Raadhuize. Daar de burgemeester wegens een lichte ongesteldheid en weth. Middel koop wegens uitstedigheid de vergade ring niet konden bijwonen, fungeerde wethouder v. d. Willigenburg als voorzitter. Afwezig de heeren Timmermans en Verheijden, de laatste met kennisge ving. Aan de orde: 1. Vaststelling der notulen van de vergadering van 31 Maart 1933. Deze worden ongewijzigd vastge steld. 2. Ingekomen stukken. Van Ged. Staten goedkeuring der begrooting 1933 en der rekening '32, der verordening inzake beroep op de Woningwet, en der raadsbesluiten tot wijziging der begrooting '32, tot het aangaan eener kasgeldleening en tot toetreding tot het streekplan „D<s Meijerij". Al deze stukken worden voor ken nisgeving aangenomen. Van B. J. Kamp, verzoek omgedu rende de zomermaanden het sluitings uur voor zijn café 1 uur later te stel len. B. en W. achten het niet in het al gemeen belang voor dit eene café een uitzonderingsbepaling te maken, af gezien nog van het feit dat dit volgens de verordening niet mogelijk is. Het verzoek wordt afgewezen. Van J. van der Schans, verzoek om een schadevergoeding van 25 voor de schade die hij tengevolge van de werkverschaffing aan zijn grasgewas op het weiland langs de haven heeft ondervonden. De Voorzitter zegt, dat in de vorige vergadering eenzelfde adres van v. d S. aan de orde was. Toen is besloten ƒ15.schadevergoeding te geven daar B. en W. meenden dat dit vol doende was. Daarna heeft v. d. S. ech ter opnieuw schade ondervonden, thans aan het gewas 1933. Dit geeft B. en W. aanleiding thans een totale vergoeding toe te kennen van 25. De heer Boer vraagt of de eerste kwestie thans is afgewerkt. De Voorzitter zegt, dat deze zaak nog steeds hangende is. De lieer de Rooij vraagt of de ge meente door deze betaling nu van alle verdere onkosten af is. De Voorzitter kan daarop niet be vestigend antwoorden. Als v. d. S. nog meer schade ondervindt, kan het noodzakelijk zijn dat hem nogmaals schadevergoeding wordt gegeven. Spr. zegt toe, dat B. en W. zullen trachten te voorkomen, dat de ge meente hiervoor nog meer zal moeten betalen. De kans daarop is, naar spr meent, ook zeer veel verminderd daar het werk aan de haven binnenkort ten einde is. De heer Boer meent, dat het thans niet meer noodzakelijk is, dat nog over het weiland geloopen wordt en dat de gemeente zich daarom niet meer aansprakelijk moest stellen. De eigenaar van den grond moet z.i. de politie maar toezicht laten houden, zoodat diegene, die van het land ge bruik maken, zelf de kosten betalen. De Voorzitter zegt toe, aan v. d. S. te zullen ineedeelen, dat dit de laatste maal is, dat vergoeding gegeven wordt. Tevens zal spr. den opzichter verzoe ken toe te zien dat geen nieuwe scha de aan het land wordt toegebracht. De Raad gaat met het voorstel ac- coord. 3. Goedkeuring wijziging begroo ting Burg. Armbestuur. Op voorstel van B. en W. wordt de gevraagde wijziging verleend. 4. Wijziging gem.-begrooting dienst 1932. Deze wijziging is noodzakelijk in verband met het groote tekort op som mige posten, als b.v. werkverschaf fing. De Raad gaat ermede accoord. Straatbelasting. 5. Vaststelling kohier Straatbelas ting 1933. De heer Kraak herinnert eraan, dat B. en W. in 1932 den raad hebben toe gezegd te zullen trachten een andere heffing voor déze belading te vinden. Spr. vraagt hoe deze kwestie staat en wijst op de onbillijkheid dat alleen de bewoners van gebouwde eigendom men deze belasting betalen en niet de eigenaars van landerijen. De Voorzitter zegt, dat indertijd deze kwestie door den heer Dalmaijer is naar voren gebracht. B. en W. heb ben toen toegezegd een wijziging te zullen overwegen, zoodra de tijdsom standigheden veranderd zijn. B. en W. zijn nog steeds bereid de zaak in stu die te nemen, doch thans, nu de lan derijen voor de eigenaren slechts scha de opleveren, zien zij geen kans met een wijziging der belasting te komen. Nog steeds staan B. en W. op het standpunt dat de heffing gewijzigd zal moeten worden zoodra de tijdsom standigheden zich wijzigen. De heer Michael wijst in dit ver band op het feit, dat er enkele per- ceelen zijn, die belasting betalen on danks het feit dat zij in het geheel geen uitweg hebben naar den publie- ken weg, zoodat als daar iemand kwam te overlijden, hij met kunst en vliegwerk begraven zou moeten wor den. Spr. herinnert eraan, dat inder tijd de heer Kraak al over deze zaak gesproken heeft en dat B. en W. toen hebben toegezegd de kwestie onder 't oog te zien. Spr. vraagt of het college hiervan werk heeft gemaakt. De toe stand kan z.i. niet door den beugel, temeer daar voor deze perceelen nog straatbelasting betaald moet worden. De Voorzitter merkt op, dat de ver ordening niet verbiedt deze personen ook aan te slaan, dus op grond der Verordening hebben B. en W. ook hen in een belasting betrokken. Op grond van de billijkheid zou hen echter, naar spr. meent, ontheffing verleend kun nen worden. Spreker zegt dat de zaak voor B. en W. nog steeds niet van de baan is en dat zij nog altijd hetzelfde standpunt innemen. De heer Michaël. Als B. en W. steeds op dat standpunt blijven staan, schie ten we niet op, we moeten vooruit. In ieder geval dienen deze menschen toch vrijstelling der wegenbelasting te krij gen. De Voorzitter zegt toe, dat B. en W. deze kwestie ernstig zullen onderzoe ken. Het kohier wordt vastgesteld con form het ontwerp, sluitende op een totaal bedrag van rond 1600. Opheffing Openbare Scholen. 6. Schrijven van Ged. Staten inzake opheffing Openbare Lagere Scholen. De Voorzitter zegt, dat B. en W. thans van Ged. Staten een schrijven ontvangen hebben, waarin hun wordt bevolen aan den Raad voor te stellen een overeenkomst te treffen met de gemeente Loon op Zand, opdat kin deren uit deze gemeente de Openbare School aan den Loonschendijk kun nen bezoeken en de beide Openbare Scholen dezer gemeente in de Nieuw- straat en in Vrijhoeven kunnen wor den opgeheven. Gezien dit bevel stelt bet college van B. en W. voor aan B. en W. op te dragen met het gemeente bestuur van Loon op Zand te onder handelen inzake het aangaan van een overeenkomst als door Ged. Staten be doeld. In principe is Loon op Zand reeds bereid gevonden deze overeen komst aan te gaan, doch de verschil lende voorwaarden zullen nog bespro ken moeten worden. Spr. legt er den nadruk op, dat het college met alge- meenc stemmen besloten heeft dit voorstel te doen. Spr. deelt nog mede dat van de Afd. Sprang-Capelle der Ver. „Volksonder wijs" en van de „Ver. van Ouders van Schoolgaande kinderen" adressen zijn ingekomen, waarin verzocht wordt, al het mogelijke te doen tot behoud dezer scholen. De heer Michaël constateert dat B. en W. voorstellen om de kinderen van Sprang, Vrijhoeven en de Heistraat naar Loonschendijk te sturen. De Voorzitter deelde mede, dat reeds met Loon op Zand overleg is en dat principieele overeenstemming is bereikt; doch in de bescheiden zag spreker een brief van Loon op Zand, waarin reeds eenige voorwaarden ge noemd waren. Zoo zal de inrichting der school a. d. Loonschendijk moeten worden veranderd op kosten van Sprang-Capelle, en zal Sprang-Capelle in de onderhoudskosten moeten bij dragen in verhouding tot het aantal schoolgaande kinderen. In eerste instantie wil spr. niet ver der op de zaak ingaan, doch dit wil hij zeggen: wanneer de Raad besluit om in overleg te treden met de ge meente Loon op Zand, dan is daarmee de beslissing genomen omtrent de beide openbare scholen van Sprang Capelle. Spr. vindt de houding van B. en W. eigenaardig daar zij vroeger het voor stel van Ged. Staten hebben afgewe zen. Liever had spr. gezien dat B. en W. royaal hadden gezegd „we zullen de scholen maar opheffen", want het plegen van overleg komt z.i. op het zelfde neer. Spr. wenscht dat de brief van Ged. Staten in z'n geheel wordt voorgelezen De Voorzitter merkt op, dat de heer Michaël het doet voorkomen alsof B. en W. in deze handelend optreden. Zoo staat de zaak echter niet. Indertijd heeft weth. Middelkoop voorgesteld de school in de Heistraat op te heffen en een nieuwe Openbare School te bouwen in Vrijhoeven. Dit voorstel is aangenomen en door Ged. Staten goedgekeurd, doch door de Kroon vernietigd. Daarna hebben Ge deputeerde Staten verzocht den Raad voor te stellen de scholen op te hef fen. B. en W. hebben dat echter niet gedaan en stelden voor het schrijven van Ged. Staten voor kennisgeving aan te nemen, daar zij geen reden za gen om van het eerstgenomen besluit af te wijken. Nu echter komen Ged. Staten niet meer vragen, doch nu be velen zij. Dus strikt genomen zijn de scholen thans opgeheven en daaruit volgt, dat, wil men de kinderen gele genheid geven openbaar onderwijs te blijven volgen, met Loon op Zand overlegd zal moeten worden. B. en W. kunnen niet anders dan met dit voor stel komen, zegt spr. Een andere kwestie is natuurlijk of de Raad besluiten wil in beroep te gaan tegen het besluit van Ged. Sta ten. Doch B. en W. kunnen niet an ders handelen, de zaak gaat buiten hen om. De heer Michaël wil nog eens het juiste voorstel van B. en W. hooren, daar hij meent, dat de voorzitter dit anders formuleerde als het bij de stuk ken was ter inzage gelegd. De Voorzitter formuleert nog eens het voorstel: het college stelt voor B. en W. te machtigen in overleg te tre den met het gemeentebestuur van Loon op Zand, tot het aangaan van 'n overeenkomst als door Ged. Staten be doeld. De Secretaris leest daarop 't schrij ven van Ged. Staten voor. Daarin wordt o.m. gezegd dat het algemeen belang door de opheffing der scholen gediend zal zijn, terwijl het onderwijs er geen schade van zal ondervinden. Bovendien wordt er in het schrijven de aandacht op gevestigd dat grens wijziging tusschen Loon op Zand en Sprang-Capelle in voorbereiding is, die juist in dit gebied groote verande ring zal teweeg brengen. Het protestantsche gehucht Loon schendijk zou dan bij Sprang-Capelle gevoegd worden. Binnen afzienbaren tijd zijn deze grenswijzigingsvoorstellen te verwach ten. De heer Kraak merkt allereerst op, dat de school in de Heistraat geen 49 leerlingen telt zooals Ged. Staten mee- nen, doch 51. Z.i. zijn B. en W. in den tijd van 3 maanden hard van gedachten veran derd. In de vergadering van 31 Maart kwamen B. en W. direct met het voor stel aan den Raad om het schrijven van Ged. Staten, waarin zij adviseer den de scholen op te heffen, voor ken nisgeving aan te nemen, zoociat z.i., v illen B. en W. consequent blijven, zij thans met een voorstel moesten ko men om tegen het bevel van Ged. Sta ten in beroep te gaan bij de Kroon, wat spr. dan ook zeker van B. en W. ver wacht had. Zien B. en W. dan niet het gevaar dat er een Bijz. Neutrale school zal verrijzen, wat veel meer kosten met zich zal brengen? Spr. ziet er inet het oog op bezuiniging, totaal geen nut in, de scholen op te heffen en wil dit dan ook de Kroon en den betref- fenden Minister wel degelijk aan het verstand trachten te brengen. Spr. stelt voor met genoemde mo tiveering bij de Kroon in beroep te gaan tegen het bevel van Ged. Staten, om verdere uitbreiding van Bijzondere scholen tegen te gaan. De Voorzitter kan het begin van d& rede van den heer Kraak niet onder schrijven. B. en W. zijn niet van ge dachten veranderd, doch B. en W. zijn niet vrij meer. Indertijd werden B. en W. verzocht een voorstel aan den Raad te doen, doch thans worden zij bevolen door een hoogere macht en als onderge schikt college hebben zij slechts het bevel van Ged. Staten uit te voeren. Spr. zegt, dat de Raad gerust in be roep kan gaan. B. en W. hebben ex pres deze vergadering zoo spoedig be legd om den Raad eventueel in de ge legenheid te stellen in beroep te gaan. De heer de Rooij is van meening dat velen met verwondering kennis heb ben genomen van het bevel van Ged. Staten tot opheffing van de Openbare Lagere Scholen in de Nieuwstraat en die in het gehucht Vrijhoeve Capelle. Spr. zegt met opzet „gehucht" Vrij- hoeve-Capelle, omdat Ged. Staten de vrijheid in hun bevelend schrijven ne men het centrum der gem. Sprang- Capelle als zoodanig te betitelen en spr. voelt zich verplicht in deze open. bare Raadsvergadering te protestee ren tegen deze zoover omlaaghalende benaming van voormalig Vrijhoeve- Capelle. Mede in verband met derge lijke benamingen van de plaats der school in het centrum van een hun- in het centrum der gemeente, is reeds 14 October 1929, dus bijna 4 ja ren geleden, met een adres tot den Raad gekomen voor verbetering van (ie school, doch van eenige verbetering is nooit iets gekomen, noch toen er de gemeente financieel goed voorstond, noch toen het uit financieel oogpunt nog. goed mogelijk ware geweest. Om echter te doen blijken dat ook de Raad er van doordrongen is dat er tor wille der bezuiniging groote offers gebracht moeten worden, stelt spre ker voor, het besluit van Ged. Staten te vernietigen voor zoover betreft de bevolen opheffing der Openbare La gere School in Vrijhoeve-Capelle en zulks aan de Kroon voor te leggen. De heer Boer veronderstelt <lat hel geen doel heeft over deze zaak te stemmen, daar het een bevel is van Ged Staten, waarin de Raad toch geen wijziging zal kunnen brengen. Spr. zal buiten stemming blijven, daar hij meent dat de Raad zich door mee te stemmen, belachelijk maakt. De Voorzitter is het met deze rede neering niet eens, de Raad staat im mers in zijn volle recht als hij gebruik wil maken van zijn recht om in be roep te gaan. De heer Michaël gelooft niet, dat B. en W. hebben gehandeld op bevel van Ged. Staten en meent dat zij dit voorstel geheel vrij gedaan hebben. De Onderwijswet geeft hen immers de gelegenheid in beroep te gaan bij de Kroon, en dus had het college kun nen voorstellen van die gelegenheid gebruik te maken. U is niet gedwon gen door Ged. Staten, zegt spr De Voorzitter zegt, dat juridisch de school reeds is opgeheven, daar is niets meer aan te doen. Daaruit volgt, dat B. en W. pogingen in het werk moeten stellen om de kinderen in de gelegenheid te stellen openbaar on derwijs te blijven volgen. De heer Michaël is het hiermede niet eens. B. en W. zijn er schijnbaar niet van overtuigd, aldus spr., dat de opheffing der Openbare school te Vrij hoeven een slag in het aangezicht is voor de ouders der schoolgaande kin deren en voor de heele gemeente. Zij zijn er niet van doordrongen dat aan hun voorstel tot het treffen van een overeenkomst, direct de consequentie verbonden is, dat de scholen hier zul len verdwijnen. Ook voor Sprang was de school te Vrijhoeve de gelegenheid voor openbaar onderwijs, en als de scholen dus worden opgeheven, is aan een complex van 3000 inwoners d gelegenheid ontnomen in eigen plaats openbaar onderwijs te ontvangen. De bezuiniging kan, naar spr. meent, te ver gaan, want z.i. zullen die enkele honderden guldens niet opwegen te gen hetgeen den inwoners van Sprang- Capelle wordt aangedaan. Een andere kwestie is voor spreker de opheffing der school in de Niéuw- straat. Spr. is tegen elke opherfing van openbare scholen die nog bewijs van levensvatbaarheid hebben gege ven. Sinds 1921 is men begonnen, zegt spr., om met hamer en breekijzer het openbaar onderwijs te gaan afbreken. Nog altijd heeft hier het openbaar on derwijs recht van bestaan gehad en zelfs in 1931 heeft de Kroon nog uit spraak gedaan ten gunste van het be houd der school in de Heistraat. Nu komen Ged. Staten echter met vuist, moker en voorhamer om ons open baar onderwijs totaal te ruineeren. Op denzelfden onderlingen afstand staan 3 bijzondere scholen. Waarom moeten nu de twee Openbare Scholen verdwijnen? Wanneer geroepen wordt om bezuiniging, dan kon dit nog wel op andere manier gebeuren, meent spr. Als de raad niet beide scholen kan behouden, moet hij, naar spr.'s over tuiging, toch zeker zorgen dat er een van de twee blijft bestaan. Vanaf 1920 heeft spr. gestreden voor het behoud der school in de Heistraat, doch als er nu bezuinigd moet worden, zou hij deze school liever prijsgeven cn die van Vrijhoeven behouden. Als één openbare school opgeheven moei wor den, dan niet die van Vrijhoeven. Waarom zouden we de centen, die we hier verdienen, aan Kaatsheuvel ais schoolgeld betalen? vraagt spr. Ten slotte roept hij den raad op in beroep ner gemeenten, komt bij spr. het ver- te gaan tegen het besluit van Gedep. moeden op, dat Ged. Staten niet vol- doende op de hoogte zijn van de lig ging der gemeente en zeer zeker niet van de juiste afstanden der Openbare Lagere Scholen in kwestie. De mogelijkheid is z.i. daarom niet uitgesloten, dat Ged. Staten te een zijdig zijn ingelicht. Wij allen zijn er van overtuigd, al dus spr., dat er aan alle kanten zoo veel mogelijk moet worden bezuinigd, maar is het bevel van Ged. Staten zoo'n groote bezuiniging, dat de ouders van schoolgaande kinderen hierdoor zoo ver gedupeerd mogen worden, dat ei in eigen gemeente geen gelegenheid meer open is hun kinderen naar de Openbare School te sturen? De Oudercommissie, vertegenwoor digende alle ouders en verzorgers van schoolgaande kinderen van de school Staten. De Voorzitter wil allerminst ingaan op hetgeen de heer Michael gezegd heeft omtrent den schoolstrijd van 1921 en daarna, welke tijd spr. liever riet meer in herinnering brengt. Spr. ziet liever de toestanden van het. he- tlen onder het oog. Spr. geeft toe dat de raad de be voegdheid heeft in beroep te gaan, hij zelf heeft daar geen bezwaar tegen, doch hij acht het zelfs gewenscht. Ech ter moet de raad z.i. op den bodem der werkelijkheid blijven staan en beslui ten met Loonopzand in overleg te tre den, door welk besllit men immers tot niets gebonden wordt. De scholen zijn reeds opgeheven en daarom moet men de kinderen gelegenheid geven in Loonschendijk onderwijs te krijgen, zegt spr. De lieer Michaël: U leest niet goed, de sluiting der scholen gaat pas in 30 dagen nadat de overeenkomst met Loon op Zand is gesloten. Spr. acht dit overleg zeer gevaarlijk, daar hier door de raad voor feiten gesteld kan worden, die niet meer te herstellen zijn. Spr. is het eens met den heer Boer dat er niet gestemd behoeft te wor den. Hij wijst erop dat B. en W. ook hangende het beroep met Loon op Zand kunnen overleggen. De heer Kerst gelooft dat men de zaak niet zuiver inziet. B. en W. zijn verplicht het bevel van een hooger college te gehoorzamen en van den an deren kant heeft de Raad het recht in beroep te gaan. Waar wij een Minis ter van Onderwijs hebben die een uit gesproken voorstander is van het openbaar onderwijs, aldus spr., mo gen wij den uitslag van dat beroep gerust afwachten en zal de uitspraak naar recht en billijkheid geschieden. De heer Michaël. Bij de gratie Gods is hij Minister en of wij een minister hebben die voor het openbaar onder wijs is of iemand anders, moet ons om het even blijven. Ook een minister die voor bijzonder onderwijs is, zal naar recht en billijkheid uitspraak doen. Spr. blijft erbij, dat B. en W. vrij zijn om den raad voor te stellen tegen het besluit van Ged. Staten in beroep te gaan. De heer Kerst verklaart, dat hij den minister slechts genoemd heeft om dat de heer Michael over Ged. Stater, sprak op een wijze waaruit zou blij ken dat deze het openbaar onderwijs antipathiek gezind zijn. Spr. heeft, daartegenover iemand willen stellen, die er in het geheel niet antipathiek tegenover staat. De Voorzitter sluit de discussie en zegt, dat B. en W. aan hun voorstel vasthouden. Betreffende eventueel beroep zijn reèds eenige voorstellen uit den raad gedaan. In stemming gebracht, wordt het voorstel van B. en W. met 42 stem men aangenomen; vóór de heeren Dalmaijer, Vos, Kerst en v. d. Willi genburg, tegen de heeren de Rooij en Kraak; de heeren Boer en Michaë blijven buiten stemming. Het voorstel-Kraak wordt niet ge steund en komt dus niet in omvraag Het voorstel-de Rooij wordt ge steund door de heeren Michaël eu Kraak. In stemming gebracht wordt het voorstel aangenomen met 43 stem men; vóór de heeren de Rooij, Kraak, Boer en Michaël, tegen de heeren Dal maijer, Kerst en Vos; de heer v. d. Willigenburg bleef buiten stemming. Werkverschaffing. 7. Mededeelingen. De Voorzitter zegt, dat het B. en W. nog niet gelukt is een nieuw object voor werkverschaffing te vinden, daar van de betrokkenen geen medewer king kan worden verkregen. Voorloo pig hebben B. en W. daarom het werk aan de haven nog laten voortzetten. Spr. vraagt de meening van den raad over aankoop van heidegrond voor ontginning. De heer Kraak komt met eenigt. nieuwe werkobjecten naar voren. Hij vestigt er de aandacht op, dat een ge meenteweg door een ingezetene is in gebruik genomen en er zelfs sloten dwars doorheen gegraven zijn. Spre ker zou graag zien dat B. en W. de zen weg weer in bezit namen en hem weer in goeden staat brachten. De Voorzitter zegt dit toe. De heer Kraak zou, mede met het oog op het voorkomen der „ziekte van Weil", de binnenhaven te Capelle wil len dempen. Voorts vindt hij den aan leg van een begraafplaats een goed werk object. De begraafplaats achter de kerk if z.i. te klein en het komt, naar spr. heeft hooren zeggen, reeds voor dat menschen begraven worden op plaat sen waar dat niet mag. Spr. zou daar om voor Capelle en Vrijhoeve een ge meentelijke begraafplaats maken. De Voorzitter zegt, dat het voorko men der „ziekte van Weil" nog ter sprake komt. Het aanleggen van een begraafplaats vindt spreker 'n moei lijke kwestie. Thans immers wordt d< begraafplaats geëxploiteerd door he1 Kerkbestuur te 's-Grevelduin-Capelle, en als de gemeente er ook nu mee zou beginnen, zou dit den schijn wekker van concurrentie. Er is in deze ge meente al meer gebeurd waaruit bleek dat er op dit gebied voetagels en klem men liggen. Indien de raad dit ge wenscht acht, wil spr. wel toezeggen, dat B. en W. inzake deze kwestie met het Kerkbestuur overleg zullen ple gen en daarna den raad voorstellen doen. De heer Kraak merkt op, dat een begraafplaats een winstgevend zaakje is en als men een object voor werk verschaffing kan vinden dat zelf zijn geld teruggeeft, dan mag de Raad AROVVFFRT TT OP O TT RT AP

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1933 | | pagina 7