Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
EEN LIEFDE IN CHINA
m
EERSTE BLAD.
FEUILLETON
i
DIT NUMMER BESTAAT UIT
TWEE BLADEN.
Wat is devaluatie en deflatie?
•jftfER 74.
WOENSDAG 25 SEPTEMBER 1935.
Dit blad verschijnt
WOENSDAG en ZATERDAG
Brieven, Ingezonden stukken, gelden, enz.
franco te zenden aan den Uitgever.
Abonnementsprijs per 3 maanden 1.25.
Franco p. post door 't geheele rijk 1.40.
UITGAVE:
VVAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN
Telefoon No. 38. Telegr.-adresECHO.
Advertentiën moeten Woensdag en
Vrijdag des morgens om uiterlijk 9 uur
in ons bezit zijn.
Reclames 40 cent per regel.
Prijs der Advertentiën:
20 cent per regel; minimum 1.50.
Bij contract flink rabat.
(Ingezonden.)
VII.
„Ik zal trachten, om langs den kortst
ögelijken weg er een idee van te
even, waarover het gaat, wanneer in
eptember de debatten in ons parle-
ent weer beginnen."
Dit schreef ik bij het begin van nnj.
e uiteenzettingen. Het was dus geens-
ins mijne bedoeling om eene bepaal
de meening voor het publieke forum
te brengen, nog minder om iemands
anders meening te beïnvloeden, ik
heb alleen maar mijn best gedaan om
de lezers van dit blad inzicht in deze
zaken te verschaffen, zoo hun dit ont
broken mocht hebben. Zoo ik diverse
eweringen heb gedaan, dan heb ik
eze uitsluitend gedeponeerd om de
zaak te verduidelijken, niet om voor
"ie beweringen op zich gelijk te krij
gen, of wel om door redeneering tot
een bepaald doel te komen. Dat ik
daarom geen aanspraak maak op vol-
edigheid, is vanzelfsprekend en dat
ook zelfs nog de beweringen, die ik
gedaan heb, aanvechtbaar zijn, daar
van hen ik zéér overtuigd. (De nadee
lfee gevolgen van devaluatie, die ik
opgenoemd heb, vormen b.v. een wel
kom onderwerp voor verdere discus,
sie).
Dit zou mij echter veel te ver voe
ren. De boekhandel stelt door boeken,
brochures en rapporten voldoende lec-
tuur beschikbaar voor lezers, die op
dit terrein verder willen gaan. Ook de
pers brengt regelmatig beschouwingen
op dit gebied.
Maar al ga ik dan niet verder in op
de uitwerking van de gestelde proble
men, dan neemt dat niet weg, dat men
aan de hand van de uiteenzettingen,
die ik gedaan heb, toch tot constatee-
van „De Echo van het Zuiden".
Uit het Engelsch,
door
BEN BOLT.
Nadruk verboden.
23)
Niet! Nu, ik ben ook niet van
plan het u te vertellen, antwoordde
Forsyth kalm.
Hij had moeten lachen bij de ge
dachte dat Ah Yeo hem weer liet ke
tenen om hem te beletten de jonk te
verlaten, terwijl dit met de weten
schap van Kathleen Barrington's aan
wezigheid aan boord wel het laat
ste was wat hij wenschte te doen. Dat
was een combinatie van feiten, die
niet tot den sluwen Oosterling door
drong en het maakte deze woedend
dat de ander hem tartte.
Je zult mij dat zeker wel vertel
len en een heeleboel meer ook als mijn
meester het verlangen daartoe te ken
nen geeft, beet hij Forsyth met een
ijzige stem toe. Dan zul je vergeten dat
je een Engelschman bent, je zult aan
mijn voeten in het slof kruipen.
Maar Zijne Exellentie heeft dat
verlangen nog niet uitgesproken! ant
woordde Forsyth met een luchthar
tigheid, die niet bepaald met zijn in
nerlijke gevoelens in overeenstem
ming was.
Hoe weet je dat, vroeg de ander
vlug.
Forsyth wist het niet, giste het al
leen maar en plotseling, terwijl de
Oosterling hem met wreede, loerende
oogen aankeek, rijpte er een andere
ring van bepaalde zaken kan komen,
die op zich zéér interessant zijn.
Men zal uit mijne beschouwingen
opgemaakt kunnen hebben, dat ons
geldstelsel, onze gave gulden, niets met
mystiek te maken heeft. Men moet de
gouden standaard niet beschouwen als
iets, wat hij het wereldplan essentieel
behoort, doch eenvoudig als een men-
schelijk maaksel en nog wel een van
een zéér onvolmaakte structuur, al
leen al om het feit, dat vaak van goud
transporten het wel en wee van een
geheel volk afhangt. Het is daarom
dwaas, om, zoodra over verandering
van het huidige geldregiem gesproken
woordt (iets wat, ook in ons land, in
vorige eeuwen herhaaldelijk geschied
is) onmiddellijk met allerlei rampen
en afgronden te gaan leuren en
sprongen in het duister te annoncee
ren of wat dies meer zij. Om tot be
oordeeling te komen van de situatie,
moet men eenvoudig nagaan wat voor
ons land het beste is, gegevens bestu-
decren, nagaan hoe de situatie in an
dere landen is, enz. enz., kortom de
kwestie zoo zakelijk mogelijk behan
delen, zonder eenige poespas.
v. H. heeft j.l. Zaterdag deze kwes
tie in een ingezonden stuk uitvoerig
uiteengezet. Ik kan mij hij zijne mee-
ning zéér goed aansluiten, ik behoef
daaraan niets toe te voegen.
Er is ook niet de minste reden voor
ons Nederlanders-om er trotsch op te
zijn, dat wij dè gulden op zijn volle
goudbasis kunnen handhaven. Het is
belachelijk om met hooge horst
rond te loopen, omdat „wij" dap
pere verdedigers zijn van den gou
den standaard. (Die „wij" zijn per sal
do dan toch alleen maar de leiders op
politiek en financieel gebied, toch ze
ker niet het courantenlezend publiek!)
Het zou trouwens wel eens kunnen
blijken, dat wij met het verdedigen
van den gouden standaard om een oud,
versleten fort vechten in een waarde-
looze streek en in dit geval kan men
het fort heler fort laten en zijn dap
perheid maar weer mee naar huis ne
men.
„De Nederlanders zijn knappe fi
nanciers", heeft een invloedrijk En-
veronderstelling in zijn hersens. Zoo
lang Kathleen Barrington aan boord
was, zou Ah Yeo niet tot uiterste
maatregelen overgaan. Hiervan over
tuigd schudde hij het hoofd en zweeg.
Zelfs hoe je dat weet, zul je me
moeten vertellen, hernam de ander op
snijdenden toon. Als je hall gevild
aan de galg geslagen wordt, zul je wel
spraakzaam worden.
Hij draaide zich om en liep de lad-
der op, gevolgd door zijn satellieten
en toen het luik neergelaten was, gaf
Forsyth zich opnieuw aan zijn gepein
zen over.
Hij ontveinsde zich het hachelijke
van den toestand absoluut niet. Ah
Yeo was de spreektrompet van zijn
meester en dat hij, Dick den manda
rijn diep beleedigd had, was genoeg.
Terwijl hij de mogelijkheden met
betrekking tot hemzelf en Kathleen
aan zijn geest liet voorbijtrekken, was
het hem als of een golf van wanhoop
over hem heensloeg en langen tijd lag
hij in lethargische onbewegelijkheid,
verpletterd door het gevoel van^ vol
slagen onmacht en het besef van t ge
vaar, waarin het meisje verkeerde.
Het plotseling stilliggen van de boot
deed hem uit zijn sombere apathie
opschrikken en hij keek uil het
raampje naar het schemerige over het
water. Terzelfder tijd riep een sarcas
tische stem hem vanaf het luik, dat
weer opgetrokken werd:
Zoo, geëerde dokter, mooi uit
zicht, nietwaar? Als u nog even blijft
uitkijken, zult u iets buitengewoon
interessants kunnen zien!
Het was Ah Yeo's stem, doch For
syth keek niet op. Zich afvragend
waarop de Chinees zinspeelde, hield
hij zijn blik op den oever gericht.
Een woeste, steile kust deed zich
aan zijn oogen op; alleen iets naar
gelschman gezegd. Dat mag die En
gelschman gerust zeggen, nis hij daar
zin in heeft, maar wij moeten beden
ken, dat indertijd de vos een ongeveer
zelfde smoesje ophing, toen hij bij
den boer een gans wou stelen. (Ver
loor de Nederlandsche Bank in 1931
niet 20 millioen gave, gouden guldens
aan die vriendelijke Engelschen?).
'I Is misschien wat sterk gezegd, maar
'n kern van waarheid zit er in, wanneer
men zegt, dat men in plaats van als
„knappe financiers" de Nederlanders
misschien wel eens beter zou kunnen
aanzien als boertjes, die met hun
gouden ketting op hun vestje, zich
in de groote stad niet alleen van hun
portefeuille, maar ook nog van hun
gouden ketting laten berooven, als
men in het oog neemt, hoe onze land-
genooten in landen met lagere valuta
uitgaven doen, die zij, ook absoluut
gerekend in guldens hier in 't
land nimmer zouden doen, gebiolo
geerd door de lage valuta.
Dit ter illustratie.
Maar, zoo kan men vragen, waar
komt het toch vandaan, dat de Neder
landers zoo verknocht zijn aan den
gouden standaard, aan den huidigen
gulden en waarom, zijn wij, van huis
uit, bij intuïtie, gekant tegen verande
ring van het geldstelsel en zelfs tegen
verandering van de goudbasis van den
gulden, waarom moet eigenlijk ieder
van ons, als het ware, bij zichzelf een
zekere weerstand overwinnen, om met
verandering in dit opzicht accoord te
gaan.
Men kan nu op allerlei terrein naar
redenen gaan zoeken. Deze intuïtie
steunt op onze conservatieve karak-
eigenschappen, traditie, onbekendheid
met deze zaken, op psychologische en
religieuze motieven enz. enz., men zal
er nog wel meer kunnen opnoemen,
maar mijns inziens voor een groot
deel ook op de angst voor Inflatie.
Wij hebben Duitsche, Oostenrijksche
en Hongaarsche kinderen over onze
grenzen zien komen, wij hebben ar
moede en ellende en leed gezien met
eigen oogen; men heeft ons verteld
van de toestanden in deze landen; wij
hebben gelezen van Rusland, kortom,
wij hebben de gevolgen gezien, die een
inflatiekramp over de bevolking
brengt.
Het is dus zaak aan te looncn, dat
inflatie, zooals die zich in Duitsch-
land en andere landen in voorgaande
jaren heeft voorgedaan, uil andere
oorzaken ontstaat, dan uit strikt mo
netaire, als devaluatie en loslating van
den gouden standaard*
In het begin van mijn uiteenzettin
gen heb ik dit punt ontweken, omdat
verklaring daarvan in een couranten
artikel de noodige moeilijkheden me
debrengt. Nu mij echter een speciaal
verzoek daaromtrent bereikt heeft,
zal ik mij toch daartoe zetten en een
volgende maal een opstel leveren over
„Geld, Crisis en Inflatie".
Om nu nog eens terug te komen op
ons oorspronkelijk chapiter, kan ik
mij voorstellen, dat men toch graag
antwoord zou willen hebben op de
vraag: „moeten wij nu den gouden
standaard handhaven en de gulden
daarbij op zijn huidige goudbasis, ja
dan neen?"
Ik voel mij niet competent om op
deze vraag antwoord te geven. Ik kan
echter wel dit zeggen: wanneer wij er
in slagen door het- toepassen van
deflatie-maatregelen, alle kosten van
productie, zoowel als van levensonder
houd omlaag te drukken tot het peil,
waartoe de grondstoffen gezakt zijn,
dan hebben wij de finish bereikt met
een gulden, die zijne internationale
koopkracht ten volle behouden heeft.
Maar: „what price glory" voor
welken prijs deze overwinning? De-
flatie-politiek is inkrimpingspolitiek,
gaande in de richting van vernieti
ging. Dat die zaken het eerst vernie
tigd worden, die het minst sterk staan,
het minst gezond zijn, en deflatie dus
een zeker zuiveringsproces teweeg
brengt, is duidelijk. Doch hoever moet
dat gaan?
Is het voordeel van het behoud van
een gulden met volle internationale
koopkracht zóó groot, dat aan dit
belang een groot deel van onze volks
kracht moet opgeofferd worden?
Wie zal het zeggen?
Mogelijk dat de practijk ons te hulp
komt, doordat de grondstoffen gaan
stijgen, wat momenteel reeds het ge
val is! Mogelijk ook, dat men door
zal gaan met de deflatie-politiek tot
zeker punt, om daarna de internatio
nale koopkracht van den gulden wat
op te offeren door devaluatie.
Wanneer men dit maar onthoudt,
zoolang het proces zijn eindpunt niet
bereikt heeft, beteekent deflatie-poli
tiek aantasting der koopkracht, druk
op het bedrijfsleven en vermindering
der bedrijvigheid. Wanneer men meent
dat de' crisis nu wel haast zijn eind
punt bereikt heeft, dat het slechter
dan het nu is, niet gaan kan, dan
heeft men het mis. Wanneer men door
verder reikende motieven genoopt.de
deflatie-politiek voortzet, en de regee
ring doet dat nu volgens de ingedien
de voorstellen, dan beteekent dit dat
het diepste punt van de crisis in Ne
derland nog lang niet bereikt is, dan
beteekent dit minder afzet voor de
zakenwereld, toeneming der werk
loosheid en vermindering van inkom
sten voor alle lagen der bevolking.
Wat er onder deze omstandigheden
van constructieve welvaartspolitiek
en industrialisatie terecht moet ko
men, laat ik ter beoordeeling van den
rechts werd de onherbergzaamheid
even onderbroken door een smalle
strook bosch; een bergengte tusschen
de wilde heuvelen. Zoo ver hij zien
kon, was er geen pagode, huis ot
boerderij te ontdekken. Het was een
ware woestenij van rotsen en boomen,
waarin niets op mcnschelijke bewo
ning wees.
Zoo goed als dat in de toenemende
schemering mogelijk was, zocht hij
vergeefs in het verlaten landschap
naar het interessante waarvan Ah Yeo
gesproken had. Nogmaals keek hij, nu
fel-gespannen, en terwijl hij tuurde,
kwam een boot, die zich van de jonk
losgemaakt, in zijn gezichtskring. Op
hetzelfde moment viel iets zwaars
met een bons naast hem op de brits
neer; hij hoorde het, maar nam er
geen notitie van. Zijn oogen waren als
gehecht aan de zich verwijderende
boot aan een gestalte in den boeg, en
eensklaps was het alsof hij een
in het gezicht kreeg, met een verbijs-
terenden schok drong het tot hem door
wat het interessante was, dat speci
aal in zijn opmerkzaamheid was aan
bevolen. Hij was getuige van Kathleen
Barrington's vertrek van de jonk
Kathleen! riep hij in opvlam
mende wanhoop. Kathleen
Het meisje moest hem gehoord
hebben, want de gestalte kwam over
eind en een kreet bereikte hem van
over het water. Het volgende moment
werd ze neergetrokken en een tweede
boot die de jonk verliet, werd zicht
baar.
Heb ik mijn woord niet gehou
den, waarde dokter, kwam Ah Yeo's
spottende stem uit het zich verwijde
rende vaartuig. Wat je daar ziet is het
laatste tafereel van de reis naar de
trouwplechtigheid over twee dagen...
Forsyth wendde zich met een ro-
buste beweging van het raampje af,
terwijl de hoonende woorden nog in
zijn ooren naklonken. In dolle woede
rukte hij aan den ketting, die hem ge
boeid hield; weer en nog eens weer,
als een tot waanzin getergd, gevangen
diej*. Langzamerhand werd hij kal
mer, hij zette zich op de brits en voel
de iets hards. Hij herinnerde zich op
eens het zware ding dat naast hem
was neergeploft, terwijl hij de ver
trekkende boot had nagestaard. Hel
was te donker om iets te onderschei
den, maar hij liet zijn handen tastend
langs het voorwerp gaan. Toen
schreeuwde hij het haast uit van
vreugdewat hij voelde waren
een hamer en een beitel, tezamen ge
bonden. Hij had dus een vriend aan
boord, iemand die
Maar er was nu geen tijd om zijn
gedachten de vrijen loop te laten; hij
moest handelen. Hij liet zich op den
grond neer, heitel en hamer in de
hand, en slaagde er met drie slagen in
den ketting los te maken, die zijn
boeien met den vloer verbond; naar
voren schuifelend kreeg hij de boeien
in een positie dat de bout naar bene
den gericht en even achter hem was,
toen bukte hij zich en sloeg. Het
scheen hem een eeuw toe eer de verbin
dende schakel gebroken was en een
maal sloeg hij zich met zoo'n kracht
tegen zijn been, dat hij vreesde dat
zijn scheenbeen gebroken was; maar
eindelijk stond hij op, vrijDe ringen
van de boeien zaten nog om zijn en
kels, maar dat hinderde niet! In het
gewaad dat hij van dokter Wang-Hi
geleend had, bevond zich een groote
zak; hierin liet hij den beitel verdwij
nen; daarna steeg hij de ladder op,
den hamer in de hand.
Vlug klom hij naar boven en bleef
even luisteren, toen zijn hoofd gelijk
was met het dek. Geen ander geluid
dan het gekabbel van het water tegen
de jonk! Hij hief het hoofd op en
gluurde voorzichtig rond. Geen leven
de ziel te bekennen, de jonk leek uit*
gestorven.
Gerustgesteld stapte hij op het dek
en keek toen weer om zich heen. Hij
was heelemaal alleen op de jonk. Zich
naar de eene zijde begevend, richtte
hij zijn blik naar den oever, waarheen
de booten zich begeven hadden en ter
wijl hij dat deed, schrok hij heftig.
Een der booten de kleinste keer
de reeds terug en was niet meer dan
een vijftien meter van de jonk verwij
derd.
Bliksemsnel liep hij naar den ach
tersteven, in de hoop dat hij in de
duisternis niet ontdekt was. Hij vond
een touw, dat aan de verschansing
bengelde, stak de hamer in zijn zak
en liet zich zacht in het water glijden.
Er stond een sterke strooming en zich
op zijn zij draaiend liet hij zich mee
voeren. Toen hij zoo ver gedreven was
dat hij door niemand op het schip
meer gezien kon worden, keerde hij
zich om en zwom met vlugge slagen
naar land.
Een plotselinge opschudding op de
jonk maakte hem duidelijk dat zijn
verdwijning opgemerkt was. Omkij
kend zag hij het schijnsel van lan
taarns; hij vermoedde dat de beman
ning het schip afzocht in de hoop hem
te vinden. De gedachte dat men hem
nog op de jonk waande deed hem
glimlachen en met een krac.htigen
borstslag baande hij zich een weg
door den stroom.
Wordt vervolgd.
!>»e JAAKlxAINlj.
aalwpstht en Laacslraatsrhr ftirul,