Binnenlandsch Nieuws. ONS JEUGD Ff^T^Y^irl - „DE GLADDEKKERS" het klei- en zandgebied van de ECHO'S. Zaterdag 23 April 1936. No. 34 De Echo van het Zuiden Tweede Blad LANGSTRAAT. Zomer sproeten SPRUTOL Zoals reeds in het nummer van 1.1. Zaterdag werd medegedeeld, heeft een gezelschap van 30 Nederlandse leraren in de geografie, onder leiding van Prof. L. v. Vuuren te Utrecht, Donderdag 16 April 't Maasgebied ten Westen van 's-Bosch bezocht, ten einde enerzijds een idee te krijgen van de samengestel de waterstaatkundige verhoudingen in het Beneden-Maasgebied en anderzijds nader kennis te maken met het nog niet voldoende gekende stuifzandgebied van Drunen en Loon-op-Zand, dat met de Langstraatse Maaskant zo'n scherpe te genstelling vormt. Op de Vughterbrug zag men hoe een deel van het Dommelwater door het Af wateringskanaal naar het Westen stroomde en aldus de verbinding vormt tussen Meierij en Langstraat. Bij Enge len werd het uiteinde van de Bossche Sloot in oogenschouw genomen, welke vroeger tevens het einde betekende van de Loonse Turfvaart, waarvan nu nog de' resten bij Plantloon en Drunen aan velen onzer wel bekend zullen zijn. Ge wezen werd nog op de eigenaardige omstandigheid, dat de grondeigenaren in de omgeving van Bokhoven en En gelen nog altijd de Maas-overstromin gen over de Bokhovense overlaat wen sen, omdat deze weinig nadeel en groot voordeel aanbrengen: het Maasslib is hier zeer vruchtbaar, in tegenstelling met het water van de Beerse Maas ten Oosten van Den Bosch, dat veel zuur Peelwater opgenomen heeft. De heer v. Bommel, sluiswachter te Hedikhuizen, die de reis per bus gedeel telijk medemaakte, deelde nog vele in teressante bijzonderheden omtrent dit mensloos gebied mede. Er was geen tijd om de overlaat zelf te gaan zien, maar dit was ook niet zo nodig, omdat het gezelschap de vorige dag de Beerse Overlaat had bezocht en.de Baardwijk- se Overlaat nog moest passeren. De laatste, welke in tegenstelling met de Bokhovense en Beerse Maas, 170 jaar geleden, expres op verzoek van den toenmaligen burgemeester van Gor- kum uitgegraven is, (bij Beers en Bok hoven zijn nooit dijken geweest), toont al heel duidelijk het overlaat-karakter aan, vooral bij de overweg aan de Dru- nense dijk. Het gezelschap is via de Putsteeg naar het Stoomgemaal gereden om een idee te krijgen van de overstromings terreinen van het Oude Maasje. Vanaf de hoge Maasdijk had men tegelijk een indrukwekkend gezicht op onze grote gegraven rivier de Bergse Maas, en het rustige, aan de Betuwe herinnerende, rivierklei-landschap aan de overzijde. Met een rit door een deel van de kom van Waalwijk en koffie-oponthoud in de omgeving van de Markt werd de tocht door het Maasdal besloten. De middag was bestemd voor het be studeren van de onvruchtbare zandter- reinen ten Zuiden van de Langstraat. De overgang van wei naar duin werd gevormd door een bezoek aan Plant loon, welks omgeving door de zorgen van de familie Timmermans te Waal wijk tot een van de mooiste plekjes van Brabant is herschapen: prachtige lanen, mooie groene weiden met schapen, stil le „wielen" met diepe of ondiepe gron den. De aanwezigheid van de wielen in de omgeving duidt er op, dat hier be trekkelijk dicht onder de bodem een voor water ondoordringbare laag is. Uitwaaiïng van het zand tot op die laag, gevolgd door vulling van de ontstane kom met stromend water in een vochtige tijd, geeft een verklaring voor het ontstaan van dergelijke lang- gestrekte meertjes. - f Dr. P. Tesch, directeur van 's Rijks Geologische Dienst te Haarlem is even als ondergetekende van oordeel, dat de naam wiel in Galgewiel onjuist is. Dat men in ons gebied met zijn talrijke dijk doorbraken vroeger elk meertje een wiel ging noemen, is zonder meer dui delijk, doch de vorm, de ligging en de nu nog bestaande waterafvoer, tonen aan, dat ze, evenals de Oisterwijkse vennen, zijn ontstaan door uitwaaiïng tot op het grondwaterniveau. Zo zijn er in de omgeving nog tal van problemen, b.v. hoe is de eigenaardige walvormige begrenzing van de duinen ontstaan, welke juist in de omgeving van de Roestelberg zulke prachtige vergezich ten naar het Noorden geeft? Dr. Tesch neemt aan, dat menselijke arbeid daar aan niet geheel vreemd zal zijn, maar denkt zich het zandige voorland van onze duinen, als een deel van het laag- terras, dat door wegvoering van het zandmateriaal door de Maas aldus is gevormd, m.a.w. als een verlaagd ge deelte van het laagterras. Rijn en Maas hebben het zand in Brabant gebracht, toen zij ook onze provincie met hun „wilde wateren" overdekten. Later heeft de Maas een kleiner bed uitge- schuurd, de delen, welke droog bleven, heten hoogterras, b.v. de zanden rond om Gilze-Rijen en de Kempen. In de derde ijstijd, toen het Noorden van ons land met een dikke ijslaag was over dekt, voerden onze rivieren veel zanden aan, welke nu nog het middelterras uit maken, waarop b.v. Tilburg ligt. Na de ijsbedekking van ons land hebben de ri vieren, bij ons in de eerste plaats de Maas, de Noordelijk ervan gelegen ter reinen (b.v. van ten Zuiden van Loon- op-Zand tot Waalwijk) met fijn rivier zand opgevuld, dat nu het laagterras vormt van onze duinen. Naarmate de Maas armer aan water werd, trok ze zich terug, legde in de dalvlakte eerst nog zand, daarna klei neer, zodat Waalwijk op de grens van laagterras en rivierdal gelegen, gemengde grond heeft, waarin zand overheerst. Drunen, verder van de Maas gelegen, heeft een nog veel zandiger bodem. Nu bestaat ons duinlandschap eigen lijk uit twee boven elkaar gelegen ter reinen, wijzend op klimaatsverandering 5000 jaar geleden. Juist bij de schei ding van die terreinen heeft Ds. v. d. Vlugt met grote speurzin en daad werkelijke belangstelling gezocht naar stenen werktuigen van de primitieve bewoners van dit duingebied. Hij heeft zeer mooie vondsten gedaan; vooral in de omgeving van Giersbergen, dat een der vroegst bewoonde plekjes van ons land vormt: z.g. mesolithische, ongeveer 7000 jaar oud en neolithische, uit een tijdperk 2000—500 v. Chr. In het Zui delijk deel van de duinen meende de heer v. d. Vlugt ook zwarte brandga ten van Keltische bewoners 500 v. Chr.) te hebben gevonden, welke vol gens Dr. Tesch echter als gevolg van indringing van water in de bodem en verkoling van hout kunnen worden ver klaard. Voortgezette studie ter plaatse zal moeten uitmaken in hoeverre ook hier de praehistoricus of de geoloog ge lijk heeft. In elk geval heeft de excursie aangetoond, dat ons duingebied zich niet alleen onderscheidt door zijn stille en ongerepte schoonheid, maar ook nog een dankbaar studieterrein vormt voor degenen, die willen doordringen tot in de vroegste geschiedenis van de mens heid of een verklaring zoeken voor de vele problemen van natuurkundig-geo grafische aard, welke tot de vorming van dit stuifzandterrein hebben aanlei ding gegeven. Het is niet te verwonde ren, dat de geografen ten hoogste vol daan waren over de rijkdom aan we tenswaardigheden, waarmede zij in on ze omgeving hadden kennis gemaakt. G. J. DE VRIES. VAN DE STATEN-GENERAAL. Zonder hoofdelijke stemming heelt de Eerste Kamer uel werlooaueids- subsidieloiids voor 19uÜ, de wetsont werpen lol wellciijKe iegeluig van de overeenkomst van koop en verkoop op ainetaliug en wettelijke regelen nopens 't afoulalingsiieuryi, en het wetsontwerp inzake be scherming van de burgerbevolking tegen lucülaaiivailen aangenomen. JHR. MR. DR. A. B. G. M. VAN RIJ CKE V ORSEL. Bij Kon. Besluit is mr. dr. Augus- tiuus tiernardus Gtjsberlns Maria van Kijckevor&el, Commissaris dei Koningin in de provincie Noord Brabant, wonende te L)en Bosch, met ai zijn wettige afstammelingen in den Nederlaudscheii adel ver- neven, met de praedicalen van jonkheer en jonkvrouw. GLASFABRIEK LEERDAM VRAAGT SURSEANCE. Naar de iel. verneemt, heeft de directie van de glasfabriek Leerdam voorloopige suiséance van betaling aangevraagd Als bewind voerdeis zijn benoemd mr. E. J. J. van Lidln de Jeude en mr. G. van Hall, te Amsterdam. Op 17 Juni a. s. zal deliuilief worden beslist, of de surséance zul worden verleend. Na de nieuwe conferentie welke Maandagmiddag ten deparlemente vau Handel, Nijverueid en Scheep vaart, onder leiding van minister Geiissen is gehouden, zijn onder handelingen over een modus van saneering tusschen het bestuur der glasfabriek Leerdam en de leiding van de Vereenigde Glasfabrieken te Schiedam en van de N.V. Krislal- unie te Maastricht onderling voort gezet. Deze besprekingen zijn echter mislukt. NED. AMBULANCE VERTREKT 1 MEI UIT DJIBOETI. Al het materiaal van de Nederland- sche ambulance, dat in Dessie en in Kworam aanwezig was, is in handen der Italianen gevallen. Er wordt ech ter toezicht op gehouden door een ver tegenwoordiger van het Internationale Roode Kruis. Dank zij de medewerking van den Rolterdamschen Lloyd is het Hoofdbe stuur van het Nederlandsche Roode Kruis er in geslaagd een gunstige ge legenheid te arrangeeren voor de te rugreis der Nederlandsche ambulance uit Abessinië naar Nederland. De ambulance is inmiddels uit Addis Abeba vertrokken naar Djiboe- ti, waar zij blijft wachten op de „Fa- lembang" van den Rotterdamschen Lloyd, welke die haven op 1 Mei zal aandoen. Met deze boot zullen onze landgenooten de thuisreis maken en op 19 Mei a.s. in Rotterdam aankomen. verdwijnen spoedig door een pot 1 Bij alle drogisten. Smadelijke laster. De kerkelijke autoriteiten in Duitsch- land hebben onlangs wederom .stel ling moeten nemen tegen lasterlijke beweringen, welke de verkondigers van de rassenleer herhaaldelijk heb ben geuit om als naar gewoonte het katholicisme grof te kwetsen. Dit ver weer werd geplaatst in het „Kirch- liches Amtsblatt" dat o.m. het volgen de schreef: „Telkens opnieuw duikt in de pers en in voordrachten de bewering op, ..dat onze-tegenwoordige H. Vader Paus Pius XI de zoon ?ou zijn van 'een HoirandschéJodfnV Lipp- mann 'genaamd. Vaak wórdt daar aan nog to'ege'voegd; dat" deze Jodin waarschijnlijk verwant is aan Professor Lipp'mann, die'de beruch te 14 piiritën van Wilson zoü'heb ben samengesteld". Iedereen weet en daarop wijst ook het Officieel- Orgaan van den Aartsbisschop dat de H. Vader ge- horen is uit Katholieke ouders,, name lijk Franciseus Ratti emTheresia Rat- ti-Galli, op 31 Mei 1857 in Desio bij Milaan, waar hij den volgenden dag het H. Doopsel ontving. - - Niettegenstaande dit vaststaand feit onthoudt de Duitsche regeering er zich van, bovenaangehaalde groffe leu gen en smadelijke bejegening van het Opperhoofd der Katholieke kerk te straffen. Ieder ander land zou de be- leediging van het hoofd eener bevrien de natie niet dulden. We hebben dat nog onlangs meegemaakt in ons land, waar een zekere persoon zich in voor Hitier krenkende woorden heeft uit gelaten. De man werd streng gestraft. In het Derde Rijk echter straft men alleen als men niet voldoende eerbied toont voor dwaze theorieën en een nog zottere rassenleer. Nieuwe ideeën wel ke op dit gebied door geleerden wer den naar voren gebracht, mochten niet gepubliceerd worden, terwijl de hoog leeraar, van wicn de nieuwe richting in de Duitsche rassenleer uitging, waarschijnlijk van zijn functie zal worden ontheven. En dat gebeurt dan in een land, welks leider zelfs het propaganda- ministerie doet huiveren, als. hij in loslippige redevoeringen o.m. durft te verklaren „Ik ga met de zekerheid van een slaapwandelaar den weg, dien de Voorzienigheid mij beveelt te gaan". Moge de Voorzienigheid toch niet Zijn straffende hand uitsteken naai den hoogmoedige, die straffeloos sma delijke bejegeningen van 't Opperhoofd der Kerk toelaat. door JAN DE JONGE. 12) Met deze vondst hadden ze een prachtig rijm gevonden en konden ze er zeker van zijn, dat de Keizer hun voorrechten en vrijheden zou beschermen. Ze konden het echter nog maar niet zo spoedig eens worden over de kwestie, hoe ze den Keizer te gemoet zouden trekken. Sommigen stelden voor in twee troepen te gaan: de ene troep zou te paard rijden, de andere «e voet gaan; eerst een ruiter en dan een voetganger en zo steeds afgewisseld- Anderen vonden het beter, dat ieder de ene voet in de stijgbeugel had en het andere been op de begane grond. Dan was het ook net als bij het andere voor. stel: half te voet en half te paard. Weer anderen waren van mening, dat men den Keizer op houten paarden tegemoet moest gaan, want er stond toch ook in het spreek woord Ieder heeft z'n eigen stokpaardje, •n Deze paarden hadden ook nog een ander voordeelze waren veel han delbaarder, handiger, geduldiger en je kon ze veel makkelijker en vlugger beteugelen. Allen ondersteunden deze laatste gedachte en er werd besloten, dat allen zouden zorgen hun paard bij de hand te hebben, Hier waren ze wel voor te vinden. Want.... niemand was zo arm of hij kon zich bij den timmerman <vel een wit, zwart, grijs, bruin, rood of misschien zelfs wel boni paard be stellen. Het was maar een klein karwei om deze af te richten en zo was alles in korte tijd in gereedheid om den Keizer te ontvangen, op een wijze die overeenkwam met de waardigheid, die bij de Gladdekkers paste. De grote dag brak aan de Keizer naderde Gladda, met zijn gevolg. DeGladdekkers kwamen naar buiten gesprongen op hun stokpaarden en gingen hem tegemoet, voorop de burgemeester. Toen hij den Keizer zag naderen, sprong hij in grote haast van zijn stokpaard en kwam op een mesthoop terecht; aan een daarnaast staande boom hond hij zijn paard vast. Hiervoor had hij beide handen nodig; daarom hield hij zijn hoed vast lussen de tanden en die bleef daar ook, nadat het stokpaard vast gebonden was. Tussen zijn tanden mompelde hij »Nu zijt ons welkom op onze grond en bodem, weledel Heer Keizer Met één blik en op het horen van liet eerste woord zag de Keizer reeds Hoe het met de Gladdekkers gesteld was (daarvoor was hij immers naar Gladda gekomen 1) Het Kostte hem moeite de groet van uen burgemees ter te verstaan, maar hij kou wel denken, wat deze ongeveer had gezegd en antwoordde: »Heb dank 1 geaente heer burge meester. En gij ook.U De burgemeester had zijn hoed laten vallen, maar had hem weer opgeraapt en tussen de tanden vast geklemd. Hij kon den Keizer on m )gelijk van antwoord dienen. Vlug bedacht zich zijn buurman, de af gesproken rijm wierp hij in gedach ten door zijn hoofd, maar hij wist niet goed meer of het laatste woord »gek« of »spook« was of nog iets anders. Ten einde raad tlapie hij er de volgende woorden uit: »De bur gemeester is een GEK!« Met deze woorden werd de Keizer ontvangen, maar iiij hield zich goed en vroeg glimlachend den burge meester: Waarom staat u daar eigenlijk op die mesthoop Even kwam er bij den burge meester nog weer een vonkje van zijn vroegere wijsheid boven lichten en hij antwoordde»Ach, genadig heer, ik arme sukkel, ik ben niet waard, dat voor uw ogen mij moeder aarde draagt I» Hierop leidden ze den Keizer naar de woning, die ze voor hem hadden ingericht. En daar de dag nog lang was, verzochten ze hem heleetd, ol ze hem mochten brengen naar hun zoutakker. Daar lieten ze hem hun voortreffelijk gewas zien. Meteen maakten ze van de gelegenheid ge bruik om hem zeer onderdanig te vragen, of hij hen zijn hoge bescher ming wilde verlenen, wanneer het het hen eens gelukken mocht, de kunst van zout te verbouwen tot een goed eind te brengen wat de Keizer met een lachend gezicht gaarne deed. Voor de volgende dag was de Keizer gevraagd nog de gast van de Gladdekkers te willen zijn. Zijne Hoogheid had wel schik in de gi up- pen en streken van deze zijne onder danen en was gaarne bereid van hun gastvrijheid gebiuik te maken. Ze leidden heui rond door bun dorp, wezen hem alle voortiettelijke dingen aan, waal hij ze in het bizon der op de grote mesthopen wezen en eindigden hun tocht hij hun merkwaardige Raadhuis. Daar weid hij uitgenodigd plaats te nemen aan de pas gedekte tafel. Het voornaamste gerecht, dat ze vooi deze gelegenheid hadden klaar gemaakt, was verse, koude, zure karnemelk, waarin ze wijselijk twee soorten brood hadden gebiokkeld: wit brood en zwart brood. Alleen de Keizer en de burge meester konden tegenover elkaar aan de tafel een plaats vinden de overige Gladdekkers stonden in be scheiden houding rondom deze twee grote persoonlijkheden en tasten met hun lepel over de beiden heen in de grote schaal. Aan de zijde van den Keizer zwommen de brok ken wittebrood in de room van de karnemelk en aan de zijde van den burgemeester de brokken zwart brood. De Keizer vond deze manier van gemeenschappelijk eten wel wat 51 te gemeenschappelijk, maar hij liet niets merken en trachtte er zich zo goed mogelijk doorheen te slaan. Maar achter hem stond een ruwe hoer, die al lange tijd erop geloerd had, of hij ook niet zo'n lekker brok witte brood kon bemachtigen; dat smaakte hem net zoo lekker als de Keizer, dacht hij. Ineens, daar had hij zo'n lekker brok te pakken; hij kon niet anders, hij moest de lepel laten gaan, waar die hem dreef. Maar al had bijna niemand het gezien, '.het was den burgemeester niet ontgaan. Hij sloeg den bengel op zijn vuist, dat het kletste en riep toornig: Vlegel 1 schaam jij je niet, om te eten van het brood van den Keizer De onbeschaamde Gladdekker schrok geen klein beetje, maar hij nam zo gauw mogelijk de lepel weer uit de mond en legde de eventjes geproefJe brok weer neljes in de schaal, 't Was wel jammer, want hij vond het erg lekker. De Keizer had het gezien en was opeens ver zadigd en hij liet de.Gladdekkers de rest van de zure melk met de zwarte en witte brokken oppeuzelen. (Wordt vervolgd). Oplossingen raadsels vorige week. 1. Het water. 2. Kort Korter. 3. Door het schaap niet te slachten. 4. Honger. 5. Uw naam. 6. De dag van heden. 7. Hinderpalen. 8. Slaapdronken. 9. De mode. 10. Het klokhuis. RAADSELS. 1 Mijn eerste deel is een nuttig dier, mijn tweede is een lekkernij, het geheel is een vogel. 2 Kan men met schoenen 'je verrassen, die aan geen enk'le voet passen. 3 Boven leven, onder leven Tusschen beide iets van leer Hobbelde bobhei hopsa even Gaat 't aldoor op en neer. 4 Welke bakkers willen van hun eigen baksel niet eten. 5 Ik zag het levend, ik zag het dood, en ik heb het na zijn dood nog zien rondzwerven. 6 Mijn eerste leggen de vogels, mijn tweede vindt men veel in Zwitserland, 't geheel is een plaats in Gelderland. 7 Waarom dragen de Zeeuwsche boerinnen hloedkorafen halssnoeren 8 Wat belet een ruiter op het paard te zitten.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1936 | | pagina 5