0 r rrnnn ÉCHO VAN HETlilN TWEEDE BLAD. ECHO'S. GESCHIEDENIS DER HERVORMDE KERK TE BESOIJEN. 535 'J HET AVONTUUR VAN SIEP, DEN KRUIDZOEKER, u [0 33. Zaterdag 27 April '35. 58e Jg. HET PAARD. Waarom zou ook aan onze trouwe dienaarhet paard niet de eer te l urt vallen van een .volkstelling". Engeland heeft zulk een telling ge houden en is tot de conclusie geko- men" dat het paard in 1945 zoo goed r rt iis niet meer in hel e( 'H,|e?eD gebruikt zal worden. Eens was het paard de voornaam- te beweegkracht waarvan wij men- cben gebruik maakten. Het heeft ons JeUwenlang trouw zijn diensten be. m{CD<, In ranken, sierlijken gang trok het ze rijtuigen over kinderhoofdjes. Ir „egen. Als zware, geweldige spier- kolo8 stond het te droomen voor oDze sleeperswagens. Met plompe ICS l'kracbt sleurde het de ploegen door voorjaarsche land en sjokte het ujet boerenkarren door moddervoren. j3( waar zagen we het paard eigen lijk 'niet, en waar konden we het illlffliïsen? Met heel veel trouw heeft het pn-paard zijn levensweg gesleten, heeft bet zijn taak vervuld, met alleen als ■adaok een handvol* hooi of een ge- ïnSïnioedelijk klopje op den nek. Het paard liet ons nooit in den steek, zooals een moderne auto, ondanks Kalle perfectie, soms nog wel doet. Stom deed het dier zijn plicht zoo ]aDg het mee kon, en als het te oud werd dan kon het meestal geen rust plaats vinden voor den verdienden ouden dag". Nu is het uit. Het paard moge eeuwenlang nog zoo trouwhartig zijn zware plicht hebben gedaan, het moet wijken voor de macht der snelheid die in onze dagen overheerscht. De motor, het levenlooze dier, dat zoo groote krachten in zijn koude lijf verbergt, heeft zijn taak overgeno. men. Hij kan meer en vooral hij kan alles veel vlugger als het paard, zijn krachten worden gemeten in veelvou den van die van het paard en wij kunnen ze tot elke gewenschte hoogte opvoeren. Inderdaad: we kunnen met den motor veel meer, we zijn veel rijker geworden Tenminste zoo moest het zijn, maar we hebben wat al te veel ge wild, we zijn wat al te snel gegaan en nu zijn we uit de koer9 geraakt. Het ware misschien beter dat we het wat kalmer gedaan hadden, om het zoo maar eens uit te drukken: dat we het paard tenminste niet zoo ra dicaal ineens hadden afgedankt. We hadden de wegen der geleidelijkheid moeten zoeken en het paard zijn leven moeten laten uitdienen. Het trouwe beest doet thans nog slechts zijn dienst op de boerderij en ook daar wordt het bedreigd Maar mis schien hebben we geleerd en zullen we het paard de eerste jaren nog respeeteeren 1610—1935. Door J. van der Hammen Nicz. Stichting der eerste Gereformeerde School. 1616/17. (b). VIII. Ongeveer tegelijk met mr. Harman Jaspers:, solliciteerde ook zekere mr. Cornelis Lenaerts naar de betrekking van schoolmeester te Besoijen. Terwijl echter de sollicitatiebrief van den eer ste is verloren gegaan, is die van den tweede bewaard gebleven. Om der cu- riositeitswille en niet om den wille der belangrijkheid zal ik het verzoek van mr. Lenaerts even afschrijven. Het is aldus luidende: Requeste voor mijne Eerweer- de heeren Burgemeesters, Schout, schepenen van Be soijen. Koer alle eerbiedinghe mijne E.Hee ren burgemeesters, schout, schepenen, ist dat ick, mr. Cornelis Lenaerts. out moedelij eken ben imploreerende van U Jmijden Eerweerdicheden, son wanneer mijne Eerweerdighe heeren mijnen dienste saude moghen van doen hebben, het schoolmeestersampt, waer in ben verhopende V Luijden mij in (dies bequaem daer toe vinden suit, soo inder Latijnsche ende Fransche tale, boven dien inde conste derder- hande letteren te schrijven ende m alles het gene daer toe 'soude dienen le belmoren. Verhopende mijne Eer weerdighe heeren ende boven dien de. gemeynte in alles wel ende getrouwe- 'ly eken te dienen, naer dat het selve ampt ende meesterschap is verheg- schende. Hier op ick Luijden alte samen ooytmoedelijck ben biddende mijn versoeck te willen verhooren ende ontwoorde te geven naer de gelegent- lieyt des tijds, U Luijden daer toe mo verende. Dit doende etc. Door V Luijden dienaar Mr. Cornelis Lenaerts. Hoewel bovenstaande brief niet is gedateerd noch de plaats van her komst vermeldt, is toch uit den vorm van het handschrift en de spelling van sommige woorden (b.v. eerbie ding/ie, mog/ien, eerweerdighe) ge makkelijk te zien, dat hij uit het be gin der 17de eeuw (1616) dagteekenl, en uit het woord verheyschende in- plaats van vereyschende valt af te leiden, dat de schrijver kwam uit Zee land of West-Noordbrabant. Mr. Lenaerts' sollicitatie was ech ter vruchteloos, want mr. Harman Jaspers:, werd aangesteld en bleef tot einde April of Mei 1620. In 'l aannemingscontract van 1617, o.a. geteekend door den schout, de borgemeesters, de hemelraders (sche penen) en den kerkeraad aan de ééne zijde en door mr. Harman aan de an dere zijde, werd hij door hel dorps bestuur voorloopig aangesteld voor één jaar en dat op een jaarlijksche gagic van 20 ponden grooten Vlaams of 120 Carolusgulden. Hij nam daarbij de verplichting op zich alle schooldiensten, het koster schap in de kerk, het voorlezen en voorzingen en alle andere kerkedien- sten getrouwelijk waar te nemen. De schooldiensten bestonden in het dagelijks schoolhouden, 's zomers van Paschen tot Bamis 's morgens van 7 tot 11 uur en 's middags van 1 tot 5 uur; 's winters van Bamis tot Paschen 's morgens van 8 tot 11 en 's middags van 1 tot 4 uur. De schoolmeester moest de kinderen leeren lezen, schrij ven, cijferen en des gevraagd de Fran sche tale of spraecke en in den uiter sten nood, indien hij daartoe ten min ste de bekwaamheid bezat, ook de be ginselen van het Latijn, met oock alle andere goede zeden ende manieren. Verder moest hij hen leeren ende oefe nen inde Gereformeerde religie ende vreese Godts, hen oock leerende aider- bande goede godtsalighe schriftelycke /salinen ende gebeden, en dat onder voortdurend toezicht van den predi kant, den schout en een lid van den kerkeraad, die zoo dikwijls het hen geliefde de schole mochten visiteeren ofte corrigeeren. Schoolopzieners wa ren er toen niet, maar het toezicht van predikant, schout en kerkeraad was meer dan voldoende! Wat de andere diensten betreft, was de schoolmeester gehouden de klok ofte horologie te stellen ende te onderhouden met smeren, schoonhou den, poetsen en gangbaar te maken. Insgelijks moest hij 's Zondags vóór de predjeaties de klok luiden en te vens bij begrafenissen de dooden ouer- luiden. Wat dit laatste aangaat, moet ik opmerken, dat hij verplicht was nauwkeurig boek te houden van de hegraven lijken want hij was door gaans ook doodgraver, al droeg hij het graven aan een ander op en hier uit ontstonden sedert de 17de eeuw van lieverlede, als aanhangsels der kerkerekeningen, de zoogenaamde schoolmeestersdood- of begraaf regis ters, die in sommige gemeenten, waar ze dan hij uitstek zorgvuldig werden bijgehouden, zoo belangrijk zijn, dat ze tegenwoordig door de meeste genea logen bij voorkeur geraadpleegd wor den. Want de gewoonte van vele schoolmeesters om hij hun begraaf- nota's langwijlige toelichtingen te ma ken, wat in gewone gevallen als een onvergeeflijke fout zou aangemerkt worden, is juist hij die begraafboeken een groot voordeel of gemak, wijl bij de meeste dier aanteekeningen vele bijzonderheden over de overledenen (o.a. van geboorte, van huwelijk van familieleden, van ambt of betrekking aan den dag komen, wat voor de ge nealogie van veel gewicht is. Dan was den schoolmeester opge dragen het voorlezen en voorzingen in de kerk en moest hij tevens den pre dikant bijstaan bij 't uitdeelen van 't H. Avondmaal des Heeren, en werden verder alle zoogenaamde corporeele diensten door hem verrichthet poet sen van het zilver- en koperwerk, de lichtkronen, het reinigen der kerk, het vegen der vloeren, het inzetten van kerk- en pastorieruiten en het doen van alle kerkelijke boodschappen voor den kerkeraad. Nog was hem toevertrouwd inder noot byde krancke menschen te gaen om haer in haer sieckte wat te ver troosten ende voor te leesen ende voorts alles te doen wes den kereken- dienst betreft ofte ennichsints soude moghen aengaen, niet uytgesondert. Des Zondags na de ochtendpredica- tie was hij gehouden voor den schout of van dorpswege van den katheder voor het verzamelde kerkvolk af te lezen alle brief kens, hetzij publicaties, bekendmakingen of afkondigingen, welke werkzaamheden in latere tijden door den veldwachter werden ver richt. En eindelijk moest hij eiken Zaterdagmiddag de schoolkinderen de gebeden en psalmen leeren opzeggen en zingen en meer stichtelijke zaken inprenten. Van eenigen redelijken vacantietijd was in vorige eeuwen althans hier geen sprake. Alleen werden er zoo genaamde speeldagen aan de school kinderen gegeven, hoewel het begrip speeldagen wel wat overdreven was voorgesteld, want te Besoijen hadden de kinderen alleen vacantie eiken Don derdag na 3 uur en eiken Zaterdag middag zoodra ze de te leeren gebe den en psalmen behoorlijk van buiten kenden. Dat was alles Een zeventiende-eeuwsche school meester had dus ontegenzeggelijk zijn handen meer dan vol metvele bijbaantjes en nietigheden, die met het onderwijs niets te maken hadden. Ja, die bijbaantjes waren haast hoofd zaken en namen natuurlijk veel tijd in beslag, terwijl van het eigenlijke hoofdambt het geven van l>ehoor- 1 ijk onderwijs niet veel terecht kon komen. Dat was evenwel niet de schuld van den schoolmeester, maar van het totaal verkeerde stelsel. Voor alles werd hij gebruikt, zelfs voor het samenflansen van bruilofstrijmelarij- en, 't schrijven van requesten voor de boeren en ook voor doodbidder. Hij was eenvoudig een factotum voor den schout en den predikant, voor het dorpsbestuur en den kerkeraad, voor den boer en den handwerksman. In sommige geschiedenisboeken van den nieuwen tijd wordt de 17de-eeuwsche vooral de 18de-eeuwsche dorps- en schoolmeester en menigmaal niet ten onrechte veelal heel potsierlijk geteekend en soms in erge mate afge kamd; maar ik moet bekennen, dat ik het vaak in hem heb bewonderd, dat hij met zijne vele bijbaantjes nog iets van het geven van onderwijs terecht bracht En wat waren nu zijne geldelijke inkomsten, waarmede hij met zijne vrouw en vaak talrijk huisgezin moest rondkomen? Gelijk wij boven gezien hebben, had mr. Harman Jaspersz. een vast jaarlijksch tractement van 120 Carolus gulden. Daarbij genoot hij vrije woning, n.l. het pas gebouwde schoolhuis met den daar achter gele gen tuin. Ook kwam de dorpsregee- ring hem tegemoet in zijn benoodigde winterbrandstoffen, en wel in dien zin, dat de schoolmeester zelf zijn brand voorraad, n.l. acht of tien voe der torfs, moest betalen, maar dat het dorp de- vracht van het thuisbrengen voor zijne rekening nam. De school gelden, die de ouders der schoolgaan de kinderen moesten betalen en die de schoolmeester geheel ten eigen bate mocht inbeuren, bedroegen voor de binnenkinderen (die te Besoijen woonden) 5 stuivers per kind en per kwartaal en voor de buitenkinderen (die buiten Besoijen woonden) het dubbele. Ook voor het onderwijs in het cijferen en de Fransche taal werd het dubbele berekend; en al bezocht zoo'n schoolkind maar drie dagen in het gansche kwartaal de school, toch werd het geheele kwartaal in rekening gebracht. Stellen wij, dat Besoijen in 1617 zestig schoolkinderen telde, van welke 50 enkel lezen en schrijven leer den en de resteerende 10 ook cijferen enFransch, dan bracht dat aan hem op 4 x 50 x 5 stuivers plus 4 x 10 x 10 stuivers, maakt 70 gulden; vermeer derd met b.v. 5 gulden voor de buiten kinderen, geeft 75 gulden. Rekenen we voor des schoolmeesters kerkelijke baantjes 1) eene opbrengst van 25 gulden wat ruim genoeg is geno men dan komen we tot een jaar lijksch bedrag van 220 gulden, ge lijk staande met thans 1400 gulden. Na 1619 of liever na het sluiten der Dordtsche Synode waren de school meesters, evenals de predikanten, ver plicht de zoogenaamde Canones te on derteekenen, dat wil zeggen, dat ze schriftelijk moesten beloven de dooi de Synode bindend verklaarde geloofs punten te onderhouden en daarvan niet af te wijken. Deden ze dit laatste toch, dan werden ze voor de eerste maal geschorst en voor de tweede maal afgezet. Mr. Harman Jaspersz. bleef slechts tot 1 Mei 1620, dus nog geen drie vol le jaren, te Besoijen, en vertrok zeer waarschijnlijk naar Friesland. Im mers een bevelschrift van betaling van den schout Antonis van Andel aan den burgemeester Anthonis Wou- tersz., d.d. 22 September 1619 en be- hoorende tot de bijlagen van de dorps rekening van 1619, luidt aldus: Anthonis Woutersz., borgemeester, wilt mr. Herman, onssen schoolmees ter, assisteeren ende betalen met seven gulden aen gelt op affcortinghe van zijn gagie, om zijnen reyse naar Vries- lant te volbrenghen, die lui verhoopt binnen acht ofte thien daghen te doen ende ondertusschen onssen predicant Joannes de schoole sal gadeslaen, dit doende etc. Stellet op u reeckeninglie, actum desen 22 September anno 1619. A. van Andel. Wat zou meester Harman met zijne reis naar Friesland anders bedoeld hebben, dan naar een nieuwe school- meestersplaats uit te zien! Ik kan ten minste geen andere verklaring voor zijne reis naar het Noorden vinden. De opvolger van Harman Jaspersz. was mr. Jacob Verel, wonende te Oos- terhout, die den 15 Februari 1620 met het dorpsbestuur een soortgelijk ac eoord aanging als dat van 1617 en den 1 Mei 1626 in dienst trad. Hij bleef hier tot 1623 en werd toen achtereen volgens opgevolgd door mr. Herman- mis Haen (16231625), mr. Ilenrick van Turnhout (16251626) en Mr. Adriaen van Vessem (1628). Te gelegener tijd hoop ik ook om trent bovengenoemde schoolmeesters meer bijzonderheden mede te deelen. Nu moet ik mijn in artikel 6 afgebro- vel, 1 een D oof 1 2 di E elf 2 3 wi E ik 3 4 WS C el 4 5 ac H en» 5 6 d O s 6 7 v-g-g- V eel 7 8 ar A ap 8 9 nee N oot 9 10 zie H ard 10 11 sle E ens 11 12 poo T red 12 13 en Z ee 13 14 n i 14 15 lu 1 ep 15 16 lee D aar 16 17 ko E Ik 17 18 ee N et 18 verschillenden gaven weer keurig werk. De prijzen werden behaald door Arnold van Engelen, Stalionstraat Waalwijk. André Brokx, Hoek Waspik. M C. E. de Visser, Kom C 186, 's-Gi ev.-Capelle. De prijzen kunnen a.s. Maandag worden afgehaald of worden toege zonden. J. DE J. Hierboven ziet n jen de juiste °P' lossing van het Pa^sch -prijsraadsel en hoe de inzend ing natuurlijk had moeten geschieden. De deelname van onze jeugdige belangstellenden, is goed geweest en. Oude Siep, de kruidenzoeker is blij dat het weer lente gaat worden. Nu kan hij weer zwerven door bos en veld, om de schone kruiden te zoekendie droogt hij en verkoopt ze dan als kruidenthee; die is goed voor sommige zieke mensen. Buiten begint de zon steeds heer lijker te schijnen en je kunt in het bos het voorjaar al ruikenZo denkt Siep ook en met moeite strompelt hij, met zijn mandje aan de arm, over de bosweg verder. Daar ziet hij opeens een lange lijmstok tussen de struiken staan. Foei! denkt hij, wie is er nou toch zo slecht, dat hij nog lijmstokken in het bos plaatst, om arme vogel tjes te vangen. Dat is zeker een boos mens, mompelt Siep bij zich zelf Meteen loopt hij erop af, om te zien, of er misschien ook een vogeltje aan vast zit. Ja! daar is iets gevangen, maar.... het is niet een grote vogel, wat hij daar hoort klagen en trappelen, neen en kruiden Siep moet zich eeist even de brilleglazen schoon maken, om goed te kunnen zien het is een klein, een nietig kaboutertje, met een bruin petje op en een jasje aan van dezelfde kleur. Zijn handjes kleven vast aan de valse lijmstok, en zijn mondje staat op het punt, in snikken uit te barsten. Kruiden Siep heeft een goed hart. Dadelijk begint hij heel voor. zichtig de handjes van het kleine manneke van de lijmstok af te trekken dan gaat hij ermee naai de bron en wast ze met het heldere water schoon. Het aardmannetje kijkt dankbaar naar dien .groten mens, die hem helpt. Er dan, wan neer zijn handjes helemaal schoon zijn, danst hij in dolle blijdschap in het rond, uitgelaten van vreugde en met een fijn piepstemmetje begint hij tegen Siep te spreken. »D'r zat een kraai aan de lijm stok en ik heb ze d'r afgehaald en toen bleef ik er zelf aan vast kleven. Wacht maar! die boze Karei, die vogelvanger, zal z'n straf niet ont gaan. Waarom kan hij de dieren in het bos niet met rust laten Maar wie ben jij, lieve helper in de nood? Ik heb je vroeger al vaak in het bos gezien, als je kruiden en worte len ging zoeken. Zeg het maar, hoor, als ik je met mijn vrienden helpen kan, dan doen we dat met het grootste plezier. Je zult toch zeker wel willen geloven, dat voor onze ogen niets verborgen blijft. Me dunkt, je zult onze hulp wel kun nen gebruiken, bij het zoeken van kruiden en wortelen.» Kruiden —Siep keek met een vrolijk lachend gezicht naar het dankbare mannetje; »0, klein manneke, als je me deze dienst wilt vergelden, wat volstrekt niet nodig is, dan is dat goed. Ik zal je hulp dankbaar aannemen. Natuurlijk ken je Siep allang,want ik kom hier al langer dan dertig jaar in het bos. om geneeskrachtige kruiden voor de mensen te zoeken.» Eerst brak Siep nog die gemene lijmstok in stukken en daarna gin gen die beiden verder het bos in. Nu wisten ze zeker, dat er geen ander vogeltje meer mee gevangen kon worden. Maar wat is dat? Daar merkt de oude man plotseling, dat hij veel meer kan zien en hooren dan vroeger, toen hij alleen door het bos dwaalde. Nu verstaat hij ook alles, wat de dieren en planten met elkaar spreken. Langs een jong berkeboompje kruipt een dikke rups naar boven het dunne stammetje begint te schudden en schreeuwt »Je kittelt me! Je kittelt me!» Met een diepe basstem bromt de rups »Wat moet ik dan anders doen Ik wil toch naar boven kruipen naar de kleine blaadjesen kalm kruipt de rups verder. Aan de rand van de beek, die door het bos stroomt, staat een jonge paddenstoelen—familie; het zijn tere, jonge voorjaarspadden stoelen Eén paddestoeltje staat met de voet in het water. De anderen roe pen hem toe »Toe, Bosa, ga niet met je voet in het koude water van de beek staan! Je wordt nog verkouden Als Kruiden—Siep dat hoort,moet hij lachen. Hij denkt: «Natuurlijk doet die kleine on deugd niet, wat de anderen hem zeggen. Met de kinderen van de mensen, die hier in het bos komen, gaat het immers net zóZelf weten ze het altijd beter. Eigenaardig toch, dat ik daar vroeger niet op gelet heb.» Als ze verder lopen, komen ze bij een wilgentak, waaraan allemaal mooie katjes zitten. Een paar vo geltjes zitten op de takken en kijken met nieuwsgierige blikken naar de kleine, grijze katjes, die zich in spannen om de bruine knoppen open te breken, en naar buiten te kunnen komen. Het aardmannetje vraagt aan Kruiden—Siep »0ch, til me eens eventjes een beetje op 1» Daar zitten me nou die vogels d'r bij te kijken en ze helpen de katjes niet eens om vlufger uit de knop te komen En het aardmannetje licht hiel en daar de bruine knopblaadjes een beetje op en dadelijk kijken de schelmse katjeskopjes de wereld in. De katjes beginnen van dol plezier allemaal door elkaar te bab belen »Fijn, dat we er zijn 1 Nu gaan we heerlijk spelen En dan gaan ze verstoppertje spelen met de zonnestralen, en Siep houdt zich de baard vast van het lachen ja, hij lacht, dat hem de tranen in de ogen komen. Op een meidoornstruik zitten een paar mooie lieveheersbeestjes; ze probeeren juist voor het eeist, of ze weg kunnen vliegen. Maar het éne valt altijd weer naar beneden en begint op het laatst boos te worden. Het aardmannetje berispt bet en zegt »Je moet maar steeds denken, dat je het wél kunt en dan maar het licht tegemoet vliegen. Je zult eens zien, dat het dan gaat.» IJ DOOR

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1935 | | pagina 5