Abessinië, Land en Volk BRIEVEN UIT DUSSEN. LAND- EN TUINBOUW. Wij herinneren M. BOGMANS M. S. F., KAATSHEUVEL. IV. (Slot). Uniformen zijn schaars. De „parti culiere" legers of de ongeregelde troe pen zijn zooals gebruikelijk gekleed in loshangend witte gewaden. Alleen de officieren dragen schoenen, de man schappen gaan blootsvoets en tus- schen de teenen houden soms de Abessinische soldaten hun machine geweer vast. Het geweer wordt ge woonlijk met de hand meegedragen. Het is niet alleen een verdedigings middel, maar ook het teelten van een vrijen man. Men neemt het zelfs mee naar de kerk. De ongeregelde troepen vormen de grootste en meest betrouwbare macht. Ze staan in onmiddellijke dienst van een of andere Ras, die voor hen zorgt, hen betaalt etc. Zij dienen hem, en daar deze den Negus dient, doen zij dit ook. De opperbevelhebber van het leger is de keizer, doch zijn eigenlijk leger, dat tegelijkertijd zijn lijfwacht vormt, is slechts een gering gedeelte van de geheele krijgsmacht. De uitrusting van deze manschappen is modern, be halve dat ze blootsvoets loopen, en ze zijn goed gedrild, doch met zijn sterkte van slechts 15 tot 20.000 man is het in de verste verte niet in staat zelfstandig het land te verdedigen. Het is slechts een kern, en het begin van het begin. Buitenlandsche, vooral Belgische en Zweedsche officieren, hebben hen naar de militaire beginselen opge voed. Jji Holela is een school voor oplei ding tot officieren. Keizer Selassi kiest deze persoonlijk uit en wel uit de jonge padvindersbeweging. Aan den keizer zijn twee Sikamak- was toegevoegd, die in den strijd de zelfde kleercn dragen als de keizer. 0111 daardoor de vijanden aangaande de persoon van den kezier te mislei den. Onmiddellijk onder de Negus staan de Ras, met de door hen persoonlijk gevormde legers, en deze benoenien hun eigen officieren: Dedsjas matsjen jasmatsjen (leider van de rechter vleugel) en Dsjeramatsjen (leider van de linkervleugel) en zoo voort. Hun troepen zijn in zekere mate getraind en hebben eenige discipline, docb hun bewapening lijkt, zooals ge zegd, op niets. Het leger dat door de landvorsten op de been gebracht kan worden is ongeveer 800.000 man. De politie-lroepen zijn meer voor de rust in het land zelf en hebben ter verdediging van hun land niet veel in te brengen. Maar nog een andere beschermer heeft Abessinië, en wel zijn natuur lijke gesteldheid. Naar het Noorden, het Westen, en het Zuiden is de onbe gaanbaarheid de beste bescherming. Waar geen bergen den invaller den weg versperren, bezit Abessinië een nog effectiever beschermer in de wa- terlooze, gloeiende woestijnvlakte. Het land is in den regentijd, die in de vlakte in April, en in de bergen in Juli begint, en tot October aanhoudt, volkomen onbegaanbaar. En ook daarna is begaanbaarheid een relatief begrip. Terwijl de Euro peaan na korte tijd reeds doodelijk vermoeid is, marcheeren de Abes- siniërs blootsvoets gemakkelijk ver der. Zij kunnen zich dagelijks met de blanken in het land meten, die van een rit op eeh muilezel onder de gloeiende tropenzon veel meer uitge put raken dan hun bedienden van de looppas, waarin ze zonder moeite den geheelen dag naast den ruiter voort gaan. Daarbij is de grond vol spleten en kloven en is een groote troepenmarsch uiterst moeilijk, daarbij het gebrek aan water niet te vergeten. Als Abessinië een modern gewa pende tegenstander wil weerstaan, dan moet het, volgens de hier wonen de militaire deskundigen, zijn leger aanvoerders drie kardinale regels in prenten: iedere massale troepenbe weging moet worden vermeden; de Ethiopische legerafdeelingen moeten zich voor den vijand volkomen on zichtbaar maken, en iedere omvang rijke actie moet worden nagelaten, teneinde het binnenvallende leger de operaties zoo lastig mogelijk te ma ken. Worden deze regels nauwkeurig opgevolgd, dan verandert de door kloven gespleten hoogvlakte, die het hart van het land is, vanzelf in een machtigen bondgenoot der Abes siniërs. Worden ze echter verwaarloosd, dan hebben de moderne strijdmidde len gemakkelijk spel, en is het lot van het land beslist. Alleen door een langzaam, voorzicli- tig oprukken en door consolideering van iederen meter gewonnen terrein, voordat de volgende meter bezet wordt, zou een leger, zoo meenen de vele buitenlanders, die in Abessinië wonen, succes kunnen hebben. En daarom zijn vele kenners van Abes sinië er van overtuigd dat een Ita- liaansche aanval tenslotte dood zou loopen en met een remise eindigen. Tenslotte nog iets over de geeste lijke en lichamelijke eigenschappen van den Abessiniër. De angst van alle Abessiniërs voor het booze oog is de angst voor ziekte. Als bij de meeste Afrikaansche vol ken is de gemiddelde bereikte leeftijd niet hoog, en de weerstand tegen ern stige ziekten buitengewoon zwak. Des te grooter rol spelen genees middelen en geneeskunde in het le ven. De inlanders hebben een bepaalde voorstelling van medicijnen, waarme de de apotheker alleen reeds om de heilzame uitwerking van de suggestië, die ervan uitgaat absoluut rekening moet houden. Medicijnen moet men in groote hoeveelheden innemen: zij moeten afschuwelijk smaken, anders achten de Abessiniërs zich bekocht en gelooven zij niet aan de heilzame werking ervan. Bovendien moeten er op de medica menten briefjes geplakt worden met veel verbodsbepalingen. Geen alcohol, geen gerstebier, geen honingwijn drin ken, niets gekruids eten, etc. Dat im poneert. Hel maakt het leven der Europeesche artsen, die in dit land bun practijk uitoefenen, niet gemak kelijk. Doch zij worden evenzeer be stormd als de apotheker. Want de in- landsche geneeskundigen staan niet hooger dan de medicijnmannen der negers. Ze werken met gloeiende ijzers, met messen en scharen, en beperken zich, als dit alles niet helpt, tot schreeuwen en trommelen, om gedurende de nacht den duivel of het booze oog der persoonlijke vijanden van den zieke uit te bannen. Op geen enkel gebied heeft Abes sinië zoo dringend de hulp der be schaving noodig als op dit. Zelfs lepra (melaatschheid) komt er voor. Malaria, pest, cholera behooren tot de zeldzame gevallen, doch typhus, dy- ««.nlerie, oog- en ernstige bloedziekten zijn er zeer verbreid. De kossoboom, waarvan het sap ge dronken wordt is het middel legen den lintworm, die een gebruikelijk bezit is van iederen Abessinier Hel klinkt ongeloofpjk, maar er bestaat ter wereld geen levenu wezen, 'ai in staalsaangelegenhedcn en in het openbaar leven belangrijker is dan de lintworm. Tegen Paschen, de hoogste kerkelijke feestdag, die in de Koptische kerk een week later valt dan bij ons, drinkt iedereen kosso-sap cm zich van den lintworm te ontdoen. Van geen wezen neemt de Abessiniër plechtiger afscheid. Ministers zijn voor hun ambtenaren niet te spreken, omdat ze Kosso gedronken hebben: moordenaars krijgen een dag uitstel van executie om Kosso te drinken; de eenvoudigste slaaf heeft recht op die tooverdrank en het daarbij behooren- de verlof. De „lintworm" rechtvaardigt alles, „hij" verontschuldigt alles. Op Paaschmorgen, waarbij nieuwe hoeveelheden rauw rundvleescli ge geten worden, waarborgt de volledige garantie voor den terugkeer van den lintworm. De Abessiniërs behooren als Kop ten tot een van de oudste, Christelijke volkeren ter wereld. Sedert de 3de eeuw is hun Christendom het over- heerschende geloof in hel land. Sinds de 5de eeuw hangen zij het Koptisch- schisma aan. De Kopten erkennen in Cristus maar één natuur. Hun lijdrer kening is acht jaar bij de onze achter, omdat, zoo zegt men, zij zooveel latei- de bekendmaking van Christus ge boorte vernamen. De „Aboena" is de hoogste kerke lijke overheid in Abessinië. Deze slaat direct onder den Koptische Pa li iarch van Alexandrië, die in Cairo woont. Deze, wordt door de Abes siniërs beschouwd als hun Paus, want hij is het, die de Aboena van de Christelijke kerk van Abessinië aan stelt en wijdt. Hel Christendom werd in Egypte en Abessinië gepredikt door den H. Marcus. Daarom bevinden zich in het wapen van den Negus twee leeuwen. Vóór hun bekeering beleden de Abessiniërs den Joodschen godsdienst. Daarom speelt het Oude Testament en vele Joodsche gebruiken in hun Christendom een groote rol. Het Allerheiligste mag slechts door pries ters worden betreden. Op het platte land vieren de boeren nog den Sabbat, de besnijdenis bestaat eveneens nog overal, terwijl hel gebruik van var- kensvleesch voor alle Christenen van Abessinië verboden is. Op Paaschdag preekt de hoogepriester twee maal en dan doen de priesters het wondere, het mooiste wat Abes sinië aan overoude traditie bezit: de priesterdans. Met pauken en cymba- len, als levend geworden bijbèlfigu- ren, dansen dan de priesters, zooals wellicht David eens danste voor de ark des verbonds. De godsvereering wordt vooral tot uiting gebracht door de muziek. De zangen klinken als een bruisend rythme: crescendo-passages, die ons oorpijn zouden bezorgen, wisselen af met een ondertoon van een oneindig droeve wijs, die het klagen der vrou wen over haar mannen, die in den oor log gevallen zijn, in klanken weer geeft, of met staccato-passages die vroolijk en licht klinken. Er zijn in Abessinië ongeveer 10.000 kerken en kapellen. In het midden der kerken celebree- ren de priesters de H. Mis, terwijl het doffe roffelen der trommels geheim zinnig klinkt. In de eerste der twee concentrische wandelgangen, die om het midden der kerk gebouwd zijn, bidden Abessinische hoogwaardig heidsbekleders en Koptische Christe nen. In de tweede gang bevinden zich de monnikken en het zangkoor, terwijl op het voorplein de gewone Christenen staan. De voorschriften van de Ethiopi sche kerk zijn buitengewoon streng. Ze hebben ongeveer 200 vastenda gen per jaar, maar ze eten dan alles, behalve vleesch. Op de drie hoogste feestdagen zijn de ceremoniën van zeer langen duur. Ze bevatten dan, evenals op de Zondagen in den regen- lijd, urenlange gezangen, midder nachtmissen en fakkelprocessies. Op dergelijke dagen zijn de kerken overvol, tedwijl dat met Kerstmis niet het geval is. Het hoogtepunt be reiken in deze dagen de gezangen in een hooge toonval „loe-loe-loe-loe" hetgeen een vreugdekreet is van alle vrouwen in Afrika. De Abessinische Christenen vinden in God niets vaderlijks. God de Vader en de Verlosser zijn voor hen onver biddelijke rechters. Genade en barm hartigheid verwachten zij slechts van de H. Maagd en de Heiligen. In den grond is de Abessiniër zeer religieus, maar én geestelijken én lee- ken zijn totaal onwetend, zoodat men van een Christendom bijna niet meer kan spreken. De rest van de bevolking is hei- densch of Mahommedaansch. In dit land werken Lazaristen en Fransche Capucijnen. Hoofdzaak is de vorming van een Abessinische clerus. De Negus is de Katholieke Missie gunstig gezind. Hij heeft reeds een Katholiek priester tot leeraar gehad; Pater Jourusseau. Aan zijn invloed is het te danken dat ook aan de Katholieke missiona rissen die altijd geweerd waren, mo gelijk gemaakt werd, zich in Abessinië te vestigen. Thans zijn er ongeveer 450.000 katholieken. Er zijn twee vi cariaten; een prefectuur en drie kerk- ressorten. Den 3den Augustus 1930 werd zelfs in Rome de eerste inland- sche bisschop gewijd, als ordinarius der katholieken van den Koptischen ritus. Vooral de Fransche Capucijnen heb ben reeds veel kunnen arbeiden, en de Negus maakt gaarne gebruik van hun adviezen en kennis bij het inrich ten o.a. van postwezen. De katholieke priesters hebben nu ook hun kerken mogen bouwen, hun scholen en hospitalen kunnen inrich ten. Wat er met de missie zal gebeuren gedurende den oorlog is natuurlijk moeilijk te zeggen. Een verblijdend teeken is het, dat het meerendeel van de buitenlandsche missionarissen heeft besloten in Abessinië te blijven, teneinde in staat te zijn de gewonden bij te staan. Ofschoon de vooruitstrevende en zeer groote opvattingen van den Negus geen genade vinden bij een groot deel dei- bevolking, en ofschoon de beschaving en ontwikkeling vaak staat beneden het Europeesch peil van de vorige eeuw is de Abessiniër toch niet dom te noemen, maar wel primitief. De volksontwikkeling gaat met reuzen schreden vooruit. Op den 11 den April 1935 kondigde de keizer in het parlement de wet op de leerplicht af. Padvinders vormen de toekomst van het land. De moderne talen en natuurwe tenschappen worden door Europee sche en door in Europa opgevoede leerkrachten onderwezen; voor het Abessinisch en voor de oude kerktaal van den Koptischen Bijbel (het Geez) blijft de inlandsche priester aange wezen. De Abessiniërs leeren bijzonder ge makkelijk vreemde talen. Nergens vindt men betere tolken. In den han del zijn zij nuchtere en goede za- kenmenschen. Ze geven voor leveranties die natie de voorkeur, die het goedkoopst kan leveren. Op die manier wint Japan het glansrijk, het levert 80% goed- kooper dan Amerika. Dit is het land van Abessinië, waar, ondanks alle achterlijkheid en primitiviteit een volk woont, dat on der hun hoofd de Negus Haile Selassi, een tijdperk van bloei, welvaart en rust voor het land verwacht. Helaas het heeft niet mogen zijn. Z.H. de Paus, die diep ontroerd is, zendt onophoudelijk zijn hoogepries- IV. Dussen, 28 October 1935. Als het eerste schaap over de brug is, volgen er meer, zegt het spreek woord, en Opmerker hoopt, dat dit be waarheid mag worden betreffende de te voeren critiek op zijn „Brieven uit Dussen". Zaterdag j.l. kwam de eerste criticus onder letter „V." in Ingezonden Stuk ken op de proppen. We zullen daar om ditmaal van wal steken met de be antwoording van V. Beantwoording is eigenlijk niet het juiste woord, daar V. geen enkele vraag heeft gesteld, maar zijn globalen indruk over de Brieven uit Dussef» heeft gelanceerd. Dit ging naar Opmerker's meening evenwel niet met een gerust hart, want een zekere vaagheid was er merkbaar toen V. over den aankoop Kasteel schreef. V. zegt daar, dat Opmerker omtrent aankoop Kasteel in geheime nissen schrijft. Dit is eenigszins waar, doch waar is ook dat Opmerker zeer zeker nog op dit actueele punt terug zal komen in de Echo, zoodra hem dit geschikt lijkt. Laat ons dit daarom nog een tijdje in petto houden, om na eenigen tijd, wan neer meerdere gegevens kenbaar wor den gemaakt, er nog eens op terug te komen. Toch kan Opmerker niet na laten zijn instemming te betuigen met het Raadsbesluit, indien het meeren deel van den Gemeenteraad dat dus vóór heeft gestemd, tenminste niet han delde volgens een ingeboren richtlijn, waarvan niet afgeweken wordt, ook niet wanneer het algemeen belang op het spel staat. Is dit niet het geval, dus handelde de Raadsmeerderheid volgens haar ambt, met terzijdelegging van alle dorpspolitiek en persoonlijke aangele genheden, dan juicht Opmerker het Raadsbesluit als zoodanig van harte toe. Zooals gezegd, hierop komen we ter gelegener tijd nog wel eens terug. Het was de vorige week maar goed dat de Echo 's Woensdags-avonds ver scheen, want Donderdagmorgen kre gen de arbeiders, werkzaam aan den Rommegatschen weg, een 2-tal lood sen ter hunner beschikking. Dus vlug ger kon het niet! Nu wachten de inenschen aan de Molenkade nog op een loods en dan kunnen zij zich vrijwaren voor de he vigste regens althans. Het is zeer te waardeeren, dat ook ingezetenen aan de werkverschaffing nog eens wat kunnen verdienen. Zoo werd tot op heden al het benoodigde houtwerk, ook beide bedoelde loodsen, door inwoners uit onze gemeente geleverd. Dit is zeer toe te juichen, want hoe vaak gebeurt het niet dat de maatschappijen bij hun werk alle materialen en benoodigdhe- den zelf medebrengen. Gelukkig is dit hierbij niet het geval, en zoo blijft er dan toch nog wat, al is het niet veel, buiten het arbeidsloon, binnen onze gemeente. Het gaat er anders minder gunstig uitzien met al die werkverschaffings objecten, waarbij een bepaalde maat schappij het alleen-recht van uitvoe ring krijgt. Waar moet dat heen met het vrije aannemersbedrijf? We be grijpen de motieven niet die onze Landsregeering voorheeft, om ook niet bij de werkverschaffing een vrije in schrijving toe te laten. De particuliere aannemers zijn toch ook Nederlanders. Waarom worden die nu telkens ge passeerd en hun niet de kans geboden naar dergelijke werken in te schrijven? We begrijpen heel goed de klacht die van deze inenschen uitgaat over de steeds toenemende werkverschaffings plannen. Maar er zijn zooveel dingen in het dagelijksche leven rondom ons heen, waar we niet bij kunnen, dat we wel boeken hierover konden schrijven, in dien we daar verder op in gingen. Toch lijkt het niet ondienstig zoo het een en ander, 't welk personen in je naaste omgeving, b.v. je eigen dorpsgenooten, j ten nauwste raakt, eens onder de lou pe te nemen. Dat dit het eenige doel van Opmerker is, zal thans aan den geachten lezerskring wel bekend zijn, na mijn eerste brieven. Geen nutteloos gebabbel, maar doeltreffende, recht op het doel afstevenende politiek, ont daan van alle franje en fantasié, dat is hel wat wij willen, niets meer of niets minder. Lezers tot een volgende maal. OPMERKER. terlijk gebed ten hemel opdat ten minste het conflict gelocaliseerd blijve en dat weer spoedig vrede heer- sche, waar thans de wapens dood en verderf brengen en vernieling. Laten wij met Hem bidden, dat God Abessinië van dien gruwel spoe dig verlosse en Europa genadig zij. Want een Europeesche oorlog zou vermoedelijk Europa's ondergang wor den. Kaatsheuvel 5 October 1935. WINTERTARWE. Rassenstrijd en Rassenkeuze. Wat voor onze zandgronden te nemen. Er schijnt onder de rassen van deze graansoort een geweldigen strijd om den voorrang te zijn ontstaan. Dat het aantal deelnemers aan dezen wedstrijd niet gering is, moge blijken uit de „In leiding tot de Rassenlijst 1935", waar in vermeld staat dat niet minder dan 130 wintertarwes over de proefvelden zijn verspreid. En dit is blijkbaar nog niet de helft van 't aantal dat bij het Instituut voor Plantenveredeling te Wageningen in observatie is. Het ge tal deelnemers wordt nog voortdurend grooter. Hierdoor kan thans en mo gelijk de eerst komende jaren, het re sultaat van dezen kamp nog niet de finitief worden vastgesteld. Het spreekt vanzelf dat dit de keuze van een bepaald ras voor den land bouwer zeer bemoeilijkt. Meer nog dan bij rogge bet geval is, is hij hier aangewezen op de „Rassenlijst", maar aangezien deze eerst in Januari ver schijnt, kan hij er momenteel niet mee worden geholpen. En de tijd van zaaien staal voor de deur. Het moge daarom z'n nut hebben hier thans enkele ge gevens te publiceeren, welke betrek king hebben op de resultaten van het afgeloopen seizoen. De Juliana- en Emma-tarwe hand haafden zich dit jaar, hoewel de Ju- liana-tarwe blijkbaar iets van z'n goe de reputatie heeft ingeboet. De ver bouw van Imperiaal Ha nam toe, voor al op zware kleigronden. Mogelijk heeft hij dit ook te danken aan de gun- stige gradeering door de tarwe-orga- nisaties. Dit gaat bij het product tar we een steeds grootere rol spelen en het lijkt mij niet ondienstig er hier even de aandacht van de betrokken tarweteelers op te vestigen. Voor Robusta blijkt de animo ver minderd. Toch is ze nog steeds de meest wintervaste van al onze tarwe's maar mogelijk is deze eigenschap in de laatste winters niet voldoende tot z'n recht kunnen komen. Over de Wilhelmina raken de mee ningen verdeeld. In het algemeen ver loor hij terrein. Terwijl een bepaalde groep landbouwers weer wat meer be langstelling voor dit ras gaat toonen, blijkt het bij andere groepen aan de vergetelheid te worden prijsgegeven. Op de zandgronden behield Wilobo z'n goede naam. De Prins Hendrik veroverde daarenboven meer terrein. Hij blijkt niet productiever te zijn dan de Juliana, maar men geeft er waar schijnlijk de voorkeur aan om de eigenschappen die we hieronder nader zullen omschrijven. Tri folium handhaafde zich dit jaar, evenals Carstens V. De belangstelling voor dit laatste ras is hier en daar iets gestegen. Hel is zeer wintervast, doch de bakwaarde is nog altijd onvol doende. Zij die dit jaar op zandgrond win tertarwe willen zaaien, kunnen boven staande rassen beproeven. Hieraan kunnen nog worden toege voegd: Vilmorin 29, Vilmorin 23 en Invicta. De Rassenlijst geeft van de Prins Hendrik de volgende beschrijving: Hoog bebladerd gewas met vrij lang stroo. Voor rijke gronden te weinig stevig, doch heeft door zeer goede grondbedekking op zandgrond in West Brabant goed voldaan. Niet winter- vaster dan Juliana. De korrel onder scheidt zich door zeer goede handels kwaliteit; ze zit iets los in de aar. Mus-1 schenbeschadiging niet uitgesloten. De korrelopbrengst staat ongeveer gelijk met die van de Juliana-tarwe. Hooge stroo-opbrengst. Op de Proefboerderij te Boxel bleek in den afgeloopen zo mer dat dit ras zeer weinig van voet ziekte te lijden had. H«l zaaien van dit ras op stikstof rijk land is niet zeer aan te bevelen, daar dan het gevaar voor legeren vrij groot is. De wintervastheid van Vilmorin 29 moet nog worden betwijfeld. De uit- stoeling is daarenboven slechts matig. De mogelijkheid bestaat dat dit ras nog al gevoelig is voor nachtvorsten in de lente. Vroeg zaaien in den herfst is zeer aan te bevelen. Het ras geeft kort en stevig stroo. De Invicta is slechts matig winter vast. Ze stoelt sterk uit en geeft kort stroo. De kans op legeren en aantas ting door de voetziekte is niet uitge sloten. De Carstens V is zeer wintervast. Ze heeft kort stroo en stoelt eveneens sterk uit. Bij dichten stand is het ge- j vaar voor legeren niet denkbeeldig. L Vroeg zaaien en niet te dicht verdient alle aanbeveling. Met stikstof zij men niet te royaal. De Trifolium heeft nog al eens last van voetziekte. Ze is tamelijk winter vast. Het stroo is kort en voldoende stevig. De grondbedekking laat nog al eens te wenschen over. Een volgende keer iets over de be- handeling van het zaaizaad en het J zaaien. J er onze abonné's aan dat men de courant aan huis bezorgd kan krijgen voor 10 cent per week eveneens in Drunen, Sprang, Vrijhoeven, Capelle en Waspik DOOR

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1935 | | pagina 8