i Kill (AH II M Centraal Mirl'MUHi Niseuji te i Ons Weekpraatje. vên No. 25. Zaterdag 24 Maart 1934. 57e Jrg. TWEEDE BLAD. Dezen keer willen we, naar aan. leiding van het atsterven van de gehelde Vorstinne, Koningin Emma, een paar persoonlijke herinneringen neerschrijven. We toefden in de laatste jaren, in het bijzonder des zomers, vaak in de muoie omgeving van Soestdijk, het buitenverblijf van de Koningin NJocdcr. Wie daar woont, voelt zich onwilltkeurig zoo n beetje „buur" van Haar. Men kent de gewoonten der vorstelijke Vrouwe haast precies. Als ze een rijtoer maakt, dan wordt die bepaald naar den dag van de week. Zoo wisten we precies des Donder, dagsmiddags, zoo om 'n uur of vijf, kwam Ze bij ons door het laantje. Dr op letten deed men overigens volstrekt niet, want 't ging allemaal o, zoo gewoon. Je stond b. v. te harken in je tuin en pas als er in de verte paardengetrappel opklonk, zon. der dat je het gebonk van een kar hoorde, dan drong het tot je door o ja, de Koningin Moeder. Ze reed altijd in een open rijtuig, vau hetwelk eigenlijk alleen de gummibanden om de wielen iets bijzonders voor de omgeving waren. Ze was in gezelschap van één hotdame en verdere statie, noch eenig gevolg, viel de ontdekken. Je hield even op met harken en knikte, en de oude dame, die alleen door aden gezien werd, gat steeds blijk, dat zij, op haar beurt, ook oog had voor iederelite per soonlijke groet werd door Haar persoonlijk beantwoord. In den atgeloopen zomer was men in Soestdijk niet gerust over de Koningin—Moeder. Ze maakte haar tochtjes niet zoo regelmatig meer, nu en dan moest Ze haar kamer houden, naar verluidde; 't scheen een beetje sukkelen te worden. Zondags woonde Ze vaak den dienst bij in de ouae Ncd. Herv. Kerk te Soest. We hebben er Haar meermalen gezien, een voorbeeld van aandacht en devotie. Ook in den jongsten zomer hebben we nog eens zoo n Zondagschen dienst bijgewoond. Je moet nog r's komen, had een goede kennis geraden, Koningin Emma is niet meer, wat Ze geweest is. We kwamen en kozen een plaats recht tegenover de Vorstin, aan een der langsziiden van de niet breede kerk. lnmg devoot volgde H. M. de geJ beden en gezangen. Dapper luisterde Ze ook naar de woorden van den dominé, maar nu en dan verried Ze toch duidelijk, dat heU, lichaam zwakker was geworden dan de wil zacht schokte nu en dan het hoofd omlaag Maar ook telkens weer werd het met een energiek rukje omhoog geheven en dan tintelde er even iets in de moede oogen van ik wil, ik wil 1 Ja, den vorigen zomer in Soestdijk, hebben we het eigenlijk al voelen aankomen, dat het zóó loopen zou 1 Helaas. We kennen ook de plaats, waar straks het stoffelijk overschot van de Koningin - Moeder zal komen te rusten. Het koninklijk Mausoleum wordt gevormd door een deel van de Nieuwe Kerk, de oude 't Hippolytus. kerk te Delft. In sommige bladen vonden we een beschrijving van aan. zien en inhoud van den koninklijken grafkelder, de eerste is overdreven, de laatste onvolledig Overdreven is de beschrijving van het inwendige aanzien, want in dien kelder is slechts soberheid en eenvoud. Er is geen sprake van kisten, welke onder bloemen en kransen bedolven zijn. Er liggen enkele verdroogde bouquelten en op het rouwkleed, waarmee de kist van Koning Willem ill is gedekt, ligt een krans, - welke jaarlijks, op den sterfdag van den Koning, door Koningin Wilhelmina persoonlijk wordt vernieuwd. Bij de opsomming in de bladen van degenen, die in den koninklijken grafkelder voor hun stoflelijk overschot een laatste rustplaats vonden, missen we de vermelding van princes Pauline en het was juist toen derzelver over schot werd bijgezet, dat we de unieke gelegenheid bekwamen om in den koninklijken grafkelder af te dalen. Tot onze schande moeten we be kennen, dat we ons van de geschiedenis van prinses Pauline weinig kunnen memoreeren. Ze is als kind van 7 jaar ergens in Duitschland gestorven. Ze was een Oranje-telg, naar het schijnt, want omstreeks 22 «t 23 jaar geleden is haar stoffelijk overschot in Duitschland opgegraven, opnieuw ge- kist en daarop naar Delft overgebracht, ter bijzetting in den Koninklijken grafkelder Het moest een eenvoudige plechtigheid zijn; van het Vorstelijk Huis was alleen prins Hendrik aan weztg verder was er de diaconie van de kerk en waren er drie journalisten, van wie schrijver dezes een der uitverkorenen was. Toen het kleine ^bronzen kistje de trappen van den kelder werd afgedragen, volgden wij 1de dragers, den prin9 en de diacenen naar beneden. De kelder was een eenvoudige, zeer beperkte ruimte, Bril met voorhoofdstang. bergkristal of edelsteenen (beryl). Van het woord beryl stamt in ieder geval ons tegenwoordige woord »bril» af. Omdat de brillen toen nog erg zwaar waren, moest men ze, zoo lang men ze noodig had, met de hand vasthouden, een nogal onge makkelijk baantje. Het gebruik van bergkristallen, smaragden, enz. is echter veel en veel ouder. Men neemt tegenwoor dig voor vaststaand aan, dat de oude Romeinen al bekend waren met het gebruik van een vergrootglas. Seneca, de leermeester van keizer Nero, zonder ornamenten en met grauwe, cementen muren. Enkele kisten waren met fluweel afgedekt, de meeste stonden er open en bloot, al9 regel voorzien van een koperen plaat, waarin bijzonderheden waren gegra veerd. Alleen de kist van Willem UI was met een rouwkleed omfloerst en gedekt met een krans, De kisten stonden op houten schraagjes, ook wel gewoon op den grond, soms op elkaar. Er heerschte waarlijk de een voud van den dood in dien kelder. Toen de kleine stoet den kelder verliet, gaf prins Hendrik den wensch te kennen om het stoffelijk overschot te benaderen van W illem de Zwijger Halverwege de trap moesten we daartoe door een nauwen gang. waarin men niet rechtop kon gaan en die voerde ons naar den ouden grafkelder, welke hetzelfde eenvoudige aanzien had en waar eveneens een groot aantal kisten stonden, waaronder één met het stoffelijk overschot van Willem van Oranje. Van den onderaardschen tocht teruggekeerd, bleek het allereerst noodig om bij den koster thuis wat kleerborstels te laten halen om het zwarte admiraalsuniform van den prins van witkalk en andere smetten te ontdoen Het is niet waarschijnlijk, dat ook nu weer journalisten gelegenheid zullen krijgen om in den koninklijken grafkelder af te dalen We schijnen bij boven beschreven plechtigheid onwetend tegen de etiquette te hebben gezondigd Toen we in die dagen van onze bevindingen mededeeling hadden gedaan in enkele bladen, heeft Mr. Dr. Van den Bergh, toen malig burgemeester van Delft, er vanuit Den Haag heel wat over moeten hooren 1 Na het merkwaardige, geest'g- verluchte arlikel dat Herman Moer kerk eenigen tijd geleden deed ver schijnen in »()ns Zuiden» over het Centraal Noord-Brabantsch Museum te 's Hertogenbosch, mag het voor hen, wien dit artikel onder oogen, kwam, eenigszins overbodig schijnen in »De Echo van het Zuiden« nog maals in den breede over dit on derwerp te schrijven, doch daar deze regelen beoogen speciaal voor de Waahvijkers een opwekking te zijn, bovengenoemd Museum eens te bezoeken, leek mij deze opzet toch gerechtigd, al kan ik weinig nieuws voegen bij hetgeen Herman Moerkerk reeds vertelde. Zonder schriftelijke toestemming is eeni s'e overname uit deze rubriek verbod- n. Sinds wanneer draagt men brillen De oudste afbeelding, die men kent, waarop een mensch met een bril voorkomt, is een schilderij uit het jaar 1332. Het is geschilderd door Thomaso di Modena en stelt den Kardinaal van Treviso, Hugo de Provence voor. Deze eerste, op een schilderij vereeuwigde brillen- vorm, bestond uit twee aparte deelen, die óf uit zilver öf uit ijzer beston den en die vastgeklonken waren, De glazen waren of gekleurd glas, Tangbril. maakt in zijn geschriften reeds mel ding van het feit, dat men met ronde glazen flesschen, die met water ge vuld zijn, een vergrootende werking verkrijgt. En daaruit kan men be sluiten, dat men ook de practische gevolgen van dit feit heeft gekend. Men weet, dat keizer Nero, een groene smaragd voor het oog ge klemd hield, als hij in de arena naar de spelen zat te kijken. Lang heeft men verondersteld, dat Nero dit alleen deed, om zijn oogen te beschutten tegen de felle zon. Onder zoekingen hebben echter uitgemaakt, dat Nero den edelsteen werkelijk droeg om beter te kunnen zien. Het is dan ook aan geen twijfel meer onderhevig, dat de vele bij de opgravingen gevonden bergkristallen, die aan één zijde convex (bol) ge slepen waren, terwijl de andere kant vlak gehouden was, niet als sieraden dienst deden, maar als bril. Onweerlegbaar bewijsmateriaal, dat ook de Chineezen en oude Hin doevolken zich van den bril, in den vorm van vergrootende glazen, bedienden, is tot op heden nog niet Het is een alom bekend feit dat een profeet in zijn eigen land niet geëerd is en een Museum nog minder. Wanneer we een buitenlandsche reis maken slaan de Musea steeds bovenaan op ons program en als eene stad vijf musea bezit, zijn we niet voldaan als we ze niet alle vijf bezocht hebben, al zij het dan op Amerikaansche wijze, dit is op de looppas. Maar de Musea in eigen plaats worden steeds en overal ver waarloosd. Hoeveel Amsterdammers zouden het Rijksmuseum en het Stedelijk Museum die kwalitatief bij de rijkste der wereld behooren, be zocht hebben? Percentsgewijze een zeer klein aantal slechts 1 Nu kan ons Waalwijkers dit verwijt niet treffen, om de eenvoudige reden dat we geen Museum bezitten, ai had den we enkele jaren geleden bijna eene Oudheidkamer gehad in het vroegere raadhuis van voormalig Baardwijk, hetgeen helaas afstuitte op te weinig enthousiasme, zelfs bij de organisators daarvan. Hoe aardig zou het niet zijn als we in ons monumentale raadhuis een kamer, b.v. een deel der nu overbodige Griffie konden inrichten voor plaat selijk Museum, waar al het merk waardige wat betrekking had op het verleden van Waalwijk en naaste omgeving kon worden bijeengebracht. Maar we hebben nu eenmaal geen Museum, noch Oudheidkamer, al ware het nog zoo in miniatuur en dit moest een reden te meer zijn voor ons Waalwijkers, om, als we in 's Hertogenbosch, de hoofdstad onzer provincie, een uur of wat met onze ziel onder den arm loopen, zooals dat tusschen twee trams of treinen of bussen toch wel gebeurt, onze schreden eens te richten naar het einde der Hinthamerstraat en dan bij de St. Jacobskerk eens af te slaan naar rechts, tot we komen aan die curieuze oude kapel, die in den loop der 15e, 16e, 17e, 18e en 19eeeuw beurtelings kapel, parochie kerk, arsenaal en kazerne was en nu tot een der beste provinciale Musea van ons land is gemetamor- phoseerd. Een meer geëigende behuizing voor de merkwaardige verzameling van oudheden op ons gewest be trekking hebbende, kan men zich moeilijk denken. Herman Moerkerk zegt dan ook zeer terecht in zijn genoemd artikel »Het middenschip der kerk is om- getooverd in 'n schilderachfige hal, zoo stemmingsvol als in ons land geen ander Museum bezit En waarlijk, deze hal met de fragmenten der oude St. Jans— kathedraal zou een Musée de Cluny in Parijs niet ontsieren, dat toch over heel de wereld het besle spe cimen is van een Museum, waarde oude schatten in een hun geheel geëigend kader staan. Den laatsten tijd is het Bossche Museum voor velen in den lande in een vernieuwd centrum van be langstelling komen staan wegens de aanwinsten der laatste maanden, afkomstig van de opgravingen op het vóór—historisch grafveld onder Best bij Eindhoven gedaan, onder leiding van Dr. v. Giffen uit Gro ningen en Drs. Willems, een jeugdig geograaf, oud—leerling van Drs. G. J. de Vries alhier. Nu kan ik mij voorstellen dat vele bezoekers, die niet gespecialiseerd zijn in de studie van tijdperken van 180012li0 jaar vóór Christus, nu niet direct in extase geraken voor een beitel uit het Bronzen Tijdperk en dit is hun niet kwalijk te nemen, maar heusch, er zijn in 't Bossche Museum zeer vele dingen die lot eenieder spreken en ieders belang stelling kunnen gaande maken. Hier moet ik nog even Herman Moerkerk citeeren, waar hij den Conservator van het Museum den heer Karei Azijnman en niet alleen Conservator, maar ik mag wel zeggen de ziel van het Museum, een wel verdienden lof toezwaait »Musea moet men niet bezoeken zonder gids. Een deskundige pikt er de voornaamste dingen uit, gaat onbeduidende zaken voorbij en be hoedt je voor de bekende vermoeid heid. Karei Azijnman, Conservator van het Centraal Noordbrabantsch Museum is een gids, die aan des kundigheid een gevoel voor humor paart, dat een wandeling door zijn domein tot 'n amusement maakt. Hij kent ieder voorwerp, deszelfs geschiedenis en waarde en heeft daarbij den goeden smaak om alles in 't gewenschte licht te zetten en sierlijk te rangschikken.» Tot zoover de heer Moerkerk. Laat ik dan eenige der vooraan staande curiosa noemen, die voor iederen Waalwijker het bezoek aan het Museum in Den Bosch over waard maken, al behoeft hij dan nog niet warm te loopen voor een amphora uit het Latène—Tijdperk, om te beginnen reeds, de kostbare verzamelingGildeteekens van Noord brabant, die Jhr. Mr. A. v. Sasse van Ysselt, een oudWaalwijker, en voorzitter van het Genootschap van Kunsten en Wetenschappen aan het Museum schonk. Er is weer een groeiende belangstelling te consta- teeren voor het Gildewezen, al doet onze jonkheid hier daadwerkelijk niet aan mee, zooals de schrijver OostAziatische bril. gevonden. Doch men neemt het zoo goed als zeker aan trouwens, de verbazend hooge ontwikkeling van de cultuur in die tijden doet het wel vermoeden. Niet ver van Peking, de hoofdstad van het onmetelijke rijk China, ligt het Lama klooster Junbokung, welke stichting terug gaat tot in de derde eeuw voor Christus. In een hal van dezen tempel staat een dier- gestalte, die veel overeenkomst ver- Uit den Romeinschen tijdeen glas in lensvorm. toont met ons paard. Om de oogen van deze mythologische figuur, dat vroeger als wonderen doend vereerd werd, liggen heel opvallend, een paar ovale voorwerpen, die een treffende gelijkenis bezitten met onzen bril. Marco Polo, de Venetiaansche ontdekkingsreiziger uit de twaalfde eeuw vertelt reeds van brillen dra gende Chineezen. Eén van de eigen aardigste vormen in de ontwikkeling van den bril is de tangbril, die om streeks het einde der veertiende eeuw gebruikt werd. De vorm lijkt heel veel op die van het suiker tangetje dat we heden gebruiken. Ongeveer een eeuw later, verving men de zilveren en ijzeren brillen door leeren brillen, een groote voor uitgang als men bedenkt hoe onaan genaam het gebruik van brillen voor dien tijd nog was. ONS DIERENHOEKJE. Luid zingend kwam Anneke de kamer binnen, waar Oom Kees zat te werken. Lachend keed die op »Zoo juffertje Uitgelaten Waar is je onafscheidelijke broer?» »Die komt er aan, Oom, we heb ben een koekoek gehoord, toen we op weg hierheen waren »Daarom zing je zeker zoo vroo- lijk hè?» plaagde oom zijn nichtje. Voor Anneke tijd had om te ant woorden, ging de deur weer open en Kees kwam binnen stuiven. »Oom, is dat gekke liedje, dat Anneke over den koekoek zingt, eigenlijk waar!? Legt een koekoek heusch geen eieren «Jongeman, zou je je Oom eerst niet eens behoorlijk goeden dag zeggen vermaande oom Kees goedmoedig. Eenigszins beschaamd deed de jongen wat hem gezegd was. Toen ging oom verder «Jullie willen zeker wel meer van dien koekoek weten, hè, waardoor Kees zelfs de beleefdheid een beetje vergat!? Nu dan, luister: dat liedje is natuurlijk onzin, want de koekoek legt wel eieren, maar hij bouwt geen nest. Waarom deze vogel geen familieleven leidt, is tot op heden nog niet duidelijk. Wel staat vast, dat de koekoek het uitbroeden der eieren en het grootbrengen der jongen aan andere vogels overlaat. Hier voor smokkelt hij zijn eieren in de nesten van kleine zangvogels, zooals roodborstjes, leeuwerikken, winter koninkjes enz. Het koekoekswijfje legt in eenzelfde nest slechts een ei en draagt daarbij zorg een der andere eieren uit het nest te wippen. De kans op ontdekking door de bewo ners van het nest wordt daardocr zeer gering gemaakt, temeer als ik jullie erbij vertel, dat het koekoeksei in grootte en kleur geheel overeen stemt met de andere eieren in het nest. Als jullie nu nog weten, dat één koekoekswijfje van het voorjaar tot den zomer ongeveer 15 tot 20 eieren op deze manier legt, dan begiijpen jullie ook wel, dat het doorvoeren van deze list heel wat handigheid vereischt. De pleegouders verzorgen het jonge vogeltje met denzelfden ijveren liefde als hun eigen jongen. De jonge koekoek is een drukte maker en een veelvraat; af en aan moeten de pleegouders vliegen, want hij is niet te verzadigen. En ze moeten toch ook hun eigen jongen verzorgen. Maar daar weet de jonge koekoek raad opeen paar dagen na het uitkomen van het ei, gooit hij de andere vogeltjes het nest uit.... hij neemt ze eenvoudig op zijn rug en werpt ze over den rand, de een na den ander, net zoolang tot hij de eenige bewoner, buiten de volwas sen vogels, van het nest is. En de pleegouders Ze schijnen het niet eens te merken, dat het koekoeksjong al hun kroost ver moord heeft; maar blijven hem plichtsgetrouw en liefdevol verzor gen, net zoolang tot hun bescher meling, zoodra hij vliegen kan, verdwijnt, om nooit meer terug te komen 1» »Wat ondankbaar» zei Anneke verontwaardigd, toen Oom Kees zweeg. »Ik kan er niets aan doen, maar ik vind dien koekoek een nare vogel 1» E. W. Oplossing Rekensommetjes. X X 2 2 2. Honderd. 8 8 Delft. bede Essen Emmen of Ems els of ellen pees zetten Raadsels. 1 2 3 4 overtreffende trap van goed 5 6 4 ton, kuip 5 2 7 niet dichtbij 5 6 3 4 niet los 1 2 2 3 4 dier 16 3 lage mannenstem 3 4 2 7 staat aan den avondhemel. Mijn geheel *.123425627 is een bijnaam van een onzer bekende zeehelden. 2 4 5 9 1 gedeelte van een boom 3 2 6 5 tegenovergestelde van wel 8 6 7 niet dichtbij 19 3 niet vrouw 10 9 4 kleedingstuk, klein roofdier 3 6 6 11 bloedverwant 3 2 6 7 lichaamsorgaan. Mijn geheel :1232456726 8 9 3 10 6 11 6 3 4 2 6 is een van de departementen. 3 x klinker .x. ratelpopulier, abeel xxxxx hoofdstad van Drente .x. ontkenning x medeklinker. 4 Ik ben een arreslee; zet je een letter voor me, dan wordt ik een korenaar; een letter ei achter, en ik ben een ander woord voor natuur, karaktereen letter erbij en ik ben de naam van onze planeet. Ten slotte nog één letter erachter en ik ben een ander werkwoord voor tieren, groeien.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1934 | | pagina 5