Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
EEN LIEFDE IN CHINA
EERSTE BLAD.
FEUILLETON
DIT NUMMER BESTAAT UIT
DRIE BLADEN.
grrEPJl
HOOP, fvPVARIWG
ZATERDAG 24 AUGUSTUS 1935.
58c JAARGANG.
jgusb
^recie
Dit blad verschijnt
WOENSDAG en ZATERDAG
Brieven, Ingezonden stukken, gelden, enz.
tranco te zenden aan den Uitgever.
Abonnementsprijs per 3 maanden 1.25.
Franco p. post door 't geheele rijk 1.40.
UITGAVE:
WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON
Telefoon No. 38.
TIELEN
Telegr.-adresECHO.
Advertentiën moeten Woensdag en
Vrijdag des morgens om uiterlijk 9 uur
in ons bezit zijn.
Bij contract flink rabat.
Reclames 40 cent per regel.
Prijs der Advertentiën:
20 cent per regel; minimum 1.50.
►EDE
6 plaats van den boer in de
samenleving.
Te Ruurlo heeft dr. F. E- Posthuma
voor den bond van oud-leerlingen van
andDouwscholen in Gelderland een
ede gehouden over: *De plaats van
den boei in de samenleving*, in het
algemeen en in den tegenwoordigen
i]d in het bijzonder.
Om de belangrijke gedachten, die
deze rede inhoudt, geven wij haar in
iet kort weer.
In een inleiding schetst spreker de
samengest.-ldheid van de samenleving
"en wijst er op dat een boerenstand
°na ontstond toen na langen tijd van
zwerven en trekken zich een stand van
.^personen ontvikkeldei die bij den
nd 'grond behoorden waarop zij leefden.
C Deze stand, dus de boeren, zorgt
nog heden ten dage voor de voeding
van de andere menschen en alle boeren
de wereld tezamen ook voor de
;leeding en voor vele deelen van onze
oning. Hoe belangrijk de plaats van
den boer ook is, ook andere personen
emen een belangrijke plaat» in. De
igustu
rdag
3 uu
WE
G. va
diver
ed
and
en 1
af of het op
millioenen als
wel door kan
Postuma, kan
vraag
is nu
van heden. zegt spreker,
welke plaats neemt de boer
id „ctusschen al die menschen in.
De boer als producent.
Als producent verschaft de boer ons:
het brood, het vleesch, plantaardig en
^k-P31 dierlijk vet, de groenten, de boter, de
koffie, de thee, de melk, de suiker,
1 'het bier, den wijn en dergelijke dran-
Eethc
ma«
is
:tra
ken. Niet het eindproduct, doch de
grondstoffen. Voor onze kleeding is ae
jboer ook de groote producent van de
grondstof. Voor onze woning en haar
ainkleeding eveneens.
In den tegenwoordigen tijd ondervindt
PIMI de boer als producent veel moeilijk
1 heden en als de regeering niet zorgde
voor een verbetering (correctie) der
DA prijzen, zou het er met den boer slecht
voorstaan. De boer heeft naar sprekers
igusti
Dusse
tei
)uss
N.T.
lande
Mev:
ven:
id. r
nd t
Mev:
nsvet
sewi;
sewijl
ld a.d
ld, a'
ind i:
ld ei
I en
17.
t. vai
Du*
:h
A.'M
id it
nd al-
gaan-
ibooc
26.51'
ievits
54955
van „De Echo van het Zuiden".
Uit het Engelsch,
door
BEN BOLT.
Nadruk verboden.
14.
Een Chineesche Yamen dat
moest u weten, is gesloten als het
graf. Niemand zag u de hekken bin
nenkomen
Miss Barrington weet, dat ik
hier ben, vervolgde Farsyth kalm,
hoewel hij wist, dat hem aan alle
kanten gevaar dreigde. Zij ver
dacht mij straks
Ah!
De vijandige oogen van den man
darijn boorden zich in die van For
syth. De woede had het maskerachtig
gezicht van den mandarijn verwron
gen. Toen maakte hij een handbewe-
U kunt gaan dokter! Maar als
u een verstandig man bent, zult u
ontdekken, dat de lucht in Yong-
Foo slecht voor uw gezondheid is. En
u doet wijs, zoo min mogelijk van
deze stad te vertellen, in geen geval
■ets in Peking te rapporteeren.
Ik beloof u niets! riep Forsyth.
Beloften vraag ik niet. Een ver
standig man doet
Ik zal doen wat ik 't verstandigst
vind.
Eensklaps was het met de kalmte
van den mandarijn gedaan. Onbeteu-
meening op die verbetering recht
zoolang het aanpassen van loonen en
vasie laeten niet meer afdoend resultaat
heeft.
Spreker vraagt zich
brengen van zooveel
daarvoor noodig zijn
gaan.
Niemand, zegt dr.
vuriger wenschen dan ik, dat die bij
slagen op de prijzen door kunnen
gaan, zoolang de prijzen langs natuur
lijken weg nog niet hoog genoeg zijn,
doch spreker vreest dat ook hi;r de
wal het schip zal keeren en dat ook
hier de tijd komt, dat wij zullen moeten
erkennen, dal, waar niet is, zelfs de
keizer zijn recht verliest.
Moeten wij nu, vraagt spreker, wach
ten tot het zoover is
Spreker zet dan het groote belang
uileen, dat Nedeiland bij de exploitatie
van den bodem voor het melkvee
houdersbednjf heeft. Met cijfers toont
spreker duidelijk aan, dat het belang,
om den grond te expioiteeren, voor het
melkveehoudersbedrijf veel grooter is
dan het belang van die exploitatie voor
het akkerbouwbedrijf. Zeker een achtste
deel van onze bevolking is rechtstreeks
afhankelijk van de uiUomsten van het
melkveehoudersbedrijf.
Spreker zegtook ik weet wel, dat
de wereld veel beter en veel gelukkiger
zal zijn als de monetaire moeilijkheden
opgelost zijn en als de handelsbe
lemmeringen bij de verschillende landen
zijn verdwenen.
Maar we zijn zoo ver nog niet en
het gelijkt er niet op, dat wij spoedig
zoo ver zullen komen en intusschen
moeten we ook leven en moeten we
nu maar rustig afwachten?
Dr. Posthuma zegthet groote
margarine concern verklaarde onlangs
dat de uit de balanscijfers blijkende
winst niet van binnenlandschen oor
sprong is. Welnu, laten wij dan de
margarine industrie uit die nadeelige
positie verlossen. Een goede organisatie
van den boter detailverkoop kan ook
het bestaan redden van velen die nu
in de margarine distributie den kost
verdienen. Voor de vleesch- en vet-
voorziening moet ook niet de hoogste
wijsheid zijn: naast iedere koe een
gelde woede schitterde in zijn oogen,
verwrong zijn geel gezicht. Zijn stem
klonk trillend en heesch.
Als u zich tegen mij verzet, zal
ik u in reepen laten snijden. Ik zal
u op straat laten snijden zoodat het
volk zich met u amuseeren kan.
Ik
Hij hield zich in, toen klonk het
met een doodelijke kalmte, die nog
vreeselijker was dan zijn dreigemen
ten: Verdwijn uit mijn Yamen uit
de stad Yong-Foo, jij vreemde hond!
Na zonsondergang zijn de poorten der
stad gesloten, dan
Terwijl hij sprak, klapte hij in de
handen. Eenige bedienden versche
nen. Hij sprak enkele woorden met
hen en voor Forsyth iets kon zeggen
was hij achter het gordijn verdwenen.
De bedienden naderden hem. Er zat
niets anders op dan te vertrekken of
er uitgegooid te worden. Hij liep naar
de deur, waardoor hij gekomen was.
Toen hij zich in den tuin bevond, zag
hij, dat er een wacht bij het hek ge
plaatst was. Zou hij ongehinderd weg
kunnen gaan, of
Met de bedienden op zijn hielen be
reikte hij het hek. Zijn hart bonsde.
Indien ze hem den weg versperden
Tot zijn groote opluchting gebeurde
dit niet, maar toen hij er door liep,
spuwde een van hen hem in het ge
zicht.
Met een bovenmenschelijke po
ging bedwong hij zich. Toen merkte
hij, dat een van de bewakers hem
volgde.
HOOFDSTUK VII.
blikje I Wij maken dan niet alleen
koeien, maar ook veel nijvere men
schen kapot.
Aanpassen, zegt spreker, goed! Maar
tenminste even hard den grondslag
voor ons welzijn in het land zelf
zoeken.
In het kort bespreekt dr. Posthuma
de toestanden bij de varkens en de
kippen en komt dan tot de volgende
conclusies
Wie op het standpunt staat, dat wij
niet een crisis doormaken in den ge
wonen zin van het woord, een crisis,
zooals er vroeger ook vele zijn geweest,
doch dat de maatschappij, om niet te
zeggen het geheele wereldbestel, in haar
structuur gewijzigd wordt, moet zich
hierop ook durven in te schieten.
Doen wij dat niel, doch wennen wij
de boeren aan de bestaande maat
regelen, dan krijgen we een maat
schappij, die de overgroote meerderheid
van het Nederlandsche volk niet wil.
Eerste voorwaarde voor betere toe
standen op landbouwgebied is.' De
b er moet als producent weder vrij
zijn
De boer als consument.
Dr. Posthuma begint met den boeren
als consumenten den raad te geven
boter en geen margarine te eten
door de regeling der bijlagen is dit
voor hen voordeeliger. Verder wijst
spreker op het vei band dat er besiaat
tusschen den boer als consument en
de welvaartin de maatschappij. Natuur
lijk zegt spreker, ligt er eenige over
drijving in de uitdrukking»Als het
uen Doer goed gaat, gaat het allen
goed 1« Maar wij weten allen dat de
boer, als hij wat koopt, wat goeds
koopt en dat hij goed betaalt ais zijn
beonjf hem dat toestaat.
benalve verbruiker in engeren zin is
de boer ook consument voor zijn be
drijf. bij alles wat hij daarvoor noodig
heeft: zijn kracntvoer, zijn kunstmest,
zijn buitenlanosche werktuigen, mag de
boer zien gelukkig prijzen dat hij nog
beschikt over een gave gulden.
Wat de boer moet koopen en wat hij
aan diensten moet beialen, is ..uur door
de hooge loonen en de zware lasten,
die er in verrekend zijn. De boer heeft
als consument dan ook een groot belang
bij het verlagen der loonen en vaste
lasten, want deze drukken als lood op
zijn bedrijf.
De boei als oeconoom.
Onder de boerenbevolking, zegt spr.,
zijn heel wat oecon^men. De boer
vestigt zijn meening niet onberaden,
gaat niet over één nacht ijs, kiest ge
duldig zijn weg, schreeuwt niet voor hij
geslagen wordt, doet daardoor oe dingen
wel overwogen en precies op tijd.
Dr. Posthuma schetst den boer als
den waarlijk wetenschappelijken mensch,
die wetea wil dat hij maar weinig weel.
De boer als vereeniyingsman.
Na er op te hebben gewezen dat er
tegenwoordig veel over ordening ge
sproken wordt en niet ieder onder dit
woord hetzelfde verstaat, zegt dr. Post
huma dat hij onder ordening in de
eerste plaats verstaat: het brengen van
orde daar, waar deze orde niet bestaat.
Spreker wijst er dan op dat er zeker
geen stand in de maa.schappij is die
sinds jaren en jaren zooveel orde in
zijn bedrijfsomstandigheden gebracht
heeft als de boerenstand.
Spreker geeft dan een overzicht van
de veelheid van het vereenigingsleven
op landbouwgebied, doch toont duidelijk
aan, dat men bij deze wijze van samen
werking uitsluitend het oog had op het
particuliere belang van oen boer en niet
op oe belangen van oen boerenstand
als één geheet.
üt. Posinuma zegt dat het gevolg
hiervan is uat nij bij de voorbereiding
van regeeringsmaatregelen niet oe ver-
leyenwuuruiyn.g van uen gehceltn boe
renstand kan meuespreken en bij oe
uitvoering niet oe yeneele boerenstand
georganiseerd optreedt, maar een ieyer
van ambtenaren met oe daaraan ver
bonden groote kosten.
De boer als staatsburger.
Spreker begint met de opmerking dat
hij niet over oe plaats van den boer
in de samenleving kan spreken zonoer
ook iets te zeggen van den boer als
staatsburger. Ook h:den heeft hij echter
geen plan veel over politiek te spreken,
oaar hij naar partijpolitiek nimmer ver
langde.
Dr. Posthuma vestigt dan in het kort
de aandaent op hei feit, dat de boer
zich slechts heel weinig positief ttn ooel
stelde om zich in 'slands vertegen
woordiging door zijn standgenooten te
doen veitegenwooroigen.
Voor den boer als staatsburger, zegt
dr. Posthuma, komt dit hierop neer
eerst de boter en dan de margarine,
omdat het belang van groot—Nederland
dat eischt.
De boer als belastingbetaler.
Spreker zet uiteen dat de boer naar
dezelfde grondslagen belasting betaalt
als ieder ander Nederlander en hij heeft
er dus ook belang bij dat de belasting
penningen zuinig worden gebruikt.
Dr. Posihuma herhaalt dan zijn ook
elders verkondigde meening, dal de
bezuiniging nu niet altijd maar door het
korten op salarissen en loonen van
staatsdienaren verkregen moet worden.
Scherp onderscheidt dr. Posthuma
een overheids ienst als ambt, iets waar
van de betrokkene dus moet bestaan en
uit de inkomsten waarvan hij moet
leven, en een overheidsfunc.ie als eere-
post. Natuurlijk, zegt sprtker, moet het
ambt beloond worden, doch van ae
eere-functie moeten wij geen baantje
maken.
Dr, Posthuma spreekt dan meer uit
gebreid over het ambt van minister en
HET BLOEDSPOOR.
Met den soldaat achter zich aan,
kwam Dick Forsyth aan het punt,
vanwaar een pad naar het huis van
Barrington voerde en een oogenblik
bleef hij aarzelend staan. Zou hij
Kathleen Barrington opzoeken of
niet? Hij volgde den weg naar de stad,
bleef na een paar passen besluiteloos
staan. De soldaat maakte eveneens
halt en leunde op zijn geweer, maar
toen Forsyth het pad naar Barring-
ton's huis insloeg, liep hij met spoed
naar de Yamen terug.
In den tuin gekomen, keek Dick
om zich heen en ontwaarde een mei*,
jesgestalte onder een kersenboom.
Hoewel hij haar gezicht niet kon zien,
twijfelde hij er niet aan of het was
Kathleen. Naderbij komend, zag hij,
dat er een peinzende uitdrukking in
hel mooie gezichtje lag. Hij kuchte
om zijn nadering aan te kondigen,
waarop het meisje onmiddellijk op
sprong; een glans van blijdschap in
haar oogen.
O! riep ze, ik dacht net aan u,
dokter Forsyth. Ik vroeg me af, wat
er in de Yamen gebeurd was en ik
was zoo vreeselijk bang. Bent u er
goed afgekomen?
Voor het oogenblik wel! klonk
het grimmig.
Heeft Li Weng-Ho u gedreigd?
Ja, Forsyth liet een kort lachje
hooren. Maar bedreigde menschen
leven lang!
Niet in China, gaf ze vlug ten
antwoord. Dit is een gevaarlijk land.
U moet werkelijk voorzichtig zijn.
Wat hebt u tegen hem gezegd? Iets
waarover hij kwaad is geworden?
Ik heb hem beschuldigd van
medeplichtigheid aan opiumsmokke
larij en hij heeft mij tot zonsonder
gang tijd gegeven om Yo'ng-Foo te
verlaten.
Dan moet u gaan....
haar. Er zijn redenen
O, u begrijpt het niet! viel ze
hem in de rede. Uw leven loopt elk
oogenblik gevaar. En er zijn zooveel
manieren, waarop hij zich van U kan
ontdoen: vergif, het mes en nog veel
meer. U kent den Oosterling niet.
Haar angst om zijn welzijn was on
miskenbaar en zijn hart begon war
mer voor haar te kloppen, maar het
vastberaden gevoel zijn plicht te moe
ten doen, maakte het hem onmogelijk
aan haar smeekbeden gevolg te geven.
Een moment keek hij haar met stra
lende oogen aan, toen sprak hij met
zachte stem:
Ik dacht niet, dat U mij van mijn
plicht wenschte af te houden?
Dat wensch ik ook niet, antwoord
de ze vlug. Maar wel van het pad dat
naar den dood voert en dan een
dood, zooals een Chinees bedenken
kan ja! Duizendmaal ja. Als u den
tijd gegeven is tot zonsondergang, moet
U onmiddellijk uit Yong-Foo weg
gaan
Ik zal niet weggaan, klonk het be
slist. Er zijn redenen sterke rede
nen, waarom ik blijf. Als ik uit de
stad verdwijn, zou dat niet alleen een
daad van lafheid zijn, maar ook een
erkenning van schuld.
Van schuld?, riep ze verbaasd,
maar terwijl hij haar aankeek was het
hem alsof haar verbazing week voor
een vaag vermoeden; haar gelaatsuit
drukking veranderde plotseling en 'n
onrustige blik lag in haar oogen.
Ja, van schuld, herhaalde hij. De
mandarijn heeft mij zoo net beschul
digd van opiumsmokkelarij.
O, maar dat is bespottelijk!, riep
Kathleen. Belachelijk
Niet zoo belachelijk als u denkt,
was het op rustigen toon gegeven ant
woord.
Ik twijfel er niet meer aan of ik
opium naar Yonf-Foo heb gebracht,
hoewel ik het in onwetendheid deed.
O!, riep het meisje ontzet. O!
weer was er die onrustige blik in haar
oogen en hij voelde, dat zij wist, wat
hij verder zeggen zou. Haar aandach
tig gadeslaand, vervolgde hij: „Li
Weng-Ho wist me ook precies te ver
tellen hoeveel opium ik de stad bin
nengesmokkeld had. Drie picols, dus
drie honderd negentig pond en het was
geborgen in de drie kisten, die bij de
bagage hoorde, die u mij verzocht mee
te nemen naar Yong-Foo, toen u in
Kai-Tng achterbleef.
Hij zag haar beven. Er was haast 'n
erkennng van schuld op haar doods
bleek gezicht te lezen. Ze trachtte te
spreken, maar haar trillende lippen
konden de woorden niet vormen. Ein
delijk klonk het stamelend:
O! Ik wist het niet! Ik wist het
niet maar ik had het kunnen ver
moeden! Als ik
Kathleen! Kathleen! Kom hier.
Ik heb je noodig.
Dick Forsyth herkende Barringtons
heesche stem, hij keek om naar het
huis en zag de koopman op de veran
da staan. Barrington herkende hem,
hij groette hem bruusk met de hand
en tegelijkertijd klonk er een grinne-
kend gelach. De dokter begreep, dat
er geen gelegenheid zou zijn om een
nadere verklaring te vragen.
Ik moet gaan, zei Kathleen. Maar
zegme, gelooft u mij? U denkt
toch niet, dat ik zoo slecht ben
Ze keek hem smeekend aan en haar
lippen trilden van ontroering.
Ja, verzekerde hij haar met ern
stige stem. Ik geloof in
Kathleen, kom je eindelijk?
Wordt vervolgd.
aalwijksrkt en Langstraatseke Courant*