geschiedenis der herv. rerk te besoiien
rrnnh
„DE GLADDEKKERS"
AKKERTJES
sm
ABONNEERT U OP DIT01 An
Zaterdag 2 Mei 1936. No. 36
De Echo van het Zuiden
Tweede Blad
Morgen
heb ik
weer
koorts
1610—1935.
Door
J. van der Hammen Nicz.
XXXIII.
Aanleg der Keistraat 1699 (II).
Behalve aan sieur Jan Simonse filius
Antonii, leverancier van de keien voor
de Besoijensche straat en vryschipper
tc Gent, was ook aan Jaspar Basse-
court, eveneens vryschipper te Gent,
opgedragen een gedeelte der benoodig-
de keien naar Besoijen te brengen.
Maar terwijl de eerstgenoemde dat deed
door de Zeeuwsche stroomen en
Xoord-Brabantsche binnenwateren
zakte de tweede meermalen met zijn
schip door België en Limburg de
Maas af. Dit blijkt hieruit, dat hij in
liet begin van Mei 1699 met zijn pleyt-
schip kasseystecnen, bestemd voor
Besoijen, te Gorinchem was gelegen.
Dit was evenwel slechts een navracht.
Toen de meeste straatsteenen op
het einde der maand April 1699 alhier
waren aangekomen, bleek het bij na
der inzien, dat zij geenszins voldeden
aan het contract, den 6 Februari van
genoemd jaar tusschen de dorpsregen
ten en den aannemer Jan Fiers geslo
ten: er waren veel halve steenen en
drielingen bij en maar zeer weinig hee-
le steenen. Bovendien bleef de aanne
mer Jan Fiers, vermoedelijk al konke
lend hier en daar, dagen lang dralen
met de voorbereidende werkzaamhe
den aan den straatweg en werd pas
den 28 April de eerste steen gelegd.
Twee dagen later, den 30 April 1699,
werd hem, op last van de dorpsregee-
ring, door Barend Sas, notaris te
Sprang, vergezeld van de getuigen Gijs-
bert Schat en Thielman de Hes, een
persoonlijke insinuatie gedaan lot het
betrachten van meerderen spoed en
het leveren van betere steenen en
spontstukken, waarop Jan Fiers lot
antwoord gaf: Allen tgene dat de hee-
ren versoeken, dat ben ik gewilligh te
agtervolgen, soo veel als doenlijck is,
ende ingevolge dat er eenige quade
steenen geleverd mogten worden, off
nogh gelevert sullen worden, dat sc
die gelieven te doen keuren door een
onpartydigh meester, en die onbe-
quaam bevonden worden, dat sc die
daar uyt laten sort eer en.
Dientengevolge werden door den Be-,
soijenschen magistraat de volgende
vier meester-straatmakers als steen-
keurders aangeschreven: Maerten
Slcenwijck te Dordrecht, Cornelis
Dircksz. van Waert te Rotterdam,
Adriaen van Vuren te Gorinchem en
Piet er Me r tens te 's-Herlogenbosch.
Eveneens werd het oordeel gevraagd
van de drie straatleggers Jan Jans-
sens, Willem Ariense en Jan van Die-
gem, Antwerpenaars, die Jan Fiers
had aangenomen om de keistraat te
leggen. Al die zeven personen getuig
den in acten den 15, 18 en 23 Mei
en den 12 Juni opgemaakt voor sche
penen van Waalwijk en den notaris
Theodoras van Asten te 's-Hertogcn-
boseh dat Jan Fiers de gemeente
Besoijen zocht te bedriegen en over het
algemeen zeer slechte steenen had doen
leveren
Als een sprekend voorbeeld willen
wij uit al die getuigenissen slechts
écne attestatie, n.l. die van Adriaen
van Vuren, d.d. 23 Mei 1699, uitkie
zen en hier afschrijven, opdat de lezer
zelf over een en ander kunne oor-
deelen
„Compareerde mede voor ons
„schepenen boven genoemt (n.l. de
„Waalwijksche schepenen Jeremias
„van der Vleuten en Simon de Gester)
„Adriaen van Vuren, mr. straetmaker
„der stadt Gorinchem, oudt omtrent
„54 jaren, den welcken (ter requisitie
„als boven) heeft verklaert, dal hy de
ponent sig in allen deelen met de bo-
„venstaende verklaringe van den voor-
„noemden Cornelis Dircksen vcui
„Waert is conformerende, betuygende
„deselve opregtclijck ende naer de
„waerheyt te sijn gegeven, voegende
„hy deponent nog daer by, dat hy de-
ponent op Dynsdag den 12-en deser
„binnen Gornichem voornoemt heeft
„geweest in geselschap van Jaspar
„Bassecourt, vry-schipper van de stadt
„Gent, den welcken tot Gornichem
„voorschreven hadde gebragt een pleyt
„schip kassey-steenen, ende dat hy
„deponent den voornoemden Basse-
„court heeft hooren seggen, dat de hee-
„ren regenten van Besoyen met de
„kassey-steenen, die haer gelevert
„wierden tot het leggen van hare stra-
„te, wierden bedrogen, alsoo deselve
„niet anders waren als een party uyt-
„geschoten goedt, 't geene voor haer
„tot Doornick opgekogt was
„Actum 23 Mey 1699".
Na al die overstelpend slechte ge
tuigenissen, die tegen den aannemer
werden aangevoerd, was Jan Fiers
door
JAN DE JONGE.
13)
Toch was de Keizer al langer bij
de Gladdekkers gebleven dan hij
aanvankelijk van plan was geweest,
want hij had buitengewoon veel
schik in hun dwaze streken. Ten.
slotte werd hij door de rijkszaken
weer genoodzaakt te vertrekken.
Vóórdat hij Gladda verliet, stelde
hij de Gladdekkers in de gelegenheid
hem hun moeilijkheden en vragen
voor te leggen, dan zou hij zich in
alle opzichten een genadig en mild
heer betonen. Maarde Glad
dekkers maakten het den vorst wel
zéér gemakkelijk. Ze hadden slechts
een dringend verzoek aan Zijne
Majesteit: in hel vervolg ver
schoond te mogen blijven van hun
wijsheid, waarvan ze reeds zoveel
schade hadden ondervonden. Daar
entegen zouden ze gaarne van den
Keizer het voorrecht privilegie
heet dat met een geleerd woord
ontvangen, om voortaan te mogen
volharden in hun dwaasheid, waar
van ze al zoveel voordeel hadden
oatvangen. Wanneer de Keizer hun
voor alle tijden dat privilegie zou
willen verlenen zouden ze tot zijn
beste onderdanen behoren. Dadelijk
was de Keizer bereid dit verzoek
toe te staanhij moest zelfs harte.
lijk lachen, toen hij de vrijheids
brief in alle vormelijkheid voor hen
opstelde en met zijn zegel en hand
tekening voorzag. En zo trok de
Keizer weg, nadat hij de Gladdekkers
voor een goede maaltijd, die ze hem
ten afscheid wilden aanbieden, had
bedankt.
Nu de Keizer weg was en zij
zeker waren, dat hun narrenstreken
door den Keizer waren beschermd,
voelden de Gladdekkers zich pas
behaaglijk. Ze sprongen op hun
stokpaardjes naar net naastbijzijnde
dorp, waar het keizerlijke maal
gereed stond nu de Keizer geen
honger scheen te hebben, was hun
honger des te groter. Ze smulden
naar hartelust.
Nadat ze genoeg gegeten en ge
dronken hadden, bleek dat ze de
heerlijke keizerlijke wijn niet konden
verdragenze waren er dronken
van geworden. Nu hadden ze
nergens anders lust toe dan te gaan
wanJelen naar een schone, groene
weide. Maar ze vergaten niet enkele
flessen van de goede wijn mee te
nemenzo zette ze het feest voort,
gelegen in het groene gras, tot laat
in de avond.
Nu hadden ze allemaal broeken
aan van precies dezelfde kleur.
Onder het fuiven waren hun benen
door elkaar geraakt. Eerst hadden
ze daar niets van bemerkt, maar
toen het tijd was, dat ze naar huis
zouden gaan, kwamen ze in grote
wel genoodzaakt de slechtste keien te
doen uitzoeken en terug te neinen.
Maar er bleven wat zeer te bejam
meren was ten slotte nog heel veel
minderwaardige steenen over, die te
gen wil en dank van het dorpsbestuur
in de straat verbruikt werden. Jan
Fiers werd toen door druk op hem
uitgeoefend door een paar Haagsche
advocaten 1), die door schout en sche
penen waren geraadpleegd wel ge
dwongen een gedeelte der aanne
mingssom te laten vallen. Omstreeks
Januari 1700 was de straat gereed ge
komen en kon dus afgeleverd worden,
maar in plaats van de volle aanne-
mingssom van 10300 gulden, werd aan
den aannemer den 21 Januari 1700
slechts uitgekeerd het bedrag van
9644 gulden. 16 stuivers en 8 pennin
gen, zoodat de aannemer 655 gulden,
3 stuivers en 8 penningen moest laten
vallen. En dat verminderde uitgekeer
de bedrag was eigenlijk nog veel te
hoog, want de straat voldeed geens
zins aan de matigst gestelde eischen.
Over het geheele verloop van den
keiweg-aanleg werd den 6 Mei 1701
door schout en gerechten een keurige
en tevens nauwkeurige, 47 bladen tel
lende, rekening en verantwoording
gedaan. 2) Daaruit blijkt o.a. dat de
totale kosten van den aanleg van de
„kasseistraat" hadden beloopen 12461
gulden, 10 stuivers en 6 penningen,
dat was 2161 gulden, 10 stuivers en
6 penningen meer dan de aannemings
som bedroeg.
Vanwaar kwam dit groote verschil?
Ik zal het duidelijk maken. De dorps-
regenten moesten niet enkel den aan
leg der nieuwe straat betalen, maar
moesten ook zorgen voor alls bijkomen
de zaken: het aanvoeren van zand;
de karrevrachten van keien, die van
de onderscheidene havens (Labbegat-
sche haven, Waalwijksche haven,
Sprangsche Sloot) op het werk moes
ten gebracht worden; het aankoopen
of huren van pleiten; het vletten van
keien met die pleiten; het reizen en
het maken van verteringen van schout
en schepenen; het keuren dei kassei-
steenen; het meermalen opmeten dei-
straat; proceskosten met den aanne
mer, enz., altemaal zaken, die groote
sommen veslonden. 3)
Welke middelen nam nu Besoijen
te baat, om die hooge kosten te be
strijden? Eenvoudig het middel van
geldleeningen. Van Willemina Jansse
Duyser werden den 8 Maart 1699 700
gulden geleend; van Anneken Huy-
bers van Loon den 25 April 350 gul
den; van Maria van Dongen den 30
nood. Niemand kon meer zijn eigen
voeten of benen erkenen, omdat ze
alle van dezelfde kleur waren. Daar
zaten ze nu de een keek de ander
aan en een ieder was bang, dat een
ander zijn voeten zou meenemen,
of hij de bener. van een ander. Zo
waren ze in grote verlegenheid.
Terwijl ze elkaar zo zaten aan te
gapen, kwam er een vreemdeling
voorbij. Die riepen ze aan en klaag
den hem hun nood ze smeekten
hem, of hij ook een middel wist,
waardoor een ieder zijn eigen benen
weer terug kreeg. Dan zou hij dat
toch asjeblieft toepassen en vol dank
baarheid zouden ze hem er flink
voor betalen.
De vreemdeling sprak, dat hij hen
misschien wel kon helpen. Hij sprong
van van zijn paard, sneed van de
eerste de beste boom een flinke stok
en trad op de boeren toe. Daar
begon hij hun geducht op de benen
te ranselen. Die getroffen werd,
sprong vlug op en zie.... daar
hadden ze meteen ook hun voeten
weer terug! Die vreemdeling had ze
voor hen weer gevonden. Tenslotte
bleef er één geheel alleen zitten
die zei«Waarde heer, zou ik m'n
benen soms ook terug mogen heb
ben Wilt u het geld ook niet aan
mij verdienen? Óf zijn deze benen
soms van mij?»
De vreemdeling antwoordde »Dat
zullen we dadelijk even zien en
hij sloeg erover heen, dat het knapte.
Zo sprong ook deze laatste op en
allen waren blij, dat ze hun benen
hadden.- Ze gaven den vreemden
ridder een flinke fooi en namen
zich voor, een ander maal voor
zichtiger met hun voeten te zijn.
Langzamerhand haalden de Glad
dekkers hun dwaze streken niet
meer uit tengevolge van hun grote
wijsheid, maar konden ze nietanders
meer; de dwaasheid was hun aan
geboren en erfelijk geworden. Ze
konden niets meer doen, of het was
dwaasalles wat ze dachten en
deden, was.... loutere dwaasheid.
Zo waren er twee onder hen, die
eens hadden horen vertellen, dat er
mensen waren, die met ruilhandel
verdienden. Daarom dachten ze, dat
Mei 600 gulden; van de heeren Johan
en Cornelis Verkampe te 's-Hertogen-
bosch den 12 Juni 3000 gulden; van
Mejuffrouw Alida van Cam pen, we
duwe van Johannes Sprangers, den 19
Juli 2200 gulden; van dezelfde juf
frouw den 8 September 2800 gulden;
van Elisabeth Jansse Duyser, weduwe
van Lambert Soctert, den 24 Septem
ber 800 gulden; van den heer Hen-
drick Verhoeven, rentmeester van den
Heer van Besoijen, den 26 September
1500 gulden, makende te zamen 11950
gulden. Tevens werden nog ten voor-
deele van het dorp verkocht 5 horden,
die in de ligters waren gebruikt, voor
2, en 3 deelen voor 1 gulden en 5
stuivers, zoodat de gemeente kon be
schikken over de som van 11953 gul
den en 5 stuivers. De geheele straat
uitgaven beliepen, gelijk wij boven ge
zien hebben, 12461 gulden, 10 stuivers
en 6 penningen: er bleef dus een na-
deelig saldo van 508 gulden, 5 stui
vers en 6 penningen.
Zoo nam dus het dorp Besoijen in
1700 zijn eerste keistraat in gebruik.
I)e lezer meene echter niet, dat het nu
zulk een prachtige straat mocht ge-
noemd worden, wel neen! Misschien
tamelijk voldoende voor den lang ver
vlogen tijd van 236 jaren geleden. Op
een teekening van Besoijen van 1812,
in mijn bezit en die ik later hoop te
reproduceeren, kan men duidelijk
zien, dat de straat, welke toen ruim
100 jaren oud was, een smal en hob-
belig aanzien vertoonde, wijl de bo
venzijden der steenen niet plat, maar
tamelijk sterk gebogen waren, en dat
de spontstukken van witten of blau
wen steen of kantkeien, die aan weers
zijden van den straatweg boven de
straatvlakte uitstaken, een ronden
vorm hadden, zoodat het berijden der
straat niet bijster gemakkelijk zal ge
weest zijn. Maar wat zal het straat
verkeer in 1700 hier beteekend heb
ben? Vermoedelijk niet veel! Voor
onzen tijd zou de keistraat van 1699
in ieder geval onvoldoende geweest
zijn. Maar Besoijen was er toen blij
mee en dat met reden: men kon nu
voortaan droogvoets de straat passee-
ren en de kerkgangers en schoolkin
deren konden nu, ook in den winter,
droogvoets kerk en school 4) bezoe
ken.
Keeren wij nu tot onze kerkelijke
geschiedenis terug.
A anteekeningen.
1). Die advocaten wareiT: Frederick
Schorrenbergh en Tullingh.
2). Die rekening werd gedaan door
Cornelis de With, administrateerend
is Uw verzuchting als Gij Uw keel
voelt dik worden en U onprettig
en rillerig begint te voelen. Slop
die opkomende verkoudheid, ga
vroeg naar bed. Neem één of twee
'AKKERTJES" en morgenochtend
voelt ge U prettiger dan ooit en
Uw verkoudneid "gaat niet door".
"AKKERTJES" stellen nooit teleur I
ftedcHandsch Ongeëvenaard bij gevalle kou
Griep, rheumatiscne pijnen,
Zenuwpijnen, Hoofdpijn, enz.
Per 12 si. 52 cl. Zakdoosje 20 ct.
AKKER.CACHETS
burgemeester.
3). Karrevrachten zand en keien wa
ren opgedragen aan Laurens Boom, Ger-
ril Sersie en Jan de Bood; het koopen en
huren van pleiten geschiedden te 's-Her-
togenbosch hij Jan van de Gijn en te
Engelen bij Gerrit Geerewijns; het vlet
ten van keien werd gedaan door Huy-
bert van Heijst, Laurens Jansz. Nutten-
bock, Peter van de Kamer, Arien Klep
pers, U end riek Huysmans, Arien Pelersz.
van den Hout, Luycas Willemsz, Aert
Hendricksz. van den Hout, Willem Cor-
rtelisz. Hulst, Cornelis Niemvstraten,
Dirck Willemsz. van Es, Adriaen Hey-
mans, Wonter de Greeff, Willem van
Heijst, Peter Carpesteyn; verteringen ge
schiedden hij Simon de Gester, Gijsberl
en Peter Schut; het opmeten der straat
was toevertrouwd aan Thielman de Hes,
Cornelis van den Hoven en Joris Wou-
tersz. van Ballecum, enz.
4). De school van Besoijen heeft oud
tijds, van 1610 tot 1792, altijd bij of ach
ter de kerk gestaan. Bij het houwen eener
nieuwe school in 1792, die tot 1870 in
wezen is gebleven, kwam zij ongeveer
op de plaats Ie staan, waar de huidige
Christelijke school zich bevindt, maar
stond evenwijdig aan de dorpsstraat en
maakte dus met het schoolhuis, waar zij
Westwaarts insprong, een rechten hoek-
(De thans bestaande R.K. scholen er hui
ten gelaten, heeft Besoijen sedert 1610
vijf nieuw gebouwde scholen gehad:
1610—1690, 1691—1791, 1792- 1870;
1871—1904, 1905—heden).
zij dat ook wel eens konden pro
beren. Ze spraken af, hun huizen
met elkaar te verruilen.
Toen nu een ieder zijn huis voor
een ander ging inruimen, brak die
Gladdekker, die midden in het dorp
woonde, zijn huis af en versjouwde
het daarna met stukken en brokken
naar de buitenkant van het dorp.
De auder,die totnutoeaan de buiten
kant gewoond had, deed hetzelfde
en vervoerde het zijne naar de kom
van het dorp. Op deze wijze hadden
ze netjes met elkaar geruild en was
niemand tekort gekomen.
De Gladdekkers waren nu in het
vervolg er steeds ernstig over uit,
het algemene welzijn in het oog te
houden. Daar stond in hun dorp
nog een stuk muur, die over gebleven
was van een oud bouwwerk. Ze
gingen er samen heen, om te zien,
of ze met de stenen daarvan nog
niet hun voordeel konden doen.
Nu was er op de muur mooi, lang
gras gegroeid. Dat speet de boeren;
als ze de muur afbraken, zou het
gras verloren gaan. Vandaar dat ze
gingen beraadslagen, hoe ze het nog
nuttig zouden kunnen besteden.
Sommigen stelden voor, het af te
maaien. Maar niemand durfde het
aan, op de hoge muur te klimmen.
Anderen zeiden, dat, als er maar
goede schutters onder hen waren,
dan zou het wel het beste zijn, dat
men het er met een pijl afschoot.
Eindelijk trad de burgemeester
naar voren; hij raadde aan, het vee
op de muur te laten grazen; dat
zou met het gras wel weg weten
dan hoefde men het niet af te
maaien en ook niet af te schieten.
De ganse gemeente keurde deze raad
goed en uit dank voor het goede
voorstel van een heer burgemeester
meenden allen, dat de koe van de
burgemeester de eerste moest zijn,
om hiervan gebruik te maken. Met
vreugde stemde de burgemeester
hierin toe. Dat was immers een
grote eer
(Wordt vervolgd).
Oplossingen raadsels vorige week.
1 Koe-koek.
2 Handschoenen.
3 Een gezadeld paard met ruiter.
4 De steenbakkers.
5 Een afgevallen boomblad.
Eibergen.
7 Om hun hals.
8 Hel zadel.
RAADSELS.
1 Ik ben een ding vol tanden
Kom iedereen in handen
Zijt gij 's morgens uit uw bed
Dan maak ik U weer fijn en net.
2 Het is weg, het blijft weg. Piet
ziet het, Jan ziet het, maar zij
laten het liggen en stappen er
over alsof zij het niet zagen.
Iedereen ziet het en niemand
raapt het op. Toch blijft het weg.
3 Mijn eerste staat kort bij 't haar
Mijn tweede is heel lomp en
zwaar
Mijn geheel is een groot gevaar.
4 'k Besta uit drie deelen
En toch ben ik een
Ik ben niet van ijzer
Van hout of van steen
'k Heb veel soms te lijden
Toch vol ik het niet
'k Ben meestal in vreugde
'k Heb zelden verdriet
Om mij wordt soms alles
Zelfs 't leven gewaagd
Beproef nu te r^den
Hetgeen men je vraagt.
5 Mijn eerste deel is een melaal,
het tweede deel is het sieraad
van een vogel. En het geheil
is ook een vogel.
Volgens recept van Apotheker Dumont
Natuurlijk Is 't prachtig als u even will
kijken naar onze plaatjes-met-'npraatje over
veilig verkeer. En fccS hebben we nog liever,
dai u ze overshot, mits. u dan maar uil
uzèlf al die wer.ken in praclijk brengt.