5!
f
Ons Weekpraatie.
V
No. 40. Zaterdag 13 Mei 1933. 56e Jrg.
TWEEDE BLAD.
Ook beschaving is een kwestie van
evolutie van politieke beschaving
kan hetzelfde worden gezegd We
schamen er ons thans b.v. diep over,
dat we in onze vlegeljaren en g -
steund door een troepje kornuiten,
een .internationale', aangeheven ter
gelegenheid van een socialistische of
anarchistische demonstratie, wel eens
begeleid hebben met een .leve de.
mie.sie son (wat dat beteekende wis.
ten we niet en weten we nog niet)
alle socialen in de harington". Zulke
manieren zijn een beetje uit den tijd
en bovendien zijn we zelf ook een
dagje ouder geworden, bezadigder en
verdraagzamer. We beschouwen het
als een eisch van fatsoen, dat men
geen hinderlijke tegendemonstratie op
touw zet ter plaatse en bij een gele.
genheid, waarheen men vrijwillig ge
togen is. Wie zich zelf ergens te gast
stelt, moet daar de huiselijke manieren
en gebruiken ontzien. Wanneer we
in Berlijn vertoevende, een Nationaal
Socialistische demonstratie gingen bij
wonen. dan zou het mogelijk wezen,
dat de aanwezigen op een gegeven
moment het Hor9t Wessel-lied gingen
zingen. Allé aanwezigen zouden zich
dan van hun zetels verheffen en....,
wij zouden méé opstaan Om tweeër
lei redenen. Eerstens omdat we zeker
een pak slaag zouden krijgen, als we
het niet deden en tweedens, omdat
de beleefdheid vereischt, dat we res.
peet toonen voor datgene, wat de
menschen, wier gezelschap we vrij.
willig kozen, begeestert. Alleen tot
meezingen, het mee belijden van iet9
dat ons vreemd is, daartoe zou nie.
mand ons kunnen dwingen en dat
mag niemand rederlijkerwijze van ons
verlangen. Zoo behoort een ongeloo.
vige, als hij beschaving bezit, ook zijn
hoofddeksel af te nemen, als hij een
godsdienstoefening in de kerk bijwoont,
maar niemand mag van hem ver
wachten, dat hij uit beleefdheid ook
mee gaat bidden.
Een en ander is tegenwoordig wel
de gebruikelijke opvatting van moderne
beschavingsmanieren, welke echter
toch nog niet algemeen wordt verstaan.
Het eenvoudige zingen b.v. van het
Wilhelmus tijdens de viering van het
verjaringsfeest van Prinses Juliana,
heeft hier en daar wederom tot kleine
incidenten geleid. In een plaatselijk
blad lazen we daarover een paar in-
gezonden stukken, welke van veront
waardiging getuigden. Toen in zekere
gemeente bij het bedoelde feest het
Wilhelmus werd gespeeld ontblootten
alle mannelijke aanwezigen het hoofd,
uitgezonderd een drietal njksambte.
naren (komiezen Men heeft ze dat
zeer kwalijk genomen en o i. terecht.
Het Wilhelmus is een onschuldige
nationale hymne, waarvan zelfs enkele
bekende sociaal-democra'en den laats,
ten tijd openlijk getuigden dat ze het
.erg mooi" vinden. Toch zijn er al
tijd nog menschen, die het zich aan
hun .principe" verplicht wanen om
bij het zingen van het Wilhelmus hun
persoonlijke lompheid te toonen. Wie
getuige wil zijn van een Oranje-feest,
behoort de daarbij gebruikelijke uitin.
gen te respecteeren en de betoonde
beleefdheidsvormen in achtte nemen.
Hij zal er eventueel niet te minder
goed sociaal-democraat om behoeven
te zijn. Hij is uit vrijen wil gekomen
en zoodat al niet het geval mocht
wezen, en hij b.v. bij toeval in het
ongewenschte gezelschap mocht zijn
verdwaald, die kan zich tijdig verwij.
deren Als iemand op een socialistische
bijeenkomst gaat zingen van .weg met
de socialen", dan is dat een onbehoor
lijke tegendemons ratie zoo iemand
vertoeft uit eigen vrijen wil op de
bijeenkomst en de daar verlangde orde
heeft hij niet te verstoren. Het be-
leedigende zit niet zoozeer in de
woorden, als wel in het gebaar. Welnu,
ook degene die op een nationaal feest
door onbeleefdheid demonstreert, doet
in wezen even kwajongensachtig.
Het zou geen zin hebben om over
het bepaalde, hierboven bedoelde in
cidentje te schrijven, als het slechts
van plaatselijke beteekenis was, maar
we weten, dat er overal nog menschen
zijn, die hun beieefdheidsplicht bij
dergelijke gelegenheden misverstaan.
Men doet zijn eigen beginsel nimmer
tekort laten ze dat overdenken
wanneer ze respect toonen voor het-
geen anderen beroert, en daarenboven
is „'t Wilhelmus" en „'t Wien Neer-
lands bloed", het nationale lied, het
lied dat onze Vorstin, ons staatshoofd,
on9 dcor God geschonken en onze
staatsinstellingen, ons nationaal be
staan eert.
Een tekort aan beleefdheid, is helaas
een merkwaardige eigenschap van ons
volk. Dikwijls doen we lomp, alleen
uit vrees, dat we anders wel een9 te
beleefd, te spontaan zouden kunnen
schijnen.
Den drie komiezen, hierboven be
doeld, heeft men hun houding kwalijk
genomen, omdat men de menschen
en hun politieke kleur kennende
hun daad als een tegen-demonstratie
aanvoelde. Ze deden opzettelijk ander9
dan al die andere aanwezigen.
Al die andere aanwezigen hebben
tijdens het zingen van het Wilhelmus
het hoofd ontbloot en.... dat valt ons
geweldig mee van ze. We hebben
dat dikwijls heel anders meegemaakt; De tweede getuige C. H. Beerens,
van goede patriotten en Oranje— zoon van getuige no. 1, komt dan voor
gezinden. Het Wilhelmus kan in staat
zijn om al d r nerven te doen triller;
ze staan er soms bij, met een brok in
de keel, maarmet de pet of hoed
op het hoofd. Even hebben ze mis
schien met de hand een onwillekeurige
beweging naar boven gemaakt, maar
dadelijk hebben ze gegromd. Met een
schuin oog keken ze nsar achteren en
naar opzij, of het of het er wel
vélen waren, die het hoofd ontblootten.
Anders staat zoo iets zoo gek, zoo
uithalerig, zoo
Neen, dan maar liever lomp!
KANTONGERECHT WAALWIJK.
Donderdag 11 Mei 1933.
'n Ingewikkelde zaak.
Er stonden vanmorgen niet minder
dan 64 zaken op de rol en hadden deze
allen evenveel tijd in beslag genomen,
als de bekende Loon op Zandsche we
genkwestie, die het eerst aan de beurt
was, dan zou uw dienaar waarschijn
lijk als U dit leest, nog op zijn stoel
tje gezeten hebben.
Men zal zich herinneren, dat deze
zaak ook reeds een maand geleden
aan de orde was en dat toen mr. Pas
toors uit Tilburg het pleit voor den
verdachte, den looiersknecht den O.,
opnam. Deze verdachte was verbali-
seerd daar hij zich begaf over een par
ticulieren weg, die sinds nienschen-
heugenis door de bewoners van Kraan
ven gebruikt wordt om in Loon op
Zand te komen, doch die ingevolge de
nieuwe Wegen wet door de eigenaars
thans aan deze bestemming is ont
trokken.
Als eerste getuige werd gehoord
mej. Beerens, die met de Gebr. van
den Hoven eigenaar van den weg is
Uit haar verklaringen wordt de Kan
tonrechter maar weinig wijzer. De
woorden komen er maar met heel wei
nig overtuiging uit en bovendien
spreekt zij zichzelf voortdurend tegen
Ik begrijp er niets van, verzucht
de Kantonrechter tenslotte, en hij
voegt er een geruststellend „je behoeft
niet zenuwachtig te zijn" bij, wat wel
nöodig was, want we merkten op dat
het vrouwtje al heimelijk een traan
wegpinkte. Het is ook wat te zeggen
als je zoo op je ouden dag nog al die
officieele gewichtigheid moet meema
ken.
De gemoedelijke woorden van den
Kantonrechter helpen haar weer wat
op dreef en als zij zich met haar bril
gewapend heeft éïi de schetsteekening
voor zich krijgt, gelukt haar den uit
leg van de plaatselijke situatie beter
Ga de desbetreffende vraag van den
Kantonrechter zegt zij, dat zij als eige
nares nooit den weg heeft onderhou
den.
Zonder schriftelijke toestemming is eeni ge overname uit deze rubriek verbod n.
Kiyo. of de geschiedenis van
een chimpansee-gezin.
Ik besloot den volgenden dag af te
wachten misschien was het verdriet
van het dier dan minder geworden.
Den volgenden morgen lag Kiyo in
een hoek. Star en onbeweeglijk. Het
voedsel, dat haar verstrekt was, lag
nog onberoerd op dezelfde plek. Zoo
onbeweeglijk lag Kiyo, dat men had
kunnen denken, dat zij dood was,
indien niet de groote, trieste oogen
onophoudelijk en rusteloos in de
richting van de wildernis gestaard
hadden. Toen zij mij zag, kwam zij
voor het hek en begon te bedelen.
Zij hield zich vast aan de ijzeren
staven en keek me zoo verwijtend
aan, dat ik besloot Kiyo op eigen
verantwoording los te laten. Ik zou
wachten tot 's avonds, dan het dier
vrijlaten en zeggen, dat het uitgebroken
was
Maar voor het nog heelemaal don
ker was, kregen we zonderling bezoek.
In 't kamp was 't al tamelijk rustig;
alleen de wachten verbraken met hun
regelmatige stappen de stilte. Ik was
misschien nog twintig passen van
Kiyo 's gevangenis verwijderd, toen ik
een bijna onmerkbare schaduw dicht
naast de kooi bemerkte, 't Eerste
oogenblik dacht ik. dat het 'n mensch
was in gehurkte houdingmaar toen
herkende ik een dier dat tegen den
wagen klauterde. Bijna gaf ik een
vreugdekreet; het was Kiyo dus toch
gelukt uit te breken en ze was al op
de vlucht. Ik bleef staan, wachtte, zag
hoe de schaduw zich omhoog werkte
en., toen hoorde ik Kiyo. Het waren
niet meer weemoedige klaagtonen,
maar verstikte vreugdekreten.
Ondertusschen kwamen de stappen
van den wacht al heel dicht bij en ik
moest handelend optreden Anders
liep Kiyo gevaar, dat er op haar
geschoten werd. Nader en nader sloop
ik, stond al bij den wagen en wilde
reeds naar den traliedeur grijpen,
toen een woest gegrom mij deed
terugdeinzen. Meteen had ik mijn
pistool uit mijn gordel getrokken en
wachtte nu wat er zou gebeuren. Er
wa9 geen twijfel meerdit diepe,
onheilspellende grommen kwam van
een mannetje Al vaak had ik het
gehoord en ik wist de beteekenis
maar al te goed Dood en gevaar
loerden, als ik me maar even bloot
gaf. Dicht tegen den wagen gedrukt,
zocht ik in de snel vallende duisternis
den vijand. Pas na geruimen tijd
voelde ik een trilling van den wagen
en het scheen mij een eeuwigheid
toen zag ik de schaduw weer. Heel
behoedzaam klom het dier weer naar
beneden, hield zich met twee handen
aan het traliewerk voor Kiyo va9t en
de groene tafel en bevestigt de verkla
ringen van zijn moeder. Hij zelf heeft
het bord „Verboden Toegang" ge
plaatst, o]) verzoek en in het bijzijn
der eigenaren.
Uit de publieke tribune, die zoo op
gepropt is, dat de bezoekers tot in den
ang uitpuilen, wordt nog een derde
getuige opgevischt, n.l. J. C. IJpelaar,
monteur te Kaatsheuvel, aan wiens
ader vroeger het bedoelde perceel
heeft toebehoord. Uit zijn uiteenzet
ting blijkt dat vroeger de weg zeer
smal was en dat de toenmalige eige
naar zijn heg een stuk achterwaarts
geplaatst heeft, daar deze voortdurend
werd kapot gereden. De eigenaars
hebben, zoo zegt IJpelaar voorts, den
weg nooit onderhouden, wel is er dik
wijls door andere personen puin ge
stort.
De Kantonrechter stelt tenslotte de
zaak maar weer uit, nu tot 8 Juni a.s.
'n Onhygiënische slager.
Slagers en keurmeesters kunnen
heel dikwijls niet met elkaar opschie
ten. Geen wonder dus dat de Waal-
wijksche slager M. J. E., die wegens
verkoop van bedorven vleesch terecht
stond, deze gelegenheid benutte om
tegen 't hoofd van den keuringsdienst
van leer te trekken.
Natuurlijk was er van de beschul
diging niets waar, hij beweerde n.l.,
dat keurmeester Bos al 8 dagen tevo
ren had gezegd, dat hij verdachte wel
eens zou „zoeken". De slagers hebben
hier trouwens in het geheel niets te
vertellen. Aldus ongeveer de lezing die
verdachte van het geval gaf.
Eenigszins anders was de uiteenzet
ting van getuige A. W. A. Bos, keur
meester-veearts te Waalwijk. Blijkens
zijn woorden is verdachte een zeer
eigenaardig heer, die niets liever doet
dan de menschen dwars zitten, vroe
ger deed hij dat met zijn melkverkoop
en thans met zijn vleeschhouwerij. De
man heeft het idee fixe dat hij „ge
zocht" wordt, doch dat dit absoluut
niet het geval is, blijkt wel uit het feit
dat hij reeds veel vroeger verbaliseerd
had kunnen worden. Vroeger heeft ge
tuige den man al eens beduid, dat hij
zijn vleesch hygiënischer moest behan
delen. Bij die gelegenheid toonde ver
dachte echter wel duidelijk zijn men
taliteit doorden schimmel van
het bedorven vleesch af te likken en
vleesch tot worst liet vermalen, waar
door de geheime worstvergiftigingen
kunnen optreden.
Deze verbluffende staaltjes van 's
mans roekelooze nalatigheid, waren
voor den Ambtenaar voldoende om 'n
boete van 75.te eischen, subs 30
dagen hechtenis.
Kantonrechter was deze maal nog
clement in de hoop, dat verdachte zal
inzien, dat hij zijn handelwijze zal
moeten veranderen.
Verdachte kreeg 50 boete subs 25
dagen hechtenis, met de waarschu
wing erbij: „Je staat op een heel ge
vaarlijk punt!"
'n Paar borrels.
„In normalen doen" woont hij te
Eindhoven en is hij sigarenmaker van
zijn vak. Maar dat hij uit normalen
doen is, bleek al wel uit het feit, dat
hij aan de zijde van de politie de zaal
werd binnengeleid.
Cornelis K. is hij, 62 jaren oud en
een wrak van menschelijke ellende,
zooals men hem daar tegen den muur
ziet hangen. De jenever ziet men uit
zijn verwaterde oogen, die hij schuw
neerslaat als hij door het publiek ge
leid wordt.
Natuurlijk is het dronkenschap,
waarvoor hij te biecht komt. Bij her
haling nog wel, want reeds vroeger is
hij voor dat feit tot ƒ10 of 5 dagen
veroordeeld, waarvan hij toen dat laat
ste maar gekozen heeft.
Ach, meneer, ik was toch niet
dronken, ik ben immers met den agent
meegeloopen van Loon op Zand tot
Kaatsheuvel toe. Nu zoo erg was het
niet, als je dronken bent, moet je toch
zwaaien en vallen.
Er staat toch in het verbaal, dat
je in kennelijken staat was. Wensch
je dat ik de zaak aanhoud om den
verbalisant te hooren.
Nu, dat is niet noodig. Ik had
wel een paar glaasjes op, maar dat is
toch geen wonder als men van Tilburg
af is komen loopen.
Verdachte krijgt 15.of 10 da
gen, wat wel zal beteekenen dat hij 10
dagen langer het praedicaat „tijdelijk
gedetineerd in het Huis van Bewaring
te 's-Bosch" zal dragen.
Hij mompelt nog zoo iets van „wat
kan ik er eigenlijk aan doen", en
draagt cynisch zijn lot van uitgestoo-
tene uit de kringen der menschen die
„in gewonen doen" zijn.
Hij schuifelt weer achter den poli-
tie-man aan en gaat weer zijn gewo»
op te eten.
Het vleesch, waarvoor hij thans be- j nen (l°en tegemoet,
keurd is, aldus de getuige, was in zeer
sterke mate bedorven, niet alleen van
buiten, maar ook van binnen. Sinds-
'n Lastige klant.
De 23-jarige A. M. H. H. te Waal
wijk stond terecht wegens het feit dat
ik hoorde langen tijd niet9 anders dan
een zacht, onderdrukt brommen, dat
in 't geheel niet boosaardig klonk.
Voor zoover ik in de duisternis zien
kon, was het een mooi,9terk mannetje,
dat den weg naar Kiyo gevonden had
Nu kon ik mijn voornemen niet meer
ten uitvoer brengen. Het zou een ze
keren dood voor mij beteekend heb.
ben, als ik de deur geopend had. En
weet u, toen schoot mij de gedaohte
te binnen dat, als ik het mannetje ook
te pakken kon krijgen, Kiyo's kleine
hartje niet van wanhoop meer zou
breken en zij ook gemakkelijker in
gevangenschap zou wennen.
Langs omwegen 9loop ik terug en
lang9 omwegen slopen we weer nader
bij. U kunt me gelooven, dat deze
nachtelijke vangst ons toen in groote
opwinding bracht, maar Muri, zoo heb
ik het mannetje aldoor geroepen, ging
in het net. En nu komt het vreemdste,
iets, wat men voor onmogelijk gehou-
den zou hebben, indien het niet wer
kelijk gebeurd was
's Morgens dan, toen ik Kiyo op
zocht 't mannetje was in een an
dere kooi opgesloten lag zij heele
maal vooraan tegen het hek en hield
in de harige armen een jong, dat Muri
had meegebracht Ik heb mijn oogen
meer uit moeten vegen dan noodig
was."
De dresseur wendde zich naar Kiyo,
die hem met haar trouwe, verstandige
oogen aanzag, alsof ze alles begrepen
had wat hij vertelde. .Ik noemde
haar Kiyo. omdat ze hetzelfde geluid
uitstootte tegen het jong in haar armen.
En toen ik Muri bij haar in dezelfde
kooi opsloot, scheen zij geen lust meer
te hebben uit te breken. Zij was heel
gelukkig. Alleen Muri bezorgde mij in
den eersten tijd veel moeilijkheden.
Terug in het land, werd de vraag op.
geworpen, wat er met dit chimpansee
gezin moest gebeuren Mijn chef wilde
ze al aan een bekenden dierentuin
aanbieden, maar op 't allerlaatste oo
genblik besloot ik ze zelf te koopen.
De drie dieren en vooral Kiyo, waren
erg aan mij gehecht en ik kon ze niet
goed missen Mijn spaarduitjes gaf ik
er aan en ze waren mijn onvervreemd
baar bezit geworden. Een tijd lang
dien heeft verdachte bovendien nog in hij zich niet op eerste bevel van den
het geheel geen beterschap getoond, caféhouder uit een café in de Stations-
Integendeel is hij nadien nog bekeurd straat verwijderd had.
voor het slachten van ongekeurde var- Nu betoogde hij voor den Kanton-
kens, wat des te erger is, waar hij het rechter zijn goed recht. Een café
trokken we ons in een stille streek
terug en het resultaat ach, dat kent
u. Dit nummer heb ik samengesteld
en nu oogsten wij iederen avond lof,
bijval en geld."
bord.
En nu moet ]anf je strafwerk maken.
Hij moet honderd maal schrijven:
„Ik mag niet mijn tong uitsteken
achter meesters rug, want dat is laf
en ondeugend. En ik moet mijn les
leeren
jantje zit thuis. De zon schijnt
heerlijk buiten en hij hoort de kinderen
spelen en lachen. Oh, wat bad hQ
graag meegespeeld 1 In zijn zak heeft
hij een mooien, nieuwen tol...
Zuchtend pakt hQ zijn pen. „Ik mag
niet mijn tong uitsteken.enz."
„Als ik meester was zou ik mijn
jongens nooit strafregels laten schrlj.
ven. En ik zou het niets erg vinden,
als ze hun lessen niet geleerd hadden
Nee, ik zou toch eigenlijk geen
meester willen worden 1", denkt
Jantje.
Maar wat dan wel? Kok. Dan
kun je van alles snoepen 1 En je mag
zelf van de heerljjke taarten maken
en pudding".
Jantje likt zijn lippen al af, bij het
bedenken van al dat lekkers, dat hij
dan zou kunnen maken.
Maar dan valt zijn oog weer op die
nare regels en zuchtend schrijft hQ
verderachter meesters rug, want
dat is
„Neen, ik wil toch geen kok
Wat Janflje worden wil.
Jantje is ondeugend geweest op
schoolhQ had zQn les niet geleerd.
Toen de meester hem een beurt gaf,
had hij natuurlijk niets geweten. Maar
weet je wat het ondeugendste was?
Toen de meester zich omdraaide, om
tets op het bord te schrQven, had
Jantje zQn tong uitgestoken... Maar
hQ wist niet, dat meester dat gezien
had, in den glimmenden rand van het
is