isimis DE „GLADDEKKERS" DE ECHO VAN ¥f ZIHDEN, TWEEDE BLAD. ECHO'S. SER HERVORK KERK TE BESOIJEN. i No. 18. Zaterdag 29 Febr. '36. 59e Jrg. Shaw over aan alles en nog wat. Er zijn van die bevoorrechte hel dere geesten, die op alle vragen, die men hen stelt een overtuigend ook al is het niet juist ant woord geven en als men bescheiden opziet naar zulke geleerdheid dan zullen ze zich sterk weten en er nog veel meer bij vertellen, iets wat je op het eerste oogenblik overrom pelt, maar wat bij nadere ontleding toch niet zooveel om het lijf heeil. Dat de praatgrage Engelschman, Bernard Shaw, op zijn tocht van Honoloeloe naar Londen door de plaatselijke journalisten van Havana met allerlei vragen werd bestormd, laat zich begrijpen. En waarom zou men een zoo alzijdig ontwikkeld man niet eens zijn meening laten verkondigen over de problemen van den dag: het communisme, de po litiek der Vereenigde Staten, Mus solini's krijgstactiek en de rassen theorie van Hitier Vooral moest hij natuurlijk iets vertellen over zijn gezondheid en zeide: »Ik ben reeds 60 jaar lang vege tariër, niet rooker, niet-drinker. Zie hier het resultaat: op 82-jarigen leeftijd heb ik nog steeds den bioed- druk van iemand van dertigen mijn hart werkt nog als dat van een jongeman«. In enkele woorden zette hij Roo sevelt op zijn nummer en gaf een wenk aan de politici der Ver Staten: »lk ben een theoretisch commu nist; Roosevelt is dat eveneens, doch een amateur en daarbij on bewust. De Veieenigde Stalen moeten snel de grondwet afmaken, anders maakt de grondwet de Vereenigde Staten af«. Vervolgens sprak Shaw over Mus solini: »Ik stem niet in met de plannen en methoden van den duce, doch geen enkel verstandig mensch mag hopen, dat Abessinië den ooi log zal winnen. Dit is geen kwestie van kleur of ras Niemand kan verlan gen, dat de beschaving wordt ver slagen door het barb .risme. Italië vertegenwoordigt de wereldbescha ving; daarom moeten wij hopen, dat"het zal winnen. Er is in Afrika een prachtige hoeveelheid materiaal, om een bloeiende negerrepubliek te vormen«. De wijze, waarop Shaw zich hier afmaakt van het Abessijnsche vraag stuk, moet toch wel bevreemding wekken. Of Mussolini met zijn oorlogvoeren moreel verantwoord is, blijft momenteel een probleem, want van kerkelijke zijde is er im mers op gewezen dat naar expansie streven geoorloofd is, indien dit met billijkheid en rechtvaardigheid ge schiedt. Men weet dat Mussolini hoofdzakelijk de eer van Italië ge krenkt gevoelt en nu deze met den oorlog wïi wreken. En dat gaat dan ten koste van duizenden menschen levens. Is deze manier rechtvaardig? Daarmede is ook in twijfel getrok ken de verklaring van Shaw, dat Italië de wereldbeschaving vertegen woordigt. Humoristisch getint is de opmer king van Shaw aan het adres van Hitier. Hij bekeek de bronskleurige journalisten eens en zeide: »Zooiets als ras bestaat er niet. Neem mij bijvoorbeeld Ik ben rose. Kunt gij ergens ter wereld een rose ras vinden Wij zijn eigenlijk allemaal joden Iedereen van ons heelt van zijn voorouders een zekere hoeveelheid joodseh bloed in znn aderen. 11 it 1 er waarschijnlijk evenveel als ieder van ons«. Men kan moeilijk zeggen, dat de oude Shaw ons wijzer he ft gemaakt met zijn zonderlinge verklaringen. Met een beetje bravour kan iedereen wel bovenaangehaalde op merkingen maken. 1610—1935. Door J. van der Hammen Nicz. XXIX. worden. Er werd door enkele belang hebbenden een verzoekschrift gezon den aan Hare Majesteit de Koningin Weduwe Regentes, waarin zij eerbiedig verzochten voortaan van de tiendheffing op erwten verschoond te blijven. Het antwoord daarop was echter teleurstellend. Het luidde al dus: Kerkelijke Tienden te Besoijen (III). Mijne taak ik bedoel wat het me- moreeren der tiendkwesties betretl spoedt ten einde. Volledigheidshalve moet ik er nog op wijzen, dat de smal- tiend, die de kerk in den binnenpol- der bezat, in de achttiende eeuw schijnt verloopen te zijn; althans er wordt sedert dien tijd geen gewag ineer van 'gemaakt, zoodat de Her vormde kerk thans nog de volledige tiendrechten in den buitenpolder be zit, die echter bedroevend weinig op leveren, wijl aldaar tegenwoordig geen bouwgrond meer gevonden wordt. Toch' had de kerk niet lang geleden (1888), hij de onteigening van gron den ten behoeve van den Nieuwen Maasmond, nog een buitenkansje. Voor den afkoop van tiendrechten dier onteigening betaalde de Staat haar bijna 20*00 gulden, waarbij laatstge noemde dus op koninklijke wijze de rechten der kerk erkende. In het be gin van 1894 was er te Besoijen eene kwestie hangende omtrent de erwten- tiend, waarvan alle landbouwers al daar mij dacht toen terecht be weerden, dat zij in deze gemeente nimmer door het Rijk is verpacht ge- „De Minister, Beschikkende op het „tot Hare Majesteit de Koningin-We- „duwe-Regentes gericht en bij kabi- „netsappointement van 16 Maart „(1894) 1.1. no. 40 ter beschikking ont vangen adres van L. J. Locff, B. de „Rooij, H. van Heijst en H. Quirijns, „landbouwers te Besoijen, zich bekla dende, dat, toen in den nazomer van „1893 van Staatswege naar volkomen „recht de korentienden waren opge haald, ook tiend gevorderd is van erwtenwelke tiend door de rekes- „tranten is geweigerd, op grond dat „in de gemeente Besoijen nimmer erw- „ten of andere, lot de smaltiend bc „hoorende gewassen, zijn getiend; „dat rekestranten daarna wegens „tiendweigering gedagvaard zijn, en „ter voorkoming van executie hunner „goederen, de gevorderde vergoedin gen met de bijkomende kosten voor „hen gezamenlijk bedragende plm. „ƒ260, in Januari j.l. hebben betaald; „dat zij, hoewel er nimmer aan ge- „dacht hebbende den Staat te bena- deelen en steeds bereid de korentien- hen, die rechtens aan den Staat be- „lxooren, te laten volgen, zich noch „tans zeer bezwaard achten over de „heffing der erwtentiend; „verzoekende zij onder overlegging „van bescheiden, waaruit naar hunne „meening de niet-tiendplichtigheid „van erwten moet blijken, dat zij in „hun recht hersteld worden en dat te „Besoijen voortaan geen erwten meer „getiend worden, maar uitsluitend „graan; „Gelet op hel bericht van den Di- „recteur der Registratie en Domeinen „te Maastricht d.d. 31 Maart j.l. no. 1023; „Herzien de beschikking van 12 „December 1893, no. 30, op een ver- ,.zoek van rekestranten van gelijke „strekking; .„Geeft den rekestranten, bij uit treksel dezer, te kennen, dat hun na- her adres, evenmin als de daarbij „overgelegde stukken, grond geven „tot wijziging van die beschikking; „dat die stukken hoogstens aan- „toonen, dat onder Besoijen geen „smaltiend geheven wordt, doch dat de erwten in geenen deele gelijk „zij in hun adres zeggen tot de „smaltiend belhoren, maar integen- deel tot de grove of korentiend, die „zij zelf als verschuldigd erkennen. „dat de Staat daarom de erwten tiend niet kan laten varen en rekes tranten zich, door niet meer te wei geren, voor 't vervolg zoo liooge kos ten, als zij thans betaald hebben, „kunnen besparen. „Voor gelijkluidend uittreksel, „De Secretaris-Generaal, Bartstra Het bovenstaande schreef ik in 1896. Sinds dien tijd is er op tiendge- bied alhier en overal elders veel ver andering gekomen en was ik ook zoo gelukkig in het gemeente-archief nog cenige belangrijke stukken te vinden betrekkelijk de kerketienden, waar van ik nu voornemens ben kortelijk gebruik te maken. Wij weten nu en het is uit bo venaangehaalde stukken voldoende gebleken, dat de Staat der Neder landen na 1694 geen inbreuk meer wenschte te maken op de aan de Hervormde kerk toebehoorende bui- tendijksche tienden. Evenwel kwam in 1707 en 1708 van een andere zijde een nieuwe vijand opdagen, die de kerk niet met rust liet, n.l. de toenmalige Heer van Dussen Eduard Franqois van Schu ij ren van Hagoort. Een an dere Heer van Dussen, Eduard Jacot van Axele, had reeds omstreeks het midden der 17-de eeuw (plm. 1657) aanspraak gemaakt op die buitendijk- sche kerkelijke tienden, echter te ver geefs. Nu echter beproefde het in 1707 en 1708 de bovengenoemde Eduard Franqois van Schuyren van Hagoort. De kwesties tusschen dezen Heer en de kerk over de vraag, aan wie feitelijk de kerketiend toebehoorde, werden eindelijk voor den Hoogen Raad te s-Gravenhage gebracht. Genoemde Heer gaf daartoe volmacht aan den procureur Mr. Jacob van Ravesteyn, om zijn vermeende rechten voor dien Raad te bepleiten. Hij gaf o.a. te ken nen, dat reeds in 1448 de toenmalige Dussensche Heer zijne rechten liet gelden op de Besoijensche buitendijk- sche tienden, gelegen tusschen Waal wijk en Zuidewijn-Capelle en tusschen den Winterdijk en het Oude Maasje, en dat hem die rechten waren verleend door den Heer en Huize van Polanen Wel had de pastoor van Waalwijk en Besoijen zoo gaf hij voor in 1537 actie en pretensie gemaekt op die tienden en daarover processen ge voerd eerst voor de Vierschaar van Zuidholland en later voor den Hoo gen Raad, maar toen had genoemde pastoor van zijne rechten gedesis teerd ten behoeve van den Heer van Dussen: Cornelis van Gent. Ook thans, in 1707 en 1708, meende Eduard van Schuyren van Hagoort dat vermeende recht niet te moeten laten varen, en zoo was de Hooge Raad te Den Haag er weer mede gemoeid. Wat deed nu de kerk van Besoijen? Deze stelde de behartiging harer be langen in handen van schout en sche penen van Besoijen, aan wie zij hulp had verzocht. En niet te vergeefs, want den 16 Augustus 1707 werd op bet rechthuis door het dorpsbestuur deze resolutie genomen: „Alsoo ons „schout en geregten bekendt en be- „Wust is, dat veele middelen bedagt „werden, om de tiende buytendijcx „ende onse kereke alhier competeren- „de, deselve kereke te ontwringen en „afhandigh te maken, daer nogtans „niemandt buvten de voorschreven „kereke toe is geregtigt, soo hebben „wy onderschreven schout en sche- penen van Besoijen, op het versoeck „van ons regeerende kerekmeesters, „goed gevonden en geresolveerd onse „voorschreven kereke te dien opsigte „in hare geregtigheyt te mainctene- „ren en handthaven, en ingeval „imandt sig inogte komen te verstou ten de voorschreven tiende (buyten „de liendenaers van weegen de kereke „daer toe gesteld) op eenige wyse „mogte tragten in te vorderen, soo „hebbben wv schepenen mede gere- „solveert en onsen schout geauthori- „seert dusdanige invorderinge tsy „met gewelt ofte andersins soo veel „mogelijck te beletten en de handa- „digen te straffen en handelen volgens „de placaten van den lande, alsoo wy „billijck agten, dat soo wanneer „imandt (buyten vermoeden nogtans) „mogte oordeelen tot de voorschreven „tiende te zijn geregtigt, dat die hun niet met gewelt inaer met regt be hoorde te behelpen. Aldus geresol veerd by ons in Besoyen den 16 „Augustus 1707." (Volgen de hand- teekeningen). Als gevolg van een en ander gaven schout en schepenen den 7 Januari 1708 volmacht aan den predikant Jdrianus Heuvelkamp en den schout Gerard van Andel, om naar Den Haag te reizen en zich daar in verbinding te stellen met bekende rechtsgeleer den, die het belang der kerk voor den Hoogen Raad moesten behartigen. Na eenige malen heen en weder reizen want de zaak vorderde slechts lang zaam vonden zij eindelijk een be kwamen advocaat-procureur, n.l. Mr. Abraham Adolph Stuckerus, aan wien den 27 Juli 1708 procuratie werd ge geven, verleden voor den Haagschen notaris Johan Woestijn, om, onder overlegging van onderscheidene be wijs- of overtuigingssfukken 1), het recht der kerk tot het innen der bui- tendijksche tienden te bepleiten. En hoe was nu de afloop van dit proces? Den 15 November 1708 werd door meergemelden Raad arrest ge wezen en wel in dien zin, dat den im- petrant (n.l. den Heer van Dussen) sijn eysch werd ontzegd en hij veroor deeld werd tot het betalen van all el proceskosten, terwijl het eigendoms recht der Hervormde kerk tot ge noemde tienden ten volle werd erkend. Gelijk boven is gebleken, heeft het Rijk in 1888 de tiendplichtigheid der Besoijensche buitendijksche landerijen en wel bepaaldelijk die, welke ont eigend waren voor de werken van den Nieuwen Maasmond (Verlegde Maas), van de Hervormde kerk afgekocht voor plm. 2000 gulden. Evenwel bleef genoemde kerk nadien nog het vol ledige tiendrecht behouden op de overgebleven landerijen in dien bui- fenpolder en ook op sommige gron den ten Noorden van den Maasmond, die vroeger onder Besoijen waren ge legen, maar na het graven van den Maasmond met Drongelen zijn ver- eenigd geworden. Hoe liep het met die tienden nu af? Krachtens art. 1 van de Tiend wet van 16 Juli 1907 (Staatsblad no. 222) werden alle tien den in ons land afgeschaft, het land werd verdeeeld in tienddistricten en in ieder district een tiendcommissic benoemd, bestemd om alle tiendzaken te onderzoeken en te behandelen. Be soijen kwam te behooren tot het 9-de district en de tiendcommissie, waar onder het resorteerde, was gevestigd te door JAN DE JONGE. 4) «Nou, daar weet ik wel raad op», sprak een ander, wie ze niet naar beneden heeft gehaald, die moet ze ook maar weer naar ooven brengen Wanneer we eerst maar de bomen naar boven hebben gebracht, dan kunnen we ze weer met z'n allen naar beneden laten rollendan hebben we toch ons plezier aan het toezien en worden we nog voor onze moeite beloond 1» Deze raad viel bij alle Gladdekkers zeer goed in de smaak. De een schaamde zich voor de ander, dat hij zelf niet zo verstandig was ge weest, op die gedachte te komen. Hadden ze straks zeer veel moeite gehad om het hout hier beneden te krijgen, nu kostte het hen drie dubbel zoveel inspanning, om het weer naar boven te brengen. Alleen die ene boom, die uit zichzelf de helft van de berghelling was afgerold, trokken ze niet weer naar boven dat had deze te danken aan z'n slimheid. Eindelijk was dan alles boven en nu lieten ze de hout blokken één voor één van de berg aftuimelen zelf stonden de Glad dekkers boven op de berg toe te kijken en hadden natuurlijk veel schik in hun werk, dat zo erg ge makkelijk ging. Ja, ze waren zelfs erg trots op het eerste bewijs van hun dwaasheid. Nadat alles afge lopen was, trokken ze opgewekt naar liet bierhuis en dronken menige pint op kosten van de stad. Zo kwam er een aaidig gat in de gemeente, buidel. Het benoodigde hout was betim merd en bewerkt, stenen, zand en kalk waren aangevoerd, en de Glad dekkers begonnen met de bouw van het Raadhuis, met zo'n eensgezind heid en met zo'n ij ver, dat ieder, die het zag, dadelijk toestemmen moest, dat het hun bittere ernst was. Na weinige dagen hadden ze de drie hoofdmuren opgetrokken. Want. ze wilde natuurlijk iets bizonders hebben, en daarom moest het gebouw driehoekig worden. Ook van binnen was de afwerking heel goed voltooid In één van de muren lieten ze een groote poort open. Hierdoor, zo dachten ze, zouden ze het hooi, dat op de gemeente weiden groeide, naar binnen kunnen bren gen de opbrengst van het verkochte hooi zouden ze dan samen in pinten bier en andere dranken omzetten. De Burgemeester van de Glad dekkers was met deze poort zeer ingenomen. Deze heer kon nu, evenals de andere «vroede vaderen» van het dorpje Gladda, hierdoor gemakkelijk het Raadhuis binnen komen, wanneer ze samen Raads vergadering moesten houden. Was deze poort er niet geweest, dan zou den ze immers genoodzaakt zijn geweest over het dak naar binnen te klauteren; dit zou wel heel goed bij hun dwaze streken hebben gepast, maar was toch niet al te gemakke lijk geweest; je kon ook nooit weten, hoe dergelijke halsbrekende toeren konden allopen. Daarna begonnen ze aan het dak. Dit werd natuurlijk ook drie hoekig. Naar hun mening kwam ook dit onberispelijk tot stand. De latten waren keurig getimmerd, waarop d^ pannen gelegd konden worden. Het pannen leggen werd tot de volgende dag uitgesteld. Eerst gingen ze nog naar de herberg, om er nog eens eentje te drinken op het welslagen van hun arbeid. De volgende morgen verkondigde klokgelui het teken, dat ieder z'n arbeid moest neerleggen, want er stond st. af op, deze keer aan eigen werk te arbeiden. Alle Gladdekkers stroomden naar de plek, waar het nieuwe Raadhuis stond, klommen op het dak e begonnen hun Raad huis te dekken. In een lange rij stonden de Gladdekkers daar gereed de één stond boven op t dak, iets lager 'n ander, weer anderen op de ladder, en op den grond, in een lange rij tot aan de stapel pannen. Deze pannen stonden zo ver als je met 'n steen kunt gooien van het Raadhuis af. Op deze wijze ging elke pan door de handen van alle Glad dekkers, te beginnen bij de eerste die hem van de stapel afnam, om z'n reis te eindigen bij de laatste, die hem op z'n plaats legde. Zo kwam langzaam aan het dak tot stand. Bij alle ingespannen arbeid is het gewenst op tijd rust te nemen; zo dachten ook de inwoners van Gladda erover. Daarom hadden ze de bepaling gemaakt, dat op een bepaald tijdstip de klok moest wor den geluid, ten teken, dat het schaft uur was aangebroken. Zodra degene, die het dichtst bij de pannenstapel stond, de eerste klokketoon hoorde, liet hij de pan, die hij juist had opgenomen, uit z'n hand vallen en rende naar de her berg, gevolgd door de anderen. Datzelfde deüen ook delimmerlieden. Zodra een van hen de eerste klok. kenslag hoorde liet hij z'n bijl zakken en ijlde, gevolgd door de anderen naar z'n pint bier Dit alles paste heel hoed bij de dwaze streken van de Gladdekkers. Eindelijk wa$alle arbeid aan het Raadhuis voltooid. Nu was het ogenblik aangebroken, om het ter ere van alle narren te Gladda in te wijden en in naam van alle Glad dekkers te onderzoeken, hoe ze daar.n samen konden beraadslagen. Plechtig schreden ze naar binnen, in alle eerbaarheid zwijgend. Maar zie, nauwelijks waren ze binnen, of ze kwamen tot de ontdekking, dat het daar binnen totaal duister was; ze konden elkander amper verstaan, om er maar niet van te spreken, dat ze elkaar zien konden. Hierdoor waren ze niet weinig geschrolken en verwonderd. Neen, daar begrepen ze niets van Was er soms hier of daar een fout ge maakt bij het bouwen, waardoor het licht werd tegen gehouden Ze gingen weer door de hooipoort naar buiten, om te zien waar de fout kon zitten. Daar stonden alle drie de muren volkomen recht en stevig; ook het dak was zeer solied op bevestigd enaan lient ontbrak het buiten ook niet. Oplossingen raadsels vorige week. 1. De grasmus zelf. 2. Een geheim. 3. Een staande petroleumlamp. 4. De zeeziekte. 5. Het waren zes muzikanten. 6. Nat - Uur. 7. De oogappel. Raadsels. 1. Waarom zet een kip parmantig haar eenen poot na de ander, en huppelt een huismus op beide pooten tegelijk. 2. Wie kan niet zien dat de zon in het water schijnt. 3 Wie is er altijd glad boven op. 4. Wie gunt een ander nog geen pijltje haar op zijn hoofd. 5. Wie slaat de spijker gewoonlijk op zijn kop. 6. Met welk scherp zwaard kun je niet snijden. Anecdolen. Frits. Tante, wilt U uw tong eens langs dat touwtje halen, om het door te snijden. Tante Met mijn tong, jongen, hoe kom je daar toch op. Frits. Wel Pa zei gisteren, dat U zoo'n scherpe tong hebt. Mevr. Neen man we geven niet aan de deur. Bedelaar. Je moet het ook niet aan de deur geven, geef het maar aan mij Tante, tegen klein Marietje, die haar avondgebedje bidt. Zal je voor mij ook wat bidden. Neen tante, ik bid alleen voor de poppen, de anderen moeten maar voor zichzelf bidden. (Wordt vervolgd.) 3P55

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1936 | | pagina 5