DE ECU lil m in. rn I Ons Ufeekpraatje. No. 48. Zaterdag 10 Juni '33. 56e Jrg. TWEEDE BLAD. Ons hedendaagsch tourisme is eigen- lijk een echte Kalverstraatsport. Ais het zomer is en mooi weer, dan ontvlieden de inwoners van de groote steden huis en hof deze laatste .voor zoover aanwezig" om op korter of grooter afstand van hun woonplaats weer heerlijk te gaan samenklitten. De «drang naar buiten" hebben we hooren betitelen als resultaat van betere hygiënische begrippen, maar we betwijfelen hard of de zaken wel zóó staan. Vroeger vonden de stede lingen er weinig of niets aan om ver naar buiten te trekken, waar het zoo akelig-stil kon zijn en eenzaam. Toen ontstond plots een modegril, een beweging des tijds, welke de men- schen naar buiten dreef. En nu gaan ze dan ook, met liefde en plezier, maar niet, omdat het buiten zoo ge zond is of omdat de natuur er zoo schoon is, maar omdat ze weten, dat het er druk isrumoerig en gezellig. Met mooie Pinksterdagen moet iedere Amsterdammer, die dat maar even doen kan, naar Gooi- en Eemland of Zar.dvoort, een Hagenaar .gaat ter Piere" en een Rotterdammer bezoekt Hoek van Holland. Gelijk een hoofd stedeling op een winterschen avond voor de gezelligheid een Kalverstraatje maakt, een Hagenaar in zijn Vlaming straat flaneert en de Rotterdammers heen en weer .stiefelen" op de Hoog straat. Over het algemeen er zijn natuurlijk vele loffelijke uitzonderingen zoeken de stedelingen des zomers op hun tochten naar bulten noch de natuur, noch een versterkte gezond heid ze zoeken elkaar. En hoe Gedurende de Pinksterdagen hebben we dat langs een der groote trek- wegen nog eens ruslig geobserveerd. Als men de vele gammele vehikels ziet, waarmee gereden wordt, dan vraagt men zich telkens afhoe durven ze? Als men waarneemt, hoe tal van automobielen op de meest onmogelijke wijze met menschenvleesch zijn afgeladen, dan vraagt men zich af: hoe houden ze dat uit? Als men steeds weer opnieuw de laaiende uitgaanspret van sommige auto of motorbestuurders opmerkt, dan ver zucht menhoe komt dat maar weer heel thuis? Wie zich per tram of bus laten vervoeren, staan vooraf een uur of langer in de rij en in de zon. Half gaar gebraden stappen ze het ver- voermiddel in, waar ze in eikaars lichaamsuitwaseming zachtjes worden gestoomd. In dien toestand komen ze aan op het gloeiende zand van het strand of vleien ze zich neer op de heete naalden van de hel. Ze worden nu geroosterd. Na een paar uur gaat het nog levende menschen-gebraad weer .in de file" voor den terugtocht. De menschen worden dan nog wat nagestoomd in tram of bus en komen na al deze hygiënische verfrisschingen eindelijk thuis voor zoover ze onderweg niet zijn gesneuveld waar de dokter wordt ontboden om ze van de gevolgen van zonnebrand te redden. De bekende schilder Willy Sluyters schreef eens in een correspondentie uit Nice: „De zee moet hier soms bijzonder mooi zijn, maar ik heb dat nog niet kunnen waarnemen, 't Is meer vleesch dan zee, wat ik zie*. De bi] de stedelingen bekende mooie plekjes buiten, waren met de Pinksterdagen niet herkenbaar. Hei en veld waren bezet als het Amster- damsche Amstelveld op Marktdag. Van het bezoek aan het strand lazen we in een der Maandagochtendbladen „Het was langs het geheele Noordzee strand van Kijkduin tot Wassenaar drukker dan druk op beide dagen. De Pier kon nauwelijks meer be zoekers bevatten en voetje voor voelje slechts kon men het Wandelhoofd langs". We kunnen de zon best in het water zien schijnen. Duizenden hebben met de Pinksterdagen wat extra's verdiend en honderdduizenden hebben op hun manier „genoten". Maar we zouden die laatsten toch willen raden: probeert een anderen keer toch eens meer echt van buiten te genieten. Er zijn o, zooveel wonderschoone tochtjes te bedenken langs wegen en naar plaatsen, waar het rustig is en waar we de natuur meer nabij kunnen komen. Dan moet de mensch echter leeren om zijn kudde-geest te onderdrukken. Laatst zagen we op een schets kaartje in de krant de „trekwegen" der zwaluwen afgebeeld. Als we een schetskaartje zouden hebben te maken van de algemeen gevolgde „trekwegen" der menschen in den zomer, dan zon zoo'n kaartje er nog veel een- voudiger uitzien, dan het toch al een voudige schetsje van het zwaluwen, tourisme. Er is een instinct van menschen en dieren, dat ze als soorten tesamen drijft, uit lijfsbehoud. De menschen echter hebben bovendien toch ook verstand en dat moet ze het nuttige bijbrengen van het uitwaaien en van tijd tot tijd uit de klittende gemeen schap. Al ware het ter vorming of versterking van onze zelfstandigheid en individualiteit. KANTONGERECHT WAALWIJK. Donderdag 8 Juni. Eigen Wegte Loonopzand. weg-kwestie te Loonopzand, De De waarover we hier al meerdere malen geschreven hebben, blijft ook nu nog onze aandacht vragen. Er weiden deze maal weer een tweetal getuigen ge hoord en nu de zaak tot in alle fines ses is doorzocht zal eindelijk over twee weken het vonnis tegen den verdachte den O. die de rol van proefkonijn vervult geveld worden. De bewo ners van 't Kraanven zullen ongetwijfeld in spanning op die beslissing wachten. De getuigen die op deze zitting gehoord werden waren de gebr. v. d. Hoven, mede-eigenaars van den betrokken weg. Embertus, in de wandeling heet hij Bernardus bevestigde nog eens wat hij in een vroeger stadium al eens aan den Kantonrechter heeft medegedeeld. Het voornaamste uit zijn betoog was wel dat de borden „eigen weg" en „verboden toegang" geplaatst zijn met medeweten van alle eigenaren, en dat zij nooit den weg ten algemeenen nutte hebben willen afstaan. Getuige had daarover IndertQd zelfs een onderhoud met Weth. van Lier, die hem vroeg of de eigenaren den weg gratis zouden willen afstaan opdat de gemeente dezen tot een goeden publieken weg zou kunnen maken. Daartegen hadden de eigenaars echter bezwaren en toen heeft Weth. v. Lier gevraagd om een stuk grond aan de andere zijde. Nboit, zegt get. is het onze bedoeling geweest den weg voor het publiek te bestemmen of hem daartoe te onderhouden. Getuige Martinus v. d. Hoven uit Kaatsheuvel bevestigt deze verklarin gen, doch brengt overigens weinig nieuws in het midden. De uitspraak wordt bepaald op Donderdag 22 Juni a s. Niet zoo onschuldig. De motorrQder C. L. S. uit Waspik werd onder Capelle door veldwachter Gouda bekeurd daar hij geen licht had In de vorige zitting had hij met heel veel omhaal betoogd dat het zoo erg niet was en dat zijn licht voldoende brandde. De zaak werd daarom uitgesteld opdat veldwachter Gouda de duistere zaak zou kunnen komen belichten. Hij had beslist niet het minste licht toen hij werd aangehouden, ver klaarde de politieman. Nadat hij wa aan den lantaarn had zitten „morrelen" kwam er wel een klein vuurtje in maar dat was toch lang niet voldoende Als oorzaak van het defect noemde verdachte bij zijn bekeuring het slib dat op zijn lantaarn was gekomen maar het had toen in geen dagen ge regend. En hij is zoo onschuldig nie als hij voorgeeft, voegde getuige er aan toe, want 14 dagen nadien heb ik hem weer zonder licht ontmoet en bij deze gelegenheid weigerde hij zelfs op sommatie te stoppen. De Ambtenaar stelt zijn eisch en de <antonrechter voegt er de gebruikelijke vraag bij of verdachte nog iets te zeggen heeft. Als mijn woorden toch niet ge- oofd worden, dan heb ik er niets tegen in te brengen, zegt verdachte brutaalweg. Geloof je dan dat ik jou woord eerder zou gelooven dan dat van een politieman onder eede? Waarom zou hij liegen, hij heeft toch nooit iets tegen je gehad? Uitspraak f 5 of 3 dagen. Zonder schriftelijke toestemming is eenige overname uit deze rubriek verboden. DE WENSCHBRON. De vluchteling. il Hij scheen tamelijk teleurgesteld, toen hij het meisje alleen zag. Hij wist niet, hoe haar hart klopte in haar keel. „Bent U alleen, senorita vroeg hij. lna probeerde zich kalm te houden en haar stem was heel rustig, toen zij antwoordde „Mijn hondje is bij mijl" „Nee, wij zoeken een ander soort hond", onderbrak de soldaat haar. „Hebt U niets gezien Hij keek lna wantrouwend aan. „Wat doet U bij dezen put? „Ina's hersenen werkten bliksem snel. Wat moest zij hierop antwoor den? Plotseling herinnerde zij zich een sprookje, dat Pablo haar verteld had, ze glimlachte zonder vrees tegen de soldaten er waren er nog twee door de boschjes naderbljgekomen. „Het is een wenschbron senors", zei" ze. .Men zegt. dat als je er een witte steen ingooit en een wensch opzegt, de wensch uitkomt. Dus..." „Maar we hebben geen tijd, om naar die oude—wijvenpraat te luiste ren", zei éénsvan de soldaten. „Kijk eens naar dien put, Diego. Dat lijkt wel wat op een schuilplaats Of nog beter, gooi een flink stuk rotsteen naar beneden. Als de jongen zich daar verbergt, zal hij er wel geweest zijn. Help me eens, Pietrol" Twee van de mannen tilden een zwaar stuk rots op en gooiden het in den put. Ze luisterden oplettend, maar hoorden niets anders dan de plons in het water en de doffen echo tegen de wanden. Meer niet. „Hij is niet hier. Dat is zeker 1", zei Pietro. „Kom mee agimos." Ina durfde pas weer op te kijken, toen zij het hoefgetrappel nog heel in de verte hoorde. En toen het geheel weggestorven was, leunde zij over het muurtje van den put en riep zachtjens den jongen. „Ze zijn weg, hoor", riep ze lachend. „Maar het Is toch beter, dat je nog een poosje daar blijft. Luister, ik heb een pracht plan. Ik zal wat kleeren halen, wat kleeren van mij. Dan kun De verdwenen chauffeur. Men herinnert zich de geheimzinnige historie die C. B. v. d. S. uit de Werken c.a. vorige maal vertelde. Op den weg van Capelle naar het Veer passeerde hij met zijn auto rijks veldwachter J. Ramakers uit Dussen, die constateerde dat de wagen geen achterlicht had. Voor de pont moest de wagen stoppen en daardoor kon de veldwachter hem inhalen. Tegen den eenigen inzittende v. d. S. werd verbaal opgemaakt. Voor den Kantonrechter verklaarde v. d. S. echter dat hij den wagen niet bestuurd had en dus niet verantwoor delijk was. De auto zou n.l. gereden zijn door iemand die bij het Veer in een anderen wagen was overgestapt om des te eerder thuis te zijn, De verbalisant kon die duistere zaak ook niet goed ontwarren. HQ heelt bezoek gehad van v. d. S. die hem verteld heeft wat hij den Kantonrechter zooal verteld had. Ge tuige is daarom eens bij het Veer op onderzoek uitgeweest en de machinist heeft hem verklaard dat er bij de af vaart van het Veer geen wagen op den wal stond en er dus moeilijk een chauffeur op de pont gekomen kan zijn. Dit laatste is bovendien verboden indien de afsluithekken dicht zijn. Heeft hij bij de bekeuring niet gezegd dat hij den wagen niet gereden had vraagt de Ambtenaar. Hij heeft niets gezegd en op de pont heeft hij zelf zijn achterlicht her steld 1 zegt de veldwachter. Verdachte komt dan met de bewering dat hij den veldwachter niet heeft op gezocht om hem over de zaak in te lichten, doch slechts om te vragen wanneer hij weer voor zou komen. Geen praatjes, zegt de Kanton rechter kortaf. Als je erop staat dat Ik de machinist van het Veer zal dag vaarden zal ik dat doen. Ik zie er niets in telkens naar Waalwijk te komen. Als de boete te hoog is ga ik wel in hooger beroep 1 Waarom geef je den naam van den chauffeur niet op, dan was de zaak ineens opgelost? Ik vind het zoo ongelukkig dat men mij hier als leugenaar neerzet. Ik ben voor deze zaak nu al twee keer in Waalwijk geweest. Je moet nu geen onzin verkoopen. Dat je al tweemaal bent hier geweest is je eigen schuld. Met het opgeven van een naam zou de zaak uit zijn, maar ik geloof dat die chauffeur een denkbeeldige was, veronderstelt Kan tonrechter. Men zou het gaan gelooven want tiet toeval kan toch zoo vernuftig niet zijn. Over 14 dagen wordt nu machinist Prinsen gehoord. Verblindend licht. S. J. M. S. uit Aarle Rixtel reed in de laan te Nieuwkuik met zijn auto een Drunensche jonden tegen de vlakte. Als verontschuldiging voerde hij aan dat hij niets voor zich uit kon zien daar een auto met verblindend licht hem tegemoet kwam. Deze verklaring werd door een getuige bevestigd je je als meisje verkleeden en niemand zal je herkennen. Ik zal niet lang wegblijven." Ze liep weg, besteeg Bella en ga loppeerde naar huis. Haar vader was nog niet terugge keerd uit San Angelo, er was dus niemand, die haar vroeg wat ze uit voerde. Haastig maakte ze een bun deltje van een ouden rok, een jumper en een breedgerande stroohoed. Toen reed zij terug naar den put. Een voorzichtige roep en de jongen kwam te voorschijn. „Het is geweldig van U, senorita, dat voor mij te doen", zei hQ, toen hij het pakje zag. „Misschien heb ik nog eens de gelegenheid het U te vergelden." In een tel had hij het rokje over zijn broek getrokken, de jumper deed hij over zijn jasje. De breedgerande hoed op zijn hoofd en werkelijk, hij leek op een meisje. „Je ziet er fijn uitl", zei Ina, terwijl zij in haar handen klapte. „Nee, bedank me nu maar niet. Ga maar gauw naar San Angelo. Daar zijn de gouvernementstroepen. Ga nu... en veel geluk." Ze keek hem na, toen hij wegliep. Toen zocht ze heei ernstig naar een witten steen en toen ze er één gevon den had, gooide ze hem in den put. „Laat hem veilig aankomen!", wenschte ze. „En ik zou hem zoo graag nog eens willen ontmoeten., DE KLEINE VERKOOPER. Wie komt er bij me koopen? Ik heb toch goede waar Je hoeft niet ver te loopen. ik heb 'alles bij elkaar Groote zoute droppen, En lekkere pljp-kaneel, Dan had je maar moeten stoppen, aldus de ambtenaar, die f 20.of 10 dagen eischte, benevens toewijzing der civiele vordering a f5 70. Toen S. de schadevergoeding prompt betaalde ver minderde Kantonrechter de straf tot de helft. Sweepstake in Kaatsheuvel. Twee Kaatsheuvelsche weiklooze huisvaders, I. A. S. en F. L, waren op het pientere idee gekomen om in hun onderhoud te voorzien door een sweepstake op touw te zetten. Wel op iets kleinere schaal en met 't verschil dat inplaats van de paarden de dobbel- steenen over het wel en wee der ge lukszoekers beschikten, maar toch zoo dat het handeitje eveneens viel onder de verboden loterijen. Dat laatste wisten belde verdachten niet, althans zij gaven het aldus voor en zQ deden er hartroerende wee klachten bij dat het toch zoo hard noodlg was om iets te bedenken om in het onderhoud van vrouw en zoo veel kinderen te voorzien. L. durfde zelfs een voorwaardelijke veroordeeling vragen toen hij den eisch 115 of 10 d. hoorde. Er kwam nog de omstandigheid bij dat het er bij de loterij niet zoo heel eerlijk naar toe scheen te gaan. De prijs werd n.l. niet toegekend aan diegenen die 18 gooide, maar aan iemand die het tot 17 had gebracht. Dat werd op rekening van een ver gissing geschreven, maar daarmede was de Kantonrechter niet tevreden want die vergissing had toch behooren te worden hersteld. Ondanks dat alles was de Kanton rechter zeer ciement en liet hij zijn goede hart weer het laatste woord spreken. Daarom kwamen beide ver dachten eraf met f 5 of 3 dagen, met verbeurdverklaring van de loterij- attributen. Het goede voorbeeld. Wa. |a. B., dienstbode te Kaats heuvel, had aldaar het trottoir als fietspad gebruikt. Doch moet men hahr op haar woord gelooven dan ging dat geheel buiten haar schuld omdat er veel sneeuwhoopen lagen en zij zich voor een auto in veiligheid moest brengen. Heb je daarvan niets tegen den verbalisant verteld informeert Kanton rechter. Daar kreeg ik de kans niet voor. Toen de agent den volgenden dag bij mij kwam om verbaal op te maken, heeft hij zoo gevloekt en leelijk gedaan dat ik geen kans kreeg iets te zeggen. In ieder geval had u niet op het trottoir mogen rijden. Als er op de straat geen plaats was had u moeten afstappen. Och bij ons rijdt iedereen over het trottoir, tot zelfs de politie toe. De zaak wordt 14 dagen uitgesteld om den verbalisant, agent Badjou, te hooren. Korte metten De Waalwljksche arbeider L. H. deed zich als een lastig heerschap kennen. Van de gelegenheid aat hij moest voorkomen trachtte hij gebruik te maken om zijn haai tegen de politie En verder Haagsche hoppen, Verkoop ik reuze veel Een klantje heb ik ook al, Dat is mijn kleine nicht Aan haar arm een mandje, Dat houdt ze stevig dicht! Ik zeg beleefdwat blief je Wat moet je hebben, zus!? Dan zegt dat hartediefje Allereerst een kus. Dan nog drie zoute droppen, En ook een pijp kaneel. Een doosje Haagsche hoppen. Dan heb ik niet te veel." Oh, kleine stoute Nan, Jij weet wel wat je doet! Je neemt precies de helft, En dat is ook maar goed Raadsels. 1 x medeklinker ,x lidwoord ..x kippenhok ...x spreekt ieder mensch xxxxx plaats in Limburg Op de kruisjeslijnen komt hetzelfde woord te staan. Met p ben ik een specerij, met k ben ik een soort weefsel RITA. Mijn geheel: 1 2 2 3 4 6 5 7 8 9 2 2 10 is een inrichting, waar boeken uitgeleend worden. 4 7 2 1 veel 1 2 3 onderricht 9 7 10 bergplaats 4 7 8 vischsoort 4 6 5 10 metaal 4 2 2 10 klein riviertje 9 5 10 krampachtige snik 4 De volgende lettergrepen vormen een spreekwoord als, gens, het, het, je, klok, ner. tikt, tikt, thuis, zoo. Welk GEFOPT. Pietje: „Hoeveel letters heeft teen?" Jantje: „Vier!" Pietje: „Niet waar!" Jantje: „T-e-e-n!" Pietje: „Niet waar, want als je er een (de letter „t") afhaalt, blijft er „een" over!" A, e, f, k, r, r, a, t. w, is iets, dat je van den meester krijgt, als je on- deugend bent. Max zucht bij zijn huiswerk: „Er is geen rechtvaardigheid in de wereld"! „Waarom niet?" vraagt zijn moeder. „Wij moeten het werk maken en de leeraar krijgt er het geld voor!"

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1933 | | pagina 5