iESCHIEDENIS DES HESV. SEEK TE BESOIIEN
ITH
„DE GLADDEKKERS"
Zaterdag 16 Mei 1936 No. 40
De Echo van het Zuiden.
i
i
i
1610—1935.
Door
J. van der Hammen Nicz.
XXXIV.
Wij hebben vroeger gezien, dat Ds.
tffianus Heuvelcamp en zijne vrouw
flisabcth van der Hoeven te Besoijen
tusschen 1698 en 1713 negen kinderen
vfrwektcn. Behalve dat Elisabeth van
jer Hoeven destijds als dominees-
\touw steeds juffrouw genoemd en ge-
groten uil een achtenswaardig Ca-
pelsch geslacht, dat meermalen pre
dikanten heelt opgeleverd eene
voortreffelijke huisvrouw en moeder
niocht genoemd worden, die ook hare
..lichten als predikantsvrouw hij Be
soijensche zieken en behoeftigen nim
mer verwaarloosde, was zij ook zeer
^dreven in allerlei toenmaals in den
smaak vallende nuttige en fraaie hand
werken, o.a. in spinnen en weven.
Vooral in het weven was zij onover-
Irefbnar. Uit dien hoofde werd haar
jn 1706 door den kerkeraad opgedra
gen een fijn tafelkleed met bijbehoo-
Jend servet, alles van fijn damast of
lijn lijnwaad, te vervaardigen. Het
'kleed, bestemd om gebruikt te wir-
den bij het bedienen van het Heilig
\vondmaal, moest 7 ellen lang zijn en
kostte aan garen en weven per cl 33
stuivers of in het geheel 11 gulden en
11 stuivers, gelijk staande met thans
60 gulden. Meer dan 50 jaren werd
het schoone kleed, kunstig gewerkt
met mooie bloemen en andere figuren,
in de Besoijensche kerk gebruikt en
pas in de 2e helft der achttiende eeuw,
toen Ds. Castelegn alhier predikant
was, moest men een nieuw Avond
maalstafelkleed aanschaffen.
Niettegenstaande Ds. Heuvelcamp
een goed predikant en een goed
inensch was en met zijne „schapen"
en ook met zijne talrijke Roomsch-
Katholieke medemcnschen in goede
verstandhouding leefde, viel er toch
in het jaar 1708, juist met betrekking
tot die verhouding, eene donkere scha
duw op het dorpsleven te Besoijen,
wat eigenlijk de schuld was van de
toenmalige ambachtsvrouw: Cecilia
Catharina baronesse van Bocholt, mar-
<liiisinne douairière van Iloensbroek,
vrouwe van Horst, Sevenum, Gam
soi/en, Besogen en Drongelen. 1) Hoe
wel ongaarne wijl geloofsgeschillen,
die vaak ontaarden in haat en vijand
schap, mij ten zeerste tegen de borst
stuiten moet ik die betreurenswaar
dige feiten hier toch even aanroeren.
Gelijk tamelijk algemeen hekend is,
hadden de Staten van Holland en
West-Friesland den 29 Juli 1654 eene
resolutie aangenomen en vastgesteld,
waarbij was bepaald, dat nergens in
Holland, waaronder ook Besoijen res
sorteerde, Roomsche baljuwen, schou
ten, secretarissen, burgemeesters,
schepenen en armmeesters mochten
worden aangesteld. Dat besluit in
1708 ruim 50 jaren oud bleef no£
altijd van kracht. Wat was nu het ge
val? Hiervoor bleek reeds, dat de toen
malige ambachtsvrouw van Besoijen
den Roomschen godsdienst beleed, en
in die kwaliteit wie zou haar dat
kwalijk nemen, indien het niet met de
landswetten streed had zij reeds
meermalen voor de Roomsche belan
gen op de bres gestaan. In het tegen
woordige geval had zij in naam van
luiren zoon Johan Willem Vincent ba
ron van Wittenhorst (doch in strijd
met de resolutie van 1654) over de
jaren 1707 en 1708 o.a. de volgende
drie Roosmch-Katholieke personen
aangesteld als burgemeester, schepen
en armmeester: Hermanns Verlegh,
Gijsbert Boom en Michiel Brouwers.
Van Hervormde zijde kwam daartegen
al vrij spoedig verzet, niet zoozeer uit
vijandige gezindheid tegen die perso
nen, als wel omdat die benoemingen
strijdig waren met de resolutie van
1654. Dat verzet uitte zich in een in
Januari of Februari 1708 aan de Sta
ten van Holland gericht request van
regenten, ouderlingen en diakenen van
Besoijen, waarin deze verzochten de
bovengenoemde personen te verwijde
ren en andere, natuurlijk Gereformeer
de, in hunne plaats aan te stellen. Ren
gevolg daarvan was, dat de Staten van
Holland den 26 September 1708 eene
resolutie of acte van afzetting 2) op
maakten, waarvan het slot aldus is
luidende:Waer op gedelibereert
en in achtinge genomen zijnde, dat al-
doer (Besoijen) in plaetse van den
Paepschen armmeester reeds een Ge
reformeerden armmeester is aenge-
steldt geworden, en dat in de heerlijck-
heyt van Besogen genoeghsame stoffe
en persoonen van de Gereformeerde
religie werden gevonden, die tot de
bedieningen van burgemeester'en,
schepenen ende andere ampten kon-
nen werden geëmplogeert, is goedtge-
vonden en verstaen, dat de aengestel-
de Paepsche burgemeester en twee
Paepsche schepenen aldaer sullen wer
den afgeset, en andere persoonen van
Jan en alleman doet mee!
Beste Kinderen.
Wim en Ria en heel de rest doet
mee.
Jullie toch ook hé?
Als jullie meedoet krijg je allemaal
een echte atlas en je doet dan van
zelf mee aan een grote prijsvraag.
Het zal leuk worden.
Van alles kun je krijgen. Fietsen,
autopeds, ballen enz. Maar ook
grote dingen zooals een auto en nog
veel meer.
Die auto dat is iets voor je vader
I zeg
Weten jullie nu wat jij moet doen?
Je moet een gewone briefkaart
met 3 Zomerpostzegels van 6 cent
beplakken. Een zo'n postzegel kost
10 cent. Begrijpen jullie dat?
Waarom een Zomerpostzegelmeer
kost, moetje 'ns aan vader of moeder
vragen, die hebben 't ook 'nsin de
krant kunnen lezen.
Je kaarten moet je zenden aan
Hoofdcomité voor Zomerpostzegels,
Overtoom 187, Amsterdam-W.
Het is allemaal voor een mooi
doel.
Zorg nu dal je je adres er op zet
anders weten ze daar in Amsterdam
niet aan wie ze die prachtige atlas
moeten sturen.
Ik ben benieuwd wie van jullie
de mooiste prijs krijgt.
Nu niet vergeten hoor 1
Vele groeten van
OOM PIET.
de Gereformeerde religie in des selfs
plaetsen wederom aengestelt. Dat
dit betreurenswaardig voorval er he
laas! niet toe leidde, om de verhou
ding tusschen Roomsch en onroomsch
de eerste jaren beter te maken, spreekt
van zelf, en had ook tot gevolg, dat
na dien tijd en lot 1795 toe geen en
kele Roomschgezinde meer in de
dorpsregeering kwam!
Meermalen reeds is gebleken, dat
de Hervormde kerk van Besoijen van
ouds weinig goederen of eigendommen
en dus geringe middelen bezat, om de
altijd terugkomende reparatiën aan
kerk en pastorie eenigszins behoorlijk
uit te voeren. Vaak moest zij onder
steuning vragen aan het dorpsbestuur
of aan de diaconie; en de kerkmees
ters, die de uitwendige belangen van
het kerk- en pastoriegebouw moesten
behartigen en wier namen tijdens het
verblijf van Ds. Heuvelcamp hierach
ter zullen gepubliceerd worden, zaten
vaak met de handen in het haar te
bedenken, hoe aan de benoodigde gel
den te komen. Bovendien kwamen
sommige uitgaven elk jaar geregeld
terug: het schoonmaken der kerk (=t
12 gulden), herstellen van stukgegooi
de of stukgegane kerk- en pastorie-
ruiten (=t 12 gulden), belastingpen
ningen (verponding en reëele 100-ste
penning: 10 gulden), omslag over
de kasseistraat 5 gulden), brood
en wijn bij het Heilig Avondmaal
20 gulden), classisgelden (25 gulden),
het overstaan der kerkerekening door
den schout (6 gulden) en het schrij
ven der rekening door den secretaris
(6 gulden). Ook de guade dugten, die
elk jaar tot een bedrag van 25 gul
den in het kerkezakje werden gevon
den, werden tot de geregelde uitgaven
gerekend. Buitengewone uitgaven wa
ren: in 1706 het maken van een nieu
we looien pomp in de pastorie (37 gul
den), in 1708 het timmeren eener
nieuwe heining tusschen de kerk en
den schoolmeesterstuin (14 gulden),
in 1710 het leveren van 282 pond
nieuw geutlood voor de kerk en pasto
rie, enz.
Om een eenigszins ruimere bestrij
ding der kerkelijke uitgaven te kun
nen vinden, werd den 1.1 Decembei
1713 door den ambachtsheer en schout
en gerechten een nieuw begrafenis
reglement ontworpen en vastgesteld.
Dat reglement, eigenlijk een vernieu
wing en verbetering van dat van 15
Juli 1683 en geteekend door den am
bachtsheer Johan Willem Vincent ba
ron van Wittenhorst, den schout Ger-
rit van Andel en de zeven schepenen
Willem van Hegst, Hendrik Hagen,
Dirk van Baerdwijk, Willem de Boog,
Jan Hoevenaer, Dirk de Greeff en Jan
Cornells de Wit, komt op de volgende
10 punten neer:
1. Het kcrkerecht van een groot
lijk, n.l. van 12 jaar en liooger, in de
kerk begraven wordende, bedraagt 6
gulden, en dat van een klein fijk, n.l.
beneden 12 jaar, 3 gulden.
2. Van een groot lijk uit Besoijen,
te Waalwijk of elders in de kerk be
graven wordende, 6 gulden, plus 6
stuivers van ieder klokgelui, en van
een klein lijk, te Waalwijk of elders
in de kerk begraven wordende, 3 gul
den, plus 3 stuivers van ieder klok
gelui.
3. Te Besoijen op het kerkhof he
graven wordende, voor een groot lijk
12 stuivers en voor een klein lijk 6
stuivers.
4. Een groot lijk uit Besoijen, te
Waalwijk of elders op het kerkhof
begraven wordende, kost 2 maal 12
stuivers en van een klein lijk 2 maal
6 stuivers.
5. Het gebruik van de kerkebaar
en het baarkleed kost voor een oud
lijk 6 en voor een jong lijk 3 stuivers.
6. Voor die van buiten te Besoijen
begraven worden, wordt voor alles het
dubbele berekend.
7. Alle kosten moeten aan de kerk
meesters betaald zijn, voordat het lijk
uit het huis gedragen wordt.
8. De koster ontvangt voor het
overluiden 6 stuivers of 3 stuivers, en
de grafmaker voor elk graf 8 of 4
stuivers.
9. -Het reglement moet gepubli
ceerd worden.
10. De Besoijensche magistraat be
houdt zich het recht voor, om desge-
wenscht, alle noodige veranderingen
in het reglement aan te brengen.
Het bovenaangehaalde reglement is
bijna 100 jaren, n.l. tot 1810, van
kracht gebleven, en pas in den tijd,
toen de naam kerkmeesters in de Her
vormde kerk verdween en er kerkvoog
den voor in de plaats kwamen, is een
geheel nieuw reglement geformeerd.
Een viertal jaren na de invoering
van het nieuwe begrafenis-reglement,
n.l. in 1717, kwam de kerk weer voor
heel wat reparaties als anderszins te
staan. Maar gedachtig aan de arme
kerkekas sprongen toen de diaconie en
het dorp gelukkig voor haar in de bres.
De oude „tuin" in de kerk en de stee-
nen predikstoel, die sedert 1611 en
dus ruim 100 jaren dienst hadden ge
daan, waren danig in verval gekomen.
Voor Roomsch-Katholieke lezers moet
ik even opmerken, dat een „tuin in
Hervormde kerken de naam is voor
de zitbanken rondom den predikstoel,
door een hekwerk van de overige kerk
ruimte afgescheiden. Die zitbanken,
gewoonlijk twee in getal, zijn bestemd
voor ouderlingen, diakenen en kerk
meesters en meestal ook voor den
voorlezer en voorzanger, terwijl de
open ruimte in dien „tuin" besloten
en zich bevindende vlak vóór den pre
dikstoel, gebruikt wordt voor doop-
en trouwplechtigheden en voor de in
zegening en bevestiging van nieuwe
predikanten, enz. Wijl de kerk
meesters geen voldoende gelden be
schikbaar hadden, besloten thans de
diaconie en het dorp voor een nieu
wen „tuin" en een nieuwen predik
stoel met toegangstrap te zorgen. Aan
de timmerlieden Johannes van Hegst
en Peter Colsteren werd opgedragen
heide te timmeren en wel van het bes
te wagenschot of fijn eikenhout. De
„tuin" op zich zeiven kostte 135 gul
den 12 stuivers en de predikstoel 108
gulden 5 stuivers (arbeidsloon van de
zen laatste 64 gulden). Voor vracht
van hout, dat te Dordrecht was ge
kocht, moest aan den schipper Corne-
lis van Hegst 3 gulden 7 stuivers en
8 penningen betaald worden, zoodat
„tuin" en predikstoel te zamen een
bedrag vorderden van 247 gulden 4
stuivers en 8 penningen. Voorts wer
den bij juffrouw Alewijn van den
Bergh te Dordrecht twee koperen les
senaars besteld, één om „op den tuin"
aan te brengen en de andere om aan
den predikstoel te bevestigen (van de
twee koperen kandelaars, die zich
thans ter weerszijden van den predik
stoel bevinden, is nergens sprake),
kostende de eerste 20 gulden en de
tweede 31 gulden 10 stuivers. De ge-
heele installatie van „tuin" en predik
stoel vorderde derhalve een uitgave
van 298 gulden 14 stuivers en 8 pen
ningen of rond 300 gulden, van welke
som het dorp 108 gulden 5 stuivers
plus 20 gulden of 128 gulden 5 stui
vers betaalde en de rest de diaconie
voor hare rekening nam.
Ik geef den vriendelijken Besoijen-
schen kerkganger van heden in over
weging eens dien „tuin" en dien pre
dikstoel in oogenschouw te nemen en
dan zijne fantasie bot te vieren en te
bedenken, hoeveel stormen gedurende
de 220 jaren van nun bestaan over
dien levenloozen „tuin" en dien leven-
loozcn predikstoel zijn heengegaan,
maar ook, van hoeveel boetvaardige
gedachten, innige vroomheid of folte
rende ziele pijnen in het geprangde ge
moed der duizenden vroegere kerkbe
zoekers die nu reeds sedert langen
tijd de eeuwige rust zijn ingegaan en
tot stof verteerd zij menigmaal de
stille getuigen zijn geweest....!
Een lijst der kerkmeesters geduren
de het predikantschap van Ds. Heu
velcamp van 16971733 moge dit op
stel besluiten. Zij waren de volgende:
Adriaen Woutersz. van Baerdwijck en
Hendrick van Ileijst (16961697),
door
JAN DE JONGE.
15)
Na veel beraadslagingen werden
ze het er dan ook overeens, dat ze
hun mooie klok zouden verbergen
tot aan het eind van de oorlog.
Maar waar? Het beste was hem in
het meer te laten zinkendaar
konden ze hem dan weergemakke
lijk uit optrekken, wanneer de vijand
weer afgetrokken was. Ze haalden
dus de klok uit het Raadhuis, laad
den hem op een schip en voeren
ermee het meer op.
Net toen ze gereed waren de klok
te laten zakken, kwam één van hen
het was natuurlijk de burgemees
ter op de gedachte, dat het ge
makkelijk genoeg was, de klok te
laten zakken, maar dat het niet zo
glad zou gaan, hem weer terug te
vinden. Hoe zouden ze de plaats
aanduiden, waar de klok in de
diepte was verdwenen?
Ook was het de burgemeester, die
hier weer raad op wist.
Daarover hoeven we ook geen
grijze haren te krijgen,» zij hij.
Meteen sneed hij met een mes een
linkerving in het schip, op de plaats
waar ze de klok in de diepte lieten
verdwijnen. »Hier aan deze linker
ving zullen we de plaats gemakke
lijk kunnen weervinden». Zo werd
dan het touw hierlangs naar beneden
gelaten en verdween de klok in de
diepte.
Lange tijd daarna was de oorlog
ten einde en konden de Gladdekkers
hun veilig bewaarde klok weer uit
de diepte van het meer naar boven
halen. De linkerving op het schip
konden ze gemakkelijk vinden, maar,
daarmede hadden ze nog niet de
plek, waar de klok lag. Het gevolg
was, dat ze het in het vervolg zonder
hun dierbare klok moesten doen.
In deze gevaarlijke tijden gebeurde
het, dat een onschuldige, arme kreeft
verdwaald raakte. Net toen hij van
plan was in een gat te kruipen,
was hij, zeer tot zijn ongeluk, in het
dorp Gladda terecht gekomen.
Hier zagen hem enkele burgers.
Vol bewondering zagen ze, dat hij
zó veel voeten had, dat hij achter
en vooruit kon gaanen nog meer
ontdekten ze, wat een kreeft alle
maal doen kan. Grote schrik over
viel hen, want ze hadden nog nooit
tevoren een kreeft gezien. Ze riepen
alle Gladdekkers bij elkaar, om het
afschuwelijke beest te gaan zien. Ze
krabden zich achter de oren en in
de haren, ze piekerden en peinsden,
wat dat toch wel voor'n beest mocht
zijn. Niemand wist het lotdat
tenslotte natuurlijk de burge
meester zei, dat het vast en zeker
een kleermaker was, omdat hij twee
scharen bij zich droeg.
Om dit zeker gewaar te worden,
legden de Gladdekkers de kreeft op
een stuk goed, dat nog uit Neder
land kwam. De kreeft kroop heen
en weer, en waar hij kroop knipte
de schaar hem achterna. Ze dachten
niet anders, dan dat de kreeft een
volleerd meester kleermaker was en
wel een pracht model (knippatroon,
zeggen de vakmensen tegenwoordig)
van een kledingstuk zou ontwer
pen, dat ze dan dadelijk zouden
namaken. Zo werd het ganse doek
door hen verknipt en tenslotte
konden ze het nergens meer voor
gebruiken. Wat had dat vreemde
beest hen bedrogen 1
Daar sprong één van de Glad
dekkers op en zei, dat hij een zeer
knappe zoon had, die drie dagen
lang op ambachtsreis was gewet st;
twee mijl in de omtrek had hij
alles afgereisd en van alles gezien
en ondervondenhij twijfelde er
niet aan, of die zou wel eens meer
van dergelijke dieien hebben ge
zien en zou zeker wel welen, wat
dat voor'n dier was. Zo werd dan
die knappe zoon er bij geroepen,
om raad te verschaffen.
Deze bekeek het dier lang van
voren en van achteren: hij wisl
helemaal niet, waar hij beginnen
moest en waar het de kop had.
Want wanneer de kreeft achter,
uit kroop, dan meende hij, dat de
kop zat op de plaats van destaart.
Eindelijk zei hij: »Nu heb ik
toch in m'n leven al heel wat
wonderlijke dingen gezien, maar
zó iets ben ik nog nooit tegenge
komen Wanneer ik nu znl zeggen,
wat dat voor beest is, dan zeg ik,
dat mijn mening is nou, wanneer
het geen duif of ooievaar is, dan
is het stellig een hert, want het
schijnt een gewei te hebben. Maar
zeker zeggen kan ik het natuurlijk
ook niet. Eén van drieën zal het
wel zijn«.
Nu wisten de Gladdekkers nog
net zooveel als tevoren. Toen één
van hen het dier wilde vastpakken,
pakte hem de kreeft met de schaar
zó beet, dat bij begon te gillen en
schreeuwen om hulp»Een moor*
denaar is 't. Een moordenaar
De andere Gladdekkers, die dit
gezien hadden, hadden er nu ook
ineens genoeg van. Dadelijk gingen
ze op dezelfde plaats, waar de boer
door de kreeft gebeten was, zitten
om over den boosdoener recht te
spreken
«Aangezien niemand weet, wat
»voor een schepsel het is. Daar
»het echter duidelijk genoeg is
«gebleken, dat het bedrog heeft
»gepleegd, door zich voor kleer.
»maker uit te geven, terwijl het
»toch niets anders dan een be-
»drieger en een voor de mensen
«schadelijk beest is, ja zelfs een
^moordenaar, zo oordelen wij,
«dat het als een bedrieger en
«moordenaar in het water be-
«hoort te worden verdronken«.
Dus werd één van de Gladdekkers
de gevaarlijke taak opgediagen, de
kreeft beet te pakken en op een
plank te leggen. Deze droeg hem
;hierop naar het water en de ganse
gemeente van Gladda ging mee.
Daar werd hij in bijzijn en onder
toezicht van allen in het water
gegooid en Toen de kreeft het
water voelde, was hij dadelijk weer
in zijn element. Hij ging tekeer van
wonder en geweld en kroop voor-en
achterwaarts
De Gladdekkers konden dit echter
niet zien zonder medelijden met
het beest te hebben. Sommigen
konden zich zelfs niet beheersen en
begonnen te snikkenze zeiden
«Nu kijk toch eens, wat de dood
zeer doet!
(Wordt vervolgd.)
Oplossingen raadsels vorige week.
1 De deugd baart vreugde,
baard, dag, eer, vuur, deugd,
aarde, traag.
2 Door de kurk in de fles te
duwen.
3 Thee, melk, koffie, bier, wijn,
kwast, pils, room, water, madera