraken, als ik mijn hand uitgestoken bad. Ik durfde mij niet bewegen, dus bleef ik zoo stil als een muis zitten en de man en ik keken naar alles wat er ge beurde. Ik zag wat ze uit de boot namen, toen 'e het een oogenblik op het strand neer zetten. Het was een doodkist. Daarop baalden ze een soort karretje uit de boot, heschen de doodkist daarop en toen ik dat gezien had, deed de man, die al dien tijd onbeweeglijk had staan toekijken, een stap achteruit.... hij draaide het hoofd even om en kreeg mij in de gaten; vóór ik tijd had om te roepen of iets anders te doen, sprong hij op mij toe als een hond op een rat, greep mij hij de keel en hield my vast tot ik bijna stikte. Zijn vingers waren als van ijzer en zijn armen ook; ik kon geen vin verroeren. Ik kreeg in het don ker een glimp van zijn gezicht, zoo dicht was hij bij mij en ik rilde ervan, zoo woest als hij eruit zag. Zijn handen wa ren bezig het leven uit mp lichaam te persen en ik was vast overtuigd, dat mijn laatste uur geslagen was. Maar op eens kwam er een andere man, die iets tegen hem zei. Ik kon niet hooren wat het was, want mijn ooren suisden, maar degeen, die mij aangevallen had, nam zijn hand van mijn keel en terwijl ik weer een beetje tot mijzelf kwam, praat ten de beide mannen verder tegen el kander, nog geen voet van mij af. Ik kon geen woord verstaan van wat ze zeiden, ik voelde me veel te ellendig en hoven- dien ging de wind razend tekeer. Terwijl ze spraken, keken ze naar de doodkist en ik dacht nog steeds, dat het met mij gedaan was. Er was één moord gepleegd, redeneerde ik en ze zouden niet opzien tegen een tweeden; waarschijnlijk zou den ze my binden en in zee gooien. Maar het liep anders. De man, die mij bijna geworgd had, ging heen en de an dere begon tegen mij te praten. Eerst vertelde hij mij dat ik niet bezeerd was en toen, dat hij mij tien pond moest ge ven voor wat er met mij gebeurd was; ik moest er verder maar niet meer over denken of spreken. En hy gaf mij met een het geld. Ben je daar nu tevreden mee?, vroeg hij toen en ik zei van ja. Nu, ging hij toen verder, vandaag over een jaar krijg je weer tien pond, als je doet wat ik zeg, maar je moet goed luisteren naar wat ik je zeg. Ik zei, dat ik luisteren zou, want ik had mijn positieven alweer zoowat hij elkaar en toen ik eenmaal geld gero ken had, had ik wel zin in méér. De man vroeg toen: Je hebt zeker wel eens gehoord van Sir Roderick Bertram? Ik zei weer van ja en toen hij weer: Dat is die meneer, die daar staat. En in die kist ligt het Jyk van zyn vrouw, die in het buitenland gestorven is. Sir Roderick Bertram brengt het lijk naar ziin huis. maar hij wil niet, dat iemand het weet. Dat is de reden, dat hij het hier in het holst van den nacht aan land gebracht heeft. Daar steekt toch niets verkeerds in, wel? Neen, zei ik, maar iemand, die je geen stroo in den weg heeft gelegd, het leven uil het lichaam te persen, daai steekt wel kwaad in! Daar heb je schadevergoeding voor gehad, dat zei «lie vent weer, begrijpi u en je zei, dat je tevreden was. Die meneer werd kwaad, toen hij zag, dal iemand toekeek, die er niets mee te ma ken had en terwyl hij dacht, dat hij daar alleen was. Hij wilde je geen kwaad doen. En ik weer: Nu, we zullen er dan maar niet meer over praten, en de ander: Dat is best, ik zie, dat je een verstandige kerel bent. Je schiet er niets mee op, als je rondbazuint wat je gezien hebt, wdnt er is niets onwettigs gebeurd en jij zou moeten vertellen wat je hier uitge spookt hebt. Maar Sir Boderick wil er nu eenmaal niet over gesproken hebben en als er niets uitlekt van hetgeen hier plaats heeft gehad,, kun je naar Wetsto- nes komen en naar meneer Martin vra- i gen, dan zal ik je nog tien pond geven en elk jaar op dezen datum tien pond, als je de moeite er voor over hebt ze te komen halen. Maar denk erom, als je er met een sterveling over spreekt wat je vannacht gezien hebt, komen we het toch te weten en hen je je tien pond per jaar kwijt. Dat zou toch zonde zijn, niet waar?, eindigde hij. Ziet ii, meneer, «lat vond ik ook en dus beloofde ik hem, dat ik nooit tegen iemand mijn mond open zou doen. Toen ging hij heen en ik bleef waar ik was; ik zag ze de kist over het strand rijden en toen ik ze in de duisternis niet meer kon zien, hoorde ik de zware voetstap pen van de mannen op den weg, die landinwaarts voert en ik luisterde tot ik niets meer hoorde dan de wind. En de boot?, vroeg Calthorp. De boot was direct weggcroeid en ik bleef alleen op het strand achter. En het jaar daarna, ging je toen naar Wetsones? Ja. En meneer Martin zei, dat Sir Roderick hem had opgedragen twintig pond te geven in plaats van tien, want hij had niet gedacht, dat het geheim zoo flnprl hpwaarH ynn hliivpn \fnor mi <>i- een jaar voorbij gegaan was, zonder dat iemand er van wist, zou ik er geen be rouw van hebben, als ik ook verder mijn mond bleef houden. En heb je er nooit met iemand over gesproken? Met geen sterveling, meneer! En ieder jaar trok ik mijn twintig pond zoo zeker alsof het van de hank was. - Waarom kreeg je twee keer vyf en twintig pond? Wel, omdat ik er om vroeg. Ik vroeg eigenlijk vyftig. Ik zei, dat myn zwygen het waard was. Maar Martin zei van neen. Hij vond, dat als ik zooveel geld had, de menschen argwaan zouden krijgen en gaan vragen waar ik het van daan had. Pui dat moest natuurlijk niet. Hij wou hoogstens vijf en twintig pond geven, maar dat gebeurde maar twee maal. En ik was niet van plan mijn twin tig pond te verliezen door het onderste uit de kan te willen hebben. Nu, je schijnt het geheim goed be waard te hebben, vond de advocaat. Je weet zeker niet, waar Sir Roderick's vrouw begraven is? Neen, ik weet niets meer dan ik u verteld heb. -- En als je op Wetstones kwam, heb je Sir Roderick dan nooit gezien? Neen, alleen meneer Martin. Hy kwam hij mij in het portiershuisje, be taalde my het geld en dan ging ik weer heen. Ik dank je voor je inlichtingen, Bridden; ik heb je niets meer te vragen. Hier zijn je vijf en twintig pond. En is dat alles wat ik krijg, meneer? Is het nu verder uit? Neen, nog niet heelemaal. Je zwijgt over deze geschiedenis nog een poosje en als het my niet meer schelen kan of je je mond houdt of niet, stuur ik nog 5 pond. Vijf pond is niet veel, meneer. Je schijnt een begeerig baasje te zijn, meneer Bridden! Het mag dan in jouw oogen niet veel zijn, het is in elk geval beter dan niets en dat is wat je krygt als je niet zwijgt. Nu, ik heb 25 jaar myn mond ge houden, ik denk dat ik het nog wel een beetje langer kan volhouden. Wanneer krijg ik de vijf pond? Als ik ze je stuur. Geef mij je adres en ?e.' ®en teekentje op dit papier. Een JBrandt met op de tvn^ het geld, dat ik je gegeven heb. Toen de heer T. Bridden dit niet zon der merkbare inspanning verricht had, vertrok hij haastig, vijf en twintig pond rijker dan hij gekomen was en Calthorp kon ongestoord nadenken over de merk waardige onthullingen van den visscher. Het resultaat van zyn overpeinzingen was een telegram naar Guy in Parijs: „Belangrijk nieuws, kom dadelijk over". Guy liet er geen gras over groeien toen deze depêche hem bereikt had; nog dien zelfden avond stak hy het Kanaal over en den volgenden ochtend stond hij voor Calthorp's neus. Wel, wat is het belangrijke nieuws, dat je voor my hebt?, vroeg hy in span ning. Gisteren was het het feit, dat we de plaats waar Lady Bertram begraven is, op het spoor zijn, klonk het raadsel achtig. Wat kan het mjj schelen waar Lady Bertram begraven is, viel Guy ongedul dig uit. Ik wil Martin te pakken krijgen. Nu, ik hoop, dat dit je gelukken zal. Ik ben hem op 't spoor, iyaar dit nieuws dateert pas van nadat ik myn telegram verstuurde. Vertel op, kerel!, riep Guy buiten zichzelf van opwinding. Luister. Ik heb gisterenmiddag be richt gekregen, dat Braithwaite Dinsdag in Liverpool is aangekomen uit Amerika. Vandaag is het Donderdag; hij is daar in een hotel en doet niets. Ik laat hem door twee mannen in het oog houden. Waarom Iaat je hem in vredesnaam niet arresteeren? Omdat het zoo klaar is als een klontje, dat hy in Liverpool op een of ander bericht van Martin wacht. Waar om zou een man van zijn slag anders in een hotel logeeren zonder iets uit te voeren. We schaduwen hem, tot hy er op uitgaat om een ontmoeting met Mar tin te hebben. Dan snappen we ze alle bei. Dus je veronderstelt, dat ze einde lijk aanstalten gaan maken om den buit te verdeden? Waarschijnlijk. Waarom zou Braith waite, die veilig en wel in Amerika zat, anders terugkomen en zyn hoofd in den muil van een leeuw steken? Ik hoop alleen maar, dat hy ons niet weer ontsnapt, merkte Guy op.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1932 | | pagina 1