Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
HET HOOGSTE RECHT
EERSTE BLAD,
FEUILLETON
JOOIID8RABAnD"
Het moeilijke vak der Economie.
DIT NUMMER BESTAAT UIT
DRIE BLADEN.
Naar het half millioen
tllMMER 8.
ZATERDAG 25 JANUARI 1936.
Dit blad verschijnt
WOENSDAG en ZATERDAG
Brieven, Ingezonden stukken, gelden, enz.
tranco te zenden aan den Uitgever.
Abonnementsprijs per 3 maanden 1.25.
Franco p. post door 't geheele rijk 1.40.
UITGAVE:
WAALW IJ KSGHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN
Telefoon No. 38. Telegr.-adresECHO.
Advertentiën moeten Woensdag en
Vrydag des morgens om uiterlijk 9 uur
in ons bezit zijn.
Prijs der Advertentiën:
20 cent per regel; minimum 1.50.
Reclames 40 cent per regel.
Bij contract flink rabat.
Als straks..de rekening
maar blijkt te kloppen!
Prof. Dr. Gelissen, minister van
Handel, Nijverheid enScbeepvaart is
een knap man. Dal blij kt al voldoende
uit zijn titels en functies. En als we
dus achter hem aanloopen om de
voetstappen te volgen, welke hij zet
op den weg, voerende naar een
betere toekomst voor ons volk, dan
doen we dat met een gepast ont
zag en groote bewondering.
Wanneer onze bewondering daar
bij een wijle overslaat in 'n gapende
verwondering, dan we zijn daar
van overtuigd dan is onze ver
bijstering geen gevolg van een falen
van de ministerieele bekwaamheid,
maar van de onvolkomenheid
onzer wetenschappelijke kennis,
speciaal inzake het ingewikkelde
vak der economie.
We schrijven deze erkenning neer
naar aanleiding van de lezing van
een interview, dat Zijne Excellentie
op zijn terugreis uit Polen in den
trein aan een specialen verslaggever
van de Arbeiderspers verleende.
We meenden, dat minister Gelis
sen naar Polen was gegaan om daai
nog wat te leeren betreffende de
manier om een land, dat in hoofd
zaak van zijn agrarische productie
moest bestaan, te industrialiseeren.
Zelfs een professor immers raaKt
nooit uitgestudeerd.
Polen en Nederland kennen de
zelfde behoefte, we moeten onze
agrarische productie beperken, om
dat het buitenland niet genoegzaam
meer van ons afneemt en we moe
ten onze industrieele productie zien
op te voeren, teneinde zelf van het
buitenland minder afhankelijk te
worden.
van „De Echo van het Zuiden".
Naar het Amerikaansch bewerkt
door
J. VAN DER SLUYS.
Nadruk verboden.
2)
Neen, antwoordde de rechter
droogjes. Ik vraag of verwacht dat
niet, maar als je tegen dien tijd een
goed advocaat bent, wel, dan ben je
toch al een uitzondering op den regel.
Zij gingen samen naar buiten, en
naalden het mooie pad af, met z'n
geurende randen van duizendschoon
tn phloxen, naar het witte houten hek
en kwamen zoo op den door de zon
gebakken, stoffigen weg.
De lucht was frisch, want 't was
nauwelijks negen uur. Maar de droo-
merige stilte van een heeten zomer
dag, omvatte de kleine zuidelijke stad
reeds in haar betoovering.
Aan beide zijden van den weg strek
ten zich lange rijen van ahorn- en ao-
caciaboomen, wit van het stof, uit
naar het centrum van Harrisvillc en
het marktplein, waar het witte reehts-
gebouw stond. Ergens langs den weg,
deed een sprinkhaan, zijn schril en
slaperig protest hooren tegen de stil
te en rechts, uit de verte, klonk het
eentonige en weemoedige lied van een
zingenden neger, die aan 't werk was,
In Nederland is nog genoegzaam
particulier kapitaal om alle indus
trieele voornemens financieel te
kunnen verwezenlijken, maar tóch
is dat kapitaal voor het beoogde
doel niet los te krijgen, omdatten
eerste, de Nederlander tegenover
niets en niemand zoo wantrouwend
blijkt te staan, dan tegenover hel
Nederlandsche en de Nederlan
ders; en ten tweede omdat het Ne
derlandsche loonpeil hoezeer we
ook, en niet ten onrechte, mogen
klagen nog steeds te hoog boven
het niveau der loonen in het bui
tenland uitsteekt, dan dat nieuwe
Nederlandsche industrieën zonder
kunstmatige bescherming, welke
toch ééns zal moeten eindigen, de
vreemde concurrentie vlot zullen
kunnen doorstaan.
Dat alles mag men bedroevend
heeten, het is helöas niet ónders.
Wat wil nu minister Gelissen
blijkens het intervieuw van de
Arbeiderspers
We moeten de mogelijkheid be-
studeeren, zegt hij, Nederlandsch
kapitaal in Polen emplooi te doen
verkrijgen, zoodat de Poolscne
ondernemingsgeest en arbeidskracht
welke thans zijn lamgeslagen
door het gemis aan Poolsch kapi
taal er profijt van heeft. »Dat
zou ten bate zijn», merkte de mi
nister op, »èn van Polen èn van de
Nederlandsche kapitaal—vorming
D.w.z. ten bate van de Nederland
sche dienstbalans, waardoor het
deficit van de betalingsbalans ver
kleind zou kunnen worden.»
Kwesties van handels- en beta
lingsbalunsen zijn de moeilijkste
zaken der economische wetenschap
pen, zoodat het ons en onzen lezers
niet kwalijk genomen mag worden,
wanneer we de logica van de mi
nisterieele opmerking niet aanstonds
snappen. Doorredeneerende vanuit
het standpunt van Prof. Dr Gelis
sen zijn wij leeken, geneigd om tot
de conclusie te komen, dat we er
geweldig goed voor komen te staan,
als we maar véél, steeds méér Ne
derlandsch kapitaal steken in bui.
tenlandsche industrieën. Als we
onzen laatsten volwaardigen Colijn-
tot hen door. 't Was alles hier vredig
en rustig en stemde goed overeen met
de harten van vader en zoon, terwijl
zij naast elkaar voortstapten op hel
pianken trottoir, naar het gerechtshof.
Jackson gluurde een moment naar
zijn vader. Er was een scherpe rimpel
tussclien zijn breede wenkbrouwen.
Vader, ik heb me een beetje ge-
ergerd over Lloyd Fairfax, begon hij.
Ik ook, antwoordde de rechter.
Hij is een nietsnut en een deugniet.
Och kom, vader, 't is niet zoo
erg als U zegt, hij is nog jong, vergeet
dat niet.
Er lag vermaak in den vluchtigen
blik maar ook trots, terwijl de oogen
van den ouden heer nogmaals de zui
vere, fijne trekken van zijn zoon in
zich opnam.
Natuurlijk, hernam hij, van jouw
standpunt bezien.
Jackson lachte.
Alles goed en wel, maar hij is
drie jaar jonger dan ik en
En hij zal nooit „ouder" worden,
onderbrak de rechter ernstig.
O ja, dat zal hij wel, maar-nu,
ik wou dat hij eindelijk eens tot rust
kwam.
Waarom?
Hij. Virginia ergert zich ook
over hem.
Dat weet ik, stemde de rechter
toe, en ik wil je wel vertellen, dat,
als 't niet terwille van zijn zuster was
geweest, Lloyd zijn geld al gehad zou
hebben om des te eerder naar den
duivel te gaan. Ik zou er nooit in toe
gestemd hebben Lloyd's voogd te zijn,
als 't niet om Virginia was geweest.
O ja, dat zoudt U wel, lachte
Jackson. U zoudt ten allen tijde Uw
rechterhand voor Colonel Fairfax heb-
gulden over de grens hebben ge
stuurd, moeten we hier zoetjes-aan
den Paradijsachtigen toestand van
welvaart zijn genaderd.
Op gezag van Zijne Excellentie,
onzen minister van Handel, Nij
verheid en Scheepvaart moeten we
zulks althans aannemen.
We hopen, dat de ministerieele
rekening straks zal blijken te klop
pen.
In alle bescheidenheid merken
we echter op, dat de wetenschap
het sóms wel eens heeft atgelegd
tegenover de natuurlijke intuïtie van
het volk. De Duitsche oorlogskuns
tenaars b v. zijn na vier jaren van
strijd óók leelijk ontnuchterd.
Als na x—jaren de algemeene
maatschappelijke wereldcrisis ein
delijk zal zijn overwonnen, zouden
onze Nederlandsche handel en in
dustrie wel eens 'n heel zware con
currentie kunnen ondervinden van
de Poolsche fabrieken, welke, met
Nederlandsch kapitaal geslicht en
werkende op den grondslag van
buitensporig lage Poolsche loonen
onze eigen industrie kunnen ruï
neeren en de verhoudingen van
onze handels- en betalingsbalans
totaal uil haar evenwicht kunnen
rukken.
Vandaar dat we, wederom in ge
paste bescheidenheid, onzen minis
ter van Handel, Nijverheid en
Scheepvaart willen verzoeken om
óók net denkbeeld eens te overwe
gen van maatregelen om onze Ne
uerlandscbe kapitalisten te ani
meereu, des noods te bewegen en
in uiterste instantie te dwingen hun
geld beschikbaar te stellen aan de
Nederlandsche iudustrie. Daarnaast
zou de regeering alles behooren te
doen om de concurrentie moge
lijkheden der Nederlandsche be
drijven tegenover het buitenland te
verhoogen.
meeteeren van de verschraalde
portemonnaie van de gelukkigen,
die nog verdienen
EEN POLIS
LEVENSVERZEKERING
De deze week gepublicetrde cijfers
van het Centraal Bureau voor de
Statistiek geven een on stellend beeld
van den inderdaad zorgwekkenden
achteruitgang van het Nederlandsche
bedrijfsleven.
Beter dan in de beurswaarde van
onze gave guldens spiegelt zich den
toestand des lands af in de werk
loosheidscijfers. Up eind December
1.1. was het record bereikt van
471.924 geheel werkloozen. Hoe zeer
we zijn achteruit gehold in één jaar
tijd blijkt wel uit een vergelijking
met het slotcijfer van 19J4n.l.
414 812.
We huoren zoo nu en dan rond
ons wel eens optimistische geluiden,
speciaal met het oog op de verbete
ring der conjunctuur in andere lan
den. Telkens wordt ons beweerd dat
we het diepste punt bereikt hebben,
maar telkens ook weer spreken de
cijfers opnieuw de duidelijkste taal!
We blijven zakken.
Het valt nauwelijks te beseffen wat
het zeggen wil op een bevolking van
8 millioen menschen een half mil-
lioen werkloozen te tellen, afgezien
dan nog van het leger van diegenen,
die slechts beperkte werkgelegenheid
hebben. Wil dit niet zeggen dal
zeer optimistisch geschat het
vierde deel onzer bevolking moet
De wereld aan een sterfbed.
Toen we Maandagavond en nacht-,
nadat bekend was geworden, dat ko
ning George van Engeland zijn laat
sten levensstrijd gestreden had en in
rustige en stille overgave de roeping
zijns Scheppers tot de eeuwigheid lag
te wachten, de radio-berichten daar
omtrent beluisterden, stil en alléén
in onze werkkamer, maar wetende,
dat een wereld van menschen méé
hoorde naar de stem in den aether,
welke van leven en dood getuigde,
toen hebben we ons innerlijk ge
troffen gevoeld over den enormen
vooruitgang van menschelijke weten
schap en techniek, waardoor het mo
gelijk werd, dat als 't ware een wereld
zich schaarde rond het sterfbed van
een mensch. Een microfoon aan hel
ziekbed van den Engelschen koning
zou diens laatste levenszucht rond de
aarde hebben kunnen doen voortstu
wen.
Deze perfectie der draadlooze kond
schap heeft men natuurlijk niet ge
wild, maar de sobere meiledeelingen
van den Engelschen omroeper waren
op zichzelf evenzeer in staat om de
luisterenden van de realiteit van het
koninklijke sterfbed te doordringen.
De muziek zweeg in Engeland, doch
monotone tikken uit den luidspreker
zeiden ons, dat de zender „aan" stond.
Om het kwartier herhaalde de omroe
per met weemoedige stem het bericht
van den doodstrijd des vorsten.
„Het leven van den koning nadert
vredig het einde".
Dan wachtten we weer een kwar
tier in volkomen stilte. Onwillekeurig
zet een mensch z'n stoel zacht neer,
als hij even opstaat; een hoest wordt
ingehouden of tot een zachte kuch
verwerkt. We zijn immers al schei
den ons honderden mijlen in een
sterfhuis
We morrelen even aan het radio
toestel, hooren een paar schelle jasz-
klanken en draaien vol afschuw snel
verder. Tot op Hilversum II, waar de
ben afgehouwen. En toen Uw oude
vriend stierf
De jongen is een deugniet! beet
de rechter hem toe; en ik ben nog
altijd blij, dat Bob Fairfax stierf,
voordat hij 't gewaar is geworden, of
schoon, als hij 't geweten had, hij mij
een beetje meer de vrije hand gelaten
zou hebben. Lloyd was z'n oogappel
en nu een rotte appel.
Ik weet dat nog zoo niet, sprak
Jackson.
Ik wil je dit vertellen, viel zijn
vader hem in de rede. 't Zal jouw
plicht zijn, om zelf voor langen tijd,
de last voor Lloyd, van Virginia's
schouders af te nemen en ik wensch
je er veel genoegen mee. De jonge
deugniet verdient geen zuster, vooral
niet een meisje als Virginia. Maar
ongelukkiger wijze kon de rechter
niet voorzien, hoe waar zijn woorden
zouden blijken te zijn, nochhoe
zwaar de last zou zijn, die zijn zoon
zich op de schouders ging halen.
Wacht tot hij volwassen is, en
dat duurt nog even, merkte de jonge
man op.
Als hij volwassen wordt, maar
dat zal hij nooit, meende de rechter,
terwijl hij naar zijn zoon opkeek.
Weet je wanneer een man volwassen
is, mijn jongen? voegde hij erbij.
Jaekson lachte.
Neen, wanneer?
Wanneer hij geleerd heeft dat hij
alleen in de wereld is. Dat niemand
hem helpen, of schade kan doen en
dat, het geen hij moet worden en moet
doen, alleen van hem zelf moet ko
men. Dan eerst is hij een man, sprak
de rechter. En deze woorden zouden
iog eens vreemd uitgelegd worden
ofschoon geen van beiden 't konden
vermoeden.
En, ging de /rechter voort.
Lloyd zal nooit tot een man opgroei
en.
Zij waren tot hij het hek van het
groote witte landhuis van de Fair
fax's gekomen, toen Jaekson even slil
hield.
Ik ik ga hier binnen, zij hij
weifelend.
Je verwondert me! antwoordde
de rechter droogjes en toen lachten
ze samen.
Heel goed, merkte de rechter
Kent op. Ik ga door, maar Jaekson...
Ja?
Overrompel mijn pupil alsje
blieft niet!
Ik zou het anders wel willen,
lachte Jaekson. Tusschen ons gezegd
en ge/wegen, vader, ik houd ziels
veel van baar!
Zoo mag ik het hooren! Adieu,
mijn jongen en veel geluk.
Dank u, zei Jaekson terwijl zij
afscheid van elkaar namen.
Hij vond Virginia in den tuin, haar
armen uitgestrekt naar de kamperfoe
lie, die het geheele zomerhuisje be
dekte. In deze houding, met de armen
hoog hoven 't hoofd, vormde het jon
ge groen een passenden achtergrond
voor haar lenige, jonge gestalte. De
roodbruine haren losjes om 't hoofd
gelegd, vingen het zonlicht op, waar
door ze een gouden glans kregen.
Jaekson stond een oogenblik stil-,
terwijl oog en hart het beeld, dat zij
vormde, in zich opnamen.
Toen zij zich instinctmatig om
wendde, overtoog een warme blos
haar bleek, ovaal gezicht met de re
gelmatig gevormde, zachte trekken.
De lange wimpers bedekten even haar
mooie, heldere oogen, om den plot-
selingen gloed en verlegenheid te ver-
hergen. Zij kwam opgewekt naar vo
ren loopen en stak hem heide handen
toe.
Zóo, Jaekson Morgan Kent, hoe
gaat 't met je? vroeg ze met haar hel
dere zachte stem.
Jaekson hield haar handen even in
de zijne en antwoordde:
*Ik kan 't niet beschrijven hoe ik
me nu voel.
Virginia lachte en wendde zich af.
Dus 't gaat je niet erg slecht,
hernam ze. Wil je me komen helpen
om de kamperfoelie te snoeien?
Neen, gaf Jaekson ten antwoord.
Virginia wierp 't hoofd in haar nek,
en sprak:
O, heel goed.
Toen voegde zij, daar Jaekson niet
sprak, er aan toe:
Waarom niet?
Omdat, verklaarde hij, ik met
je wilde praten, zonder zelfs door
kamperfoelie, afgeleid te willen wor
den.
Hij nam haar arm en geleidde haar.
terwijl beiden plotseling fctil waren
geworden, naar een rustige bank,
Virginia's lievelingsplekje.
Nu, begon hij, ik ik
Ja? vroeg Virginia.
Ik jij
Ik vind niet dat je veel te zeggen
hebt, hernam Virginia na 'n oogen
blik van zwijgen.
Jaekson verzamelde moed.
Ik ga vanavond naar 't Noorden
om examen te doen, vertelde hij. Als
ik slaag, wil je dan met me trouwen?
(Wordt vervolgt.)
59e JAAKUAwT
De Echo van het Zuiden,
Waahvpsebe tn Langstraatsche ConranU
GESLOTEN BIJ DE
GEEFT ZEKERHEID VOOR DE TOE
KOMST VAN U EN DE UWEN.