DE ECl VII IT 111
r^lrlrTn
io
Ons U/eekpraatje,
No. G9. Zaterdag 26 Aug. 1933. 56e Jrg.
TWEEDE BLAD.
Voor de meesten onzer lezers zullen
we vermoedelijk wel geen nieuwtje
vertellen, als we hier vaststellen, dat
het „crisis" is. Crisis in alles.
We zijn op vacantie geweest of
niet maar wie het voordeel van
eenige ontspanning heeft gezocht en
gevonden, die deed het toch op
crisismanier. En nu gaan we weer
stempelen, of werken met zóóveel
procent verlaging en ontslag als een
zwaard van Damocles boven het
hootd. Of we drijven onze eigen
zaak verder en wachten af, wanneer
een ol andere schuldeischer zijn
geduld en gezond verstand zal ver
liezen en ons faillissement aanvragen.
We schamperen voorts als steun
trekkers op de regeering, omdat die
ons met een „aalmoes" in het leven
probeert te houden, dan wel we
kankeren als neringdoenden op de
steeds hooger opgevoerde belastingen
en op de dure sociale voorzieningen.
We rooken goedkoop ere sigaren of
we suggereeren ons, dat een pijp
tabak nog wél net zoo lekker is. We
worden geheelonthouder tegen wil en
dank en beginnen veel te gevoelen
voor het vegetarisme. We gaan straks,
als het winter is, vroeg naar bed om
vuur en licht te sparen en we vinden
onzen huisbaas een bloedzuiger,
alléén omdat hij regelmatig om zijn
huur komt.
Dat is crisis
Maar we hebben één trooststraks
gaat het bruine monster weer rollen
over de velden. Het voetbal-compe
titie-seizoen breekt aan en dan gaan
we Zondag op Zondag kijken, onze
favorieten aanmoedigen, onze kelen
heesch schreeuwen en onze crisis-
kwartjes en -guldens offeren op het
altaar van de sport. En we gaan,
als het maar eenigszins kan en we
van onzen huishaas kunnen ver
wachten, dat hij nog een weekje méér
zal poffen, dan gaan we naar den
tweeden Amsterdamschen Zesdaag-
schen Wielerwedstrijd, waaraan n.b.
dit jaar vermoedelijk zelfs onze
nationale sprintkampioen v. Egmond
zal deelnemen en waarvoor de be
roemdste Fransche wegrenners zullen
worden geëngageerd. Zulke dingen
mag een mensch niet verzuimen.
Ook in het komende seizoen zullen
Ajax en P.S.V. en Go Ahaed en de
circa vijftig andere eerste-klasse voet
balclubs even goed op hun gemid
deld aantal toeschouwers van 10.000
tot 30.000 menschen en de ontvangst
van een dito aantal guldens per
Zondag kunnen rekenen, als andere
jaren. En de Duitsche exploitanten
van „onzen" Zesdaagsche zullen
wederom met de Hollandsche zilver
stukken worden volgestopt. Want wij,
Nederlanders, hebben in crisistijd nog
maar één ideaal en we kennen nog
maar één geluk, één afleiding des
crisisgeestende sport. Als in Harijs
of Antwerpen weer internationale
wedstrijden gespeeld gaan worden,
dan mag men er weer tenminste
3.000 Nederlanders met hun vol
waardige guldens verwachten. Zóó
kan de crisis ons niet beroeren of
we gaan.
Wat we er dan tegen hebben
Tegen een gezonde soortbeoefening
zonder overdrijving hebben we niets
integendeel, evenmin als tegen een
gepaste belangstelling in de sport
prestaties van anderen. We hebben
alleen tegen de onmatige en over
dreven aandacht voor sport bezwaar.
De bijna uitsluitende belangstelling
voor sport-gebeuren verslapt onzen
geest, doet ons zelf in de crisis be
rusten. De sport is voor velen de
alcohol geworden, waarmee ze zich
bedwelmen om hun ellendige levens
omstandigheden droomlijk te ver
vagen en te verfraaien. Sport is
dikwijls een afgod gewordenmen
bekampt en bevecht elkaar dikwijls
nog slechts omwille van de onder
scheiding, dien afgod als hooge—
priester te benaderen. Omdat men
het heeft verleerd om van de sport
j de juiste waarde voor het leven te
bezien, daarom brengt men aan de
sport onredelijke oilers, soms van
eigener en anderer leven, dikwijls
van eigen en anderer materiaal be
lang.
Het is geen speciale Hollandsche
ondeugd, welke we hier aanwijzen,
ook in het buitenland vindt men
vele sport-verdwaasden. Van de week
bevatten de bladen een bericht uit
Essen in Duitschland, dat de zwemster
Ruth Litzig het had klaar gespeeld
om '9 uur achtereen in het water te
blijven. Het schijnt een record te
zijn. Toen de zwemster eindelijk
volkomen uitgeput uit het water
moest worden opgetrokken, was ze
de dood nabij. Gevaarlijke ver
schijnselen, aldus het medisch rap
port, deden zich voor, o.a. ademnood
en hartbeklemming. Maar de moeder
van het meiske was tóch trotsch op
haar sportieve dochter. Toen ze haar
kind, in watten verpakt en in dekens
gewikkeld, in het ziekenhuis bracht,
toen zei ze emotievol„Hier breng
ik u de beste zwemster ter wereld."
En deze „beste zwemster" is in-
tusschen overleden, plm. 19 jaar oud.
Uit het verslag van de geleverde
zwemprestaties teekenen we nog op
„Eigenaardig voor den geest der
150.3U0 toeschouwers was het, dat
men van de vermoeidheid van de
zwemster in het geheel geen notitie
nam en haar slechts aanmoedigde om
vol te houden."
Och ja, het publiek, dat voor „sport"
gevoelt, verlangt immers „waar" voor
zijn goede centen.
De vorige week Zaterdag zou de
wielrenner J. van Hout op de Roer-
mondsche baan trachten een wereld
record te verbeteren. Het was er
ontzag'lijk druk. Duizenden men
schen hebben er zich heesch ge
schreeuwd. Eerst geloofde het publiek
niet, dat van Hout serieus zijn best
deed om het wereldrecord te ver
beteren en toen klonk het allerwegen:
„OpschietenCenten terugHa,
hij durft niet!" „Een fluitconcert als
van een dorpskermis", aldus lezen
we in het verslag. Maar toen ineens
zoo'n wielrenner moet om zijn
positie denken ging van Hout er
van door en werkelijk, aan het eind
bleek, dat hij in zijn poging was
geslaagd. En toen braken bulderende
bravo's uit. ,.Een oorverdoovenc
lawaai zoo lezen we breekt los.
Een oogenblik schijnt het, alsof men
de heeie zaak wil afbreken. Het
publiek is ook zoo lang in toom
gehouden. Nu kan het even uit
razen. En het raast zich uit."
In een groot dagblad vonden we
de prestatie van den wielrenner ver.
meld onder niet minder dan vier
„koppen." De eerste kop was gezet
uit een extra groote en vette letter,
over een breedte van twee ko
lommen. Die geweldige kop luidde:
JAN VAN HOUT....,
KRUISIGT HEMHOSANNA
Daarmee heeft de redactie natuur
lijk de veranderlijke houding van het
publiek willen typeeren, maar is het
geen schande, is het althans niet erg
profaan, dat hetgeen een sportheld
onzer dagen heeft te verduren, wordt
vergeleken met hetgeen Christus om
wille der menschheid en voor dezer
verlossing heeft moeten lijden Was
het teveel gezegd, toen we de mo
derne sport-maniakkerij als een af
godendienst aanmerkten
Nóg eenstegen een gezonde sport
beoefening en een gepaste belang
stelling er in, kan niets eenig redelij c
bezwaar aanvoeren, maar laten we
ons toch twee dingen goed her
inneren dat het crisis is en dat
er in de wereld toch nóg hoogere
belangen zijn dan die van de sport,
al is zij opziebzelf nog zoo toe te
juichen.
Zonder schriftelijke toestemming is eenige overname uit deze rubriek verboden.
Een verhaal voor meisjes.
«Waar ga je toch zoo vlug heen,
Louise
«Mijn nieuwe hoed halen bij de
modiste.«
»Goed, wil je dan meteen even
naar den schoenmaker doorloopen
om te vragen, of mijn nieuwe schoe
nen al klaar zijn.«
»Doe je boodschappen maar zelf,
meisje, ik heb er geen tijd voor.«
«Maak je maar geen zorg, Suze.
Ik moet toch naar den schoenma
ker, om de schoentjes van mijn
broertje te halen en dan wil ik de
jouwe wel meenemen,riep 'n hel
dere stem.
«Oh Lies, je bent een schat om
het te doen, want ik moet nog mijn
nieuwe jurk strijken en er de strik
ken opnaaien
Zonder verder te blijven babbelen
liep Lies het dorp in. Zij kocht hij
den slager een klein stukje vleesch
voor Grootmoeder, die het noodig
had om op te knappen en ook voor
haar broertje, die zoo bleek zag.
Verder kocht zij aardappelen. Zij
zou alleen aardappelen eten, zij had
geen vleesch noodig; want zij was
sterk en gezond.
In den boekwinkel kocht zij een
mooi blauw potlood voor Jantje,
want hij had het zijne verloren.
Toen haalde zij zijn schoentjes en
vergat niet die van Suze mee te
nemen.
«Het zijn nieuweriep ze, toen
de schoenmaker ze haar liet zien.
«Ik heb nog mooiere voor Uw
voetjes, juffrouw Liesje,« zei de man.
«En zij zijn niet duur, dat verze
ker ik U.«
Maar Liesje lachte vroolijk en
verklaarde
„Daar heb ik toch geen geld voor.
Een volgende keer!" en weg was ze.
De uren gingen voorbij en Louise,
Suze, Jeanne en alle andere meisjes
waren druk bezig hun jurken in orde
te maken voor de bruiloft van den
volgenden dag. Een van de rijkste
jongens van het dorp ging trouwen en
iedereen was uitgenoodigd om te ko
men op het feest, dat Zondags gegeven
zou worden.
Wat Liesje betreft, zij maakte het
huisje schoon, zooals iederen Zater
dag; lapte de glazen en hing er
sclioone witte gordijntjes voor.
„En, meisje", zei plotseling Groot
moeders stem, „heb je er nog aan ge
dacht je mooi te maken voor het feest
van morgen?"
«Oh ja, Grootmoeder. Ik heb mijn
jurk even opgestreken, gelijk met de
gordijntjes. En als U het morgen
dan even zonder mij kunt stellen,
ga ik ook naar het feest. Maar ik
zal niet te lang blijven.«
«Lief kind,« mompelde de groot
moeder zuchtend. «Het zou hoog
noodig zijn, dat je eens een nieuwe
jurk zou krijgen. Nu heb je het zoo
druk met den kleinen jongen en
met zoo'n oude vrouw als ik ben,
dat je geen minuut aan je zelf kunt
denken.«
Maar Liesje hoorde hier allemaal
niets vanzingend vouwde ze het
waschgoed op, dat ze zooeven van
de lijn had gehaald.
Nog iemand had Liesje gadege
slagen, zonder dat ze het wist. En
dat was: Klaas, de molenaarszoon.
Hij was pas weer in het dorp
gekomen, nadat hij twee jaar in een
andere streek bij een oom gewoond
had, wiens erfgenaam hij was. Hi
zou morgen ook op de bruiloft van
zijn vriend komen.
Zou het daarom misschien zijn
dat alle dorpsmeisjes zich zoo vee
moeite gaven voor hun jurken en
schoenen, dat ze vergaten het huis
schoon te maken?
De dag van de bruiloft was ge
komen. Onder de bruiloftsgasten
bevond zich ook de molenaarszoon
Hij danste met alle meisjes een keer,
ook met Liesje, die het laatst ge
komen was en het eerst naar huis
ging. Ze zag er wel heel eenvoudig
uit; want zij had niets anders om
mooi te zijn, dan haar vroolijke
oogen en haai* lachende mond.
Den volgenden dag na het mid
dageten, klopte de molenaar zijn
zoon op den schouder en zei: «Wel
mijn jongen, nu heb je alle meisjes
van het dorp gisteren gezien. Nu
moet je een vrouw gaan kiezen
want je Moeder en ik, we worden
oud en we zouden graag onze aan
staande schoondochter leeren ken
nen.
Klaas moest heimelijk lachen
maar hij antwoordde rustig:
«Ga maar eens mee een wandeling
maken door het dorp, dan zal ik U
iets laten zien«.
De molenaar en zijn zoon gingen
op weg. Hier prees de molenaar de
rijkdom van het eene meisje; daar
de zuinigheid van het andere; een
derde had een groote boerderij.
Maar Klaas schudde aldoor het
hoofd en zei niets.
Eindelijk aan het eind van het
dorp bleef Klaas stil staan en op
een heel eenvoudig huisje wijzend,
zei hij:
«Daar woont het meisje, dat ik
tot mijn vrouw wil hebben. Terwijl
alle anderen zich mooi gingen ma
ken en aan hun kleeren dachten,
maakte zij haar huisje schoon. Zij
zorgde voor haar grootmoeder en
haar broertje; hing sclioone gordijn
tjes op en nam de wasch af, terwijl
de anderen het hoofd vol hadden
met het feest. Zij zal een lieve, ver
standige vrouw worden en... als zij
wil, mijn vrouwJ«
Zoo gebeurde het, dat de eenvou
dige Liesje den rijksten jongen van
het dorp trouwde en Klaas heeft
er nooit spijt van gehad. Ook de
molenaar en zijn vrouw waren heel
blij met de keus van hun zoon.
DINA VAN Z.
AUF DER WANDERSCHAFT.
III.
Rome, 12 Aug. 1933.
Zaterdag 5 Augustus gaat het van
Pritramala naar Firenze (Florence)
de stad der Medici's en de bloeiende
handelsstad der middeleeuwen, met
een uit prachtig marmer opgetrokken
kathedraal en talrijke hoog opspui
tende fonteinen, omgeven door mar
meren beeldgroepen. Nadat we deze
aesthetica bewonderd hebben begint
de klimpartij weer en komen we
s avonds laat in 't drukke stadje
Sienna. Hier vragen we naar een
Albergo, waar iemand die 'n beetje
Engelsch sprak ons heen bracht. Ze
vroegen echter naar onze meening
te veel en daarom gingen we naar
een ander. Ook hier vroeg men nog
te veel, en in een bondshotel waren
de prijzen nog hooger. Dan maar
naar het tweede hotel terugHier
konden we echter niet meer slapen
ook 't volgende werd ons geweigerd,
zoodat we met dat alles nog buiten
stonden. Het best was dus een ander
stadsgedeelte op te zoeken, daar we
hier geen onderkomen konden krij
gen. Daar waren we spoedig onder
dak. Eerst werd een sober avond
maal gebiuikt. Daarna gingen we
de stad nog bezichtigen, maar we
kwamen al gauw met knikkende
knieën thuis, waar «Morpheus ons
in zijne armen nam».
6 Augustus Zondag. Naar de kerk
dus. Er viel hier weinig van den
Zondag te merken. Alles werkte net
zoo hard als andersde boeren op
't land, de ontelbare barbières, bak
kers etc. De groote kathedraal, in
denzelfden stijl opgetrokken als in
Florence, was zeer dun bevolkt.
Banken waren er niet. Trouwens in
geen enkele Italiaansche kerk. De
Missen zijn er zeer kort en we ston
den derhalve wederom gauw op
straat. Ofschoon het pas 9 uur was,
was 't al in de 800 F. heet. De weg
was zeer slecht, het landschap geheel
verdord, terwijl geen enkele boom
beschutting gaf. In dit onherberg
zaam oord, waar zelfs geen druppel
water te krijgen was, trokken we
langzaam voort en moesten nogal
flinke stijgingen overwinnen, o.a.
enkele van 500, 400 en 849 M. hoog,
de laatste was te Radicofani. De
beken waren allen uitgedroogd en
we waren dan ook zeer blij toen we
's avonds plm. 10 uur het stadje
Aquapendente bereikten, dat zijn
naam eer aan deed: Aqua is water;
pendente, volop. Men had hier ijs
koud bronwater, wat met volle teugen
naar binnen gekloekt werd. Nu was
't ergste10 Lira was ons geheele
bezit en om hiervan te slapen en te
soupeeren is wel wat weinig. Een
priester wees ons iets geschikts aan
«HELP, HELP, MIJN MEESTER
BRANDT!»
Eén van de meest beroemde Engel-
sche zeevaarders was Sir Walter
Raleigh, die in het jaar 1552 gebo
ren werd, Hij beleefde vele zonder
linge gebeurtenissen. Het merkwaar
digste avontuur beleefde hij in Noord-
Amerika, in de pas gestichte kolonie
Virginia, waar hij voor het eerst van
zijn leven een pijp rookte.
De zeevader had toen een neger
in zijn dienst, die zeer trouw was
en zijn meester overal volgde. Deze
knecht nu, Jim heette hij, zag eens
op een keer dichten rook uit de
kamer van zijn meester komen.
Doodelijk verschrikt opende hij de
deur; maar kon geen spoor van
brand ontdekken.
Eindelijk kreeg hij zijn meester in
het oog, die bij den schoorsteen zat,
de handen behaaglijk in de broek
zakken, terwijl dichte rookwolken
uit neus en mond kwamen.
Jim bleef van schrik stokstijf staan,
begon toen zoo hard hij kon te
roepen
«Mijn meester brandt. Mijn mees
ter brandt. Help Help en rende
weg om een grooten emmer water
te halen.
Die gooide hij den verbouwereer
den Raleigh over zijn hoofd, om
ïem te «blusschen».
Het duurde geruimen tijd, voor
Jim het doel en de beteekenis van
iet rooken begreep en nog langer
voor hij zelf een «trekje» waagde.
TANTE TINE.
waar ze 6 Lira'vroegen voor slapen,
dus niet te veel. We lieten 4 L. zien
zeggende dat dit ons bezit was en
geen enkele L. meer hadden, wel
Hollandsch geld. Het hielp echter
niets, men begreep het niet. Gelukkig
zat er een Amerikaan-Italiaan, dien
ik onzen toestand uitlegde. Hij speelde
het voor ons klaar voor 4 L. te slapen,
terwijl wij op zijn kosten soupeer
den ook. Of we weigerden of niet,
we moesten 'ns stevig soupeeren.
Dit was de hulp in nood en we
wilden dan ook onze dankbaarheid
betoonen om hem 't adres te vragen
en het geld terug te sturen, maar
noch hijzelf, noch iemand anders
wilde zijn adres geven. Dien dag
hadden we l1/» L. melk met een
klein broodje op, 3/4 L. bouillon en
1 L. water, dus niet al te versterkend.
7 Augustus. 6 uur weder op weg.
Van 't overgebleven geld kochten
we wat brood en melk en deden
hiermede ons ontbijt. Deze dag was
evenals de andere dagen ondragelijk
heet. De weg was echter beter en
't landschap zeer schoon. Bij de
eerste stijging van 500 M. kregen
we een schitterend uitzicht over het
Lago-di-Bolsena. In Bolsena zagen
wij een typische begrafenis, waarbij
de dragers in vuile carmijnroode
monnikpijen de kist op de schouders
droegen, voorafgegaan door biddende
paters, priesters en dames, en achter
de baar de bloemstukken en bloed
verwanten. Van Bolsena wieder
hinauf tot Montefiascone 514 M.
Hier weder een prachtig uitzicht
over het diepblauwe Bolsenameer.
De betoovering duurde echter niet
lang en voort ging 't weer over een
slechten weg zeer steil omlaag. Het
H.J.Z.-rijwiel hield zich uitstekend.
In Capranica wilden we 't stadje
doorrijden, denkende dan weder op
den hoofdweg uit te komen. De
veldflesch werd gevuld en we wilden
verder doorrijden. Maar wat was dat?
Geheel 't dorp volgde ons als waren
we de drie koningen. Maar we zijn
met tweeën, dus dat stemt niet. Voor
de hitte hadden we ons hoofd met
een natte zakdoek behangen, daar
over een zonneklep en een zonne
bril voor de scherpe zon, net ara
bieren, en daarbij onze zeer veel
bewonderde fietsen. Men deed ons
uitgeleide, maar inplaats van naar
beneden te kunnen fietsen was er een
trap die een 50M. omlaagliep. Dat viel
dus niet mee. Het stadje was een
vroegere vesting en was slechts te
bereiken door één weg. Zoo waren
we eindelijk met de zware fiets om
laag geklauterd en op den hoofdweg
gekomen, toen een barbaarsch ge
schreeuw en gezwaai ten afscheid
werd aangeheven. Verder ging het,
tot we eindelijk Rome bereikten.
De kilometerteller stond op 1796
Oplossingen.
1. Wil. Hel. Mi. Na.
Wilhelmina.
2. - Vol ledig.
Raadsels.
ZEG, KLEINEKLEINE
KLEUTERTJES!
«Zeg, kleine, kleine kleutertjes,
waar gaan jullie naar toe?
e bent nog zulke peutertjes
Mag dat wel van je Moe?»
Wat deden toen die kleutertjes
Ze draaiden zich eens om.
in toen riepen de peutertjes
«We komen gauw weerom.
We moeten even voor Mama
naar 't winkeltje op den hoek.
)an halen we tabak voor Pa
en voor ons zelf wat koek
«Zeg, kleine, kleine kleutertjes,
stap dan maar rustig door,
Want zulke kleine peutertjes
zal men geen kwaad doen, hoor!»
RITA.
1.
x medeklinker
x muzieknoot
x voor
x gereedschap
x x x x x plaatsje in Noord-
Holland.
Op de kruisjeslijnen komt hetzelfde
woord te staan.
2.
x klinker
x100 Gram
x treffen
x laag huisje dat tegen
een hoog huis leunt
xxxxxxxxx plaatsje in N.—Holland.
x misnoegen toonen
xroofdiertje
xwerktuig om mee te
schrijven
x medeklinker.
3.
Van de volgende lettergrepen een
jekend spreekwoord maken
als, heen, de, de, den, der, een, er,
heen, hon, loopt, mee, om, ten, twee,
vech.
4.
Mijn geheel
12345674228 waar de
post en telegraafdienst in gevestigd is.
8 2 2 6 geurende bloem,
4 8 2 3 touw, waar een schip mee
vastgelegd wordt,
3 4 2 5 eind hout,
3 4 6 1 schrede,
8 2 2 5 vuurdamp,
16 7 wordt in gekookt,
4 6 7 5 bewaarplaats voor benzine.
De volgende letters goed gerang
schikt geven een bekend sprookje:
D, e, j, n, o, o, o, o, r, r, s.